Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Omtzigt over de ruling van Uber in Nederland
Vragen van het lid Omtzigt (CDA) aan de Staatssecretaris van Financiën over de ruling van Uber in Nederland (ingezonden 12 augustus 2019).
Antwoord van Staatssecretaris Snel (Financiën) (ontvangen 30 augustus 2019).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Uber verhuist onderdeel van Bermuda naar Nederland
om winstbelasting»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Heeft u kennisgenomen van het feit dat Uber verklaard heeft dat: «The primary differences
between the effective tax rate and the federal statutory tax rate are due to the valuation
allowance on the Company’s U.S. and Netherlands» deferred tax assets and foreign tax
rate differences. In March 2019, the Company initiated a series of transactions resulting
in changes to its international legal structure, including a redomiciliation of a
subsidiary to the Netherlands and a transfer of certain intellectual property rights
among wholly owned subsidiaries, primarily to align its structure to its evolving
operations. The redomiciliation resulted in a step-up in the tax basis of intellectual
property rights and a correlated increase in foreign deferred tax assets in an amount
of $ 6.1 billion, net of a reserve for uncertain tax positions of $ 1.3 billion»?2
Antwoord 2
Ja.
Vraag 3
Kunt u uitleggen welke transactie precies heeft plaatsgevonden of in ieder geval wat
zich in Nederland heeft afgespeeld van deze transacties?
Antwoord 3
Op grond van artikel 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) kan ik niet
ingaan op de fiscale positie van een individuele belastingplichtige.
In zijn algemeenheid geldt dat een bedrijf activa aanschaft om een onderneming te
kunnen drijven. Dit kunnen materiële activa zijn, bijvoorbeeld machines, of immateriële
activa, bijvoorbeeld een intellectueel eigendom. Indien een overdracht van een activum,
bijvoorbeeld een intellectueel eigendom, plaatsvindt tussen twee groepsmaatschappijen
moet dit op grond van het zakelijkheidsbeginsel (het arm’s-lengthbeginsel) plaatsvinden
tegen de waarde in het economisch verkeer. Daardoor wordt de tot het moment van verplaatsing
aanwezige, maar nog ongerealiseerde, waardestijging door de verplaatsing gerealiseerd.
De gerealiseerde waardestijging is belastbaar in het land waar die waardestijging
plaatsvond. Indien dit land geen of een relatief lage winstbelasting kent, wordt over
die waardestijging (vrijwel) geen belasting betaald.
De winsten die na de verplaatsing met het intellectueel eigendom worden behaald, zijn
onderworpen aan winstbelasting in het land waarheen het intellectueel eigendom is
verplaatst. Daarbij dient, eveneens op grond van het zakelijkheidsbeginsel, de verkrijgende
groepsmaatschappij over de vereiste relevante functionaliteit te beschikken om de
relevante risico’s die zijn verbonden aan het betreffende intellectueel eigendom te
kunnen beheersen. Als het intellectueel eigendom naar Nederland is verplaatst, is
de toekomstige winst toerekenbaar aan het intellectueel eigendom onderworpen aan vennootschapsbelasting
in Nederland. Op grond van het beginsel van goed koopmansgebruik kan in beginsel op
de aangeschafte activa worden afgeschreven. Dat geldt voor zowel materiële als immateriële
activa. De afschrijvingen zullen in beginsel ten laste van het fiscale resultaat komen.
Tegenover deze afschrijvingslasten zullen over het algemeen belastbare opbrengsten
staan die worden behaald met de aangeschafte activa. Bovendien ontstaat er in de toekomst
bij een (eventuele) overdracht van het intellectueel eigendom een in Nederland te
belasten overdrachtswinst voor zover de waarde in het economische verkeer van het
intellectueel eigendom op dat moment de fiscale boekwaarde ervan overschrijdt. Afschrijvingen
verlagen de boekwaarde en verhogen daarmee een eventuele toekomstige overdrachtswinst.
Vraag 4
Welke bemoeienis heeft u gehad met rulings van Uber de afgelopen twee jaar?
Antwoord 4
Op grond van artikel 67 AWR kan ik niet ingaan op de fiscale positie van een individuele
belastingplichtige. Om die reden kan ik ook niet ingaan op vragen over de totstandkoming
van een mogelijke ruling.
