Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Voordewind en Groothuizen over de toepassing van de nieuwe werkinstructie voor de beoordeling van lhbti’s en bekeerlingen
Vragen van de leden Voordewind (ChristenUnie) en Groothuizen (D66) aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over de toepassing van de nieuwe werkinstructie voor de beoordeling van lhbti’s en bekeerlingen (ingezonden 14 juni 2019).
Antwoord van Staatssecretaris Broekers-Knol (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 10 september
2019). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 3348.
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van de brief van het COC over de gebrekkige uitvoering van het
LHBTI-asielbeleid en van het rapport «Credibility of Conversion» van de Stichting
Gave?1
2
Antwoord 1
Ja
Vraag 2
Wat is uw reactie op de kritiek die naar voren komt in beide stukken? Welke kritiek
vindt u terecht en welke vindt u niet terecht en waarom?
Antwoord 2
Ik waardeer het dat belangenorganisaties de IND kritisch volgen. Dat betekent echter
niet dat ik het eens ben met de kritiek. Ik baseer mijn standpunt niet alleen op kritiek
van belangenorganisaties maar ook op uitspraken van rechters. Uit deze uitspraken
blijkt zeker niet dat de IND zijn werk niet goed doet of dat er regelmatig fouten
gemaakt worden. Ik sluit echter niet uit dat er af en toe fouten worden gemaakt. Hierna
zal ik nader ingaan op de kritiek die door COC en Stichting Gave is benoemd.
Kritiek beoordeling lhbti – brief van het COC
Bewustwordingsproces en zelfacceptatie
Ten aanzien van de beoordeling van lhbti en de kritiek die wordt gegeven op het nog
steeds gebruiken van de begrippen bewustwordingsproces en zelfacceptatie en het onvoldoende
rekening houden met verklaringen van derden verwijs ik naar de antwoorden op de vragen
3 en 5.
Stereotypering
De kritiek in de brief van het COC dat de IND bij de beoordeling van de geloofwaardigheid
van de seksuele gerichtheid nog steeds gebruik maakt van stereotyperingen herken ik
niet. Gelet op een uitspraak van het Europese Hof van Justitie dient de beoordelende
instantie erop te letten dat de beoordeling niet louter op stereotiepe opvattingen
berust. Er moet ook rekening worden gehouden met de individuele situatie en persoonlijke
omstandigheden.3 Het is al geruime tijd staande praktijk dat de IND stereotypen slechts gebruikt indien
deze de verklaringen van de vreemdeling ondersteunen. In de werkinstructie lhbti staat
ook duidelijk verwoord dat de beoordeling niet gebaseerd mag zijn op vooroordelen.
Dit neemt niet weg dat van een asielzoeker wel mag worden verwacht dat hij kan uitleggen
hoe hij zijn seksuele gerichtheid heeft ervaren in een land waarin culturele en religieuze
factoren deze gerichtheid sterk afwijzen en hoe hij daarmee is omgegaan. Dit geldt
temeer als een vreemdeling afkomstig is uit een land waar een niet heteroseksuele
gerichtheid maatschappelijk onacceptabel en/of strafbaar is. Hier zullen tijdens het
gehoor dus ook vragen over gesteld worden en dit zal ook worden betrokken in de besluitvorming.
Ik zie dit echter niet als het gebruik van stereotypering bij het horen en beslissen
in lhbti-zaken.
Kritiek beoordeling bekeerlingen – rapport Stichting Gave
Nadruk op cognitieve aspecten
Met de stelling dat te veel de nadruk wordt gelegd op cognitieve aspecten en dat sociale
en emotionele aspecten die ten grondslag liggen aan een bekering door de IND worden
genegeerd ben ik het niet eens. In de werkinstructie bekeerlingen wordt expliciet
aandacht besteed aan de verschillende aspecten die tot een bekering kunnen leiden.
