Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van Ojik en Diks over de export van cybersurveillance technologie
Vragen van de leden Van Ojik en Diks (beiden GroenLinks) aan de ministers van Buitenlandse Zaken en voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over de export van cybersurveillance technologie (ingezonden 18 juli 2019).
Antwoord van Minister Kaag (Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking), mede
namens de Minister van Buitenlandse Zaken (ontvangen 10 september 2019).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Berucht Chinees veiligheidsministerie gebruikt
Nederlandse software die emoties leest»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2 en 3
Vindt u het wenselijk dat Nederlandse bedrijven dergelijke technologie leveren aan
het Chinese Ministerie van Openbare Veiligheid, wetende dat dit ministerie een belangrijke
rol speelt bij het opzetten van de surveillancestaat in China en het onderdrukken
van minderheden en tegenstanders van het regime?
Vindt u het wenselijk dat Nederlandse bedrijven dergelijke technologie leveren aan
Chinese bedrijven?
Antwoord 2 en 3
Wat betreft toepassing van geavanceerde technologie voor cybersurveillance of gezichts-
en emotieherkenning in China ziet het kabinet risico’s voor de fundamentele vrijheden,
privacy en mensenrechten van Chinese burgers en buitenlandse personen die zich in
China bevinden. In Xinjiang is reeds sprake van vergaande schendingen van privacy
en andere mensenrechten door middel van geavanceerde surveillancetechnieken.
Inzet van Nederlandse technologie voor het onderdrukken van bevolkingsgroepen of het
schenden van mensenrechten acht het kabinet in alle gevallen onwenselijk. Nederlandse
bedrijven die inspelen op de Chinese vraag naar geavanceerde technologie dienen zich
te allen tijde rekenschap te geven van mogelijke ongewenste toepassingen van geleverde
producten door Chinese afnemers. Bedrijven zijn zelf verantwoordelijk voor toepassen
van due diligence. Zij dienen rekening te houden met de mogelijkheid dat Chinese partners een aandeel
hebben in de totstandkoming van surveillancesystemen die beperking van fundamentele
vrijheden van Chinese burgers tot gevolg hebben. In het geval van vergunningplichtige
dual-usegoederen wijst de Nederlandse regering een vergunning af, indien er zorgen
bestaan ten aanzien van het eindgebruik in relatie tot mensenrechtenschendingen.
Vraag 4
Hoe beoordeelt u de reactie van de Chinese autoriteiten dat de technologie slechts
wordt gebruikt voor trainingsdoeleinden? Vindt u dit geloofwaardig?
Antwoord 4
Het kabinet sluit niet uit dat de technologie ook voor andere dan trainingsdoeleinden
wordt gebruikt.
Vraag 5
In hoeverre is de export van cybersurveillance technologie onderhevig aan een vergunningplicht?
Antwoord 5
Bepaalde cybersurveillancegoederen en -technologieën staan ingevolge het potentiële
gebruik in civiele of militaire toepassingen onder exportcontrole. Dit geldt bijvoorbeeld
voor de verkoop van technologie voor de ontwikkeling van intrusion software, software die gebruik maakt van kwetsbaarheden in systemen. Deze goederen zijn opgenomen
in de controlelijst van de Europese dual-useverordening. Een bedrijf dat binnen de
EU gevestigd is, is verplicht voor het exporteren van deze goederen en technologie
buiten de EU een vergunning aan te vragen. Nederland wijst vergunningaanvragen af
indien er zorgen bestaan ten aanzien van het eindgebruik in relatie tot mensenrechtenschendingen.
Nederland spant zich internationaal in om aanvullend cybersurveillancegoederen in
relatie tot mensenrechtenschendingen onder exportcontrole te brengen. Een voorbeeld
hiervan zijn interceptie- en monitoringsystemen die veelal gebruikt worden door inlichtingendiensten. In het Wassenaar Arrangement
vergt dit consensus van alle deelnemende landen.
Vraag 6
Wat is de huidige stand van zaken van de discussie in de Europese Raad over het voorstel
van de Europese Commissie uit 2016 om de dual use-verordening te herzien?
Antwoord 6
Nederland steunt de uitbreiding van exportcontrole op cybersurveillance goederen in
relatie tot mensenrechtenschendingen in de herziening van de dual-useverordening.
