Mededeling (uitstel antwoord) : Uitstel beantwoording vragen van het lid Gijs van Dijk over oneigenlijk gebruik van het non-concurrentiebeding
Vragen van het lid Gijs vanDijk (PvdA) aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over oneigenlijk gebruik van het non-concurrentiebeding (ingezonden 21 augustus 2019).
Mededeling van Minister Koolmees (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen 11 september
2019).
Vraag 1
Kent u het bericht «Overlopen naar concurrent leidt vaak tot vage deals?»1
Vraag 2
Klopt het dat er bij meer dan een miljoen werknemers sprake is van een non-concurrentiebeding
in het arbeidscontract?
Vraag 3
Kunt u een inschatting geven van hoeveel rechtszaken en schikkingen buiten de rechter
om de afgelopen jaren hebben plaatgevonden? In hoeveel gevallen was daarbij sprake
van oneigenlijk gebruik? Wat zijn de kosten voor de rechterlijke macht geweest om
werknemers te verlossen van het concurrentiebeding?
Vraag 4
Om welke reden behoort volgens u het criterium «indien uit de bij dat beding opgenomen
schriftelijke motivering van de werkgever blijkt dat het beding noodzakelijk is wegens
zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen»2 alleen tot arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd? Welke motivatie is er om dit
criterium niet ook te laten gelden voor arbeidsovereenkomsten van onbepaalde tijd?
Vraag 5
Wat vindt u ervan dat kappers, monteurs en andere beroepen met een non-concurrentiebeding
niet zomaar kunnen overstappen naar een andere werkgever? Vindt u het ook oneigenlijk
dat een werknemer naar de rechter moet stappen om ergens anders te kunnen werken?
Deelt u de mening dat een non-concurrentiebeding de bewegingsvrijheid van werknemers
enorm inperkt?
Vraag 6
Welke gerechtvaardigde doelen ziet u om werknemers te verbieden een andere baan te
aanvaarden? Deelt u de mening dat een non-concurrentiebeding een werkgever een enorme
machtspositie geeft ten opzichte van werknemers?
Vraag 7
Heeft het non-concurrentiebeding, zoals de Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV)
stelt, wat u betreft ook een economische waarde? Kunt u aangeven wat het bedrag van
de kapitaalvernietiging is als gevolg van het feit dat werknemers door een concurrentiebeding
niet datgene doen wat ze het beste kunnen?
Vraag 8
Vindt u ook dat een non-concurrentiebeding in een arbeidscontract niet meer nodig
is, als hetzelfde bereikt kan worden middels een geheimhoudingsafspraak en een verbod
op het meenemen van klanten? Geeft bovendien de Wet bescherming bedrijfsgeheimen niet
al voldoende waarborgen om bedrijfsgeheimen te beschermen?
Vraag 9
Hoe kijkt u aan tegen Duitsland, waar een werkgever de vertrekkende werknemer die
aan een clausule gebonden is een vergoeding te betalen voor de periode waarin het
beding geldt?
Vraag 10
Bent u bereid om de bepalingen in het Burgerlijk Wetboek uit 1907 rond het non-concurrentiebeding
te moderniseren, door het non-concurrentiebeding voor alle werknemers af te schaffen
of door te kijken naar het Duitse voorbeeld?
Mededeling
Hierbij deel ik u mede dat de beantwoording van de Kamervragen van het lid Gijs van
Dijk (PvdA) over «oneigenlijk gebruik van het non-concurrentiebeding» niet binnen
de gestelde termijn van drie weken mogelijk is omdat de beantwoording nadere departementale
afstemming vraagt.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.