Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Amhaouch en Wörsdörfer over de policy brief van het CPB over MKB-bankfinanciering
Vragen van de leden Amhaouch (CDA) en Wörsdörfer (VVD) aan de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat over het bericht «Nederlands mkb heeft last van marktmacht grootbanken» (ingezonden 21 juni 2019).
Antwoord van Staatssecretaris Keijzer (Economische Zaken en Klimaat) (ontvangen 28 augustus
2019).
Vraag 1
Bent u bekend met het rapport «Mkb-bankfinanciering in Europees perspectief» van het
Centraal Plan Bureau (CPB)1 en het daarop gebaseerde bericht «Nederlands mkb heeft last van marktmacht grootbanken»?2
Antwoord 1
Ja, ik ben bekend met het rapport en het daarop gebaseerde bericht.
Vraag 2
Herkent u de conclusie van het CPB dat het Nederlandse midden- en kleinbedrijf (mkb)
minder vaak bankleningen ontvangt dan het mkb elders in de eurozone? Zo ja, waarom
deelt u de conclusie van het CPB en welke aanvullende stappen acht u noodzakelijk
om de in het CPB rapport geschetste situatie te verbeteren? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 2
Ik heb kennis genomen van het CPB-rapport. Dit rapport beschrijft mogelijke redenen
waarom mkb bedrijven moeizamer aan bankfinanciering kunnen komen ten opzichte van
vergelijkbare bedrijven in de Eurozone. Deze redenen zijn divers en acht ik plausibel.
Het onderzoek is echter breed en het is niet mogelijk gebleken om op basis van de
data oorzakelijke verbanden te leggen. De mkb-financieringsmarkt verschilt ook sterk
per eurozoneland. Het één op één vergelijken van landen is dan ook niet mogelijk (zie
ook antwoord op vraag 4).
Vraag 3
Deelt u de stelling van het CPB dat de winstgevendheid van bedrijven, ook van kleine
en middelgrote, in Nederland relatief goed is in vergelijking met andere eurozonelanden
en dat daarbij het mediane eigen vermogen van kleine Nederlandse bedrijven eerder
hoger dan lager is dan in andere landen? 3 Zo ja, hoe verhoudt deze stelling zich tot de uitspraak in de financieringsmonitor
dat een van de redenen voor de hogere kosten van Nederlandse kredieten de zwakkere
financiële positie van kleine Nederlandse bedrijven die krediet aanvragen ten opzichte
van het Europees gemiddelde is?4
Antwoord 3
Ik deel deze stelling. Het rapport van het CPB geeft aan dat de meeste Nederlandse
mkb bedrijven financieel gezond zijn. Dit rapport is mede gebaseerd op BACH5 data en CBS bewerkte microdata. Hieruit blijkt dat Nederlandse mkb bedrijven ook
net zo winstgevend te zijn ten opzichte van soortelijke bedrijven elders in de Eurozone;
bovendien beschikken ze ook over een gemiddeld niveau aan eigen vermogen.
De financieringsmonitor geeft aan dat één van de verklaringen van de hogere kosten
van met name kleine leningen in vergelijking met het Europees gemiddelde de zwakkere
financiële positie van het mkb is ten opzichte van het Europees gemiddelde. De financieringsmonitor
van het CBS baseert zich hier op het IMF country report van 2018. Dit is echter een
analyse over 2017, en een andere databron dan het CPB-rapport.
Verder accentueert het CPB-rapport ook dat niet alle afwijzingen door banken een probleem
vormen. Want nieuwe bedrijfsleningen worden soms, gezien de bedrijfseconomische vooruitzichten,
gerechtvaardigd afgewezen door banken. In het najaar 2019 zal ik in een Kamerbrief
mijn beleidsvisie nader toelichten.
Vraag 4
Kunt u uw appreciatie delen van de uitspraak van de Nederlandse Vereniging van Banken
(NVB) dat banken tegelijkertijd scherp kijken naar risico’s en alleen gezonde bedrijven
met goede plannen in aanmerking voor financiering komen, in relatie tot de stelling
van het CPB dat de winstgevendheid van het Nederlandse mkb in relatie tot andere eurozonelanden
relatief goed is?
Antwoord 4
Ja, voor zover mij bekend heeft de NVB tot op heden alleen gereageerd met een bericht
op hun website. De NVB geeft redenen aan waarom de vergelijking van de mkb-financieringsmarkt
tussen verschillende landen moeilijk te maken is.
De NVB noemt de mate van digitalisering, een traditie van relatie-bankieren of transactiebankieren
en de mate waarin schuld aangaan gebruikelijk is. Deze aspecten zijn inderdaad relevant
om rekening mee te houden in de vergelijking. Om deze reden ben ik tevens gestart
met een exercitie met de Europese Commissie en de lidstaten om te komen tot goede
voorbeelden van beleid en instrumenten om de mkb-financieringsmarkt te verbeteren.
