Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Buitenweg over het melden van seksueel geweld
Vragen van het lid Buitenweg (GroenLinks) aan de Ministers van Justitie en Veiligheid en voor Rechtsbescherming over het melden van seksueel geweld (ingezonden 11 juli 2019).
Antwoord van MinisterDekker (Rechtsbescherming), mede namens de Minister van Justitie
en Veiligheid (ontvangen 4 september 2019). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar
2018–2019, nr. 3558.
Vraag 1
Kent u het bericht dat slachtoffers seksueel geweld vaker kort na het misdrijf melden?1 Zo ja, Is een vergelijkbare stijging ook waarneembaar in het aantal aangiftes van
seksueel geweld bij de politie? Zo nee, waarom niet? En is een vergelijkbare stijging
ook waarneembaar in het aantal zaken door het Openbaar Ministerie (OM) geïnitieerde
rechtszaken met betrekking tot seksueel geweld? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 1
Het bericht is mij bekend.
De politie heeft mij geïnformeerd dat het totaal aantal aangiften van fysiek seksueel
geweld en seksueel misbruik in 2018 licht is gestegen ten opzichte van 2017 (2.869
resp. 2.800).2 De politie kan – op basis van hun gegevens – niet nagaan of deze aangiften vaker
kort na het misdrijf worden gedaan.
Het OM heeft mij geïnformeerd dat de instroom van verdachten bij het OM een daling,
van 2.480 in 2017 naar 2.292 in 2018, laat zien.3 Het aantal verdachten dat door het OM in dezelfde periode is gedagvaard vrijwel gelijk
gebleven (1.158 in 2018 ten opzichte van 1.163 in 2017).
Waarom de stijging van de cijfers van het CSG’s zich niet vertaalt in een vergelijkbare
stijging van de cijfers van de politie en het OM is niet bekend.
Bij zedenzaken bestaat een vaste werkwijze. Tijdens of naar aanleiding van het bezoek
aan een CSG kan een zedenrechercheur al in de acute fase een informatief gesprek voeren
met het slachtoffer. In het informatieve gesprek na een melding vertellen zedenrechercheurs
het slachtoffer wat het doen van aangifte inhoudt en wat zij van het strafproces kunnen
verwachten. Dit gesprek leidt ertoe dat een slachtoffer desgewenst weloverwogen aangifte
kan doen en daarvoor zelf het moment kiest. Juist omdat een aangifte niet ingetrokken
kan worden, is het van belang dat een slachtoffer van te voren weet wat het behelst.
Als geen aangifte wordt gedaan, beoordeelt de politie (waar nodig in overleg met het
OM) of ambtshalve opsporing nodig is. Dat kan er eventueel toe leiden dat het OM ambtshalve
vervolgt.
Vraag 2
Deelt u de mening dat slachtoffers van seksueel geweld zo min mogelijk drempels moeten
ervaren om zich te melden bij de Centra Seksueel Geweld? Zo ja, vindt u dat er op
dit moment voldoende capaciteit bij de zestien locaties van het Centrum Seksueel Geweld
voorhanden is? En wat vindt u van de naamsbekendheid van het Centrum Seksueel Geweld?
Antwoord 2
Ja, ik deel de mening van de vraagstellers dat er zo min mogelijk drempels moeten
zijn om hulp te zoeken bij een CSG. Dat is juist de reden waarom ik, samen met de
Minister van VWS en de Minister voor Medische Zorg, in januari 2020 een pilot start
om gedurende een jaar het eigen risico van de zorgkosten te vergoeden, dat een bezoek
aan het CSG kan kosten. Ik heb uw Kamer eerder bericht over deze pilot.4 Ik vind het belangrijk dat slachtoffers van seksueel geweld de hulp zoeken en krijgen
die zij nodig hebben.
Wat betreft uw vraag over de beschikbare capaciteit, heb ik navraag gedaan bij het
CSG. Het CSG heeft mij geïnformeerd dat alle slachtoffers die zich melden bij één
van de zestien CSG’s direct worden geholpen. Ik sta in nauw contact met gemeenten
en met de landelijke coördinatie van het CSG. Als er knelpunten zijn ten aanzien van
de capaciteit van de CSG’s dan kunnen die voor dat overleg worden geagendeerd.
Het jaarverslag van het CSG laat een aanzienlijke jaarlijkse stijging van meldingen
in de acute fase zien. Het is goed dat slachtoffers van seksueel misbruik en geweld
steeds vaker de weg naar een CSG weten te vinden. Dit toont aan dat het CSG steeds
meer naamsbekendheid krijgt. In het najaar start ik een meerjarige campagne om de
meldingsbereidheid van slachtoffers van seksueel geweld te vergroten. In de campagne
wordt aandacht besteed aan het CSG als een zeer belangrijk handelingsperspectief voor
slachtoffers van seksueel geweld. Daarnaast is de Minister van VWS met de Landelijke
Huisartsen Vereniging, het Koninklijk Nederlands Medisch Genootschap en GGZ Nederland
in gesprek over wat er nodig is om de bekendheid van de CSG’s onder professionals
verder te vergroten.
Vraag 3
Deelt u de zorgen over de constatering van klinisch psycholoog en coördinator van
het Centrum Seksueel Geweld Iva Bicanic dat slachtoffers nog steeds schromen om over
seksueel geweld te praten? Zo ja, welke maatregelen neemt u zich voor om hen te overreden
om hulp te zoeken en aangifte te doen?
Antwoord 3
Helaas voelen nog te veel slachtoffers van seksueel geweld een drempel om over hun
ervaring te spreken, hulp te zoeken en het te melden. Dat kan komen omdat zij vrezen
niet geloofd te worden of omdat iemand uit hun omgeving aan victim blaming doet. Ik onderstreep het belang dat hulpverleners en ook de omgeving van slachtoffers
van seksueel geweld, naar hen luisteren en hen helpen.
Voorop staat daarom voor mij dat seksueel geweld niet mag en niet kan. Een ieder heeft
het recht op zijn of haar fysieke integriteit, die een ander niet mag schenden. Slachtoffers
van seksueel geweld hebben hulp en zorg nodig. De voormelde campagne laat zien dat
een slachtoffer van seksueel geweld hulp kan en mag zoeken. De mogelijkheden die een
slachtoffer heeft om hulp te zoeken en het feit te melden, worden tijdens de campagne
onder de aandacht gebracht. De campagne moet ertoe leiden dat meer slachtoffers van
seksueel geweld hulp en zorg zoeken, het feit melden en hiervan desgewenst aangifte
doen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.