Vraag 5
Welke contacten zijn er tussen oktober 2018 en maart 2019 geweest tussen ministers
en ambtenaren (inclusief zbo’s, etc.) aan de ene kant en vertegenwoordigers van Uber
aan de andere kant en wat was het onderwerp van elk van die contacten?
Antwoord 5
De contacten tussen ambtenaren en maatschappelijke organisaties, belangenorganisaties
of bedrijven worden niet systematisch bijgehouden. In het algemeen geldt wel dat dergelijke
contacten op diverse niveaus plaatsvinden. Dit gebeurt bijvoorbeeld om beleidsopties
te verkennen en de kwaliteit van wetgeving te verbeteren. Ik beschouw een open dialoog
tussen de overheid en maatschappelijke organisaties, belangenorganisaties of bedrijven
dan ook als waardevol. Tegelijk is het belangrijk om transparant te zijn over dergelijke
contacten. Het Ministerie van Financiën kent daarom een gedragslijn voor externe contacten.
Hierin staat onder andere dat bij wetgevingsvoorstellen een lobbyparagraaf wordt opgenomen.
Deze paragraaf bevat een verslag van de internetconsultatie en andere contacten met
externen, inclusief een reactie en inzage in de belangenafweging op hoofdlijnen. Daarnaast
kan ik vanwege artikel 67 AWR niet ingaan op contacten die betrekking hebben op de
fiscale positie van een individuele belastingplichtige. Voor mijzelf kan ik aangeven,
zoals ook uit mijn openbaar te raadplegen agenda blijkt, dat ik geen contact heb gehad
met een vertegenwoordiger van Uber.
Vraag 6
Indien het intellectuele eigendom van Bermuda naar Nederland verhuisd is, is er dan
op enig moment winstbelasting betaald over (de groei van) het intellectueel eigendom?
Antwoord 6
In zijn algemeenheid geldt dat Bermuda geen winstbelasting-systeem kent. Winst van
een op Bermuda gevestigde vennootschap zal daardoor op Bermuda niet aan winstbelasting
zijn onderworpen. Dit geldt ook voor een eventuele overdrachtswinst bij verplaatsing
van een immaterieel activum. Afhankelijk van de fiscale wetgeving van de staat waarin
een (onmiddellijke of middellijke) aandeelhouder van de op Bermuda gevestigde vennootschap
is gevestigd, zou de winst van de op Bermuda gevestigde vennootschap overigens nog
in die staat (deels) in de heffing kunnen worden betrokken.
Vraag 7
Is het u opgevallen dat Uber ook meldt dat de belastingaanslagen voor de afgelopen
10 jaren in hun belangrijkste jurisdicties nog openstaan en dat er onderzoeken lopen
naar transferpricing bij Uber?
Antwoord 7
Naar ik aanneem wordt gedoeld op de door Uber hierover gemaakte opmerkingen op pagina
31 van het Formulier 10-Q zoals door Uber verstrekt aan de Amerikaanse toezichthouder
SEC.3 Hiervan heb ik kennis genomen.
Vraag 8
Kunt u zich voorstellen dat Uber informeel kapitaal gebruikt heeft voor deze transfer,
aangezien het intellectueel kapitaal een waarde van tientallen miljarden moet vertegenwoordigen
voor deze transactie en dat het dus zeer goed mogelijk is dat er geen zakelijke prijs
betaald is voor het intellectueel kapitaal tussen verschillende juridische entiteiten
van Uber?
Antwoord 8
In zijn algemeenheid geldt dat informeel kapitaal zich kan voordoen indien op grond
van de aandeelhoudersrelatie activa, waaronder immateriële activa, om niet of tegen
een (te) geringe vergoeding worden overgedragen. Er is dan sprake van een eenmalige
informeel kapitaalstorting. Indien de overdracht echter plaatsvindt op basis van een
vergoeding gelijk aan de waarde in het economische verkeer is er geen sprake van een
informeel kapitaalstructuur.
