Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over uitvoering toezeggingen en motie trustsector
34 910 Regels met betrekking tot het verlenen van trustdiensten en het toezicht daarop (Wet toezicht trustkantoren 2018)
Nr. 24
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 2 september 2019
De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd
aan de Minister van Financiën over zijn brief van 29 januari 2019 inzake uitvoering
toezeggingen en motie trustsector (Kamerstuk 34 910, nr. 23) en de uitvoering van motie Omtzigt/Van Weyenberg (Kamerstuk 34 566, nr. 11).
De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 30 augustus 2019. Vragen en
antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, Anne Mulder
De adjunct-griffier van de commissie, Boon
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de onderhavige brief van de Minister
van Financiën. Zij vinden de uitspraken onder het kopje «Deskundigheid complianceofficer»
uiterst onbevredigend.
Het punt dat de woordvoerder van de VVD-fractie tijdens de plenaire behandeling van
het wetsvoorstel maakte, was het volgende. Trustkantoren worden op grond van de nieuwe
Wet toezicht trustkantoren (Wtt) gedwongen een interne compliance officer aan te stellen.
De rationale daarvan ontgaat de leden van de VVD-fractie. Externe compliance dienstverleners
zijn doorgaans deskundiger en onafhankelijker dan interne. Dat geldt des te sterker
bij kleine trustkantoren. De nieuwe bepaling in de Wtt lijkt ingegeven te zijn door
één malafide, inmiddels niet meer bestaande dienstverlener, die vele trustkantoren
bediende. Dat probleem is te ondervangen door het stellen van deskundigheidseisen
aan de externe dienstverlener. De leden van de VVD-fractie lezen nu dat slechts gesproken
is over de deskundigheid van de interne compliance officer. Dat gaat voorbij aan de
strekking van de inbreng bij de wetsbehandeling. Deze leden vragen de Minister een
wetswijziging op dit punt voor te bereiden en dat nog dit kalenderjaar in te dienen
bij de Raad van State.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister over
de uitvoering van de motie Omtzigt/Van Weyenberg1 over de trustsector. Deze leden merken op dat het dictum van de aangenomen motie
over domicilieverlening luidt: «verzoekt de regering, onderzoek te doen naar de mogelijkheden
om domicilieverlening door de trustsector aan doorstroomvennootschappen en brievenbusmaatschappijen
onmogelijk te maken en hierover binnen een halfjaar aan de Kamer te rapporteren».
Er had dus in maart een onderzoek moeten liggen naar de mogelijkheden om de domicilieverlening
door de trustsector aan doorstroomvennootschappen en brievenbusmaatschappijen onmogelijk
te maken.
De regering stelt nu voor om ergens in 2020 te rapporteren, meer dan anderhalf jaar
na aanname van de motie. Dat is in de ogen van de CDA-fractie echt te laat. De discussie
over belastingontwijking en de rol van de trustsector daarin is niet nieuw. Dan gaat
het niet om administratieve dienstverlening door de trustsector, maar door die diensten
die per definitie de substance in negatieve zin raken, zoals het verlenen van domicilie
en bijvoorbeeld ook het leveren van bestuurders. Het onderzoek van de Parlementaire
ondervragingscommissie Fiscale constructies heeft dat opnieuw bevestigd en aangegeven
dat het problematisch is dat de sector geen verantwoordelijkheid draagt. Door domicilieverlening
door de trustsector aan doorstroomvennootschappen en brievenbusmaatschappijen onmogelijk
te maken, en daardoor bijvoorbeeld beboetbaar, wordt de sector wel medeverantwoordelijk
en heeft zij belang bij een goede afweging wat een vennootschap is met reële activiteiten
en wat slechts een doorstroomvennootschap is.
Daarom verzoeken de leden van de CDA-fractie de regering dan ook nu binnen drie maanden
over de mogelijkheden te rapporteren en dan meteen een voorstel te doen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van D66
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de regering d.d.
29 januari 2019 waarin zij terugkomt op de uitvoering van een motie en enkele toezeggingen
met betrekking tot de trustsector. Deze leden hebben in dit verband vragen over de
toezegging om te onderzoeken of een scheiding van bank- en trustdiensten de poortwachtersfunctie
kan versterken en over het voorlopige antwoord van de regering inzake de uitvoering
van de motie van de leden Omtzigt/Van Weyenberg2.
