Lijst van vragen en antwoorden : Lijst van vragen antwoorden over de (her)publicatie Wob-verzoeken Syrië
32 623 Actuele situatie in Noord-Afrika en het Midden-Oosten
Nr. 271 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 6 september 2019
De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft een aantal vragen voorgelegd aan
de Minister van Buitenlandse Zaken over de brief van 12 juni 2019 inzake (Her)publicatie
Wob-verzoeken Syrië (Kamerstuk 32 623, nr. 266).
De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 3 september 2019. Vragen en
antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, Pia Dijkstra
De griffier van de commissie, Van Toor
1
Bent u bereid, na het opnieuw openbaar maken van staatsgeheime informatie, na een
intern onderzoek en daaruit getrokken lessen, een extern onderzoek in te stellen naar
het opnieuw lekken, alsmede in bredere zin het functioneren van uw departement, waaronder
het hoge ambtelijke niveau? Zo nee, waarom niet?
Het onderzoek van de Onderzoekscommissie heeft belangrijke aanbevelingen opgeleverd
die het ministerie heeft overgenomen en implementeert. Het doel is om daarmee het
risico op ongewenste openbaarmaking van dergelijke informatie kleiner te maken. Gezien
de genomen passende maatregelen, als gevolg waarvan de kans op herhaling van het ongewenst
openbaar maken van dergelijke informatie aanzienlijk verkleind wordt, heeft een extern
onderzoek geen toegevoegde waarde.
2
Binnen welke termijn verwacht u de opnieuw offline gehaalde Wob-documenten, waarin
opnieuw staatsgeheime informatie geopenbaard is, opnieuw te publiceren?
De termijn is mede afhankelijk van de externe ondersteuning die wordt gezocht ten
behoeve van de hernieuwde publicatie. Het overleg met de externe partijen is nog gaande.
Gestreefd wordt naar herpublicatie voor het einde van het jaar. Zie ook het antwoord
op vraag 4.
3
Waarom openbaart het Ministerie van Buitenlandse Zaken opnieuw staatsgeheime informatie,
die het de Kamer steevast onthoudt en daarmee een publiek debat ernstig belemmert?
Zoals ook aangegeven in de Kamerbrief van 21 juni jl. (Kamerstuk 32 623, nr. 270) zijn er intensieve inspanningen gepleegd om de fouten uit de vorige publicatie te
herstellen. Zo werden alle stukken meerdere keren handmatig gecontroleerd en zijn
medewerkers betrokken die vrijgesteld werden of niet eerder deze documenten controleerden.
Het wordt betreurd dat dit proces evenwel onvoldoende is gebleken. Om herhaling te
voorkomen wordt externe technische expertise ingeschakeld bij de volgende controle
van de stukken.
Ondanks de gemaakte fouten in de Wob-publicatie blijft het kabinet bij het uitgangspunt
dat er geen openbare uitspraken gedaan worden over groepen die steun ontvingen in
het kader van het Non-Lethal Assistance (NLA)-programma. De redenen daarvoor blijven immers van kracht: de veiligheid van
betrokken groepen dient in acht te worden genomen, vanwege bondgenootschappelijke
verplichtingen en vanwege betrokkenheid van inlichtingendiensten (Kamerstuk 32 623, nr. 247).
4
Klopt het dat er naar aanleiding van de tweede ronde lekken op 21 juni 2019 nu externe
technische expertise ingezet wordt om staatsgeheime informatie te controleren? Welke
«externe technische expertise» betreft dit?
Ja. Het gaat om externe juridische en externe technische advisering met als oogmerk
dat staatsgeheime informatie in de herpublicatie niet kan worden achterhaald. Dat
betreft ook het technische advies ten behoeve van de redactie van de documenten die
opnieuw gepubliceerd dienen te worden.
5
Bent u, gezien de eerder gemaakte interne evaluatie niet heeft geleid tot het voorkomen
van het wederom lekken van staatsgeheime informatie, voornemens een externe partij
te laten evalueren hoe er in deze zaak is omgegaan met de Wob-verzoeken?
Zie het antwoord op vraag 1.
6
Hoeveel lopende nog niet afgeronde Wob-verzoeken heeft het ministerie op dit moment
in behandeling? Hoeveel van deze Wob-verzoeken betreffen informatieverzoeken waarbij
staatsgeheime informatie gelakt dient te worden?
Op dit moment heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken 23 Wob-verzoeken in behandeling.
Deze verzoeken zijn in verschillende stadia van behandeling. Hoeveel van deze verzoeken
ook staatsgeheime informatie betreffen, is op voorhand niet te zeggen. In het algemeen
heeft het merendeel van de bij het ministerie ingediende verzoeken geen betrekking
op staatgeheime informatie. Op dit moment is er bij twee verzoeken mogelijk staatsgeheime
informatie in beeld.