De in 2016 begonnen onderhandelingen in de Raad over de herziening van de dual-useverordening
zijn moeizaam verlopen. Grootste discussiepunt in de onderhandelingen was voornoemde
controle van cybersurveillancetechnologie. In december 2018 is gebleken dat geen gekwalificeerde
meerderheid voor het onder controle brengen van cyber surveillance kon worden behaald
om tot een Raadspositie te komen. Gelet op deze langdurige patstelling in de Raad
en de gedeelde verantwoordelijkheid van de lidstaten om tot een eensgezind standpunt
te komen, is de Raad in juni 2019 een mandaat overeengekomen tot onderhandeling met
het Europese parlement. In dit mandaat is niet voorzien in aanvullende exportcontroleregelgeving
op cybersurveillance technologie via de dual-useverordening.
Het is teleurstellend dat er geen overeenstemming in de Raad was om te komen tot een
positie, waarbij de toevoeging van cybersurveillance technologie in relatie tot mensenrechtenschendingen
is opgenomen. Nederland heeft zich hier zowel in de Raad als bilateraal actief voor
ingezet en betreurt dat er op dit moment onvoldoende draagvlak voor is in de Raad.
Nederland zal zich ervoor blijven inzetten dat het onderwerp op de agenda blijft.
Vraag 7
In uw brief van 29 augustus 2018 schreef u dat het voorstel van de Europese Commissie
nog vraagt om verdere uitwerking en een duidelijke afbakening van het begrip cybersurveillance
technologie en dat Nederland zich inzet voor een controlelijst voor cybersurveillance
technologie2; vindt u dat gezichtsherkenningssoftware en emotieherkenningssoftware moeten worden
opgenomen op de controlelijst?
Antwoord 7
Op EU niveau is besproken in hoeverre interceptie- en monitoringsystemen, zijnde cyber
surveillance technologie, die veelal gebruikt worden door inlichtingendiensten gecontroleerd
dienen te worden binnen de dual-useverordening.
Ten aanzien van andere opkomende technologieën die mogelijk ingezet kunnen worden
voor surveillance doeleinden, zoals gezichtsherkenningssoftware en emotieherkenningssoftware,
acht Nederland het onwenselijk dat schending van mensenrechten plaatsvindt met behulp
van dergelijke technologieën. Voordat een nieuwe technologie onder exportcontroleregelgeving
kan vallen, zal eerst vastgesteld moeten worden in hoeverre deze technologie zowel
civiel als militair toepasbaar is. Dat gaat daarnaast om een goede afbakening van
de technologie alsook de identificatie van potentiele risico’s.
Vraag 8, 9 en 10
Welke mogelijkheden ziet u om de Nederlandse export van cybersurveillance technologie
aan landen waar zulke technologie mogelijk wordt ingezet bij mensenrechtenschendingen,
aan banden te leggen, zolang consensus in de Europese Raad over herziening van de
dual use-verordening uitblijft?
Welke mogelijkheden ziet u op dit moment om een catch-all beschikking af te geven
voor de export van cybersurveillance technologie en zo een ad-hoc vergunningplicht
op te leggen?
Welke mogelijkheden ziet u om, onder 5.4.4 in het hoofdstuk «30.06.00 Strategische
goederen» uit het Handboek VGEM3, bij ministeriële regeling een vergunningplicht in te stellen op de uitvoer van cybersurveillance
technologie naar landen met autoritaire regimes waar de technologie mogelijk wordt
gebruikt bij mensenrechtenschendingen?
Antwoord 8, 9 en 10
Het is onwenselijk nu vooruit te lopen op de nog onbekende uitkomst van het onderhandelingstraject
tussen de Europese Raad, Europees parlement en de Europese Commissie op het gebied
van exportcontrole op bepaalde typen cybersurveillancegoederen.
Een catch-all beschikking kan alleen worden afgegeven in een beperkt aantal gevallen.
Dat geldt indien het risico aanwezig is dat de desbetreffende dual-usegoederen bestemd
zijn voor inzet in massavernietigingswapens, of indien de eindbestemming van deze
goederen een land betreft waarvoor een wapenembargo van toepassing is.
Op grond van de dual-useverordening (artikel 8) kan Nederland nationale wetgeving
opstellen om een vergunningplicht in te stellen voor de uitvoer van dual-use items
naar landen waar deze mogelijk worden ingezet bij mensenrechtenschendingen.
Ondanks het gegeven dat sommige (cyber)surveillance technologie niet onder de reikwijdte
van de huidige verordening en het Nederlandse exportcontrolebeleid valt, is het kabinet
van mening dat het bedrijfsleven een zelfstandige weloverwogen afweging dient te maken
of de voorzetting van levering van de goederen aan dergelijke eindgebruikers past
binnen een adequaat compliance en MVO-beleid.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A.M. Kaag, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking -
Mede namens
S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.