Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de evaluatie van het Commissariaat voor de Media 2012-2017
35 000 VIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2019
Nr. 227
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 5 september 2019
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een aantal vragen en
opmerkingen voorgelegd aan de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
over de brief van 25 maart 2019 de evaluatie van het Commissariaat voor de Media 2012–2017
(Kamerstuk 35 000 VIII, nr. 171).
De vragen en opmerkingen zijn op 24 april 2019 aan de Minister voor Basis- en Voortgezet
Onderwijs en Media voorgelegd. Bij brief van 4 september 2019 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Tellegen
Adjunct-griffier van de commissie, Arends
Inhoud
I
Vragen en opmerkingen uit de fracties
2
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
2
Inbreng van de leden van de CDA-fractie
3
Inbreng van de leden van de D66-fractie
3
Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie
4
Inbreng van de leden van de DENK-fractie
6
II
Reactie van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
7
I Vragen en opmerkingen uit de fracties
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het verslag van
de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het functioneren van het Commissariaat
voor de Media in zijn hoedanigheid als een zelfstandig bestuursorgaan in de periode
2012–2017. Zij hebben nog een aantal vragen en opmerkingen.
De leden steunen het voorstel van de Minister om een verkenning te starten hoe het
mandaat van het Commissariaat te herijken. Met de snelle ontwikkelingen en digitalisering
binnen het mediabestel, vinden de leden het van belang dat het Commissariaat ook goed
toezicht kan houden op non-lineair media-aanbod. Dit hangt samen met de digitale toezichtinstrumenten,
waar het Commissariaat in samenwerking met andere Europese toezichthouders de ontwikkeling
van dergelijke instrumenten zal volgen en daar waar mogelijk zal toepassen. De leden
hebben hierover enkele vragen. Waarin maakt het Commissariaat de afweging of deze
instrumenten wel of niet worden toegepast? Ook vragen zij wanneer het Commissariaat
zal starten met het samenwerken met andere Europese mediatoezichthouders. Hoe loopt
dit samen met de planning van de Minister omtrent het uitbreiden van het mandaat van
het Commissariaat met het oog op toezicht op non-lineair media-aanbod?
PwC1 komt tot het oordeel dat het Commissariaat gemiddeld genomen doeltreffend functioneert
in de uitvoering van haar wettelijke taken. De voornoemde leden vinden het positief
dat het Commissariaat zich coöperatief opstelt ten opzichte van andere toezichthouders
en partijen die onder toezicht zijn gesteld. Tegelijkertijd lezen de leden dat er
ruimte is voor verbetering en er drie aandachtspunten inzake doeltreffendheid zijn
voor het Commissariaat. Hierin missen de leden het aandachtspunt dat het Commissariaat
doeltreffender kan zijn bij toezicht op nevenfuncties en salarisconstructies binnen
de NPO. Verschillende, recente cases laten zien dat niet het Commissariaat, maar de
NPO zelf onderzoek doet naar salarissen en nevenfuncties van presentatoren bij de
NPO. Het verbaast de leden dat het Commissariaat hierin geen rol speelt: de leden
zien liever dat een onafhankelijk Commissariaat deze constructies beoordeelt en hier
op handhaaft. Zij vragen of de Minister deze mening deelt. Hoe beoordeelt de Minister
de doeltreffendheid van het Commissariaat hierin? Hoe hangt dit samen met de conclusies
en het gemende oordeel van PwC omtrent de doelmatigheid van het Commissariaat en dat
zij haar eigen werkzaamheden hieromheen onvoldoende evalueert, zo vragen de eerder
genoemde leden.
Tot slot hebben de leden nog vragen en aandachtspunten bij het toezicht van het Commissariaat
op het dienstbaarheidsverbod. Het duurt lang voor de omroepen goedkeuring krijgen
van het Commissariaat, zoals ook in de evaluatie van PwC wordt geschetst. Hoe lang
duurt het op dit moment voordat het Commissariaat toestemming geeft aan omroepen voor
eventuele publiek-private samenwerkingen? De leden vragen of het mogelijk is om deze
toestemming vlotter, en voorafgaand aan de samenwerking te geven.
Inbreng van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben de volgende vragen betreffende de evaluatie van
het Commissariaat voor de Media 2012–2017.
Doeltreffendheid
De leden van de CDA-fractie vragen hoe de Minister aankijkt tegen het hoge personeelsverloop
bij het Commissariaat. In een krantenartikel «Roman toezichthouder over hillywood valt verkeerd», wordt geschreven over «giftige sfeer is op het kantoor aan de Hoge Naarderweg te
Hilversum» dat zou zorgen voor het hoge personeelsverloop2. Zij vragen of de Minister dit signaal herkent. Wat zijn volgens de Minister de oorzaken
van het hoge personeelsverloop? Kan de Minister aangeven in hoeverre dit verloop effect
heeft en gaat krijgen op het niveau van kennis en ervaring in de organisatie en is
dit voldoende geborgd, zo vragen de voornoemde leden.
Doelmatigheid
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister hoe hij er tegen aankijkt dat de PwC
tot een gemengd oordeel komt over de doelmatigheid. Zag de Minister dit oordeel aankomen?
Zij vragen op welke wijze de Minister mogelijkheden ziet om de doelmatigheid van de
werkzaamheden beter te rapporteren. Kan de Minister aangeven hoe het komt dat de toezichtprestaties
die het Commissariaat in zijn verantwoordingsinformatie opneemt geen volledige weergave
zijn van de werkzaamheden van het Commissariaat? Deze leden zijn verder benieuwd hoe
de Minister aankijkt tegen de voorgestelde indicatoren voor opname in het controleprotocol
van de externe accountant. Kan de Minister hierbij aangegeven op welke wijze de richtlijnen
voor financiële verantwoording van het Commissariaat hierop worden aangepast, zo vragen
de voornoemde leden.
Inbreng van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met veel interesse kennisgenomen van de evaluatie
2012–2017 van het Commissariaat voor de Media. De aan het woord zijnde leden onderstrepen
het belangrijke werk dat het Commissariaat als onafhankelijk toezichthouder uitvoert,
in het bijzonder op de onafhankelijkheid, pluriformiteit en toegankelijkheid van het
audiovisuele media-aanbod. De leden benadrukken hierbij het belang dat het Commissariaat
deze taak onafhankelijk van politieke en bestuurlijke beïnvloeding kan uitvoeren.