Bij het horen en beoordelen van bekeringszaken wordt de persoonlijke beleving van
de vreemdeling als uitgangspunt genomen. Daarbij is er ook aandacht voor sociale en
emotionele aspecten. Ten aanzien van deze aspecten geldt uiteraard wel dat van de
vreemdeling verwacht mag worden dat hij hierover kan verklaren en dat hij aannemelijk
moet maken dat sprake is van een diepgewortelde innerlijke overtuiging. De IND zal
tijdens gehoren dan ook doorvragen indien de vreemdeling stelt dat sprake is van een
bekering die is voortgekomen uit sociale en emotionele aspecten. De praktijk sluit
hiermee aan bij hetgeen in de werkinstructie staat.
Beoordeling vanuit westers perspectief
Ik kan evenmin instemmen met de kritiek dat de IND zaken te veel vanuit een westers
perspectief beoordeelt. In de werkinstructie bekeerlingen wordt de persoonlijke belevenis
van de vreemdeling als uitgangspunt genomen bij het horen en beoordelen van bekeringszaken.
Aldus wordt zoveel mogelijk geprobeerd aan te sluiten bij het (culturele) referentiekader
van de vreemdeling. Daarnaast wordt tijdens de opleiding van medewerkers aandacht
besteed aan de verschillende achtergronden en referentiekaders van vreemdelingen waar
de IND mee te maken krijgt en aan de vraag hoe zoveel mogelijk aansluiting kan worden
gezocht bij het referentiekader van de vreemdeling. Dit geldt overigens niet alleen
voor gehoren van bekeerlingen, maar voor alle asielgehoren.
Horen van (zeer) jonge kinderen
Het uitgangspunt in de praktijk is dat begeleide kinderen onder de 12 jaar niet zelfstandig
worden gehoord. Kinderen vanaf 15 jaar worden zelfstandig gehoord, zonder aanwezigheid
van de ouders. Zij dienen ook een zelfstandige asielaanvraag in. Kinderen van 12 jaar
tot 15 jaar worden zelfstandig gehoord indien zij of hun ouders hierom verzoeken.
Ik ben van mening dat deze werkwijze een passend en toereikend kader vormt, ook waar
het gaat om bekeringszaken.
Sinds enige tijd wordt de IND benaderd met de wens om (zeer) jonge kinderen te horen
over hun bekering, veelal nadat de aanvraag van de ouders is afgewezen. Hoewel het
is voorgekomen dat de IND in een enkele zaak kinderen onder de 12 jaar heeft gehoord,
acht ik dit niet wenselijk. Juist in bekeringszaken geldt dat van dergelijke jonge
kinderen niet verlangd kan worden dat zij uitgebreid, onderbouwd en consistent kunnen
verklaren over hun proces en de motieven van een bekering, noch dat zij vragen kunnen
beantwoorden die zien op een al dan niet diepgewortelde innerlijke overtuiging. Het
is voorts lastig, zo niet onmogelijk, om te onderscheiden of er bij jonge kinderen
sprake is van een individuele, diepgewortelde innerlijke overtuiging of dat deze kinderen
de ouders volgen ten aanzien van het bezoeken van kerkdiensten, het lezen van de Bijbel
of het volgen van onderwijs op een christelijke basisschool. Het is ook niet in het
belang van kinderen als zij het gevoel krijgen dat de verantwoordelijkheid voor het
slagen van de asielaanvraag van hun ouders op hun schouders rust. Als kinderen zelfstandig
worden gehoord, zullen dan ook bij de beoordeling van de oprechtheid van de bekering,
in ieder geval bij kinderen tot 15 jaar, de verklaringen van de ouders worden meegewogen.
Ten aanzien van de kritiek van Stichting Gave over het erkennen van passieve bekeerlingen
en het verdiepen in andere religies verwijs ik naar de antwoorden op de vragen 6,
7, 8 en 9.