7
Welke aanvullende directe maatregelen heeft u genomen n.a.v. de tweede ronde lekken
op 21 juni 2019 om het lekken van staatsgeheime informatie te voorkomen?
Het Ministerie heeft de aanbeveling van de Commissie van Onderzoek overgenomen (zie
Kamerstuk 32 623, nr. 257). Ten behoeve van de nieuwe controle van de documenten wordt ook externe juridische
en technische expertise ingeschakeld. Zie verder het antwoord op vraag 4.
8
Zijn er mensen in gevaar gekomen en zijn afspraken met bondgenoten geschaad, doordat
er twee keer staatsgeheime informatie rond het Non-Lethal Assistance (NLA)-programma
gecompromitteerd is? Zo ja, welke verdere informatie heeft het ministerie hierover?
Zoals aangegeven in eerdere beantwoording van Kamervragen (Kamerstuk 32 623 nr. 267) kan niet worden vastgesteld of er door betrokkenen vanwege de Wob-publicaties rechtstreekse
schade is ondervonden buiten de algehele dreiging die geldt voor oppositie van het
regime. De onderzoekscommissie stelt echter dat het aannemelijk is gezien het conflict
in Syrië, dat openbaarmaking van de namen van groeperingen voor de leden van deze
groeperingen schadelijk kan zijn en dat het niet uit te sluiten is dat de informatie
kan leiden tot gevaar voor personen die lid zijn of zijn geweest van een groepering.
9
Heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken contact opgenomen met gesteunde groepen
of bedrijven van wie de rol in het NLA-programma gecompromitteerd is geraakt in het
eerste en tweede lek?
Zoals aangegeven in eerdere beantwoording van Kamervragen (Kamerstuk 32 623, nr. 247) heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken na het ontdekken van de gemaakte fouten
in november 2018 direct de benodigde veiligheidsmaatregelen getroffen en de betrokken
uitvoerders en personen geïnformeerd. Bij de herpublicatie op 12 juni jl. is geen
nieuwe informatie geopenbaard ten opzichte van de eerste publicatie.
10
Zijn er onderwerpen binnen de NLA-documenten, anders dan de namen van de door Nederland
gesteunde groepen en informatie over hun locaties, die later dan bij aanvang in 2015
van het programma als staatsgeheim zijn gekwalificeerd? Zo ja, om welke reden? Zo
ja, wanneer? Zo ja, op wiens instigatie?
Nee. Door de Onderzoekscommissie is geconcludeerd dat alleen deze delen van het NLA-programma
als staatsgeheim zijn gerubriceerd en dat dat bij aanvang in 2015 is gebeurd (Kamerstuk
32 623, nr. 257). De commissie stelt daarnaast dat zij geen aanwijzingen heeft dat er bewust is over-
of ondergerubriceerd. Ook constateert de onderzoekscommissie dat het aannemelijk is
dat gezien het conflict in Syrië, openbaarmaking van de namen van groeperingen voor
de leden van deze groeperingen schadelijk kan zijn en dat het niet uit te sluiten
is dat de informatie kan leiden tot gevaar voor personen die lid zijn of zijn geweest
van een groepering.
11
Zijn er, nadat u geïnformeerd werd over de aanstaande publicatie van de NLA-stukken
op 8 november 2018, nog aanpassingen gemaakt aan de publicatie? Zo ja, welke?
Nee.
12
Hebben de Minister of ambtenaren op het directoraat generaal politieke zaken, op enig
moment geïntervenieerd in het proces van het rubriceren dan wel het derubriceren van
bepaalde informatie in de Wob-publicatie omtrent NLA? Zo ja, wanneer? Zo ja, op welke
wijze?
Nee. Door de Onderzoekscommissie werd geconcludeerd dat alleen de namen en informatie
over locaties van door Nederland gesteunde groepen van het NLA-programma als staatsgeheim
zijn gerubriceerd en dat dat bij aanvang in 2015 is gebeurd (Kamerstuk 32 623, nr. 257). De commissie stelt daarnaast dat zij geen aanwijzingen heeft dat er bewust is over-
of ondergerubriceerd. Ook constateert de onderzoekscommissie dat het aannemelijk is
dat gezien het conflict in Syrië, openbaarmaking van de namen van groeperingen voor
de leden van deze groeperingen schadelijk kan zijn en dat het niet uit te sluiten
is dat de informatie kan leiden tot gevaar voor personen die lid zijn of zijn geweest
van een groepering.
13
Is het waar dat namen van bedrijven die betrokken waren bij de uitvoering van het
NLA-programma, gewoon in de begroting van het Ministerie van Buitenlandse Zaken terug
te vinden waren? Zo ja, waarom is deze vertrouwelijke en/of staatsgeheime informatie
op deze wijze openbaar?