De voornoemde leden zijn tevreden over de conclusies die door PwC over het Commissariaat
in het evaluatierapport getrokken worden. Tevens lezen zij tot hun genoegen dat de
aandachtspunten die er zijn, actief door het Commissariaat en de Minister zullen worden
opgepakt. In het bijzonder viel hen één van de aandachtspunten betreffende doeltreffendheid
op, te weten de context waarin het Commissariaat optreedt als toezichthouder. Digitalisering,
commercialisering van mediadiensten en internationalisering hebben ertoe geleid dat,
zo concludeert PwC, het domein dat buiten het wettelijke mandaat van het Commissariaat
valt, snel in aard en omvang groeit. Regulering zou op bepaalde punten op zijn plaats
zijn. De Minister geeft aan hiertoe een verkenning uit te voeren. Kan de Minister
aangeven hoe deze verkenning eruit zal zien, wat de reikwijdte zal zijn en wanneer
de uitkomsten hiervan verwacht worden? Ook vragen zij op welke wijze het Commissariaat
zelf hierin wordt betrokken. De leden lezen voorts in de evaluatie dat «nog weinig
zichtbaar is op het gebied van technologische innovatie binnen het Commissariaat».
Technologische kennis en inzichten zijn nog onvoldoende aanwezig. De leden achten
dit onontbeerlijk in een tijd waarin technologische ontwikkeling en digitalisering
steeds sneller gaat. Zij vragen op welke wijze dit punt opgepakt gaat worden. Wat
is de reactie van de Minister op dit punt in de evaluatie dat «de beperkte budgettaire
en formatieve omvang het Commissariaat beperken in zijn executiekracht om van idee
of voornemen over te gaan tot realisatie»? Zij vragen hoe de toenemende vraag naar
technologische kennis en inzichten wél beter geadresseerd gaat worden binnen het Commissariaat.
Wat bedoelt de Minister ten slotte met het voornemen te onderzoeken «of de governance
van het toezicht, waaronder de interne sturing en relatie met mijn ministerie, nog
actueel en toekomstbestendig is»? Tot slot vragen zij op welke punten de interne sturing
en de relatie met het ministerie herzien moet worden.
Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van de reactie van de Minister
voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media betreffende de evaluatie van het Commissariaat
voor de Media en de bijbehorende wettelijke ZBO3-evaluatie uitgevoerd door PwC. De leden vinden een onafhankelijk, pluriform en toegankelijk
media-aanbod van grote significantie voor de samenleving en hechten belang aan een
onafhankelijk instituut dat toezicht houdt op de naleving van de mediawet. De brief
en de evaluatie roepen bij de voornoemde echter nog enkele vragen op over het functioneren
van het Commissariaat voor de Media.
Onbegrensde markt van media-aanbieders
De voornoemde leden herkennen het beeld geschetst door PwC dat het medialandschap
in de periode 2012–2017 snel is veranderd door de opkomst van Commerciële Mediadiensten
op Aanvraag (zoals Netflix) en het overige online media-aanbod (zoals Facebook, YouTube,
Twitter, etcetera). Hierdoor is «het Nederlandse medialandschap in relatief korte
tijd geïnternationaliseerd waarmee in combinatie met de voornoemde factoren een zo
goed als onbegrensde markt van media-aanbieder is ontstaan» die zich «deels buiten
de wettelijke kaders van de mediawet» begeven, aldus PwC.4 Naar aanleiding van deze analyse is de Minister voornemens om de wettelijke taken
van het Commissariaat met het oog op de ontwikkelingen in de mediasector «tegen het
licht te houden» en daar waar nodig «te herijken» om een gelijk speelveld te borgen.
De voornoemde leden vragen waarom het ministerie nu pas in 2019 tot deze realisatie
komt en onderzoek hiernaar verricht? Deelt de Minister de mening dat Mediadiensten
op Aanvraag en andere online media al geruime tijd onderdeel uitmaken van het mediagedrag
van Nederlanders? Wanneer verwacht de Minister de resultaten uit dit onderzoek? Is
de Minister voornemens om de uitkomsten uit dit onderzoek te gebruiken om de mediawet
te moderniseren op de aanwezigheid van de «onbegrensde markt van media-aanbieders»
en te onderzoeken of grote online media-aanbieders voorts onder de mediawet kunnen
vallen, zo vragen de leden.
Redactiestatuut
De leden van de GroenLinks-fractie wijzen de Minister en het Commissariaat erop dat
in de mediawet 2008 (artikel 2.88 en 3.5) is opgenomen dat iedere publieke en commerciële
media-instelling over een redactiestatuut moet beschikken waarin de journalistieke
rechten en plichten van werknemers worden geregeld. De voornoemde leden vragen wanneer
voor de laatste keer plaatsvond dat het Commissariaat constateerde dat het redactiestatuut
niet werd nageleefd of constateerde dat een redactiestatuut binnen een media-instelling
ontbrak. Wanneer werd voor de laatste keer een handhavingsverzoek ingediend om na
te gaan of het redactiestatuut werd nageleefd en wie mag een handhavingsverzoek hierover
indienen, zo vragen de leden.
Personeelsverloop
De voornoemde leden lezen in het PwC-rapport dat de slagvaardigheid van het Commissariaat
onder druk staat «als gevolg van hoog personeelsverloop». Het personeelsverloop van
het Commissariaat lag over de evaluatieperiode op gemiddeld 20 procent per jaar. De
leden begrijpen dat dit niet alleen een negatief effect heeft op de kwaliteit van
het Commissariaat, maar vragen ook of dit zeer hoge personeelsverloop iets van doen
heeft met een onprettig werkklimaat. Ook de externe inhuur van personeel is met 20%
tot 40% van de totale personele kosten van het Commissariaat erg hoog. De voornoemde
leden vragen of het hoge personeelsverloop en de hoge mate van externe inhuur geen
signaal is van organisatorische gebreken. PwC adviseert het Commissariaat nader onderzoek
in te stellen en deze aanbeveling wordt overgenomen, zo lezen de voornoemde leden.
Zij vragen echter of dit onderzoek volledig onafhankelijk wordt uitgevoerd door een
externe instantie. En ontvangt de Minister als systeemverantwoordelijke de uitkomsten
van dit onderzoek, zo vragen de leden.
