Memorie van toelichting : Memorie van toelichting
35 268 Wijziging van de Mediawet 2008 houdende verlenging van de lopende concessie en erkenningen van de landelijke publieke mediadienst met een jaar
Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING
1. Inleiding
Dit wetsvoorstel strekt ertoe om het begin van de nieuwe concessieperiode van de NPO
en de nieuwe erkenningperiode van de omroeporganisaties met een jaar uit te stellen.
Daartoe worden in het wetsvoorstel de lopende concessie en erkenningen van rechtswege
met een jaar verlengd. Dit betekent concreet dat de huidige concessie en erkenningen
niet aflopen op 31 december 2020, maar op 31 december 2021. De nieuwe concessie en
erkenningen beginnen dan niet op 1 januari 2021, maar op 1 januari 2022.
Deze maatregel en de snelle invoering daarvan zijn noodzakelijk. Dat vloeit voort
uit de urgentie van aanpassing van het wettelijke kader voor de publieke mediadienst
in het licht van de uitdagingen waarvoor zij zich in het snel veranderende medialandschap
ziet gesteld. Deze urgentie en de voorgestelde maatregelen zijn uiteengezet in de
kabinetsbrief Visie toekomst publiek omroepbestel: waarde voor het publiek (zie hierna).
Het opstellen van het ter uitvoering van de Visiebrief benodigde wetsvoorstel en de
zorgvuldige invoering van de daarin opgenomen maatregelen vergen tijd. Daarnaast is
er het gegeven – zie hierboven – dat de huidige concessie en erkenningen op afzienbare
termijn eindigen, terwijl bovendien de nieuwe concessie en erkenningen wettelijk voorgeschreven
voorbereidingshandelingen kennen, die ook tijd vergen. Inwerkingtreding van een aantal
van de urgente maatregelen is gekoppeld aan het begin van een nieuwe concessie- en
erkenningperiode en vergt bovendien dat de NPO en de omroeporganisaties daarover tijdig
vooraf duidelijkheid en zekerheid hebben. Dit wetsvoorstel biedt met een extra jaar
de ruimte om deze maatregelen al met ingang van de komende concessie- en erkenningperiode
ingang te doen vinden.
2. Kabinetsbrief Visie toekomst publiek omroepbestel: waarde voor het publiek
In een brief aan de Tweede Kamer van 14 juni 2019 heeft het kabinet zijn visie op
de publieke omroep uiteengezet.1 Het kabinet constateert dat de wereld waarin de publieke omroep functioneert snel
verandert. Dat zet publieke waarden onder druk en vraagt om een omroepvoorziening
die wendbaar en toekomstbestendig is ingericht. Maatschappelijke en technologische
ontwikkelingen veranderen de manier waarop we toegang hebben tot informatie. Media-aanbod
is al lang niet meer beperkt tot de lineaire kanalen alleen en dat heeft grote impact
op de waarden waar de publieke omroep dienstbaar aan is. Er zijn nieuwe, grote spelers
die de informatievoorziening meer en meer beheersen. Het onderstreept de relevantie
van een sterke publieke omroep, maar stelt hem ook voor uitdagingen: kan de publieke
omroep meekomen en zijn rol in onze samenleving en in de informatievoorziening op
toekomstbestendige wijze vervullen? Het kabinet meent dat hiervoor nieuwe maatregelen
nodig zijn. Volgens de Visiebrief zullen die maatregelen worden vertaald in een nieuw
wetsvoorstel tot wijziging van de Mediawet 2008. In de Visiebrief wordt ook het onderhavige
wetsvoorstel, tot verlenging met een jaar van de huidige concessie en erkenningen,
aangekondigd.