Ja. In het begrotings- en verantwoordingsproces wordt transparantie nagestreefd over
de overheidsbestedingen. In dat kader worden overzichten gepubliceerd van verstrekte
subsidies en financiële bijdragen (zogeheten open data) en de betreffende ontvangers.
De identiteit en/of activiteit van een uitvoerende organisatie kunnen indien nodig
als vertrouwelijk worden aangemerkt, waarop deze in de verantwoording worden geanonimiseerd.
Indien een naam of activiteit niet is geanonimiseerd, is dat abusievelijk gebeurd.
Inmiddels zijn maatregelen getroffen m.b.t. de verwerking van open data die risico’s
dienaangaande minimaliseren.
14
Is het waar dat Nieuwsuur, toen het vorige zomer begon met research naar het NLA-programma,
plotsklaps door Buitenlandse Zaken werd verteld dat veel informatie «staatsgeheim»
was verklaard, terwijl het daarvoor slechts «vertrouwelijk» was, een heel andere kwalificatie
(https://nos.nl/nieuwsuur/artikel/2274018-van-de-hoofdredactie-staatsgeh…)? Hoeveel informatie, zoals overdrachtsbewijzen, is met terugwerkende kracht door
u tot staatsgeheim verklaard?
Nee. De onderdelen van het NLA-programma waaruit de identiteit of locatie van betrokken
partijen kon blijken sinds de start van het programma als staatsgeheim gekwalificeerd.
Zie ook het antwoord op vraag 10.
15
Klopt het dat er geen afspraken zijn gedocumenteerd met de VS over het NLA-programma?
In hoeverre zijn er verplichtingen richting de VS over geheimhouding van de namen
van door Nederland gesteunde rebellengroepen?
Zoals aangegeven in eerdere beantwoording van Kamervragen (Kamerstuk 32 623, nr. 247) behandelen bondgenoten bepaalde informatie uit veiligheidsoverwegingen vertrouwelijk.
Hieronder vallen bijvoorbeeld de namen en locaties van NLA-ontvangers. In het geval
dat Nederland een dergelijk programma samen met bondgenoten uitvoert of hun doorlichting
laat meewegen bij de selectie van ontvangers bestaan er dus verplichtingen naar zowel
die bondgenoten als de ontvangers.
16
Heeft consultatie met buitenlandse partners plaatsgevonden, naar aanleiding van de
Wob-verzoeken, over de mogelijke consequenties van eventuele openbaarmaking van de
betreffende informatie, conform artikel 10 lid 2 onder a van de Wet Openbaarheid Bestuur?
Zo ja, met welke en wat was de uitkomst hiervan? Zo nee, waarom niet?
In juli 2018 zijn derde-belanghebbenden, waaronder buitenlandse partners, verzocht
om een zienswijze te geven op de eventuele openbaarmaking van informatie onder de
Wet Openbaarheid Bestuur. De standaardtekst waarmee zienswijze van derden wordt gevraagd,
is vrijgegeven met het Wob-besluit over de behandeling van de acht Wob-verzoeken inzake
de Nederlandse inzet in Syrië.
17
Zijn er nieuwe lakhandelingen verricht ná het verschijnen van het rapport van de Commissie
van Onderzoek? Hoeveel blunders zijn er daarna ontdekt?
Per brief van 25 januari 2019 (Kamerstuk 32 623, nr. 254) werd de Kamer geïnformeerd dat het kabinet maximale zorgvuldigheid wilde betrachten
bij de herpublicatie van de Wob-documenten. Bij de controle is toegezien op consistente
toepassing van de Wob door informatie weg te lakken die op grond van de uitzonderingsgronden
van de Wob niet verstrekt had mogen worden. In het Wob-verzoek over het non-lethal
assistance (NLA)-programma zijn daartoe ca. 300 additionele lakhandelingen uitgevoerd
op een totaal van circa 25.000–30.000 eerder reeds uitgevoerde lakhandelingen. Een
gedetailleerd overzicht van de extra informatie die is gelakt in de hernieuwde controle
is 12 juni jl. vertrouwelijk met de Kamer gedeeld.
18
Hoe kwalificeert u 300 aanvullende lakhandelingen? Hoeveel staatsgeheime informatie
heeft u dus op 20 november 2018 openbaar gemaakt? Is er meer misgegaan dan alleen
het lekken van een paar namen?
Niet alle 300 additionele lakhandelingen betrof staatsgeheimen. Bij de herpublicatie
is toegezien op consistente toepassing van de Wob door informatie weg te lakken die
op grond van de uitzonderingsgronden van de Wob niet verstrekt had moeten worden.
De gronden die daarbij gebruikt zijn, zijn 10.2.g (het voorkomen van onevenredige
bevoordeling of benadeling), 10.2.e. (de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer)
en 10.2.a (betrekkingen van Nederland met andere staten en met internationale organisaties).