College van Commissarissen
De leden van de GroenLinks-fractie begrijpen dat het Commissariaat voor de Media onder
leiding staat van een college van commissarissen dat de «verantwoordelijkheid draagt
voor alle besluiten, ongeacht op welke portefeuille deze betrekking hebben.»5 Tegelijkertijd heeft de voorzitter van dit college tenminste acht andere nevenfuncties,
waaronder: bestuurder bij de Vereniging van Zorgaanbieders voor Zorgcommunicatie (VzVz),
bestuurder bij het Rathenau Instituut, voorzitter van de commissie Auteursrecht Ministerie
van Veiligheid en Justitie en twee hoogleraar-functies. Een tweede lid van dit college
vervult eveneens een verscheidenheid aan Commissariaatfuncties, te weten: voorzitter
van de Audit Commissie van Mail.ru Group Limited, voorzitter van de Audit Commissie
van Citco Bank Nederland NV, voorzitter van de Audit Commissie van De Vries en Verburg
Holding BV, voorzitter van de Financiële Commissie van St. Natura Artis Magistra,
en voorzitter van de Risk Advisory Committee van PayU Internet Payments. De voornoemde
leden vragen of de uitdagingen uit het PwC-rapport met betrekking tot het verbeteren
van de doeltreffendheid en doelmatigheid van de organisatie wel gerealiseerd kunnen
worden onder leiding van een college dat er tal van nevenfuncties op nahoudt. In de
brief van de Minister lezen de voornoemde leden dat de Minister gaat onderzoeken of
de governance van het toezicht, zoals de relatie van het ministerie met het Commissariaat,
nog actueel en toekomstbestendig is. De leden vragen wanneer zij de resultaten van
dit onderzoek mogen ontvangen.
Relatie publieke omroep en Commissariaat
Tot slot begrijpen de leden van de GroenLinks-fractie dat er goede banden bestaan
tussen het Commissariaat en de partijen waarover zij toezicht houden. De leden vragen
zodoende of deze banden weleens kritisch tegen het licht worden gehouden. Uit berichtgeving
van NRC van 16 januari 2019 bleek dat slechts drie van de elf publieke omroepen de
nevenfuncties van hun journalisten bijhouden, terwijl dit wettelijk al een jaar verplicht
was.6 Ook de wettelijke autonomie van omroepen zou in het geding zijn door de netmanagers
bij de NPO, bleek uit berichtgeving van eveneens NRC van 23 april 2019.7 In allebei de casussen lijkt het erop dat het Commissariaat (nog) geen actief toezichthoudende
of handhavende rol heeft gespeeld. Hoe reflecteert de Minister op de rol van het Commissariaat
in deze voorvallen? De leden willen niet de suggestie wekken dat het Commissariaat
per se tekort is geschoten, maar zijn benieuwd of de Minister vindt dat het Commissariaat
voldoende proactief optreedt.
Inbreng van de leden van de DENK-fractie
De leden van de DENK-fractie waarderen het Commissariaat voor de Media als een onafhankelijk
toezichthouder. Bij de evaluatie van het functioneren van het Commissariaat voor de
Media hebben de leden vragen aan de Minister over twee taken van het Commissariaat
voor de Media: pluriformiteit en financieel toezicht.
Over het financieel toezicht vragen de leden of en wanneer het Commissariaat voor
de Media de financiële tekorten bij de NPO hebben zien aankomen. Hebben zij bij de
jaarlijkse adviezen over de begroting van de NPO de Minister voor het gevaar van tekorten
bij de NPO gewaarschuwd? De leden vragen op wat voor andere manieren zij uiting hebben
gegeven van hun zorgen over de financiën van de NPO. Is het Commissariaat voor de
Media voldoende scherp in het financieel toezicht op de NPO of zijn er verbeteringen
mogelijk?
De leden constateren dat het beschermen van pluriformiteit van het media-aanbod één
van de drie hoofdtaken is van het Commissariaat voor de Media, naast het beschermen
van de toegankelijkheid en de onafhankelijkheid van het media-aanbod. De leden vragen
wat het Commissariaat voor de Media de afgelopen jaren concreet heeft gedaan om de
pluriformiteit van het media-aanbod te beschermen. Heeft het Commissariaat voor de
Media de afgelopen jaren uiting gegeven van zorgen over de pluriformiteit van het
media-aanbod en op welke manier? Ook vragen zij of de Minister zich zorgen maakt over
de pluriformiteit van het media-aanbod in het algemeen en van de publieke omroep in
het bijzonder. Maakt de Minister zich zorgen dat bepaalde groepen in de samenleving
(jongeren, mensen met een migratie-achtergrond) relatief minder naar de publieke omroep
kijken? Tevens vragen zij of het Commissariaat voor de Media geen actievere rol zou
kunnen spelen om dit probleem aan te kaarten. Heeft het Commissariaat voor de Media
ooit aandacht gevraagd voor deze groepen (jongeren, mensen met een migratie-achtergrond)
die relatief minder naar de publieke omroep kijken? Is de constatering van de NPO
Ombudsvrouw Margo Smit over de ondervertegenwoordiging van vrouwen en mensen met een
migratieachtergrond bij talkshowtafels al eerder door het Commissariaat voor de Media
naar voren gebracht en zo nee kan dat gezien worden als een toezichtmisser of valt
het niet onder hun rol? De leden vragen hoe het gesteld is met de diversiteit bij
het Commissariaat voor de Media, zowel in de top als bij de medewerkers: hoeveel procent
is vrouw en hoeveel procent heeft een migratie-achtergrond.
De leden willen het Commissariaat voor de Media de suggestie doen om een «Jongeren
Commissariaat voor de Media» in het leven te roepen, een beetje analoog aan de jongerenpanels
die her en der verschijnen en die zorgen dat de blik van jongeren wordt meegenomen.
De voornoemde leden vragen of de Minister deze suggestie aan het Commissariaat van
de Media kan overbrengen.
II Reactie van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
Ik dank de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor de schriftelijke
inbreng van de fracties over mijn brief naar aanleiding van de zbo-evaluatie van het
Commissariaat voor de Media. De leden van de verschillende fracties hebben met belangstelling
kennisgenomen van de brieven. Hieronder zal ik antwoorden op de verschillende vragen
die de leden stellen.
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
Met de snelle ontwikkelingen en digitalisering binnen het mediabestel, vinden de leden
van de VVD-fractie het van belang dat het Commissariaat ook goed toezicht kan houden
op non-lineair media-aanbod. Dit hangt samen met de digitale toezichtinstrumenten,
waar het Commissariaat in samenwerking met andere Europese toezichthouders de ontwikkeling
van dergelijke instrumenten zal volgen en daar waar mogelijk zal toepassen. De leden
van de VVD-fractie stellen hierover enkele vragen. Zo vragen zij waarin het Commissariaat
de afweging maakt of deze instrumenten wel of niet worden toegepast?