Ten aanzien van het inwinnen van adviezen van externe deskundigen verwijs ik naar
de brief van mijn ambtsvoorganger waarin wordt uitgelegd waarom geen gebruik gemaakt
wordt van externe deskundigen.4
Vraag 3
Klopt het dat de concepten «bewustwordingsprocessen» en «zelfacceptatie» nog steeds
worden gebruikt als criteria om de seksuele gerichtheid van asielzoekers mee te toetsen?
Erkent u dat deze begrippen daarvoor niet of althans in veel gevallen niet geschikt
zijn?
Antwoord 3
In de brief van mijn ambtsvoorganger aan uw Kamer van juli 20185 alsmede in bovengenoemde brief van november 2018 staat reeds aangegeven dat er geen
nadruk meer gelegd wordt op het bewustwordingsproces en zelfacceptatie en dat deze
begrippen om die reden zijn geschrapt uit de werkinstructie. Dat op deze begrippen
niet langer de nadruk wordt gelegd betekent echter niet dat deze termen nooit meer
gebruikt worden in besluiten van de IND. Zo komt het geregeld voor dat de vreemdeling
deze begrippen zelf gebruikt of dat wordt aangevoerd dat in het vorige besluit teveel
de nadruk lag op het bewustwordingsproces of zelfacceptatie. In die gevallen zal de
IND daarop ingaan in het voornemen, het besluit of in beroep en zullen de termen dus
terugkomen. Daarnaast zullen vragen aan de orde komen over persoonlijke ervaringen
en gevoelens ten aanzien van de geaardheid en daarmee onlosmakelijk ook over het moment
waarop een vreemdeling zich bewust werd van zijn seksuele gerichtheid, zijn eigen
reactie daarop en hoe hij hier vervolgens in zijn land van herkomst en later in Nederland
mee is omgegaan. Afzien van het stellen van vragen daarover en het meewegen daarvan
in de beoordeling zou wezenlijke elementen buiten beschouwing plaatsen. Dat is met
de werkinstructie nimmer beoogd.
Vraag 4
Deelt u de mening dat asielverzoeken waarin op grond van deze criteria het relaas
van de asielzoeker ongeloofwaardig is bevonden opnieuw beoordeeld moeten worden? Zo
nee, waarom niet?
Antwoord 4
Zoals ook is aangegeven in de brief van november 2018 houdt de aanpassing van de werkwijze
die de IND hanteert bij de beoordeling van asielverzoeken van lhbti en bekeerlingen
geen beleidswijziging in. Het betreft hier een verbetering in de wijze van beoordeling
van asielverzoeken. Ik zie dus geen aanleiding om in zijn algemeenheid alle zaken
opnieuw te beoordelen. Voor wat betreft asielzaken die voor de publicatie van de nieuwe
werkinstructie zijn gestart geldt dat, indien de overwegingen vrijwel uitsluitend
zagen op het bewustwordingsproces en/of op zelfacceptatie, een aanvullend gehoor of
besluit nodig kan zijn. Als dit niet het geval is zal de vreemdeling nieuwe feiten
moeten aanvoeren om te komen tot een mogelijke herbeoordeling.
Vraag 5
Gaat u de medewerkers van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), na de uitspraak
van de rechtbank Haarlem dat verklaringen van derden niet zonder motivatie ter zijde
geschoven mogen worden en dat aangegeven moet worden om welke redenen verklaringen
van derden al dan niet tot een ander oordeel leiden, instrueren voortaan in alle gevallen
op deze manier te motiveren? Zo nee, waarom niet? Hoe beoordeelt u het feit dat dit
nu kennelijk niet altijd gebeurt?