Een gedetailleerd overzicht van de informatie die is gelakt in de hernieuwde controle
is 12 juni vertrouwelijk met de Kamer gedeeld.
19
Herinnert u zich het IOB-onderzoek naar stabilisatieprogramma's in Syrië, waarin het
volgende staat over de NLA in het noorden: «While the Dutch contribution was coordinated
with the US, there is no wider donor coordination regarding the type and amount of
support given, nor any exchange of information»? Zijn er afspraken met de VS over
geheimhouding? Zo nee, waarom verschuilt u zich achter staatsgeheimen als bij het
programma in het noorden geen sprake was van enige informatieuitwisseling en er, behalve
enige coördinatie met de VS, geen enkele coördinatie plaatsvond met andere donoren?
Zie het antwoord op vragen 15, 16 en 24.
20
Bent u bereid een verzoek te doen aan bij het NLA-programma betrokken bondgenoten
of zij bezwaar hebben tegen openbaarmaking van namen en locaties van rebellengroepen
die door Nederland gesteund zijn? Zo nee, waarom niet?
Bij het NLA-programma betrokken bondgenoten zijn reeds om hun zienswijze gevraagd.
Zie het antwoord op vraag 16. Daarnaast zijn onderdelen van het NLA-programma waaruit
de identiteit of locatie van betrokken partijen kan blijken niet alleen vanwege bondgenootschappelijke
verplichtingen als staatsgeheim gekwalificeerd, maar ook omdat mensenlevens op het
spel stonden en inlichtingendiensten betrokken waren.
21
Wanneer kan het Ministerie van Buitenlandse Zaken de Tweede Kamer informeren over
wat de verdere stappen – met behulp van externe expertise – zijn?
Zie het antwoord op de vragen 2 en 4.
22
Bent u bereid een externe commissie onderzoek te laten doen naar uw – ter discussie
staande – gebruik van het staatsgeheim in het NLA-dossier? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 1.
23
Op welke wijze heeft Nederland met de VS samengewerkt bij het NLA-programma? Betrof
dit alleen de vettingprocedure van rebellengroepen? Of was sprake van meer coördinatie?
Zoals aangegeven in eerdere beantwoording van Kamervragen (Kamerstuk 32 623, nr. 229) baseerde Nederland zich voor de doorlichting op lijsten van de VS en het VK. De
VS heeft in Syrië tenminste 70 groepen doorgelicht die in aanmerking kwamen voor steun.
Van de door VS gescreende groepen heeft Nederland aan 22 groepen steun verleend. In
het Zuiden werd samengewerkt met het VK, waarbij afstemming plaatsvond met Jordanië
en de VS.
24
Denkt u dat president Trump, die alle steun aan door zijn voorganger Obama gesteunde
Syrische rebellengroepen gestopt heeft, bezwaar zou hebben tegen het openbaar maken
van rebellengroepen die Nederlandse NLA ontvangen hebben? Bent u bereid dit na te
vragen?
De VS zijn in 2018 reeds geconsulteerd. Zie het antwoord op vraag 20.
25
Herinnert u zich de volgende bevinding van de Commissie Davids, die onderzoek gedaan
heeft naar de voorbereiding en besluitvorming over de politieke steun van Nederland
aan de inval in Irak in de periode zomer 2002 tot zomer 2003: «Overigens merkt de
Commissie op dat in Nederland, daargelaten de toepassing van de Archiefwet, niet –
zoals in veel landen daarbuiten wel het geval is – een stelsel wordt gehanteerd waarin
na verloop van zekere tijd een toetsing plaatsvindt of een rubricering versoepeld
of opgeheven kan worden door derubricering. De Commissie heeft in als staatsgeheim
gerubriceerde documenten inzage gehad waarvan zij zich heeft afgevraagd welke de redelijke
zin nog kan zijn van de daaraan gehechte rubricering. Geschiedschrijving en waarheidsvinding
wordt hiermee zonder voldoende grond belemmerd.» (blz. 31–32).
– Erkent u dat u dat geschiedschrijving, waarheidsvinding en het afleggen van publieke
verantwoording over het NLA-programma door het gebruik van staatsgeheim mogelijk zonder
voldoende grond kan worden belemmerd?
– Bent u, in plaats van steeds meer informatie (soms met terugwerkende kracht) te rubriceren
als staatsgeheim, over te gaan tot zoveel mogelijk derubricering?
– Bent u bereid, naar voorbeeld van andere landen, een stelsel in te voeren waarin na
verloop van zekere tijd een toetsing plaatsvindt of een rubricering versoepeld of
opgeheven kan worden door derubricering? Zo nee, waarom niet?
