Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over het concept Houtskoolschets-SWOT voor het Nationaal Strategisch GLB-Plan 2021-2027 (Kamerstuk 28625-265)
2019D34688 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit hebben de onderstaande
fracties de behoefte vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit over de concept-houtskoolschets van de SWOT-analyse voor
het Nationaal Strategisch Plan (Kamerstuk 28 625, nr. 265).
De voorzitter van de commissie, Kuiken
De adjunct-griffier van de commissie, Goorden
Inhoudsopgave
blz.
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
4
II
Antwoord/Reactie van de Minister
5
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de conceptrapportage van de houtskool-SWOT
(strenghts, weaknesses, opportunities and threats) voor het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) na 2020. Deze leden hebben nog een
aantal vragen.
In de begeleidende brief lezen de leden van de VVD-fractie dat het voorliggende concept
nog onder bewerking is. Graag vernemen deze leden hoe het verdere verloop er zowel
inhoudelijk als qua planning uit zal zien. Tevens vragen de leden op welke manier
de maatschappelijke consultatie wetenschappelijk getoetst wordt voordat deze verwerkt
wordt in de definitieve houtskool-SWOT. Kan de Minister aangeven wanneer de behoefteanalyse
wordt uitgevoerd en door wie?
Kan de Minister toelichten wat het verschil is tussen de houtskool-SWOT zoals deze
nu voorligt (in conceptversie) en een SWOT-analyse van het Nederlands Kennis- en Innovatiecentrum?
In het voorliggende concept worden bij de verschillende figuren veelal de beschikbare
cijfers tot en met 2016 gebruikt. Kan de Minister aangeven of in de definitieve versie
cijfers tot en met 2018 gebruikt gaan worden? Zo nee, waarom niet?
Kan de Minister een overzicht geven van de stakeholders die betrokken zijn bij het
opstellen van voorliggend document? Kan de Minister aangeven wanneer de volgende versie,
op basis van input van de stakeholdersconferentie, gereed is?
In de paragraaf «SWOT-analyse» lezen de leden dat een uitdaging bij een SWOT-analyse
op nationaal niveau is dat een SWOT-analyse oorspronkelijk bedoeld is als een instrument
om een bedrijf te analyseren, maar dat er zich, door deze nu voor een sector, gebied
of land te gebruiken, tegengestelde belangen of situaties voordoen. Kan de Minister
toelichten hoe zij deze informatie zichtbaar maakt?
Kan de Minister inzicht bieden in de rol van het GLB via Pijler 1 met betrekking tot
het gezinsinkomen per sector over de afgelopen tien jaar?
Kan de Minister aangeven wat de rol van de geliberaliseerde pacht is in de totstandkoming
van de grondprijzen? Wat is de verwachting van de Minister als er minder gronden in
kortdurende pacht worden uitgegeven in relatie tot de grondprijs?
Kan de Minister aangeven of de facto productiviteit nader wordt onderzocht? Zo nee,
waarom niet?
In de Tweede Kamer wordt veel gesproken over de concurrentiepositie, ook in relatie
tot bijvoorbeeld de kringlooplandbouw. Kan de Minister aangeven waarom de laatste
studie uit 2004 dateert? Is de Minister voornemens deze studie te actualiseren? Zo
nee, waarom niet?
De leden van de VVD-fractie missen in deze SWOT-analyse een analyse van de concurrentiepositie
in relatie tot de kostprijs, waaruit duidelijk wordt wat de kostprijsstijgingen zijn
van nationaal beleid (zoals extra eisen op het gebied van duurzaamheid, dierenwelzijn,
milieu, enzovoort). Deze leden vragen deze vergelijking op te nemen in de SWOT-analyse,
zodat duidelijk wordt aan welke extra eisen wordt voldaan en welke kostprijsstijgingen
hier tegenover staan.
Kan de Minister ingaan op de rol van de extra (duurzaamheids-, dierenwelzijns- en
milieu)eisen die gesteld worden in relatie tot de inkomenspositie van de boer?
Kan de Minister onderbouwen waarom intensivering en schaalvergroting als bedreiging
worden gezien? Is de Minister het met de leden van de VVD-fractie eens dat juist in
de intensivering van de landbouw belangrijke (technologische) innovaties hebben plaatsgevonden,
die niet alleen de landbouw in Nederland verder hebben gebracht maar die ook wereldwijd
een bijdrage leveren aan belangrijke vraagstukken als duurzaamheid, voldoende zoet
water, dierenwelzijn, efficiënte landbouw, enzovoort?
In de paragraaf «Aanvullende nationale informatie» wordt informatie gedeeld over fosfaat,
ammoniak en stikstof. De leden van de VVD-fractie constateren dat met de introductie
van het fosfaatrechtenstelsel niet meer fosfaat geproduceerd kan worden dan het aantal
uitgegeven fosfaatrechten. Deze leden zien dit als een sterk punt in deze SWOT-analyse
richting Brussel. Kan de Minister aangeven waarom dit niet als zodanig is opgenomen?
Tevens vragen zij waarom de innovaties in stalsystemen om de ammoniakemissie terug
te dringen niet zijn opgenomen. Juist de overheid ontbreekt het aan daadkracht om
nieuwe innovaties of technieken die zich in het buitenland bewezen hebben, toe te
laten.
De leden van de VVD-fractie lezen over een substantiële afname van de boerenlandvogels.
Kan de Minister aangeven welke populatie op het boerenland is toegenomen, zowel qua
vogels (inclusief roofvogels, ooievaars, enzovoort) als overige dieren (vossen, marterachtigen,
enzovoort)? Welke index is beschikbaar om deze «andere dan boerenlandvogels» te monitoren?