3. Wettelijk kader verlening concessie en erkenningen
Op grond van artikel 2.19 Mediawet 2008 wordt aan de NPO bij koninklijk besluit een
concessie verleend voor de verwezenlijking van de publieke mediaopdracht op landelijk
niveau (eerste lid). De concessie geldt voor tien jaar en bestaat, voor de toepassing
van de bepalingen over het concessiebeleidsplan en de erkenningverlening, uit twee
perioden van vijf jaar (tweede en derde lid). De NPO is verplicht om steeds voorafgaand
aan elke periode van vijf jaar een concessiebeleidsplan in te dienen bij de Minister
van OCW (artikel 2.20, eerste lid, Mediawet 2008). De Minister kan iedere vijf jaar
op aanvraag van omroeporganisaties voor een periode van vijf jaar erkenningen verlenen
voor de verzorging van media-aanbod voor de landelijke publieke mediadienst. Het gaat
om maximaal zes erkenningen, naast voorlopige erkenningen (artikelen 2.23 en 2.29,
eerste lid, Mediawet 2008). De huidige verleende concessie, zes erkenningen en drie
voorlopige erkenningen lopen af op 31 december 2020.2
Op grond van artikel 2 Mediaregeling 2008 moet het concessiebeleidsplan door de NPO
worden ingediend vóór 1 november van het tweede kalenderjaar dat voorafgaat aan een
nieuwe erkenningperiode. Een aanvraag voor een erkenning of voorlopige erkenning moet
op grond van artikel 3, eerste lid, Mediaregeling 2008 vóór 1 februari van het kalenderjaar
dat voorafgaat aan een nieuwe erkenningperiode worden ingediend bij het Commissariaat
voor de Media (Commissariaat). De Minister dient vóór 1 augustus van dat jaar op de
aanvragen te beslissen (artikel 3, derde lid, Mediaregeling 2008). Volgens artikel
2.30, eerste en tweede lid, Mediawet 2008 bevat de aanvraag voor een erkenning of
voorlopige erkenning een beleidsplan dat is afgestemd op het concessiebeleidsplan
van de NPO. Verder geldt voor omroeporganisaties die in aanmerking willen komen voor
een erkenning of voorlopige erkenning dat zij een bepaald minimum aantal leden moeten
hebben. Dit is geregeld in artikel 2.25 Mediawet 2008. Dat aantal is 150.000 voor
een omroeporganisatie met een voorlopige erkenning die de stap naar een gewone erkenning
wil maken. Op grond van artikel 2.26, eerste lid, onder b, Mediawet 2008 is voor een
voorlopige erkenning een minimumaantal van 50.000 leden nodig. Een voorlopige erkenning
kan volgens artikel 2.26, eerste lid, onder a, Mediawet 2008 niet worden verleend
aan een omroeporganisatie die in de voorafgaande erkenningperiode al een erkenning
of voorlopige erkenning had. Het ledenaantal wordt vastgesteld door het Commissariaat,
op een door de Minister bepaalde peildatum (artikel 2.27, eerste lid, Mediawet 2008).3
Geconcretiseerd voor de huidige situatie – waarbij dus de voorgestelde wijziging nog
buiten beschouwing wordt gelaten – brengen deze voorschriften de volgende deadlines
met zich mee. Het concessiebeleidsplan wordt ingediend vóór 1 november 2019, de leden
worden geteld op 31 december 2019, aanvragen voor een erkenning of voorlopige erkenning
worden ingediend vóór 1 februari 2020 en de Minister beslist op de aanvragen vóór
1 augustus 2020.
4. Invoering maatregelen kabinetsbrief Visie toekomst publiek omroepbestel: waarde
voor het publiek en een nieuwe concessie- en erkenningperiode
Hierboven is al opgemerkt dat inwerkingtreding van een aantal van de urgente maatregelen
uit de Visiebrief is gekoppeld aan het begin van een nieuwe concessie- en erkenningperiode
en bovendien vergt dat de NPO en de omroeporganisaties daarover tijdig duidelijkheid
en zekerheid hebben. Zonder uitputtend te willen zijn worden hierna maatregelen genoemd
waarbij dit evident aan de orde is.
– Verlaging van het minimumaantal leden dat is vereist voor omroeporganisaties met een
voorlopige erkenning wanneer zij de stap naar een gewone erkenning willen maken. Het
minimumaantal gaat van 150.000 naar 50.000. De ledeneis van 150.000 lijkt voor de
huidige omroepen met een voorlopige erkenning, HUMAN, PowNed en WNL, een onmogelijke
opgave te zijn. Het is van groot belang dat de publieke omroep draagvlak houdt en
geworteld blijft in de samenleving. De openheid van het omroepbestel is daarom principieel.