Het Commissariaat is zich bewust van het belang van digitale toezichtinstrumenten
gezien de significante toename van non-lineair media-aanbod en streeft ernaar om die
in internationaal verband te ontwikkelen. Bij de toepassing ervan zal het Commissariaat
de kosten afwegen tegen de verwachte bijdrage aan de effectiviteit en efficiëntie
van het toezicht.
Ook vragen de leden van de VVD-fractie wanneer het Commissariaat zal starten met het
samenwerken met andere Europese mediatoezichthouders.
Het Commissariaat werkt intensief samen met Europese mediatoezichthouders. Zo heeft
het Commissariaat samen met enkele andere Europese media-autoriteiten het initiatief
genomen tot de oprichting van een Europees samenwerkingsverband (European Regulators
Group for Audiovisual Media Services). Het Commissariaat heeft in dit verband het
initiatief genomen tot de ontwikkeling van de Digital European Toolkit waarmee toezichthouders
kunnen profiteren van door andere Europese toezichthouders ontwikkelde expertise,
instrumenten en toezichtstrategieën.
De leden vragen hoe dit samen loopt met de planning van de Minister omtrent het uitbreiden
van het mandaat van het Commissariaat met het oog op toezicht op non-lineair media-aanbod?
Het Commissariaat houdt reeds toezicht op mediadiensten op aanvraag die non-lineair
media-aanbod verzorgen. In aanvulling hierop zal het Commissariaat na de implementatie
van de herzieningsrichtlijn Audiovisuele Mediadiensten, die is voorzien op 19 september
2020, de taak krijgen om toezicht uit te oefenen op de zelfregulering door videoplatformen
die in Nederland zijn gevestigd. Ik zal in de gesprekken met het Commissariaat de
inzet die het pleegt om te beschikken over digitale toezichtinstrumenten die op een
doeltreffende en doelmatige wijze bijdragen aan zijn toezichttaken, volgen.
PwC komt tot het oordeel dat het Commissariaat gemiddeld genomen doeltreffend functioneert
in de uitvoering van haar wettelijke taken.
Tegelijkertijd lezen de leden van de VVD-fractie dat er ruimte is voor verbetering
en er drie aandachtspunten inzake doeltreffendheid zijn voor het Commissariaat. Hierin
missen de leden het aandachtspunt dat het Commissariaat doeltreffender kan zijn bij
toezicht op nevenfuncties en salarisconstructies binnen de NPO.
Het verbaast de leden dat het Commissariaat geen rol speelt en zien liever dat een
onafhankelijk Commissariaat deze constructies beoordeelt en hier op handhaaft. Zij
vragen of de Minister deze mening deelt.
De geldende Mediawet 2008 bepaalt dat de NPO zelf gedragsregels opstelt over het beloningskader
en over wat aangemerkt dient te worden als integer handelen van bestuurders en medewerkers.
Deze regels zijn opgenomen in de Governancecode Publieke Omroep. Het toezicht op de
naleving van deze Governancecode is opgedragen aan de Commissie Integriteit Publieke
Omroep (CIPO) en niet aan het Commissariaat. Wel kan het Commissariaat er op toezien
dat de NPO en de landelijke publieke media-instellingen een zorgvuldige procedure
met voldoende checks & balances inrichten om nevenfuncties te beoordelen en hierover
transparant zijn. Zo heeft het Commissariaat KRO-NCRV recent aangesproken op het feit
dat zij de nevenfuncties van een presentator onvoldoende zorgvuldig had beoordeeld
en dat onvoldoende was gebleken van door de omroep gehanteerde checks & balances.
Dit laat onverlet dat dit kabinet de risico’s ziet van een versplintering van de toezichthoudende
taken bij de NPO en het Commissariaat. In het kader van zijn visie op de landelijke
publieke omroep stelt het kabinet voor om het toezicht op de landelijke publieke omroep
te bundelen. Bij de uitwerking zal ook worden gekeken naar het toezicht op nevenfuncties
en salarisconstructies binnen de landelijke publieke omroep. Hierbij zal onder andere
worden gekeken naar de consequenties ervan voor het Commissariaat.
De leden van de VVD-fractie vragen hoe de Minister de doeltreffendheid van het Commissariaat
hierin beoordeelt. Ook vragen zij hoe dit samenhangt met de conclusies en het gemende
oordeel van PwC omtrent de doelmatigheid van het Commissariaat en dat zij haar eigen
werkzaamheden hieromheen onvoldoende evalueert, zo vragen de eerder genoemde leden.
Het Commissariaat heeft op grond van de Mediawet 2008 geen toezichthoudende taak ten
aanzien van nevenfuncties en salarisconstructies binnen de landelijke publieke omroep.
Dit onderwerp is daarom niet meegenomen in het onderzoek van PwC.
Tot slot vragen de leden van de VVD-fractie hoe lang het op dit moment duurt voordat
het Commissariaat toestemming geeft aan omroepen voor eventuele publiek-private samenwerkingen?
De leden vragen of het mogelijk is om deze toestemming vlotter, en voorafgaand aan
de samenwerking te geven.
In de meeste gevallen is geen voorafgaande toestemming noodzakelijk en toetst het
Commissariaat uitsluitend achteraf, zoals bij het dienstbaarheidsverbod. Alleen waar
het een samenwerking betreft die een zogenoemde nevenactiviteit van de publieke omroep
is, toetst het CvdM vooraf. Dergelijke besluitvorming vindt plaats binnen de door
de wetgever gestelde redelijke termijn van 8 weken.
Inbreng van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie vragen hoe de Minister aankijkt tegen het hoge personeelsverloop
bij het Commissariaat. In een krantenartikel «Roman toezichthouder over hillywood
valt verkeerd», wordt geschreven over «giftige sfeer is op het kantoor aan de Hoge
Naarderweg te Hilversum» dat zou zorgen voor het hoge personeelsverloop. Zij vragen
of de Minister dit signaal herkent en wat volgens de Minister de oorzaken van het
hoge personeelsverloop zijn. Ook vragen de leden of de Minister kan aangeven in hoeverre
dit verloop effect heeft en gaat krijgen op het niveau van kennis en ervaring in de
organisatie en of dit voldoende geborgd is.
Het Commissariaat laat de oorzaken van het personeelsverloop onderzoeken. Het hoge
personeelsverloop heeft volgens PwC als risico dat hierdoor de slagvaardigheid van
het Commissariaat als toezichthouder wordt aangetast.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister hoe hij er tegen aankijkt dat de PwC
tot een gemengd oordeel komt over de doelmatigheid en vragen of de Minister dit oordeel
zag aankomen.