De leden van de D66-fractie constateren dat de regering tijdens het plenaire debat
over de Wet toezicht trustkantoren 2018 had toegezegd te onderzoeken of een scheiding
van bank- en trustdiensten de poortwachtersfunctie kan versterken en de samenloop
van onwenselijke belangen kan voorkomen. In de voornoemde brief lezen deze leden dat
de regering met De Nederlandsche Bank (DNB) tot de conclusie is gekomen dat de combinatie
van het verlenen van bank- en trustdiensten niet of nauwelijks een risico op belangenverstrengeling
bij het verrichten van onafhankelijk cliëntenonderzoek oplevert. De leden van de D66-fractie
vernemen in de brief niets over de poortwachtersfunctie. Deze leden zijn van mening
dat een bank en trustkantoor beide een poortwachtersfunctie vervullen. Wordt die functie
door dezelfde partij vervuld, dan is er eenvoudigweg één poortwachter minder. Uit
het recente witwasschandaal bij ING blijkt eens te meer dat een extra slot op de deur
geen overbodige luxe is. Thans komt de combinatie van bank- en trustdiensten in Nederland
nog weinig voor. Het is, mede gelet op de opkomst van FinTech, echter aannemelijk
dat dit in de toekomst zal veranderen. Heeft de regering expliciet bekeken of een
scheiding van bank- en trustdiensten de gehele poortwachtersfunctie zou kunnen versterken?
Zo nee, is de regering alsnog bereid dit te doen?
De leden van de D66-fractie hebben tevens een vraag over het voorlopige antwoord van
de regering betreffende de uitvoering van de motie van de leden Omtzigt en Van Weyenberg3, die verzoekt om onderzoek te doen naar de mogelijkheden om domicilieverlening door
de trustsector aan doorstroomvennootschappen en brievenbusmaatschappijen onmogelijk
te maken en hierover binnen een half jaar aan de Kamer te rapporteren. Deze leden
lezen dat de Minister dit onderzoek wil betrekken bij de eerste rapportage over de
Wet toezicht trustkantoren 2018. Wanneer wordt deze rapportage naar de Kamer gezonden?
In hoeverre verwacht de regering dat de aanbieding van de genoemde trustdiensten een
ander karakter zal hebben dan voor implementatie van deze wet?
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP
De leden van de SP-fractie hebben kennis genomen van de brief van de Minister over
de uitvoering van de moties naar aanleiding van de Wet toezicht trustkantoren 2018.
Zij hebben nog enkele vragen aan de Minister over zijn brief.
De leden van de SP-fractie lezen dat de Minister aangeeft de wenselijkheid van het
verlenen van bank- en trustdiensten aan dezelfde cliënt onderzocht te hebben, en concludeert
dat hij op dit moment geen grote risico’s ziet voor het combineren van deze twee diensten.
Graag wijzen deze leden de Minister op het nieuws van deze week, waarbij opnieuw grote
Europese banken betrokken blijken te zijn in het witwassen van Russische miljarden,
zonder een werkend controlemechanisme te hebben gehad op de oorsprong van dit geld.
Onlangs werd bekend dat ook ING betrokken zou zijn, de bank die onlangs de grootste
schikking uit de Nederlandse geschiedenis moest betalen vanwege het op grote schaal
faciliteren van witwassen van illegaal geld. Hoe kan de Minister in dit licht stellen
dat het bieden van bank- en trustdiensten aan dezelfde cliënt geen gevaar voor belangenverstrengeling
oplevert?
Wat adviseert Holland Queastor met betrekking tot het verlenen van bank- en trustdiensten
aan dezelfde cliënt, vragen de leden van de SP-fractie.
De aanvullende eisen ten aanzien van de deskundigheid van de compliance officer hebben
in de visie van de leden van de SP-fractie een hoog kosmetisch gehalte. In een eerdere
rapportage stelde DNB dat de inherent hogere integriteitsrisico’s onvoldoende worden
beheerst, niet alleen omdat de wet onvoldoende wordt nageleefd, maar ook omdat deze
wet alleen naar de letter ervan «mechanisch wordt toegepast». In hoeverre denkt de
Minister, in dit licht, dat de aanvullende eisen aan de sector niet op dezelfde manier
mechanisch zullen worden toegepast? Deelt de Minister de mening van de leden van de
SP-fractie dat er meer effectieve manieren zijn om de doorstroom van illegaal geld
via de trustsector tegen te gaan?