Dit zal ik delen met uw Kamer in een brief over de beleidsvisie mkb-financiering (zie
antwoord vraag 3 en 14).
Vraag 5
Bent u bekend met wat banken onder gezonde bedrijven verstaan, aangezien de NVB stelt
dat alleen gezonde bedrijven met goede plannen in aanmerking komen voor financiering?
Wordt daarbij gekeken naar de historie of naar de vooruitzichten?
Antwoord 5
Banken hebben eigen modellen voor inschatting van de financiële gezondheid van bedrijven
en bijhorende risico’s. Deze inschatting wordt per financieringsaanvraag gedaan. Ik
kan dan ook niet zeggen wat banken precies verstaan onder gezonde bedrijven. Wel kan
ik aangeven waar banken op beoordelen. Dit is onder andere de rentabiliteit (winstgevendheid)
van het bedrijf dan wel de investering waar financiering voor wordt gevraagd, de solvabiliteit
van het bedrijf (terugbetaalcapaciteit) en cashflowontwikkeling. Hierbij zijn zowel
de historische cijfers als de prognoses belangrijk. Naast financiële gegevens beoordeelt
een bank ook niet-financiële informatie. De NVB geeft in haar «position paper» van
4 april jl. aan welke factoren meespelen in de beoordeling van een krediet.
Vraag 6
Onderschrijft u de stelling van het CPB dat de tarieven voor leningen aan het mkb
in Nederland hoger liggen dan elders in de eurozone? Zo ja, wat is daarvan de reden?
Welke mogelijkheden heeft u om bancaire financiering aantrekkelijk te maken voor het
mkb en zo het Nederlandse mkb op een eerlijke wijze te kunnen laten concurreren met
Europese bedrijven?
Antwoord 6
De bevinding op basis van analyse – en dus geen stelling – van het CPB is dat marktrentes
voor bedrijfsleningen tot 5 jaar zowel voor het mkb als voor het grootbedrijf boven
het Eurozone gemiddelde liggen. Een mogelijke verklaring die CPB opwerpt is dat hier
wellicht sprake is van marktmacht. Andere verklaringen waardoor er verschillen zijn
per land zijn de beschikbaarheid van informatie waarop banken het kredietrisico bepalen.
De mate van standaardisatie van financiële verslaglegging verschilt, evenals de beschikbaarheid
van kredietratings voor het mkb. De uitkomsten van de financieringsmonitor wijzen
ook uit dat de rentes voor mkb bedrijfsleningen afnemen met de bedrijfsomvang en met
de bedrijfsleeftijd. Ook tussen sectoren verschillen de rentepercentages. Er worden
hogere rentes betaald in de meer risicovolle sectoren (zoals zakelijke dienstverlening
en ICT) en lagere rentes in onroerend goed en reparatie, bouw en landbouw. Over mijn
beleid informeer ik u nader in de Kamerbrief over de beleidsvisie MKB-financiering
(zie antwoord op vraag 14).
Vraag 7, 8
Onderschrijft u de cijfers van het CPB dat Nederlandse mkb’ers 16%-punt minder vaak
een banklening ontvangen dan vergelijkbare bedrijven in andere landen in de eurozone?
Zo ja, welke aanvullende stappen acht u wenselijk om ervoor te zorgen dat meer Nederlandse
mkb’ers een banklening ontvangen?
Onderschrijft u de cijfers van het CPB dat Nederlandse mkb’ers 15%-punt minder vaak
een aanvraag doen voor een banklening dan vergelijkbare bedrijven elders in Europa?
Zo ja, heeft u vergelijkbare signalen ontvangen en zicht op de mogelijke redenen voor
afwijzing? Zo ja, welke stappen acht u noodzakelijk om ervoor te zorgen dat in Nederland
zo veel mogelijk mkb’ers, die behoefte hebben aan financiering, een aanvraag doen
voor een banklening?
Antwoord 7, 8
Ik neem kennis van deze bevindingen. Zoals CPB ook aangeeft vormt niet alle afwijzingen
een probleem. Een deel wordt terecht afgewezen omdat er bijvoorbeeld onvoldoende marktperspectief
is. In de Financieringsmonitor worden de belangrijkste redenen van afwijzing opgesomd.
Wat een gezond afwijzingspercentage is valt niet te zeggen. Het CPB benadrukt in de
Policy brief dat cultuurverschillen ook een rol kunnen spelen in het aanvraaggedrag
van ondernemers in Nederland. Sinds de laatste financiële crisis lijken Nederlandse
ondernemers meer leenavers dan Europese ondernemers elders. Het is belangrijk om te
benadrukken dat het bedrijfsleven gezond gefinancierd dient te zijn en dat banken
een belangrijke selectiefunctie hebben om bedrijven te financieren met een financieringsbehoefte
die dit ook financieel kunnen dragen. Om mkb-financiering te bevorderen zijn verschillende
financieringsinstrumenten reeds beschikbaar (zie antwoord op vraag 13).