Antwoord 5
Zowel in de werkinstructie bekeerlingen (WI 2018/10) als in de werkinstructie LHBTI
(WI 2018/9) staat beschreven hoe IND medewerkers om moeten gaan met verklaringen van
derden. Wat hierbij van belang is, is dat altijd in de motivering van de beslissing
van de IND moet worden aangegeven welke betekenis wordt gehecht aan door de vreemdeling
overgelegde verklaringen van derden. Dat dit in de zaak waar de uitspraak van de rechtbank
Haarlem op ziet niet in voldoende mate is gebeurd, betekent niet dat de algehele systematiek
dan wel de algemene uitvoeringspraktijk niet in lijn is met de werkinstructie. Medewerkers
van de IND zullen met inachtneming van de uitspraak opnieuw een besluit nemen. Zoals
ook in de brief van 13 november aan de Kamer staat beschreven, geldt voor verklaringen
van derden dat de IND deze met name beoordeelt op de aanwezigheid van nieuwe feitelijke
informatie. Een verklaring van een derde heeft voor de IND dan ook vooral meerwaarde
als het gaat om eigen waarnemingen van derden die nieuwe feitelijke informatie bevatten
dan wel een bevestiging van feitelijke informatie die al eerder door de vreemdeling
naar voren werd gebracht. Een louter andere interpretatie van het asielrelaas, een
alternatieve beoordeling van de geloofwaardigheid of een verklaring met de enkele
stelling dat iemand lhbti of bekeerd is, zal niet voldoende zijn. Voorts blijft het
uitgangspunt dat primair wordt gekeken naar de verklaringen van de vreemdeling. In
twijfelgevallen kunnen de verklaringen van derden – mits deze verklaringen daadwerkelijk,
zoals bovenbeschreven, een feitelijke toevoeging zijn op het dossier – de doorslag
geven.
Vraag 6
Hoe komt het dat ook na het van kracht worden van de nieuwe werkinstructie bij de
beoordeling van de geloofwaardigheid van bekeringen de passieve vorm van bekering
in verschillende gevallen niet erkend of genegeerd wordt?
Antwoord 6
Ik sluit niet uit dat het in een individuele zaak voorkomt dat een passieve bekering
niet als zodanig (h)erkend is, maar het is niet zo dat passieve bekeringen per definitie
niet worden (h)erkend of zelfs genegeerd worden. In het kader van de beoordeling van
passieve bekeringen geldt geen wezenlijk andere methode van onderzoek en beoordeling
dan bij actieve bekeringen. In een voornemen of beschikking hoeft ook niet expliciet
te worden aangegeven dat sprake is geweest van een passieve of actieve bekering. Ook
is er in veel gevallen geen sprake van een zuivere actieve of een zuivere passieve
bekering, maar van een mengvorm van beide.
Bij een passieve bekering zal de IND zich met name richten op de periode na de gebeurtenis
die heeft geleid tot de (plotselinge) bekering. Ook indien sprake is van een bekering
in een (relatief) korte tijdspanne met een hoog emotioneel effect, mag verwacht worden
dat de vreemdeling hierover een authentiek verhaal kan vertellen én aan kan geven
waarom een gebeurtenis zo ingrijpend was dat hij om die reden bekeerd is. Verder geldt
ook bij een passieve bekering dat de vreemdeling aannemelijk dient te maken dat bij
hem sprake is van een diepgewortelde overtuiging. Dat de (passieve) bekering een vreemdeling
is overkomen en de vreemdeling aangeeft om die reden nu christen te zijn, is voor
de IND niet voldoende om aan te nemen dat sprake is van een diepgewortelde overtuiging.
Vraag 7
Hoe komt het dat ook na het van kracht worden van de nieuwe werkinstructie bij de
beoordeling van de geloofwaardigheid van bekeringen nog steeds van asielzoekers verwacht
wordt dat zij zich verdiepen in andere religies, stromingen of zelfs denominaties?
Antwoord 7
Van asielzoekers wordt in zijn algemeenheid niet verlangd of verwacht dat zij zich
verdiept hebben in andere religies of stromingen. Wel kan aan een asielzoeker die
stelt zich te hebben bekeerd gevraagd worden waarom hij zich bij een bepaalde stroming
of religie heeft aangesloten. Asielzoekers geven soms ook zelf aan zich verdiept te
hebben in een bepaalde religie of stroming. In dat geval kan er aanleiding zijn om
daarop door te vragen.