De leden van de SP-fractie hebben vernomen dat de eerste rapportage over de effecten
van de Wtt 2018 tot 2020 op zich laat wachten. Deze leden vragen de Minister of de
Kamer, wanneer grove misstanden worden geconstateerd met betrekking tot de naleving
ervan, wel wordt geïnformeerd. Kan de Minister dit toezeggen?
De leden van de SP-fractie betreuren het dat de motie Omtzigt/Van Weyenberg4, welke Kamerbreed is aangenomen, niet wordt uitgevoerd. Zij vragen de regering dit
alsnog te doen. Kan de Minister hierop reageren?
De leden van de SP-fractie wijzen erop dat het verdienmodel van de trustsector juist
zit in het laten doorstromen van zoveel mogelijk financiële middelen door Nederland,
en dat interne controle hierop afbreuk doet aan het verdienmodel. Hoe kan de Minister
erop vertrouwen dat trustkantoren, wiens verdienmodel in belangrijke mate bestaat
uit het opzetten van belastingbesparende constructies, hetgeen indruist tegen het
maatschappelijk belang, op zichzelf toezicht kunnen houden, als dit lijnrecht ingaat
tegen de belangen van de aandeelhouders van deze kantoren?
Nederland komt internationaal steeds meer onder druk te staan als belastingparadijs,
merken de leden van de SP-fractie op. Deelt de Minister de mening van deze leden dat
we deze reputatie niet moeten willen hebben, en bovendien schadelijk is voor andere
delen van onze economie? Blijft de Minister, na al deze schandalen, van mening dat
de trustsector iets wezenlijks toevoegt aan onze economie? Of er meer aan toevoegt,
dan het er afbreuk aan doet?
Deelt de Minister de constatering van de leden van de SP-fractie dat zelfregulering
van de sector tegen het verdienmodel van de sector in gaat? Deelt de Minister de constatering
van de SP-fractie dat manieren om toezicht aan te scherpen vrij eenvoudig door de
sector omzeild kunnen worden? Deelt de Minister de constatering van de leden van de
SP-fractie dat het verscherpte toezicht op de trustkantoren, in de bovenstaande context
hooguit cosmetisch zijn zolang de legitimiteit van hun verdienmodel niet ter discussie
wordt gesteld in dit debat?
II Reactie van de Minister
Ik heb met belangstelling kennis genomen van de vragen en opmerkingen over mijn brief
van 29 januari 2019 over een aantal moties en toezeggingen ten aanzien van het toezicht
op de trustsector van de leden van de fracties van de VVD, het CDA, D66, en de SP.
De vragen beantwoord ik hierna.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD
De leden van de VVD-fractie kunnen zich niet vinden in de verplichting op grond van
de nieuwe Wet toezicht trustkantoren 2018 (Wtt) om een interne compliance officer
aan te stellen. Zij menen dat externe compliance dienstverleners doorgaans deskundiger
en onafhankelijker zijn dan interne, zeker bij kleine trustkantoren. Een eventueel
probleem van malafide dienstverleners zou opgevangen kunnen worden door het stellen
van deskundigheidseisen aan de externe dienstverlener. Deze leden vragen een wetswijziging
op dit punt voor te bereiden en dat nog dit kalenderjaar in te dienen bij de Raad
van State.
De per 1 januari in werking getreden Wtt 2018 bevat een verbod voor trustkantoren
om de compliancefunctie uit te besteden. Met het verbod wordt beoogd de invulling
van de wettelijk verplichte compliancefunctie door trustkantoren te verbeteren. Die
keuze sluit aan bij de bevindingen van de Parlementaire ondervragingscommissie Fiscale
constructies en constateringen van DNB in het toezicht. In het verleden heeft DNB
in haar toezicht gebreken geconstateerd in de invulling van de compliancefunctie.