Nederland kent met het VIRBI uit 2013 reeds een stelsel waarin rubriceringen periodiek
worden getoetst. Zo vervalt een rubricering bij overbrenging voor permanente bewaring
naar het Nationaal Archief, tenzij er ook dan nog een noodzaak bestaat die rubricering
te handhaven. Onderdelen van het programma zijn sinds aanvang in 2015 als Staatsgeheim
gerubriceerd. Het kabinet blijft bij het uitgangspunt dat er geen openbare uitspraken
gedaan worden over groepen die steun ontvingen in het kader van het Non Lethal Assistance (NLA)-programma. De redenen blijven daarvoor immers van kracht: de veiligheid van
betrokken groepen dient in acht te worden genomen, vanwege bondgenootschappelijke
verplichtingen en vanwege betrokkenheid van inlichtingendiensten. De Onderzoekscommissie
stelt bovendien in haar rapport (Kamerstuk 32 623, nr. 257) dat zij geen aanwijzingen heeft dat er bewust is over- of ondergerubriceerd. Ook
constateert de onderzoekscommissie dat het aannemelijk is dat gezien het conflict
in Syrië, openbaarmaking van de namen van groeperingen voor de leden van deze groeperingen
schadelijk kan zijn en dat het niet uit te sluiten is dat de informatie kan leiden
tot gevaar voor personen die lid zijn of zijn geweest van een groepering.
26
Bent u bereid alle archieven inzake het NLA-programma, inclusief alle staatsgeheime
documenten, open te stellen voor onderzoek door een externe commissie, zoals de AIV
en CAVV? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet ziet een duidelijke meerwaarde in de ontwikkeling van een toetsingskader
voor eventuele niet-letale steun aan gewapende oppositiegroepen (motie van het lid
Omtzigt c.s., Kamerstuk 32 623, nr. 231) en heeft het opstellen van een dergelijk toetsingskader onderschreven. Zoals ook
aangegeven door de Minister van Buitenlandse Zaken tijdens het debat van 2 oktober
jl., is het Ministerie graag bereid de commissies AIV en CAVV toegang te geven tot
het NLA-programma, inclusief de vertrouwelijke informatie. Ook de Kamer heeft in aanloop
naar de debatten over NLA vertrouwelijke inzage gekregen in gerubriceerde stukken
over het programma.
27
Bent u, nu er opnieuw staatsgeheime informatie openbaar gemaakt is door Buitenlandse
Zaken, wél onderzoek in te stellen naar apparatuur, zoals op pagina 9 van het rapport
van de Commissie van Onderzoek staat? Zo nee, waarom weigert u een meer ingrijpende
onderzoeksmethode?
Binnen het Ministerie is onderzoek gaande naar andere ICT-ondersteuning voor de behandeling
van Wob-verzoeken (zie Kamerstuk 32 623, nr. 257). Ten behoeve van de nieuwe controle van de documenten wordt tevens externe technische
expertise ingeschakeld. Zie voorts het antwoord op vraag 4.
28
Is er, nu er opnieuw staatsgeheime informatie geopenbaard is door Buitenlandse Zaken,
opnieuw sprake van «menselijke fouten»? Heeft u de aanbevelingen van de Commissie
van Onderzoek niet volledig uitgevoerd? Wat is de oorzaak van dit nieuwe falen?
Zie antwoorden op vraag 3 en 34.
29
Herinnert u zich het rapport van de Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en
Veiligheidsdiensten CTIVD inzake de rol van de MIVD en de AIVD bij een evacuatiemissie
in Libië (Kamerstuk 32 709, nr. 8), waarin zeer uitgebreid ingegaan is op de rol van inlichtingendiensten bij het helikopterdrama
in Libië? Waarom kon er toen wél openheid van zaken worden gegeven, nota bene over
de mislukte uitvoering van een speciale operatie, en blijft u zich nu bij het NLA-programma
verschuilen achter staatsgeheimen?
Zie het antwoord op vraag 25.
30
Zijn er, nu er voor de tweede keer staatsgeheime informatie geopenbaard wordt, aanwijzingen
dat dit bewust plaatsvindt vanuit het departement omdat de Minister geen openheid
van zaken richting de media en de Kamer wil geven?
Zie het antwoord op vraag 3.
31
Bent u bereid alsnog antwoord te geven op de eerder gestelde vraag 5 bij het Onderzoek
naar compromittering staatsgeheime informatie in Wob-publicatie (Kamerstuk 32 623, nr. 257): «Waarom heeft u, in het licht van de politieke gevoeligheid van het NLA-programma
en de grote hoeveelheid Kamervragen, besloten om Wob-verzoeken te laten behandelen
door ambtenaren die geen kennis van rubricering, noch ervaring hadden met Wob-verzoeken?»