Bij de overdracht van immateriële activa kan het moeilijk zijn om op het moment van
overdracht de waarde vast te stellen omdat er bijvoorbeeld onvoldoende soortgelijke
markttransacties zijn of er onvoldoende inzicht bestaat in de toekomstige voordelen
en risico’s. De Nederlandse Belastingdienst neemt het standpunt in dat het onzakelijk
is een vaste prijs overeen te komen wanneer de waardering op het tijdstip van de transactie
hoogst onzeker is en economisch rationeel handelende onafhankelijke partijen in een
soortgelijke situatie geen vaste prijs zouden zijn overeengekomen. In dergelijke gevallen
dient bijvoorbeeld een aanpassingsclausule te worden opgenomen in de overeenkomst
tussen de gelieerde partijen waarbij de prijs mede afhankelijk is van de latere inkomsten.4 In dat geval loopt de overdrachtsprijs in de pas met de voordelen die het immateriële
activum in de toekomst genereert. De Belastingdienst kan in dat geval achteraf de
daadwerkelijk met het immateriële activum behaalde resultaten gebruiken bij de beoordeling
van de prijs op het moment dat de overdracht heeft plaatsgevonden.
Vraag 9
Herinnert u zich dat u op 23 februari 2018 aan de Kamer schreef: «Onderzoek arm’s-lengthbeginsel:
Op basis van het arm’s-lengthbeginsel worden gelieerde ondernemingen voor fiscale
doeleinden verondersteld onderling te handelen zoals onafhankelijke partijen onder
vergelijkbare omstandigheden zouden doen. Toepassing van het arm’s-lengthbeginsel
kan ertoe leiden dat de fiscale winst op basis van het arm’s-lengthbeginsel opwaarts
of neerwaarts wordt bijgesteld. In het bijzonder dat laatste effect kan knellen met
het oog op de door het kabinet beoogde aanpak van belastingontwijking. Het is vooral
die implicatie van het arm’s-lengthbeginsel in de winstbelasting die mij aanleiding
geeft te gaan onderzoeken of het arm’s-lengthbeginsel aanpassing behoeft.»?5
Antwoord 9
Ja.
Vraag 10
Wanneer bent u gestart met het onderzoek naar het arm’s-lengthbeginsel en dus naar
het gebruik van informeel kapitaal, dat de facto nodig is voor dit soort grote overdrachten?
Antwoord 10
Het onderzoek naar de toepassing van het arm’s-lengthbeginsel in de vennootschapsbelasting
is vóór de zomer gestart.
Vraag 11
Wat is de precieze vraagstelling van dit onderzoek en wie voert het onderzoek uit?
Antwoord 11
Het onderzoek bevat de volgende twee onderzoeksvragen:
1) Op welke wijze kan de mogelijkheid van het neerwaarts bijstellen van de fiscale winst
op grond van het arm’s-lengthbeginsel vanuit het oogpunt van de bestrijding van belastingontwijking
worden aangepast om de mogelijkheid van dubbele niet-belasting te voorkomen?
2) Op welke wijze kan de mogelijkheid om – als gevolg van de toepassing van het arm’s-lengthbeginsel
– mismatches te creëren bij de winstallocatie aan vaste inrichtingen worden voorkomen?
Het onderzoek wordt primair uitgevoerd door ambtenaren van mijn ministerie. Bij het
onderzoek worden – zo nodig – andere departementen betrokken als ook externen zoals
wetenschappers, het bedrijfsleven en belangenorganisaties.
Vraag 12
Wanneer zal dit onderzoek afgerond zijn?
Antwoord 12
In mijn brief «bouwstenen voor een beter belastingstelsel» van 15 april 2019 heb ik
uw Kamer toegezegd om begin 2020 de uitkomsten op te leveren. Het nu voorziene afrondingmoment
waarborgt dat de eventuele bevindingen van de Commissie belastingheffing van multinationals
tijdens het onderzoek ook nog kunnen worden meegewogen.
Vraag 13
Heeft u al tussenresultaten van het onderzoek?
Antwoord 13
Het onderzoek is nog gaande. Zoals in het antwoord op vraag 12 is opgenomen zal ik
de uitkomsten van het onderzoek begin 2020 aan uw Kamer opleveren. Er zijn geen tussenresultaten
die nu of voor begin 2020 al kunnen worden gedeeld.
Vraag 14
Mag onder de nieuwe rulingpraktijk – die op 1 juli 2019 is ingegaan – een ruling worden
afgegeven waarbij het effect is dat 6,1 miljard dollar in een belastingparadijs belast
wordt en Nederland een step-up verleent?