Die gebreken zagen op het ontbreken van verantwoordelijkheid bij het bestuur voor
de compliancefunctie, het ontbreken van de continuïteit van de compliancefunctie en
het ontbreken van de beschikbaarheid van de compliancefunctionaris. Aan de invulling
van de compliancefunctie zijn met het Besluit toezicht trustkantoren 2018 (Btt 2018)
aanvullende eisen gesteld om de continuïteit en de kwaliteit te waarborgen. Om te
zorgen dat die verantwoordelijkheid en de adequate naleving van de wettelijke taken
van de compliancefunctie is gewaarborgd, regelt het besluit dat de werkzaamheden schriftelijk
worden vastgelegd, en dat de werkzaamheden zijn afgestemd op de aard van de activiteiten
en de daaraan verbonden integriteitsrisico’s. Daarnaast is het nemen van de verantwoordelijkheid
voor de compliancefunctie in de organisatie van belang zodat de compliance officer
op elk moment het bestuur over zijn/haar bevindingen kan informeren. Het is van daarbij
van belang dat de compliance functionaris over voldoende kennis van de processen en
de verhoudingen binnen die organisatie beschikt.
Deze aanvullende eisen komen de integriteitscultuur en de inbedding van compliance
in de dagelijkse praktijk ten goede. Met de proportionaliteit voor de kleinere kantoren
is rekening gehouden door te bepalen dat de omvang van de functie moet afgestemd worden
op de aard en omvang van de werkzaamheden. Dit betekent dat een klein kantoor geen
full-time compliance-officer hoeft te hebben, zolang er maar een vaste functie voor
een aantal uur per week georganiseerd is.
Gelet op bovenvermelde redenen voor dit verbod op uitbesteding, de bestaande mogelijkheden
om specifieke expertise in te huren en het feit dat de Wtt 2018 pas zeer recent in
werking is getreden, ben ik niet voornemens een wetswijziging op dit punt voor te
bereiden. Wel zal DNB rapporteren over de stand van zaken in de trustsector omdat
ik het van belang vind dat ikzelf en uw Kamer van de effecten van de aangescherpte
wetgeving op de hoogte blijven. In de brief over de aanpak van witwassen die de Minister
van Justitie en Veiligheid en ik op 1 juli jl. naar uw Kamer stuurden5, is opgenomen dat DNB is gevraagd om eerder dan de ZBO-verantwoording te rapporteren
over de eerste indrukken van de effecten van de aangescherpte wetgeving voor de trustsector
en het toezicht. Er is gekozen voor vervroegde rapportage omdat het gaat om een sector
die DNB en ons zorgen blijft baren. DNB gaat dit najaar een beeld geven van de eerste
indrukken en van de effecten van de aangescherpte wetgeving voor de sector en het
toezicht. Ik zal uw Kamer hierover informeren. Ook zal ik, zoals toegezegd in het
plenaire debat over de Wtt richting de VVD-fractie, de werking van dit verbod expliciet
meenemen in de evaluatie van de wet.6
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA
De leden van de CDA-fractie kunnen zich niet vinden in het voorstel voor de uitvoering
van de motie van de leden Omtzigt en Van Weyenberg7 over de trustsector, waarin de regering verzocht wordt onderzoek te doen naar de
mogelijkheden om domicilieverlening door de trustsector aan doorstroomvennootschappen
en brievenbusmaatschappijen onmogelijk te maken en hierover binnen een halfjaar aan
de Kamer te rapporteren. De leden verzoeken de regering binnen drie maanden over de
mogelijkheden te rapporteren en dan meteen een voorstel te doen.
In mijn reactie op de motie Omtzigt/Van Weyenberg heb ik aangegeven dat met het reguleren
van de betreffende werkzaamheden, domicilieverlening samen met het verrichten van
aanvullende diensten, is aangesloten bij de aanbevelingen van de Financial Action
Task Force (FATF) en de EU anti-witwasregelgeving. Alvorens een standpunt in te nemen
over de wenselijkheid en haalbaarheid van op verbod van deze dienstverlening, vind
ik het van belang om een goed beeld te vormen van de gevolgen van de recent in werking
getreden Wtt 2018. Daar is meer tijd voor nodig, temeer omdat de aangekondigde maatregelen
van de Staatssecretaris van Financiën op het gebied van belastingontwijking een effect
kunnen hebben op de dienstverlening aan doorstroomvennootschappen en brievenbusmaatschappijen.
Ook de Raad van State heeft in haar advies op de Wtt 2018 gewezen op de invloed van
internationaal-fiscale ontwikkelingen op de trustdienstensector. Tot slot moet rekening
worden gehouden met het feit dat het verbieden van de betreffende dienstverlening,
ondernemingen er niet van kan weerhouden deze zelf te organiseren. Ondernemingen kunnen
er immers voor kiezen om in plaats van gebruik te maken van een trustdienstverlener,
zich op een eigen adres in Nederland te vestigen en zelf personeel in dienst te nemen
om de betreffende diensten vorm te geven.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van D66
De leden van de D66-fractie vragen zich af wat de gevolgen van de combinatie van het
verlenen van bank- en trustdiensten zijn voor het vervullen van de poortwachtersfunctie.