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 10 van de eerdere Kamervragen (Kamerstuk
32 623, nr. 257) worden Wob-verzoeken binnen het Ministerie van Buitenlandse Zaken behandeld door
de betreffende beleidsdirectie(s) waar het onderwerp van het verzoek betrekking op
heeft. De medewerkers van deze directie(s) hebben de benodigde inhoudelijke kennis
van het betreffende onderwerp, maar hebben niet dagelijks met de Wob te maken. Zij
worden daarom bijgestaan door Wob-deskundigen van de Directie Juridische Zaken. Met
het oog op de toekomstige behandeling van Wob-verzoeken heeft het Ministerie de aanbeveling
van de Commissie van Onderzoek overgenomen (Kamerstuk 32 623, nr. 257). Ten behoeve van de nieuwe controle van de documenten van het NLA-programma wordt
bovendien externe juridische en technische expertise ingeschakeld.
32
Overweegt u disciplinaire maatregelen binnen uw departement, nu er voor de tweede
keer staatsgeheime informatie op straat is beland, zelfs na het rapport van de Commissie
van Onderzoek? Zo nee, waarom niet?
Het is van belang in te zetten op een goede behandeling van Wob-verzoeken door het
Ministerie van Buitenlandse Zaken. Daartoe heeft het ministerie de aanbevelingen van
de Commissie van Onderzoek overgenomen (Kamerstuk 32 623, nr. 257). Zie voorts het antwoord op vraag 4.
33
Heeft u de herpublicatie van de Wob-documenten bewust over de verkiezingen voor het
Europees Parlement heen getild, aangezien u per brief 9 mei (Kamerstuk 32 623, nr. 257) meldde dat herpublicatie uiterlijk zou plaatsvinden binnen twee weken? Welke extra
zorgvuldigheid is betracht waardoor er meer vertraging kwam, en met welk effect, nu
u wéér staatsgeheimen geopenbaard heeft?
De herpublicatie van de stukken is om geen enkel andere reden dan maximale zorgvuldigheid
uitgesteld tot medio juni. Dat dit proces evenwel onvoldoende bleek, is betreurenswaardig.
34
Waarom bent u tot herpublicatie van de Wob-documenten overgegaan, terwijl de aanbevelingen
uit het rapport van de Commissie van Onderzoek pas in het najaar zullen zijn doorgevoerd?
Het ministerie heeft de aanbevelingen van de Commissie van Onderzoek overgenomen (Kamerstuk
32 623, nr. 257) en is bezig met de implementatie ervan. Niet alle aanbevelingen van de Onderzoekscommissie
kunnen in het najaar doorgevoerd zijn. Zo is voor de vervangende software technisch
onderzoek gaande dat enkele maanden kan duren, evenals de aanbestedingsprocedure voor
nieuwe software (Kamerstuk 32 623 nr. 267). Met het oog op transparantie en de plicht onder de Wet Openbaarheid Bestuur werd
het niet wenselijk geacht om de herpublicatie van de stukken voor onbepaalde tijd
uit te stellen. Bij de herpublicatie is maximale zorgvuldigheid betracht en de lessen
van het recent gepubliceerde onderzoeksrapport zijn zoveel als mogelijk betrokken
in de hernieuwde controle van deze documenten. Zo zijn alle stukken meerdere keren
handmatig gecontroleerd en werden medewerkers betrokken die vrijgesteld werden of
niet eerder deze documenten controleerden. Ondanks het feit dat het, zoals ook wordt
aangegeven in het rapport van de Commissie van Onderzoek (Kamerstuk 32 623, nr. 257), bij een dergelijke grote hoeveelheid te beoordelen documenten, vrijwel onmogelijk
is om alle documenten zo te beoordelen dat geen enkele passage, die op basis van een
Wob-weigeringsgrond in aanmerking komt om weg te lakken, wordt gemist en ook daadwerkelijk
wordt weggelakt, bestond er voldoende vertrouwen dat de hernieuwde controle afdoende
was uitgevoerd om tot herpublicatie over te gaan. Het is betreurenswaardig dat deze
hernieuwde controle desalniettemin onvoldoende bleek.
35
Hoe verhoudt zich uw bewering dat NLA bedoeld was om weerstand te kunnen bieden tegen
extremisme tot de geopenbaarde samenwerking van rebellengroepen met extremistische
groeperingen als Ahrar al-Sham? In hoeverre heeft het NLA-programma extremistische
groeperingen door deze coalities juist versterkt?
Eén van de indertijd gehanteerde voorwaarden voor selectie van de groepen was het
uitsluiten van operationele samenwerking met extremistische groepen. Wat betreft vermeende
samenwerking tussen Ahrar al-Sham en groepen die onderdeel waren van het non lethal assistance-programma wijs ik u op de beantwoording van eerdere feitelijke vragen (Kamerstuk
32 623, nr. 229). Hierin wordt aangegeven dat groepen in bepaalde situaties en op specifieke locaties,
allianties aangingen met meer extremistische groepen. Dit gebeurde vanuit militair
pragmatisch oogpunt; door coördinatie van de aanvallen kon een offensief van ISIS
of het regime beter het hoofd worden geboden. Bovendien kon NLA er mede toe bijdragen
dat voorkomen werd dat strijders gerekruteerd konden worden door extremistische groepen
wegens een gebrek aan middelen bij de gematigde groepen.