Wat is de rol van predatoren? Op basis van welke index vindt monitoring van predatoren
plaats? Kan de Minister toelichten en onderbouwen waarom predatoren niet zijn opgenomen
als bedreiging?
Welke recente onderzoeken liggen ten grondslag aan de genoemde kansen om in te spelen
op de behoeftes van stedelingen, zoals recreatie en de toenemende vraag naar streekproducten?
Kan de Minister een overzicht geven van de maatschappelijke verwachtingen inzake voedsel
en gezondheid, duurzaam voedsel, voedselverspilling en dierenwelzijn? Kan de Minister
aangeven hoe de consument hier vervolgens in de praktijk mee omgaat (bijvoorbeeld
welke verwachtingen een grote rol of een minder grote rol spelen)? Kan de Minister
ingaan op deze ontwikkelingen in Europa (ook niet onbelangrijk voor Nederland als
exportland)?
Op welke manier wordt de rol van Nederland in duurzame landbouwpraktijken elders in
de wereld meegewogen in het hoofdstuk «Synthese van de landbouw- en plattelandssituatie
in Nederland»? Kan de Minister aangeven op welke manieren de milieudruk daadwerkelijk
gemeten wordt? Met andere woorden: welke meetsystemen worden gebruikt om ammoniak
of stikstof daadwerkelijk te meten? Zijn deze systemen vergelijkbaar met systemen
die in andere landen worden gehanteerd? Kan de Minister dit toelichten?
In de paragraaf «Naar een nieuw evenwicht» ontbreekt de waarde van het produceren
van voedsel. Dat wordt bevestigd door de verschillende voorwaarden waar de rol van
kwalitatief goed en betaalbaar voedsel ontbreekt. Zelfs bij het bevorderen van positieve
externe effecten wordt gedoeld op biodiversiteit en natuur. Kan de Minister toelichten
waarom kwalitatief goed en betaalbaar voedsel onderbelicht blijft in deze SWOT-analyse?
Kan de Minister aangeven op welke manier de consument met een smallere beurs ook in
de toekomst nog kan rekenen op betaalbaar voedsel uit eigen land? Of wordt deze consument
verwezen naar de goedkopere producten uit andere landen/werelddelen? Voor de leden
van de VVD-fractie is de rol van kwalitatief goed en betaalbaar voedsel een onderbelicht
onderwerp in deze SWOT-analyse.
Vragen en opmerkingen van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de Concept Houtskoolschets-SWOT
voor het Nationaal Strategisch GLB-Plan 2021–2027. Hierover hebben deze leden nog
vragen.
De leden van de CDA-fractie stellen vast dat de houtskool-SWOT de eerste tussenstap
is en dat de definitieve SWOT ten behoeve van de totstandkoming van het Nationaal
Strategisch Programma (NSP) nog volgt. Deze leden vragen hoe het proces eruit ziet
van de houtskool-SWOT naar definitieve SWOT. In hoeverre verschilt de definitieve
SWOT van de houtskool-SWOT? Zijn er aspecten die wel belicht zullen worden in de definitieve
SWOT, maar nu niet in de houtskool-SWOT? Door wie en wanneer wordt de definitieve
SWOT opgeleverd? Verder vragen zij hoe de provincies, in het bijzonder de diverse
provinciale staten, betrokken worden bij de totstandkoming van het NSP. Zij lezen
in de Kamerbief dat de Europese Commissie ook een SWOT-analyses wil ontvangen van
het Nederlandse Kennis- en Innovatiesysteem. Waarom wil de Europese Commissie deze?
In hoeverre geeft dit kansen of bedreigingen voor onze concurrentiepositie?
De leden van de CDA-fractie vragen naar de gevolgen van het stopzetten van de regeling
voor natuurlijke handicaps voor deze gebieden (p. 18). Wat zijn de boeren in die gebieden
anders gaan doen, en met welke gevolgen? Zijn daar gegevens van of kunnen die nog
worden ingewonnen?
De leden van de CDA-fractie vinden het totaal van gebruikte gewasbeschermingsmiddelen
(p. 28–29) geen goede indicator, omdat deze indicator geen recht doet aan de grote
verschillen tussen gewasbeschermingsmiddelen. In hoeverre is het mogelijk om onderscheid
te maken in gewasbeschermingsmiddelen ten aanzien van effecten op het milieu? Is de
Minister bereid om te kijken of dat inzichtelijk gemaakt kan worden?
De leden van de CDA-fractie lezen op p. 32 in de analyse dat in 2016 44% van de agrarische
huishoudens een inkomen onder de lage-inkomensgrens had. Deze leden vinden dit zeer
zorgelijk. Zij vragen of deze analyse kan worden aangevuld met een analyse van de
internationaal belangrijkste productmarkten, en met de huidige en toekomstige bedreigingen
daarvan voor de Nederlandse markt en de inkomenspositie van Nederlandse agrarische
huishoudens.
De leden van de CDA-fractie lezen op p. 34 dat het landbouwinkomen per arbeidsjaar
achterblijft bij het gemiddelde inkomen per arbeidsjaar in Nederland. Deze leden vragen
in hoeverre dit samenhangt met toenemende lasten voor ondernemers, en of dit ook geldt
voor relatief kleine ondernemers in andere sectoren.
De leden van de CDA-fractie vragen of inzichtelijk gemaakt kan worden in welke mate
lokale, regionale of nationale producten in Nederland verkrijgbaar zijn in de supermarkt
ten opzichte van andere lidstaten in West-Europa. En als daar verschillen in zijn,
wat is daar de oorzaak van?
II Antwoord/Reactie van de Minister
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.H. Kuiken, voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
Mede ondertekenaar
F.C.G. Goorden, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.