Zij vragen zich af of er bij deze combinatie een poortwachter minder is. Ook vragen
zij zich af of deze combinatie in de toekomst vaker voor gaat komen, mede vanwege
de opkomst van fintech. Zij vragen of de regering expliciet heeft bekeken of een scheiding
van bank- en trustdiensten de gehele poortwachtersfunctie zou kunnen versterken en
zo niet, of de regering alsnog bereid is dit te doen.
Zoals ik in mijn brief van 29 januari jl. heb geconcludeerd, zie ik, en DNB met mij,
op dit moment geen grote risico’s in het combineren van bank- en trustdiensten.8 Bank- en trustdiensten betreffen van elkaar losstaande diensten. Om de integriteit
van het financiële stelsel te waarborgen moeten aanbieders van deze diensten voldoen
aan de wettelijke verplichtingen die op het aanbieden van deze diensten van toepassing
zijn. In het geval van het verlenen van een bankdienst gaat het om de Wet ter voorkoming
van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft), en bij het verlenen van een trustdienst
om de Wtt 2018. De onderneming dient bij het verlenen van die diensten afzonderlijk
als poortwachter op te treden, zodat er bij een combinatie van het leveren van bank-
en trustdiensten geen poortwachter minder is. Momenteel zijn er op de Nederlandse
markt twee partijen actief die een combinatie van bank- en trustdiensten mogen leveren.
Er zijn mij op dit moment geen signalen bekend dat fintech gaat leiden tot een toename
in de combinatie van het verlenen van bank- en trustdiensten.
De leden van de D66-fractie vragen daarnaast wanneer de eerste rapportage over de
Wet toezicht trustkantoren 2018 aan de TK wordt gezonden en of de regering verwacht
dat de aanbieding van de trustdiensten waarop de motie van de leden Omtzigt en Van
Weyenberg betrekking heeft een ander karakter zal hebben dan voor implementatie van
deze wet?
In de eerdergenoemde brief over het plan van aanpak van witwassen die de Minister
van Justitie en Veiligheid en ik op 1 juli jl. naar uw Kamer stuurden, is opgenomen
dat DNB is gevraagd om eerder dan de ZBO-verantwoording te rapporteren over de eerste
indrukken van de effecten van de aangescherpte wetgeving voor de trustsector en het
toezicht. DNB gaat dit najaar een beeld geven van de eerste indrukken van de effecten
van de aangescherpte wetgeving voor de sector en het toezicht.
In die rapportage zal onder meer aandacht worden besteed aan de ontwikkeling van de
activiteiten van trustkantoren sinds de inwerkingtreding van de Wtt 2018, waaronder
ook de in de motie van de leden Omtzigt en Van Weyenberg genoemde trustdiensten, te
weten domicilieverlening samen met het verrichten van aanvullende diensten
Het algemene beeld van de trustsector is dat de daling van het aantal trustkantoren
doorzet. Daarnaast kunnen de aangekondigde maatregelen van de Staatssecretaris van
Financiën op het gebied van de aanscherping van substance-eisen, het invoeren van
een conditionele bronbelasting op rente en royalty’s en de aanpassing van belastingverdragen
via het goedkeuringswetsvoorstel multilateraal verdrag (de MLI) ervoor zorgen dat
Nederland minder aantrekkelijk wordt voor sommige diensten die door de trustsector
worden verleend.9
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP
De leden van de SP-fractie vragen zich af hoe de Minister kan stellen dat het bieden
van bank- en trustdiensten aan dezelfde cliënt geen gevaar voor belangenverstrengeling
oplevert.
In de Wtt 2018 is een scheiding geïntroduceerd voor het verlenen van trustdiensten
en het verstrekken van belastingadvies. Deze scheiding moet het risico op belangenverstrengeling
wegnemen. Het is immers de vraag of een fiscale structuur kritisch kan worden beoordeeld
op bijvoorbeeld maatschappelijke betamelijkheid, als die structuur is geadviseerd
door hetzelfde trustkantoor. Ook speelt mee dat bij het verlenen van belastingadvies
minder hoge eisen worden gesteld aan het cliëntenonderzoek dan bij trustdienstverlening.