36
Zijn er leveringsdocumenten en/of overdrachtsbewijzen waarin expliciet staat dat NLA-goederen
niet offensief ingezet mochten worden door NLA-ontvangers?
De geleverde, civiele niet-letale goederen waren niet bestemd voor offensieve doeleinden.
Zoals ook aangegeven in beantwoording van feitelijke vragen op 28 januari jl. (Kamerstuk
32 623, nr. 246) zijn de leveringsvoorwaarden duidelijk over het begrensde gebruik van de goederen.
Zo staat in de leveringsvoorwaarden voor voertuigen de volgende passage: «This memorandum
outlines the conditions for which the vehicles have been provided. The equipment was
provided under the project titled «Increasing the Resilience of Opposition Armed Groups
in Northern Syria». The anticipated outcome in providing these vehicles is to Increase
the capacity and protection of fighters by providing necessary vehicles. The equipment
is provided under the condition that is only used for transportation, frontline improvement
and logistical communication support». Deze voorwaarden zagen toe op niet-offensieve
doeleinden. Zo werd het kunnen bevoorraden van een frontlinie («frontline improvement»)
nodig gevonden om de stabiliteit in het gebied in stand te kunnen houden en te voorkomen
dat extremisten of het regime het gebied zouden kunnen overnemen, in overeenstemming
met de doelen van het NLA-programma.
37
Hoe beoordeelt u de situatie dat alle NLA-steun van Nederland na het stopzetten van
het programma, in handen is van rebellengroepen die ermee kunnen doen wat ze willen,
mogelijk overgenomen is door extremistische groepen, ingezet wordt tegen de Koerden,
zonder dat Nederland nog enige controle of zeggenschap heeft?
Het uitvoeren van grote stabilisatieprogramma’s in conflictgebied is per definitie
risicovol. Dit geldt in het bijzonder voor Syrië vanwege de complexe en fluïde situatie.
Juist daarom zijn indertijd de risico’s voor de activiteiten in Syrië van tevoren
in kaart gebracht en afgewogen ten opzichte van de beoogde beleidsdoelen. Tot de risico’s
behoorde de kans dat steun in verkeerde handen viel of voor verkeerde doeleinden zou
worden besteed (Kamerstuk 32 623, nr. 229).
Tegelijkertijd moet worden geconstateerd dat het merendeel van de geleverde goederen
– zoals voeding, medicijnen en kleding – van vergankelijke aard zijn. Ook van voertuigen
is de levensloop van relatief korte duur onder de zware omstandigheden van het Syrische
conflict en klimaat.
38
Bent u bereid NLA-goederen terug te vorderen bij de door Nederland gesteunde rebellengroepen?
Zo nee, waarom niet?
Zoals aangegeven in eerdere beantwoording van feitelijke vragen (Kamerstuk 32 623, nr. 229) kan het kabinet geleverde goederen niet terugvorderen uit het conflictgebied. Daarenboven
zullen goederen als voedselpakketten en medicijnen al grotendeels geconsumeerd zijn
en is de levensloop van voertuigen van relatief korte duur onder de zware omstandigheden
van het Syrische conflict en klimaat.
39
Zijn of worden er extra maatregelen ingesteld nadat de herpublicatie van de Wob-verzoeken
ook foutief bleek te zijn? Zo nee; hoe wordt de zorgvuldigheid bij toekomstige Wob-verzoeken
gewaarborgd?
Uit het onderzoeksrapport is een actieplan voortgekomen. De herpublicatie heeft nog
niet ten volle kunnen profiteren van het actieplan. Zie ook het antwoord op vraag
34. Zoals ook geconstateerd in Kamerbrief van 21 juni jl. (Kamerstuk 32 623, nr. 270) is externe technische expertise gewenst bij de volgende controle van de stukken.
Zie ook het antwoord op vraag 1.
40
Heeft het Ministerie (extra) veiligheidsmaatregelen moeten treffen door de foutieve
publicatie?
Zie het antwoord op de vragen 8 en 9.
41
Waarom is maximale zorgvuldigheid niet voldoende om de wob-verzoeken juist te verwerken?
Deze specifieke Wob heeft nog niet ten volle kunnen profiteren van het actieplan dat
is voortgekomen uit het onderzoeksrapport. Zo zal het technische onderzoek naar en
aanbesteding van nieuwe software nog maanden duren. Zoals ook geconstateerd in Kamerbrief
van 21 juni jl. (Kamerstuk 32 623, nr. 270) is externe technische expertise gewenst bij de volgende controle van de stukken.