Zoals elke organisatie kan ook het Commissariaat zich op een aantal punten verder
ontwikkelen. Ik ben in die zin dus niet verrast door het oordeel van PwC. Ik neem
de conclusie van PwC echter serieus dat de organisatie beperkt inzicht heeft in zijn
eigen doelmatigheid. PwC koppelt aan deze conclusie een aantal specifieke aanbevelingen
en het Commissariaat heeft aangegeven die te zullen overnemen.
Ook vragen de leden van de CDA-fractie op welke wijze de Minister mogelijkheden ziet
om de doelmatigheid van de werkzaamheden beter te rapporteren.
Ik heb een externe adviseur gevraagd om de aanbevelingen van PwC met betrekking tot
de doelmatigheid van de werkzaamheden te vertalen in voorschriften die ik op basis
van de Mediawet 2008 kan koppelen aan de jaarverantwoording door het Commissariaat.
De adviseur heeft een aantal voorstellen gedaan die ik momenteel in gesprek met het
Commissariaat uitwerk in nieuwe voorschriften.
Verder vragen de leden van de CDA-fractie of de Minister kan aangeven hoe het komt
dat de toezichtprestaties die het Commissariaat in zijn verantwoordingsinformatie
opneemt geen volledige weergave zijn van de werkzaamheden van het Commissariaat?
Ik zie dit als een aandachtspunt en ik ben hierover in gesprek met het Commissariaat.
Het Commissariaat onderschrijft de bevindingen van PwC op dit terrein en streeft ernaar
zijn verantwoording hieromtrent te verbeteren.
Tot slot zijn deze leden verder benieuwd hoe de Minister aankijkt tegen de voorgestelde
indicatoren voor opname in het controleprotocol van de externe accountant. Kan de
Minister hierbij aangegeven op welke wijze de richtlijnen voor financiële verantwoording
van het Commissariaat hierop worden aangepast, zo vragen de voornoemde leden.
De voorgestelde indicatoren kunnen bijdragen aan het inzicht in de doelmatigheid van
de organisatie. Ik ben momenteel in gesprek met het Commissariaat over de wijze waarop
deze indicatoren kunnen worden vertaald in voorschriften die op grond van de Mediawet
2008 gekoppeld kunnen worden aan de financiële verantwoording van het Commissariaat.
Inbreng van de leden van de D66-fractie
De leden van de D660-fractie valt één van de aandachtspunten betreffende doeltreffendheid
op, te weten de context waarin het Commissariaat optreedt als toezichthouder. PwC
wijst in zijn rapport op het feit dat de sterk in beweging zijnde mediasector door
digitalisering, en internationalisering ertoe heeft geleid dat het domein dat buiten
het wettelijke mandaat van het Commissariaat valt, snel in aard en omvang groeit.
PwC stelt dat dit leidt tot de maatschappelijke behoefte om ook dit domein te reguleren.
De Minister geeft aan hiertoe een verkenning uit te voeren. Kan de Minister aangeven
hoe deze verkenning eruit zal zien, wat de reikwijdte zal zijn en wanneer de uitkomsten
hiervan verwacht worden?
Ook vragen zij op welke wijze het Commissariaat zelf hierin wordt betrokken.
Bij de verkenning zal op basis van een analyse van ontwikkelingen in het medialandschap
het huidige takenpakket van het Commissariaat worden bezien. Hierbij zal ook rekening
worden gehouden met de herziene richtlijn Audiovisuele Mediadiensten. De implementatie
hiervan resulteert in een aantal nieuwe taken voor het Commissariaat voor de Media.
Ik verwijs in dit verband ook naar mijn brief aan uw Kamer waarin het wijzigingsvoorstel
van de richtlijn Audiovisuele Mediadiensten is toegelicht en dat voorziet in de voorgenoemde
implementatie.8 Daarnaast zal bij de verkenning rekening worden gehouden met de implementatie van
de kabinetsvisie op de landelijke publieke omroep, die naar verwachting ook consequenties
zal hebben voor het takenpakket van het Commissariaat.9 Bij de verkenning zullen ook de financiële consequenties ervan in kaart worden gebracht
en de wijze waarop die worden bekostigd. Hierbij zal worden gekeken naar de mogelijkheid
om de kosten van het toezicht conform de Mediawet 2008 gedeeltelijk door te belasten
naar de onder toezicht gestelden. Ik verwacht uw Kamer komend voorjaar te informeren
over de uitkomsten van de verkenning. Bij de uitvoering ervan zal ik het Commissariaat
betrekken door hem in de gelegenheid te stellen om inbreng te verzorgen.
De leden van de D66-fractie lezen voorts in de evaluatie, dat «nog weinig zichtbaar
is op het gebied van technologische innovatie binnen het Commissariaat». Technologische
kennis en inzichten zijn nog onvoldoende aanwezig. De leden achten dit onontbeerlijk
in een tijd waarin technologische ontwikkeling en digitalisering steeds sneller gaat.
Zij vragen op welke wijze dit punt opgepakt gaat worden.
Het Commissariaat is zich bewust van het belang van innovatieve toezichtinstrumenten
en streeft ernaar om die in internationaal verband te ontwikkelen.
Voorts vragen de leden van de D66-fractie wat de reactie is van de Minister op dit
punt in de evaluatie dat «de beperkte budgettaire en formatieve omvang het Commissariaat
beperken in zijn executiekracht om van idee of voornemen over te gaan tot realisatie»?
Zij vragen hoe de toenemende vraag naar technologische kennis en inzichten wél beter
geadresseerd gaat worden binnen het Commissariaat.
Zoals hiervoor is aangegeven, zullen aan de hand van een verkenning de taken van het
Commissariaat tegen het licht worden houden. Hierbij zal ook worden gekeken naar de
wijze waarop technologische kennis en inzichten optimaal benut kunnen worden bij de
invulling van een doelmatig en doeltreffend toezicht.
De leden van de D66-fractie vragen wat de Minister ten slotte bedoelt met het voornemen
te onderzoeken «of de governance van het toezicht, waaronder de interne sturing en
relatie met mijn ministerie, nog actueel en toekomstbestendig is»? Op welke punten
moet de interne sturing en de relatie met het ministerie herzien worden?