Vraag 8
Deelt u de mening dat asielverzoeken waarin het onderscheid tussen passieve en actieve
vormen van bekering niet gemaakt is of waarin de asielzoeker tegengeworpen is dat
hij of zij zich niet verdiept heeft in andere religies, stromingen of denominaties
opnieuw beoordeeld zouden moeten worden? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 8
Die mening deel ik niet. Ik verwijs hiertoe naar het antwoord op vraag 9.
Vraag 9
Hoe gaat u uitvoering geven aan de motie-Voordewind c.s.?6
Antwoord 9
In de genoemde motie Voordewind werd verzocht om herhaalde aanvragen van een asielzoeker,
waarvan de eerdere bekering was afgewezen omdat de overwegingen uitsluitend zagen
op het zich niet hebben verdiept in andere religies en stromingen en aanvragen waarbij
geen rekening gehouden was met een passieve bekering, opnieuw te beoordelen conform
de nieuwe werkinstructie bekeerlingen.
Indien een vreemdeling van mening is dat van deze situatie sprake is kan hij zich
melden voor het indienen van een herhaalde aanvraag. De IND zal dan bezien of de voorgaande
asielaanvraag enkel om (één van) deze reden(en) is afgewezen. Indien daarvan sprake
is zal de aanvraag opnieuw beoordeeld worden conform de nieuwe werkinstructie. Indien
hiervan geen sprake is dient de vreemdeling nieuwe feiten en omstandigheden aan zijn
herhaalde aanvraag ten grondslag te leggen. Als in een voornemen of beschikking niet
expliciet is aangegeven dat sprake is geweest van een passieve of actieve bekering
betekent dit niet dat de IND de actieve of passieve bekering niet als zodanig heeft
(h)erkend of dat de beoordeling daarvan op onjuiste wijze heeft plaatsgevonden. Zoals
eerder vermeld zit er immers geen wezenlijk verschil in onderzoek en beoordeling van
een passieve of actieve bekering. Ook is er in veel gevallen geen sprake van een zuivere
actieve of een zuivere passieve bekering, maar van een mengvorm van beide.
Vraag 10
Wanneer gaat u de Kamer informeren over de resultaten van de pilot in het aanmeldcentrum
in Den Bosch?
Antwoord 10
Informatie over de resultaten van de pilot in aanmeldcentrum Den Bosch wordt meegenomen
in mijn beleidsreactie op het WODC rapport over de beoordeling van de geloofwaardigheid
van asielverzoeken van lhbti en bekeerlingen.
Vraag 11
Hoe gaat u zorgen dat de kennis over de beoordeling van bekeerlingen en lhbti’s verspreid
wordt in de organisatie en alle IND-medewerkers hier ook van op de hoogte zijn?
Antwoord 11
De IND hoor- en beslismedewerkers zijn ten tijde van de publicatie geïnformeerd over
de nieuwe werkinstructies. Verder vinden er binnen de IND op dit moment workshops
plaats over het horen en de beoordeling van bekeerlingen en zal er binnenkort ook
gestart worden met workshops over het horen en de beoordeling van lhbti-zaken. Daarnaast
zijn op alle asiellocaties bekerings- en lhbti-coördinatoren werkzaam. Medewerkers
kunnen de coördinatoren raadplegen bij vragen over het horen en beslissen in deze
zaken. De coördinatoren zorgen ook voor verspreiding van kennis ten aanzien van deze
onderwerpen. Tevens worden er vaste intervisiemomenten ingebouwd, waarin medewerkers
de dilemma’s waar zij bij het horen en de beoordeling van deze zaken mee geconfronteerd
worden kunnen bespreken en waarbij best practices gedeeld kunnen worden.
Vraag 12
Hoe gaat u zorgen dat de werkinstructie uit 2018 door alle medewerkers nagevolgd wordt?
Antwoord 12
Zie antwoord op vraag 11.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. Broekers-Knol, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.