Dit brengt het risico mee dat bij de uitvoering van een eigen belastingadvies in het
kader van de daaropvolgende trustdienstverlening, geen onafhankelijk cliëntenonderzoek
zou plaatsvinden dat voldoet aan de scherpere eisen van de Wtt 2018.
Het directe effect van het verbod is dat het niet meer mogelijk is voor trustkantoren
(en anderen binnen dezelfde groep) om eerst te adviseren over de opzet van een fiscaal
gunstige structuur en vervolgens deze structuur op te zetten en te beheren. De scheiding
van deze activiteiten waarborgt een onafhankelijke afweging van de integriteitrisico’s
en mogelijke beheersmaatregelen bij het verlenen van trustdiensten.
Met een bankdienst wordt een specifiek product afgenomen, zoals een krediet of bankrekening;
de dienst leidt niet tot een advies voor een trustdienst en biedt ook geen basis voor
een trustdienst. Omdat het van elkaar losstaande diensten betreft, is het risico op
belangenverstrengeling bij het verrichten van onafhankelijk cliëntenonderzoek niet
of nauwelijks aanwezig. Zoals opgenomen in de beantwoording van de vragen van de D66-fractie,
zijn er op de Nederlandse markt twee partijen actief die een combinatie van bank-
en trustdiensten mogen leveren en zie ik, en DNB met mij, op dit moment geen grote
risico’s in het combineren van bank- en trustdiensten.
De leden van de SP-fractie vragen daarnaast wat Holland Quaestor adviseert met betrekking
tot het verlenen van bank- en trustdiensten aan dezelfde cliënt.
Holland Quaestor heeft laten weten dat een bank en een trustkantoor beide onderworpen
zijn aan strenge regulering. Deze regulering strekt er, onder andere, toe dat de omgang
met integriteitsrisico’s een verantwoordelijkheid is van het bestuur van elk van de
instellingen afzonderlijk. Beide instellingen dienen, volledig onafhankelijk van elkaar,
beleid op te stellen en te operationaliseren ten einde integriteitsrisico’s te beheersen.
DNB ziet er op toe dat deze twee type instellingen ieder voor zich aan de wettelijke
vereisten voldoen.
De leden van de SP-fractie vragen in hoeverre de Minister denkt dat de aanvullende
eisen aan de deskundigheid van de compliance officer door de sector op een mechanische
manier zullen worden toegepast. Ook vragen zij of de Minister de mening van de leden
van de SP-fractie deelt dat er effectievere manieren zijn om de doorstroom van illegaal
geld via de trustsector tegen te gaan.
Een van de belangrijkste doelstellingen van de Wtt 2018 is een verdergaande professionalisering
en een meer intrinsieke benadering van integriteit door trustkantoren. Met dat doel
gelden er sinds 1 januari jl. aangescherpte regels ten aanzien van de interne organisatie
en compliancefunctie van trustkantoren. Deze komen voort uit constateringen die DNB
in haar toezicht heeft gedaan en schrijven voor dat de complianceofficer beschikt
over de nodige autoriteit, middelen, deskundigheid en toegang tot alle noodzakelijke
informatie heeft om zijn taken onafhankelijk en effectief te kunnen uitoefenen. Meer
specifiek is bepaald dat trustkantoren het aantal uren dat personen de compliancefunctie
uitvoeren, afstemmen op het aantal cliënten van het trustkantoor, de aard van de activiteiten
en de daaraan verbonden integriteitrisico’s. Ook wordt van trustkantoren verwacht
te reflecteren op de maatschappelijke betamelijkheid van zijn dienstverlening. DNB
ziet toe op de naleving van de verplichtingen en zal jaarlijks rapporteren over de
stand van zaken in de trustsector. Hiermee zal ook duidelijk worden in hoeverre trustkantoren
niet alleen handelen naar de letter, maar ook naar de geest van de wet.
Het systeem waarbij de integriteit van het financiële stelsel wordt beschermd door
poortwachters, wordt internationaal gezien als het meest effectief en sluit ook aan
bij de uitgangspunten in internationale en Europese regelgeving tegen witwassen en
het financieren van terrorisme. Net als financiële instellingen, zijn trustkantoren
bij uitstek in de gelegenheid om bijvoorbeeld voorafgaand en tijdens hun dienstverlening
te onderzoeken of hun cliënten betrokken zijn bij niet-integer handelen en om ongebruikelijke
transacties te herkennen en te melden bij de Financial Intelligence Unit.