Het onderzoek moet inzicht geven in de noodzakelijke voorwaarden voor een adequate
inrichting van het Commissariaat als organisatie. In de brede context van ontwikkelingen
in de mediasector (convergentie, technologie/digitalisering, groeiend aantal spelers
en internationalisering) wordt gekeken wat met het oog op de gewenste slagkracht de
meest passende bestuurlijke structuur en operationele organisatie zijn en hoe de kwetsbaarheid
van de relatief kleine organisatie kan worden beperkt.
Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinksfractie herkennen het beeld geschetst door PwC dat het medialandschap
in de periode 2012–2017 snel is veranderd door de opkomst van Commerciële Mediadiensten
op Aanvraag (zoals Netflix) en het overige online media-aanbod (zoals Facebook, YouTube,
Twitter, etcetera). Naar aanleiding van deze analyse is de Minister voornemens om
de wettelijke taken van het Commissariaat met het oog op de ontwikkelingen in de mediasector
«tegen het licht te houden» en daar waar nodig «te herijken» om een gelijk speelveld
te borgen. De voornoemde leden vragen waarom het ministerie nu pas in 2019 tot deze
realisatie komt en onderzoek hiernaar verricht?
Ik bespreek jaarlijks met het Commissariaat de ontwikkelingen in het medialandschap
en de invloed daarvan op het toezicht door het Commissariaat. Het Commissariaat heeft
reeds een wettelijke taak ten aanzien van het toezicht op mediadiensten op aanvraag.
Ten aanzien van het toezicht op videoplatforms volg ik de herziening van de richting
Audiovisuele Mediadiensten waarvan de implementatie leidt tot nieuwe taken voor het
Commissariaat.
Tevens vragen de leden van de GroenLinks-fractie of de Minister de mening deelt dat
Mediadiensten op Aanvraag en andere online media al geruime tijd onderdeel uitmaken
van het mediagedrag van Nederlanders.
Ja.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen wanneer de Minister de resultaten uit dit
onderzoek verwacht.
Ik verwacht uw Kamer komend voorjaar te informeren over de resultaten van de verkenning
naar het takenpakket van het Commissariaat.
Verder willen de voorgenoemde leden weten of de Minister voornemens is om de uitkomsten
uit dit onderzoek te gebruiken om de mediawet te moderniseren op de aanwezigheid van
de «onbegrensde markt van media-aanbieders» en te onderzoeken of grote online media-aanbieders
voorts onder de mediawet kunnen vallen, zo vragen de leden.
De uitkomsten van de verkenning zullen moeten uitwijzen of de taken van het Commissariaat
in het licht van de ontwikkelingen in de mediasector nog actueel en toekomstbestendig
zijn dan wel om een herziening vragen. Ik merk hierbij op dat de toepasselijkheid
van de Nederlandse wetgeving en daarmee de toezichtsbevoegdheden van het Commissariaat
mede bepaald worden door (inter)nationale bepalingen inzake nationale jurisdictie.
De leden van de GroenLinks-fractie wijzen de Minister en het Commissariaat erop dat
in de mediawet 2008 (artikel 2.88 en 3.5) is opgenomen dat iedere publieke en commerciële
media-instelling over een redactiestatuut moet beschikken waarin de journalistieke
rechten en plichten van werknemers worden geregeld. In dat kader vragen de leden wanneer
voor de laatste keer plaatsvond dat het Commissariaat constateerde dat het redactiestatuut
niet werd nageleefd of constateerde dat een redactiestatuut binnen een media-instelling
ontbrak.
Het Commissariaat vraagt redactiestatuten op van media-instellingen indien het daartoe
aanleiding ziet. Het Commissariaat heeft dit voorjaar voor de laatste keer geconstateerd
dat het redactiestatuut ontbrak. Het Commissariaat heeft in 2015 een enquête onder
hoofdredacteuren gehouden over de onafhankelijkheid van nieuwsredacties en heeft aangekondigd
dit jaar het gebruik en de werking van redactiestatuten in de praktijk nader te zullen
onderzoeken.
Ook vragen de leden van de GroenLinks-fractie wanneer voor de laatste keer een handhavingsverzoek
werd ingediend om na te gaan of het redactiestatuut werd nageleefd en wie een handhavingsverzoek
hierover mag indienen.
Handhavingsverzoeken kunnen worden ingediend door belanghebbenden, bijvoorbeeld concurrenten
die zich op dezelfde doelgroep richten en particulieren die een direct en persoonlijk
belang hebben. Het Commissariaat heeft mij laten weten dat hij in de evaluatieperiode
geen handhavingsverzoeken heeft ontvangen die betrekking hebben op de naleving van
het redactiestatuut.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen in het PwC-rapport dat de slagvaardigheid
van het Commissariaat onder druk staat «als gevolg van hoog personeelsverloop». Het
personeelsverloop van het Commissariaat lag over de evaluatieperiode op gemiddeld
20 procent per jaar. De leden begrijpen dat dit niet alleen een negatief effect heeft
op de kwaliteit van het Commissariaat, maar vragen ook of dit zeer hoge personeelsverloop
iets van doen heeft met een onprettig werkklimaat.
Ook wijzen de leden op de externe inhuur van personeel, die met 20% tot 40% van de
totale personele kosten van het Commissariaat erg hoog is. Zij vragen of het hoge
personeelsverloop en de hoge mate van externe inhuur geen signaal is van organisatorische
gebreken.
Het Commissariaat laat de oorzaken van het personeelsverloop onderzoeken. Het hoge
personeelsverloop heeft volgens PwC als risico dat hierdoor de slagvaardigheid van
het Commissariaat als toezichthouder wordt aangetast.
Ten aanzien van de externe inhuur heeft het Commissariaat mij geïnformeerd dat inhuur
regelmatig plaatsvindt voor specialistisch werk waarvoor het lastig is om vaste krachten
aan te trekken, dan wel voor werk dat een piekbelasting kent in een bepaalde periode
in het jaar, zoals rondom de toetsing van de jaarrekeningen van de publieke media-instellingen.
Dat neemt niet weg dat het hoge aandeel van de kosten aan externe inhuur uit oogpunt
van doelmatigheid significant naar beneden zal moeten worden bijgesteld. Het Commissariaat
onderschrijft dit en verwacht dit te realiseren door middel van een strategisch personeelsbeleid.
PwC adviseert het Commissariaat nader onderzoek in te stellen naar het hoge personeelsverloop
en deze aanbeveling wordt overgenomen, zo lezen de leden van de GroenLinks-fractie.
Zij vragen echter of dit onderzoek volledig onafhankelijk wordt uitgevoerd door een
externe instantie en of de Minister als systeemverantwoordelijke de uitkomsten van
dit onderzoek ontvangt.
