Lijst van vragen : Lijst van vragen over de monitor invoering Omgevingswet (Kamerstuk 33118-119)
2019D33656 Lijst van vragen
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heeft een aantal vragen voorgelegd aan
de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over haar brief van 27 juni
2019 inzake de Monitor invoering Omgevingswet (Kamerstuk 33 118, nr. 119).
Voorzitter van de commissie, Ziengs
Griffier van de commissie, Roovers
Nr
Vraag
1
Wat is de gemiddelde omvang van een gemeentelijk omgevingsplan tot op heden geweest?
2
In welke mate verschilt het gebruik maken van inspraakmogelijkheden door burgers bij
omgevingsplannen van de bestaande situatie met bestemmingsplannen?
3
Is het naar aanleiding van de passage op pagina 118 van de ontwerp-NOVI luidende:
«Als het nationale belang of de specifieke opgave niet alleen door samenwerken en
faciliteren effectief kan worden opgepakt, kan de rol van het Rijk ook meer sturend
en kaderstellend zijn. Het Rijk stuurt dan op de nationale belangen en doelen via
(...) het aanwijzen of uitsluiten van gebieden voor bepaalde doeleinden (bijvoorbeeld
nabij defensieterreinen, infrastructuur, Natura 2000, nationale parken), vanuit (inter)nationale
kaders; normstelling en grenswaarden (zoals bijvoorbeeld eisen voor omgevingsveiligheid
en normen voor geluid, waterkwaliteit, omgevingsveiligheid en luchtkwaliteit) beperkingen
opleggen.» de bedoeling
dat de Natura 2000 gebieden op voorhand worden uitgesloten voor bepaalde activiteiten
of dat er aanvullende beperkingen worden opgelegd om te voldoen aan de Europese verplichtingen?
Zo ja welke? Zo nee, waarom niet?
4
Onder verwijzing naar pagina 21 van de Milieueffectrapportage Nationale Omgevingsvisie
Is de regering voornemens om mede naar aanleiding van de aanbeveling in de milieueffectrapportage
aanvullend flankerend beleid te maken om negatieve trends voor natuur en landschap
te stoppen en risico’s voor verdere achteruitgang te verkleinen? Zo ja, aan wat voor
soort beleid wordt gedacht? Zo nee, hoe verhoudt zich dit tot de stelselverantwoordelijkheid
voor het Rijk vanuit verschillende internationale verplichtingen en het uitgangspunt
van de Omgevingswet van bescherming en behoud?
5
De NOVI biedt zeer veel ruimte voor sectorale en gebiedsgerichte beleidstrajecten.
In de conclusies van het PlanMer valt te lezen dat «het risico bestaat dat natuur
en landschap in algemene zin of in gebiedsuitwerkingen onvoldoende aandacht krijgen.»
(p. 21). Hoe gaat de Minister de aanbeveling op pagina 140 om voor kwetsbare aspecten
de wijze van sturing van het Rijk nadrukkelijk te overwegen en de aandachtspunten
onder 6.2.1. t.a.v. goede afspraken opvolgen?
6
Wat gaat er gebeuren als het aantal organisaties dat geen budget vrijmaakt voor het
DSO op 20% blijft steken en daarmee niet of moeilijk zichzelf kan aansluiten?
7
In welke mate zijn gemeenten afhankelijk van omgevingsdiensten voor hun ruimtelijke
ordeningsbeleid? Wordt hierin een stijging verwacht bij de invoering van de omgevingswet?
8
Zijn er tot op heden problemen geweest bij de aansluiting op het DSO? Zo ja, hoeveel
en hoe ernstig en vormden deze een belemmering om daadwerkelijk aan te sluiten?
9
Vormt de omvang van de nieuwe omgevingswet een probleem voor gemeenten?
10
Wat is de meest recente BIT-analyse geweest van het DSO en wat is hiervan de uitkomst
geweest?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E. Ziengs, voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
C.J.M. Roovers, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.