De leden van de SP-fractie vragen de Minister of de Kamer, wanneer grove misstanden
worden geconstateerd met betrekking tot de naleving van de Wtt, voorafgaand aan de
eerste rapportage in 2020 kan worden geïnformeerd.
In antwoord op vragen van de VVD-fractie is aangegeven dat DNB is gevraagd om dit
najaar een beeld te geven van de eerste indrukken van de effecten van de aangescherpte
wetgeving voor de sector en het toezicht.
De leden van de SP-fractie vragen de regering de motie Omtzigt/Van Weyenberg alsnog
uit te voeren.
Bij de beantwoording van de vragen van de CDA-fractie is aangegeven hoe uitvoering
gegeven zal gaan worden aan deze motie.
De leden van de SP-fractie vragen of de Minister hun constatering deelt dat zelfregulering
van de sector tegen hun verdienmodel in gaat en of de Minister er in dit licht op
kan vertrouwen dat de sector op zichzelf toezicht kan houden, als dit lijnrecht ingaat
tegen de belangen van de aandeelhouders van deze kantoren. Ook vragen zij of het toezicht
niet gemakkelijk omzeild kan worden en of het verscherpte toezicht niet cosmetisch
is zolang de legitimiteit van het verdienmodel niet ter discussie wordt gesteld.
De wettelijke vereisten aan trustkantoren zijn aanzienlijk aangescherpt sinds de inwerkingtreding
van de Wtt 2018 en de bevoegdheden van DNB zijn uitgebreid. Bij de aanscherping van
het wettelijk kader heeft meegespeeld dat zelfregulering in de sector onvoldoende
van de grond is gekomen. Zoals ik ook in mijn agenda financiële sector10 heb aangegeven ga ik de ontwikkelingen in deze sector scherp in de gaten houden.
Daarom heb ik DNB gevraagd om mij te informeren over de ontwikkelingen in de trustsector
en het toezicht op de naleving van de nieuwe wetgeving. Dit najaar volgt een eerste
rapportage. Als er geen sprake is van voldoende verbetering, onderzoek ik nadere maatregelen.
De leden van de SP-fractie vragen of de Minister de mening deelt dat Nederland internationaal
niet de reputatie van belastingparadijs moet willen hebben en het bovendien schadelijk
is voor andere delen van onze economie. Ook vragen zij of de Minister, na alle schandalen,
van mening blijft dat de trustsector iets wezenlijks toevoegt aan onze economie of
er meer aan toevoegt, dan het er afbreuk aan doet.
Ons internationaal georiënteerde fiscale stelsel is onbedoeld ook aantrekkelijk voor
structuren waarmee belasting wordt ontweken. Ik ben het met de leden van de fractie
van de SP eens dat dit schadelijk kan zijn op meerdere vlakken: voor de belastingmoraal,
voor het internationale aanzien van Nederland en daarmee voor het investeringsklimaat.
Vanzelfsprekend is dat ongewenst. De aanpak van belastingontwijking is daarom een
speerpunt van dit kabinet.
Trustkantoren bieden diensten aan die particulieren of ondernemingen ook zelf zouden
kunnen verrichten, maar die om economische redenen of anderszins aan trustkantoren
worden uitbesteed. Onder de voorwaarde dat door de trustdienstverlener wordt voldaan
aan de verplichtingen uit de Wtt 2018 vanwege de inherent hoge integriteitsrisico’s
van trustdiensten, is het aan particulieren of ondernemingen zelf om te besluiten
over het al dan niet uitbesteden van deze activiteiten. In het evaluatierapport Wet
toezicht trustkantoren uit 201011 is berekend dat de trustsector – samen met andere financiële en juridische dienstverleners
als fiscalisten en advocaten, een toegevoegde economische waarde van naar schatting
€ 1,5 miljard per jaar levert. Daarvan werd ongeveer € 1,0 miljard in de vorm van
belastingen en € 0,5 miljard in de vorm van gelden betaald aan financiële professionals.
Er zijn sindsdien geen cijfers bijgehouden over de toegevoegde economische waarde.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. (Anne) Mulder, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
J.F.C. Freriks, adjunct-griffier