Maar reële openheid en vernieuwing veronderstellen dat de ledeneisen voor omroeporganisaties
haalbaar zijn.
– Maatregelen over aanbodkanalen van de landelijke publieke mediadienst en regionale
programmering, onder meer de omvorming van het derde net tot een aanbodkanaal waarvan
het profiel overwegend uit media-aanbod met een regionaal karakter bestaat. Deze maatregelen
zijn medebepalend voor de inhoud van het concessiebeleidsplan van de NPO en voor de
daarop af te stemmen beleidsplannen die de omroeporganisaties voegen bij hun erkenningaanvragen.
Het is uitgesloten dat de wetgeving die nodig is voor deze maatregelen op een zodanig
tijdstip tot stand komt dat daarmee rekening kan worden gehouden bij het indienen
van het concessiebeleidsplan, de ledentelling, de indiening van de erkenningaanvragen
en de besluitvorming over de erkenningverlening volgens de huidige termijnen. Zonder
de verlenging van de concessie en erkenningen – zoals opgenomen in het onderhavige
wetsvoorstel – zouden deze maatregelen pas in een volgende erkenningperiode, dat wil
zeggen met ingang van 2027, in werking kunnen treden. Dat is gelet op de urgentie
niet gewenst. Praktisch gezien zou ook toepassing van het huidige minimumaantal leden
van 150.000, voor de situatie zoals hierboven beschreven, het grote risico met zich
mee brengen dat de omroeporganisaties met een voorlopige erkenning in de aanstaande
concessieperiode de stap naar een gewone erkenning niet kunnen maken en daarmee het
publieke bestel moeten verlaten.
Dit alles maakt een verlenging van de lopende concessie- en erkenningperiode met een
jaar en een snelle invoering daarvan noodzakelijk.
Het voorgestelde artikel 9.14d Mediawet 2008 ziet enkel op de verlenging van de concessie-
en erkenningperiode die – zonder dit voorgestelde artikel – zouden aflopen op 31 december
2020. Door de systematiek van de Mediawet 2008 en de Mediaregeling 2008 verschuiven
de deadlines van de procedurele stappen daarmee automatisch een jaar naar achteren.
5. Consultatie
De NPO en – via het college van omroepen – de omroeporganisaties zijn geconsulteerd
over het wetsvoorstel. Zowel de NPO als de omroeporganisaties hebben laten weten dat
zij kunnen instemmen met de verlenging van de concessie en de erkenningen. Wel hebben
de omroeporganisaties gevraagd of onderzocht kan worden of de peildatum voor de ledentelling
van 31 december 2019 kan worden aangehouden, vanwege de inspanningen die reeds door
omroepen zijn verricht met het oog op deze peildatum. Dit zal nader worden bezien.
6. Financiële gevolgen
Het voorstel heeft geen gevolgen voor de Rijksbegroting. Verlenging van de lopende
concessie en erkenningen met een jaar betekent ook dat het wettelijke minimumbudget
van de landelijke publieke mediadienst voor de volgende erkenningperiode een jaar
later wordt vastgesteld (artikel 2.148a Mediawet 2008).
7. Uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid
Dit wetsvoorstel is voor een uitvoerbaarheids- en handhaafbaarheidstoets voorgelegd
aan het Commissariaat. Het Commissariaat heeft laten weten het wetsvoorstel als uitvoerbaar
en handhaafbaar te beoordelen. Wel merkte het Commissariaat op dat nader verduidelijkt
kan worden dat het voorgestelde artikel 9.14d Mediawet 2008 een eenmalige oplossing
betreft. Naar aanleiding van deze opmerking is de toelichting aangevuld.
8. Inwerkingtreding
De voorgestelde wijziging vergt voortvarende invoering (zie onderdeel 1 van deze toelichting
voor een nadere onderbouwing). Verder hebben de direct betrokkenen, de NPO en de omroeporganisaties,
laten weten met het voorstel te kunnen instemmen.
Er is daarom gekozen voor zo spoedig mogelijke inwerkingtreding, met voorbijgaan aan
het beleid over de vaste verandermomenten.
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,
A. Slob
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.