Schriftelijke vragen : Het verslag van een schriftelijk overleg over het chronisch vermoeidheidssyndroom (ME/CVS).
Vragen van het lid Van Gerven (SP) aan de Minister voor Medische Zorg over het verslag van een schriftelijk overleg over het chronisch vermoeidheidssyndroom (ME/CVS) (ingezonden 4 september 2019).
Vraag 1
            
Wat is uw reactie op constatering van de Gezondheidsraad, die geen reden ziet voor
               toepassing van graduele oefentherapie bij Myalgische Encefalomyelitis/Chronischevermoeidheidssyndroom
               (ME/CVS) en vindt dat gedragstherapie niet als enige behandelingsoptie aangeboden
               moet worden? Bent u van plan de betrokken partijen actief op deze conclusie te wijzen?
               Welke behandelingen zijn er voor ME/CVS-patiënten die gedragstherapie of graduele
               oefentherapie niet als optie zien? Deelt u de mening dat dit aanbod zeer beperkt is?1
Vraag 2
            
Wat is uw reactie op de conclusie van de Gezondheidsraad dat verbetering van de zorg
               voor patiënten met ME/CVS urgent is en zo snel mogelijk moet plaatsvinden?
            
Vraag 3
            
Bent u van mening dat het afwachten van de resultaten van de onderzoeken die wellicht
               gaan plaatsvinden binnen het onderzoeksprogramma eer doet aan deze urgentie en snelheid?
            
Vraag 4
            
Bent u ertoe bereid naast budget voor een eventueel onderzoeksprogramma ook budget
               vrij te maken voor directe disseminatie van de (internationale) biomedische kennis
               die er al over de ziekte ME bestaat, en zo ja, hoe denkt u dat vorm te geven?
            
Vraag 5
            
Erkent u ME als ziekte conform de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO)-classificatie,
               waaraan Nederland zich als lidstaat van de WHO dient te houden?
            
Vraag 6
            
Wat vindt u ervan dat beroepsgroepen zich tegen een advies van de Gezondheidsraad
               inzake ME/CVS keren en in een enkel geval het advies zelfs expliciet naast zich neer
               leggen? Gaat u hier iets aan doen?
            
Vraag 7
            
Bent u ertoe bereid in gesprek te gaan met wetenschappelijke verenigingen om aan te
               dringen op een zo spoedig mogelijke herziening of aanpassing van de behandelaanbevelingen
               uit de richtlijn CVS? Zo ja, wanneer gaan deze gesprekken plaatsvinden? Zo nee, waarom
               niet?
            
Vraag 8
            
Is het correct dat het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport zelfstandig
               een onderwerp op de Meerjarenagenda van het Zorginstituut Nederland kan plaatsen als
               het gaat om het ontwikkelen van kwaliteitsproducten? Zo ja, waarom kiest u hier niet
               voor als het gaat om het herzien van de richtlijn voor ME/CVS?2
Vraag 9
            
Bent u bereid een voorlichtingscampagne op basis van het advies van de Gezondheidsraad
               over ME/CVS te organiseren? Zo nee, waarom niet?
            
Vraag 10
            
Deelt u de mening dat een verkeerde registratie door het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen
               (UWV) grote gevolgen kan hebben voor het vervolgtraject, zoals het bepalen van een
               uitkering, de duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid of de te ontvangen therapie?
            
Vraag 11
            
Wat is uw oordeel over het aantal registraties op code N690 door het UWV in vergelijking
               met de incidentie van ME/CVS? Bent u van mening dat cliënten met ME/CVS correct geregistreerd
               worden door het UWV? Zo nee, hoe gaat u ervoor zorgen dat een correcte registratie
               van ME/CVS verhoogd wordt?
            
Vraag 12
            
Heeft u inmiddels het advies van de Gezondheidsraad en de signalen dat patiënten niet
               altijd de zorg krijgen die ze nodig hebben onder aandacht gebracht bij de gemeenten?
               Zo ja, kunt u aangeven hoe dit is verlopen? Is er specifiek aandacht besteed aan de
               leerplichtambtenaren in relatie tot ME/CVS? Zo ja, op welke wijze?
            
Vraag 13
            
Is er volgens u voldoende kennis bij zorgverleners, zoals huisartsen en specialisten,
               met betrekking tot diagnostisch onderzoek en behandeling bij ME/CVS? Zo nee, hoe verwacht
               u op korte termijn voldoende kennis te organiseren zonder bijvoorbeeld een polikliniek
               of expertisecentrum?
            
Vraag 14
            
Bent u ertoe bereid in gesprek te gaan met de Nederlandse Federatie van Universitair
               Medische Centra (NFU), de Universitair Medisch Centra (UMC’s) en de patiëntenorganisaties
               over hoe zij de specialistische zorg voor ME/CVS-patiënten kunnen verbeteren en hoe
               zij aankijken tegen het oprichten van poliklinieken?
            
Vraag 15
            
Bent u van mening dat ME/CVS opgenomen dient te worden op de Chronische aandoeningenlijst
               fysiotherapie als het gaat om vergoeding van fysiotherapie?
            
Vraag 16
            
Wilt u deze vragen beantwoorden voorafgaand aan het nader in te plannen plenair verslag
               van een schriftelijk overleg (VSO) over dit onderwerp?
            
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
H.P.J. van Gerven, Tweede Kamerlid 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.