Het Commissariaat is als werkgever verantwoordelijk voor zijn organisatie- en personeelsbeleid
en het ligt daarom in de rede dat het Commissariaat zelf onderzoek laat doen naar
het hoge personeelsverloop. Het Commissariaat houdt mij echter op de hoogte en zal
mij informeren over de onderzoeksuitkomsten en de wijze waarop het personeelsverloop
wil terugdringen.
De leden van de GroenLinks-fractie begrijpen dat het Commissariaat voor de Media onder
leiding staat van een college van commissarissen dat de «verantwoordelijkheid draagt
voor alle besluiten, ongeacht op welke portefeuille deze betrekking hebben.
De voornoemde leden vragen of de uitdagingen uit het PwC-rapport met betrekking tot
het verbeteren van de doeltreffendheid en doelmatigheid van de organisatie wel gerealiseerd
kunnen worden onder leiding van een college dat er tal van nevenfuncties op nahoudt.
Op grond van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen vervullen leden van een zbo
-waaronder het Commissariaat – geen nevenfuncties die ongewenst zijn met het oog op
een goede vervulling van zijn functie of de handhaving van zijn onafhankelijkheid
of van het vertrouwen daarin. Het voornemen om een nevenfunctie te aanvaarden dient
vooraf gemeld te worden. Op basis daarvan kan in overleg met betrokkenen worden beoordeeld
in welke mate het verrichten van nevenfuncties te combineren is met de werkzaamheden
en verantwoordelijkheden als lid van het zbo. Ten aanzien van de leden van het Commissariaat
geldt dat zij in deeltijd zijn aangesteld waardoor zij meer ruimte hebben voor nevenfuncties.
In de brief van de Minister lezen de leden van de GroenLinks-fractie dat de Minister
gaat onderzoeken of de governance van het toezicht, zoals de relatie van het ministerie
met het Commissariaat, nog actueel en toekomstbestendig is. De leden vragen wanneer
zij de resultaten van dit onderzoek mogen ontvangen.
Ik streef er naar uw Kamer over de uitkomsten van het onderzoek voor het einde van
dit jaar te informeren.
Tot slot vragen de leden van de GroenLinks-fractie of de goede banden die er zijn
tussen het Commissariaat en de partijen waarover zij toezicht houden weleens kritisch
tegen het licht worden gehouden. Daarbij refereren de leden naar voorvallen uit de
berichtgeving van NRC van 16 januari 2019 en 23 april 2019 over het bijhouden door
publieke omroepen van de nevenfuncties van hun journalisten resp. de wettelijke autonomie
van omroepen die in het geding zou zijn door de netmanagers bij de NPO. In allebei
de casussen lijkt het erop dat het Commissariaat (nog) geen actief toezichthoudende
of handhavende rol heeft gespeeld. De leden vragen hoe de Minister reflecteert op
de rol van het Commissariaat in deze voorvallen.
De leden willen niet de suggestie wekken dat het Commissariaat per se tekort is geschoten,
maar zijn benieuwd of de Minister vindt dat het Commissariaat voldoende proactief
optreedt.
Het gaat in de beschreven gevallen om de naleving van de Govenancecode Publieke Omroep.
Het toezicht hierop ligt bij de Commissie Integriteit Publieke Omroep.
Inbreng van de leden van de DENK-fractie
De leden van de DENK-fractie hebben bij de evaluatie van het functioneren van het
Commissariaat voor de Media vragen aan de Minister over twee taken van het Commissariaat
voor de Media: pluriformiteit en financieel toezicht. Over het financieel toezicht
vragen de leden of en wanneer het Commissariaat voor de Media de financiële tekorten
bij de NPO hebben zien aankomen.
Het financiële toezicht van het Commissariaat betreft de rechtmatigheid van de bestedingen
van de NPO en de landelijke publieke media-instellingen. Het signaleren van eventuele
financiële tekorten bij de NPO valt niet onder de toezichthoudende taken van het Commissariaat.
Hebben zij bij de jaarlijkse adviezen over de begroting van de NPO de Minister voor
het gevaar van tekorten bij de NPO gewaarschuwd, zo vragen de leden.
Het Commissariaat heeft vanuit zijn adviserende rol met betrekking tot de begroting
van de NPO inzake 2019 gewezen op de kwetsbare solvabiliteitspositie van de taakomroepen
en sommige ledengebonden omroepen.10
De leden van de DENK-fractie vragen op wat voor andere manieren zij uiting hebben
gegeven van hun zorgen over de financiën van de NPO.
Het Commissariaat heeft via zijn adviserende rol inzake de begroting van de NPO inzake
2019 uiting gegeven aan zijn zorg over de financiën van de NPO.
Is het Commissariaat voor de Media voldoende scherp in het financieel toezicht op
de NPO of zijn er verbeteringen mogelijk?
Het financiële toezicht van het Commissariaat betreft de rechtmatigheid van de bestedingen
door de landelijke publieke media-instellingen en de NPO. Tijdens de vorige evaluatie
was de invulling van dit toezicht een van de aandachtspunten. Het Commissariaat heeft
naar aanleiding hiervan meer nadruk gelegd op risicogericht toezicht en communicatie
hierover met onder toezicht gestelden. PwC constateert op basis van interviews met
respondenten echter dat de wijze van toezicht voor de onder toezicht gestelden niet
merkbaar is veranderd. Naar aanleiding hiervan denk ik dat er nog verbetering mogelijk
is.
De leden van de DENK-fractie constateren dat het beschermen van pluriformiteit van
het media-aanbod één van de drie hoofdtaken is van het Commissariaat voor de Media,
naast het beschermen van de toegankelijkheid en de onafhankelijkheid van het media-aanbod.
Wat heeft het Commissariaat voor de Media de afgelopen jaren concreet gedaan om de
pluriformiteit van het media-aanbod te beschermen, zo vragen de voorgenoemde leden.
Het Commissariaat besteedt concreet aandacht aan de pluriformiteit van het media-aanbod
in zijn vijfjaarlijks advies over het concessiebeleidsplan van de NPO, in zijn adviezen
over de erkenning van landelijke publieke omroepen, in zijn opmerkingen over de jaarlijkse
begroting van de NPO en in zijn jaarlijkse rapportages over de naleving van de prestatieafspraken
die ik met de NPO maak. Bovendien ziet het Commissariaat concreet toe op de diversiteit
van de televisiepakketten. Verder rapporteert het Commissariaat jaarlijks in zijn
Mediamonitor over ontwikkelingen ten aanzien van concentraties en financieel-economische
omstandigheden op de nationale en internationale mediamarkten en de (eventuele) gevolgen
daarvan voor de pluriformiteit (en onafhankelijkheid) van de informatievoorziening.11
Heeft het Commissariaat voor de Media de afgelopen jaren uiting gegeven van zorgen
over de pluriformiteit van het media-aanbod en op welke manier, zo vragen de leden
van de DENK-fractie.