Vraag 9, 10
Welke stappen heeft u tot nu toe ondernomen om ervoor te zorgen dat mkb’ers die behoefte
hebben aan financiering, daadwerkelijk een aanvraag doen voor een banklening en niet
vooraf al de handdoek in de ring gooien?
Onderschrijft u de cijfers van het CPB dat leenaanvragen in Nederland 14%-punt minder
vaak volledig worden toegekend dan elders? Zo ja, welke aanvullende stappen neemt
u om dit verschil met andere landen uit de eurozone te verkleinen?
Antwoord 9, 10
Het CPB benadrukt in haar rapport dat de meeste mkb-bedrijven in Nederland die geen
behoefte hebben om een lening bij een bank aan te vragen, dit doen omdat zij adequate
eigen middelen hebben. Daarnaast lijkt ook de verwachting van het mkb om afgewezen
te worden bij een financieringsaanvraag een belangrijkere rol te spelen in Nederland
dan elders in de Eurozone. EZK stimuleert ondernemers om gebruik te maken van verschillende
financieringsinstrumenten die uitgevoerd worden door RVO6. Daarnaast kunnen ondernemers ook terecht bij het ondernemingsplein7 en de KvK8 voor vragen en ondersteuning omtrent financiering. Om inzichten uit te wisselen met
de eurozonelanden met betrekking tot leenaanvragen heeft Nederland met andere lidstaten
en de Europese Commissie afgesproken om «best practises» uit te wisselen. Desalniettemin
is het belangrijk om te benadrukken dat elk land in de eurozone een ander financieringsmarktsysteem
heeft, waardoor verschillen onvermijdelijk zijn (zie antwoord vraag 4).
Vraag 11, 12, 13
Acht u aanvullende stappen wenselijk om bancaire financiering meer te laten aansluiten
op de behoefte van mkb’ers en het bestaande financieringsinstrumentarium? Zo ja, welke
stappen? Zo nee, waarom niet?
Welke stappen worden door de overheid gezet om alternatieve financiering een reëel
en aantrekkelijk alternatief te maken voor bankfinanciering bij mkb’ers?
Acht u extra aanvullende stappen wenselijk om alternatieve financiers een welkome
aanvulling te laten blijven op het bestaande financieringsinstrumentarium? Zo ja,
welke stappen? Zo nee, waarom niet? Aan welke types van financiering denkt u hierbij?
Antwoord 11, 12, 13
Ik moedig meer concurrentie op de mkb-financieringsmarkt aan. Zowel bij banken als
bij alternatieve financiers zoals leasing, factoring en crowdfunding. Hier voer ik
ook actief beleid op. De kredietverlening aan het mkb ondersteun ik met de garantie-instrumenten
BMKB en GO. In juli 2017 is de BMKB na een tijdelijke openstelling vanaf 2012, permanent
opengesteld voor niet-banken, die zich voor de regeling kwalificeren. Het stimuleren
van de risicokapitaalmarkt doe ik met instrumenten zoals DVI en SEED. Deze risicokapitaalinstrumenten
worden bij uitstek door alternatieve financiers, zijnde niet banken, in de markt aangeboden.
Deze instrumenten dragen in belangrijke mate bij aan het oplossen van marktfalen wanneer
er bijvoorbeeld sprake is van een tekort aan zekerheden of behoefte aan risicodragend
vermogen bij financiering van innovaties of groei van startups of scale-ups.
Vraag 14
Kunt u de in het wetgevingsoverleg over Jaarverslag en Slotwet Ministerie van Economische
Zaken en het Diergezondheidsfonds (XIII) (deel EZK) voor het jaar 2018 van 12 juni
2019 toegezegde appreciatie van het CPB rapport «Mkb-bankfinanciering in Europees
perspectief» voor het einde van het zomerreces aan de Kamer zenden?
Antwoord 14
De appreciatie van het CPB rapport «Mkb-bankfinanciering in Europees perspectief»
betrek ik in mijn Kamerbrief over de beleidsvisie Mkb-financiering waarin ik de meta-analyse
aanbied naar aanleiding van de 5 evaluaties van de risicokapitaalinstrumenten en waarin
ik ter beantwoording van de motie Graus9 een internationale vergelijking maak van de mkb-financieringsmarkt. Om relevante
onderwerpen integraal aan de Kamer aan te kunnen bieden stuur ik de brief met appreciatie
van het CPB-rapport niet voor het eind van zomerreces, maar in het najaar 2019 naar
de Kamer.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.C.G. Keijzer, staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.