Antwoord 14
De in het kader van de vernieuwde rulingpraktijk genomen maatregelen zijn neergelegd
in het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter. Het besluit beschrijft
in onderdeel 3 in welke gevallen door de Belastingdienst geen vooroverleg zal worden
gevoerd en derhalve geen ruling tot stand zal komen. Kort samengevat is dit het geval
indien geen sprake is van economische nexus, indien het besparen van Nederlandse of
buitenlandse belasting de enige of doorslaggevende reden is voor de rechtshandeling,
of indien een transactie plaatsvindt met een land dat is opgenomen in de Nederlandse
lijst met laagbelastende jurisdicties_. Indien het in de vraag bedoelde belastingparadijs
is opgenomen in de Nederlandse lijst met laagbelastende jurisdicties zal geen vooroverleg
worden gevoerd en geen ruling tot stand komen over deze transactie, ook niet over
de waarde waartegen het immaterieel activum kan worden geactiveerd.
Vraag 15
Herinnert u zich nog dat u in 2018 aankondigde de rulingpraktijk per 1 januari 2019
aan te passen, maar dat dit uiteindelijk pas per 1 juli 2019 gebeurd is?6
Antwoord 15
Het klopt dat ik in mijn brief van 18 februari 2018 de ambitie heb uitgesproken om
de nieuwe vormgeving van de rulingpraktijk te hebben staan per 1 januari 2019. In
antwoorden op Kamervragen heb ik daarna de verwachting uitgesproken uw Kamer in het
najaar nader te kunnen informeren over de plannen van de herziening en het verdere
tijdpad van implementatie. In het najaar 2018 heb ik uw Kamer geïnformeerd over het
proces van de herziening van de rulingpraktijk en het feit dat ik mijn eerdere ambitie
heb moeten bijstellen naar 1 juli 2019.
Vraag 16
Hoeveel bedrijven hebben door vertraging nog in de eerste zes maanden van 2019 een
ruling kunnen afsluiten (of verlengen) met de Belastingdienst, waarin rechtszekerheid
geboden wordt, die onder het nieuwe beleid niet meer geboden wordt, zoals bij een
ruling met het bestaande belastingparadijs Bermuda?
Antwoord 16
De Belastingdienst geeft zekerheid vooraf binnen daarvoor geldende kaders van wet-
en regelgeving, beleid en jurisprudentie. Hierbij is de datum van afgifte van een
ruling bepalend. Op 23 april 2019 heb ik mijn voorgenomen maatregelen voor rulings
met een internationaal karakter bekend gemaakt. Na het AO vernieuwde rulingpraktijk
van 4 juni 2019 is het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter
vervolgens per 1 juli 2019 in werking getreden. Dit besluit beschrijft in onderdeel
3 in welke gevallen door de Belastingdienst geen vooroverleg zal worden gevoerd en
derhalve geen ruling tot stand zal komen. Kort samengevat is dit het geval indien
geen sprake is van economische nexus, indien het besparen van Nederlandse of buitenlandse
belasting de enige of doorslaggevende reden is voor de rechtshandeling, of indien
een transactie plaatsvindt met een land dat is opgenomen in de Nederlandse lijst met
laagbelastende jurisdicties. Dergelijke vereisten golden derhalve niet voor 1 juli
2019 en daarover is in de verzoeken dan ook geen (verplichte) informatie verstrekt.
De Belastingdienst heeft om bovenstaande redenen in de periode 1 januari 2019 tot
1 juli 2019 niet kunnen bijhouden of er, en zo ja hoeveel, rulings zijn afgegeven
die op basis van de per 1 juli 2019 aangescherpte criteria niet afgegeven zouden kunnen
worden. Op basis van de voorlopige cijfers kan ik op dit moment aangeven dat in het
eerste half jaar 2019 603 APA (inclusief DVL) en ATR verzoeken zijn afgedaan. Er zijn
493 verzoeken toegekend, waarvan 8 informeel-kapitaal rulings. De overige 110 verzoeken
zijn afgewezen, ingetrokken of buiten behandeling gesteld. Vanaf 1 juli 2019 kunnen
geen informeel-kapitaalrulings (met internationaal karakter) meer worden afgesloten.
Vraag 17
Kunt u deze vragen een voor een en binnen drie weken beantwoorden?
Antwoord 17
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. Snel, staatssecretaris van Financiën
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.