Het Commissariaat heeft in zijn onderzoek in het kader van de Mediamonitor 2018 geconstateerd
dat de Nederlandse mediasector vooralsnog pluriform en divers is. Nederlanders komen
in contact met een grote verscheidenheid aan nieuws, verzorgd door een breed scala
aan aanbieders12.
Het Commissariaat heeft wel met enige regelmaat zorg geuit over de afname van de pluriformiteit
van regionaal en lokaal media-aanbod13 en heeft in zijn Mediamonitor 2018 gewezen op onderzoek waaruit blijkt dat regionale
publieke radiozenders nauwelijks nog worden beluisterd door jongeren14. Verder heeft het Commissariaat samen met Reuters Institute onderzoek gedaan naar
aanleiding van toenemende zorg over de vraag of we door het grote gebruik van sociale
media in een zogenoemde filter bubbel belanden, met als gevolg een afname van de pluriformiteit
van het gebruik van media. In aanvulling hierop heeft Commissariaat onderzoek laten
verrichten door de Universiteit van Amsterdam. De onderzoeksuitkomsten laten zien
dat er in Nederland vooralsnog geen directe aanleiding is voor deze zorg.
Ook vragen de leden van de DENK-fractie of de Minister zich zorgen maakt over de pluriformiteit
van het media-aanbod in het algemeen en van de publieke omroep in het bijzonder.
De rapportages van het Commissariaat voor de Media geven vooralsnog geen aanleiding
tot zorg over de pluriformiteit van het landelijke publiek media-aanbod. Wel is het
goed dat de ontwikkelingen op dit punt nauwgezet worden gevolgd.
Maakt de Minister zich zorgen dat bepaalde groepen in de samenleving (jongeren, mensen
met een migratie-achtergrond) relatief minder naar de publieke omroep kijken, zo vragen
de leden van de DENK-fractie.
Ik vind het belangrijk dat zoveel mogelijk groepen uit de samenleving worden bereikt
met het media-aanbod van de publieke omroep. Ik zie dat de publieke omroep de afgelopen
jaren de nodige inzet heeft gepleegd om zowel jongeren als mensen met een migratieachtergrond
te bereiken. Dat neemt niet weg dat het bereiken van deze doelgroepen een uitdaging
blijft. Met name waar het gaat om jongeren zal de publieke omroep meer moeten kunnen
meebewegen met het mediagebruik van deze kijkers die steeds meer online te vinden
zijn. In de visiebrief over de toekomst van de publieke omroep heb ik uw Kamer gemeld
dat maatwerk en speelruimte nodig is om de verschillende doelgroepen te kunnen bereiken.
De NPO zal in het nieuwe concessiebeleidsplan voor de komende periode het totale pakket
aan aanbodkanalen kritisch door moeten lichten en scherpere keuzes moeten maken welke
kanalen voor de uitvoering van de publieke opdracht echt nodig zijn om iedereen, zowel
een breed publiek als kleinere specifieke doelgroepen, te bereiken.
Tevens vragen de leden van de DENK-fractie zij of het Commissariaat voor de Media
geen actievere rol zou kunnen spelen om dit probleem aan te kaarten. Heeft het Commissariaat
voor de Media ooit aandacht gevraagd voor deze groepen (jongeren, mensen met een migratie-achtergrond)
die relatief minder naar de publieke omroep kijken?
Het Commissariaat voor de Media speelt een belangrijke rol in het signaleren van ontwikkelingen
op het gebied van de representatie en het bereik van de publieke omroep bij diverse
groepen in de samenleving. Zo heeft het Commissariaat expliciet aandacht gevraagd
voor dit onderwerp in zijn opmerkingen bij de begrotingen van de NPO15 en besteedt hij hier aandacht aan in zijn jaarlijkse Mediamonitor16.
Is de constatering van de NPO Ombudsvrouw Margo Smit over de ondervertegenwoordiging
van vrouwen en mensen met een migratieachtergrond bij talkshowtafels al eerder door
het Commissariaat voor de Media naar voren gebracht? En zo nee, kan dat gezien worden
als een toezichtmisser of valt het niet onder hun rol, zo vragen de leden van de DENK-fractie.
Mijn voorganger heeft in de prestatieovereenkomst 2010–2015 afspraken gemaakt met
de NPO over de representatie van vrouwen en mensen met een migratieachtergrond17. Het Commissariaat heeft conform de geldende systematiek de naleving van die afspraken
gecontroleerd en daarover gerapporteerd18. Het Commissariaat zal dit kalenderjaar in opdracht van het ministerie de representatie
van mannen en vrouwen op televisie gaan onderzoeken19
Verder vragen de leden van de DENK-fractie hoe het gesteld is met de diversiteit bij
het Commissariaat voor de Media, zowel in de top als bij de medewerkers: hoeveel procent
is vrouw en hoeveel procent heeft een migratie-achtergrond, zo vragen de voorgenoemde
leden.
De verdeling man/vrouw bij het Commissariaat over alle medewerkers gemeten (inclusief
de top van de organisatie waartoe het management team en het College worden gerekend)
is 40% man en 60% vrouw. De verdeling man/vrouw in de top van de organisatie is 57%
man en 43% vrouw. Het Commissariaat houdt, mede in verband met de Europese regelgeving
op het gebied van privacy, niet in zijn personeelsadministratie bij hoeveel procent
van zijn medewerkers een migratie-achtergrond heeft.
Tot slot willen de leden van de DENK-fractie het Commissariaat voor de Media de suggestie
doen om een «Jongeren Commissariaat voor de Media» in het leven te roepen, een beetje
analoog aan de jongerenpanels die her en der verschijnen en die zorgen dat de blik
van jongeren wordt meegenomen. De voornoemde leden vragen of de Minister deze suggestie
aan het Commissariaat van de Media kan overbrengen.
Ik zal de suggestie overbrengen.
Ondertekenaars
-
, -
Eerste ondertekenaar
O.C. Tellegen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
M.H.R.M. Arends, adjunct-griffier