Evenwel constateerde ook de Onderzoekscommissie reeds dat bij een dergelijke grote
hoeveelheid te beoordelen documenten, het vrijwel onmogelijk is om alle documenten
zo te beoordelen dat geen enkele passage, die op basis van een Wob-weigeringsgrond
in aanmerking komt om weg te lakken, wordt gemist en ook daadwerkelijk wordt weggelakt.
Het verwerken van omvangrijke WOB verzoeken blijft mensenwerk, waarbij door de omvang
en complexiteit van de opdracht fouten helaas nooit uitgesloten kunnen worden.
42
Kan het kabinet garanderen dat door het Ministerie van Buitenlandse Zaken gepubliceerde
staatsgeheimen niet meer toegankelijk zijn via andere bronnen dan de rijksoverheid
website?
Nadat gebleken was dat bepaalde informatie niet was weggelakt die wel weggelakt had
moeten worden, zijn de stukken onmiddellijk van de website van de rijksoverheid gehaald.
Het kabinet kan niet garanderen dat deze stukken nergens anders toegankelijk zijn.
43
Heeft Nederland een verantwoordelijkheid onder nationaal en/of internationaal recht
richting de mensen die direct en/of indirect gevaar lopen door het publiceren van
staatgeheimen?
Het Rijksbreed Besluit Voorschrift Informatiebeveiliging Rijksdienst Bijzondere Informatie
(VIRBI 2013) en de Handleiding Rubricering vormen de grondslag voor het omgaan met
geheime informatie. In het VIRBI 2013 staat welke maatregelen getroffen dienen te
worden bij compromittering van bijzondere informatie. Het ministerie is er op grond
van het VIRBI 2013 voor verantwoordelijk om onmiddellijk (nood)maatregelen te treffen
om verdere inbreuk te voorkomen. Op grond van de Algemene Verordening Gegevensbescherming
(AVG) is het ministerie daarnaast verplicht datalekken te melden bij de Autoriteit
Persoonsgegevens en wanneer de inbreuk in verband met persoonsgegevens waarschijnlijk
een hoog risico inhoudt, ook te melden aan de betrokkenen, tenzij dit in strijd is
met belangen van nationale veiligheid en landsverdediging, openbare veiligheid of
de voorkoming, opsporing en vervolging van strafrechtelijke feiten.
44
Voldoen de ICT-middelen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken om grootschalige
Wob-verzoeken te verwerken?
De Onderzoekscommissie heeft geconcludeerd dat het een menselijke fout betreft veroorzaakt
door een samenloop van omstandigheden, waaronder de niet optimale faciliteiten zoals
software. De Onderzoekscommissie heeft aanbevolen te overwegen te investeren in digitale
mogelijkheden om relevante documenten te verzamelen en inventariseren. Voor de vervangende
software is technisch onderzoek gaande dat enkele maanden kan duren, evenals de aanbestedingsprocedure
voor nieuwe software (Kamerstuk 32 623 nr. 267). Waar mogelijk sluit het Ministerie van Buitenlandse Zaken aan bij relevante rijksbrede
ontwikkelingen op dat gebied.
45
Welke aanbevelingen van het onderzoeksrapport «onderzoek naar compromittering van
Stg. Informatie in wob-publicatie» (24 april 2019) zijn al overgenomen en geïmplementeerd?
Het ministerie heeft de aanbevelingen van de Commissie van Onderzoek overgenomen (Kamerstuk
32 623, nr. 257) en is bezig met de implementatie ervan.
46
Wordt een Wob-functionaris als mogelijke nieuwe functie in overweging genomen?
Het ministerie beschikt reeds over Wob-functionarissen. Zoals aangegeven in antwoord
op vraag 31, worden Wob-verzoeken binnen het Ministerie van Buitenlandse Zaken worden
behandeld door de betreffende beleidsdirectie(s) waar het onderwerp van het verzoek
betrekking op heeft. Tijdens de behandeling worden zij bijgestaan door Wob-deskundigen van de directie Juridische Zaken. Bezien wordt of daar capaciteit bij moet.
47
Kunt u – in het belang van onze democratie – open zijn over de reeds gepubliceerde
staatsgeheimen richting de Tweede Kamer?
Ondanks gemaakte fouten in de Wob-publicatie blijven de redenen van vertrouwelijkheid
van kracht. Het in openbare communicatie refereren aan staatsgeheime informatie kan
daarom niet gedaan worden (Kamerstuk 32 623, nr. 247). Een gedetailleerd overzicht van de additionele lakhandelingen die waren verricht
bij de herpublicatie is de Kamer vertrouwelijk toegegaan.
48
Neemt u in overweging om de reeds gepubliceerde staatsgeheimen alsnog te publiceren
op de rijksoverheid website?
Nee. Zie het antwoord op vraag 47.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P.A. (Pia) Dijkstra, voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
T.J.E. van Toor, griffier