Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Meenen over het bericht "Lerarentekort loopt verder op: ‘Funest voor de kwaliteit'"
Vragen van het lid Van Meenen aan de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media over het bericht «Lerarentekort loopt verder op: «Funest voor de kwaliteit»» (ingezonden 9 juli 2019).
Antwoord van Minister Slob (Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media) (ontvangen 26 augustus
2019). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 3505.
Vraag 1
Herkent u de verwachting van de PO-Raad dat er aan het begin van het komende schooljaar
1.400 vacatures voor leraren openstaan in het primair onderwijs?1
Antwoord 1
Ik herken dat het lerarentekort op veel scholen een probleem is en het steeds moeilijker
wordt om vacatures te vervullen. Dat blijkt ook uit de onderzoeken die ik jaarlijks
aan uw Kamer stuur, de arbeidsmarktramingen en de arbeidsmarktbarometer. De definities
en methoden zijn anders dan die in het onderzoek van de PO-Raad en daardoor zijn de
uitkomsten niet goed vergelijkbaar.
Vraag 2
Op welke wijze en wanneer geeft u uitvoering aan de motie van het lid Kwint c.s.2, die vraagt om de problematiek van het lerarentekort in de praktijk in kaart te brengen
door landelijk te gaan registreren?
Antwoord 2
Ik voer momenteel gesprekken over de motie met onder andere de inspectie, de PO-Raad,
de AOb en AVS. In het najaar informeer ik uw Kamer over de uitkomst.
Vraag 3
Op welke wijze en wanneer geeft u uitvoering aan de gewijzigde motie van de leden
Van Meenen/Westerveld3, die u vraagt om werkgevers en vakbonden met klem te bewegen de betaling en rechtspositie
van invalkrachten aanzienlijk te versterken?
Antwoord 3
In de cao is de rechtspositie van invalkrachten gelijk aan die van vaste krachten.
In de praktijk is dat volgens de motie niet altijd het geval. Ik zal de sociale partners
daarop wijzen en hen verzoeken om de praktijk te verbeteren. Dat doe ik tijdens het
eerstvolgende landelijke overleg lerarentekort begin oktober.
Vraag 4
Hoeveel uitkeringsgerechtigde leraren zijn er al aan de slag geholpen vanuit het plan
«1.000 leerkrachten aan de slag» van het Participatiefonds? Ligt dit plan op koers
om inderdaad binnen twee jaar duizend leerkrachten aan de slag te helpen? Ziet u kans
om dit plan te intensiveren?
Antwoord 4
Volgens het Participatiefonds staat het aantal werkhervattingen per 15 juli 2019,
dus halverwege de uitvoering van het plan, op 570. Het plan ligt daarmee op koers.
Bij de werkhervattingen gaat het niet alleen om leerkrachten maar bijvoorbeeld ook
om onderwijsassistenten en schoolleiders. Van de 570 werkhervattingen zijn er 383
in het primair onderwijs (waarvan 271 als leer- of invalkracht), 63 in andere onderwijssectoren
en 124 buiten het onderwijs, waaronder kinderopvang.
Mede op verzoek van de partijen aan de landelijke tafel lerarentekort is het Participatiefonds
bezig met een intensivering van de aanpak, namelijk:
– Het Participatiefonds gaat vanaf komend schooljaar werken met matchingsteams in de regio. Deze teams koppelen uitkeringsgerechtigde kandidaten aan schoolbesturen
die onvervulde vacatures hebben.
– Daarnaast gaat het fonds uitkeringsgerechtigden opleiden tot coaches van startende leraren en zijinstromers. Het gaat hier om uitkeringsgerechtigden van
met name 55-plus die wel graag terug willen naar het onderwijs, maar niet meer voor
de klas willen of kunnen staan.
– Per 1 januari 2019 heeft het fonds de Regeling Vrijstelling Instroomtoets ingevoerd. Dit houdt in dat werkgevers die na indienstneming van een uitkeringsgerechtigde
toch onverhoopt weer afscheid moet nemen van deze persoon, de kosten van de uitkering
zonder toets weer bij het Participatiefonds in rekening kunnen brengen.
Vraag 5
Welke resultaten heeft de landelijke taskforce opgeleverd? Welke knelpunten heeft
deze taskforce geïdentificeerd en op welke manier zijn deze knelpunten opgelost? Welke
knelpunten zijn er nog niet opgelost?
Antwoord 5
Samen met de partijen aan het landelijke overleg is de regeling voor de regionale
aanpak uitgewerkt, waar inmiddels meer dan vijftig regio’s een aanvraag voor hebben
ingediend en wordt op dit moment gezamenlijk een imagocampagne voorbereid. Deze gaat
dit najaar van start. Er zijn knelpunten en oplossingsrichtingen besproken voor de
begeleiding van zijinstromers en van startende leraren. Afgesproken is onder meer
dat de coaches die genoemd zijn in het antwoord op vraag 4 hier een rol in kunnen
spelen. Naar aanleiding van signalen van de PO-Raad over de ervaren tekorten in het
(v)so zijn vlak voor de zomer in drie regio’s bijeenkomsten georganiseerd om knelpunten
en oplossingsrichtingen te inventariseren. In het volgende landelijke overleg worden
de resultaten en vervolgacties besproken.
Vraag 6
Hoe heeft het ziekteverzuim onder leraren zich het afgelopen jaar ontwikkeld? Welke
mogelijkheden ziet u voor scholen om het relatief hoge ziekteverzuim terug te dringen?
Antwoord 6
Het ziekteverzuim in het po is in 2018 ten opzichte van 2017 stabiel gebleven op 6%.
In 2016 lag het ziekteverzuim nog iets hoger, namelijk op 6,3%.
Ik vind dat schoolbesturen hun verantwoordelijkheid moeten nemen om het ziekteverzuim
op hun scholen terug te brengen. In het po worden besturen hierbij ondersteund door
het Vervangingsfonds. De verwachting van het fonds is dat dit jaar rond de honderd
schoolbesturen met een ziekteverzuim boven het landelijk gemiddelde meedoen aan het
zogeheten Plan V. Dit plan bestaat uit een intensieve ondersteuning van twee tot drie jaar in het
voeren van verzuimbeleid. Het is gebaseerd op een bewezen effectieve aanpak van het
fonds waarin het hoge ziekteverzuim bij circa zestig schoolbesturen in 2016–2018 met
gemiddeld 1,85 procentpunt is teruggebracht.
Vraag 7
Welke maatregelen hebben scholen genomen, of kunnen zij nog nemen, om de deeltijdfactor
te vergroten? Wat gaat u doen om te stimuleren dat het voor docenten aantrekkelijk
is om hun werkduur te vergroten?
Antwoord 7
Op een aantal scholen wordt het gesprek gevoerd met leraren of zij meer willen werken,
blijkt onder andere uit een analyse van het Arbeidsmarktplatform PO4. Vaak is dat incidenteel, in de griepgolf, en niet voor langere tijd. Ik denk dat
het belangrijk is dat zo’n gesprek op meer scholen wordt gevoerd en dan niet alleen
als noodmaatregel, maar ook met het oog op de langere termijn. Ik zie dat als onderdeel
van goed personeelsbeleid. Het is positief dat startende leraren grotere contracten
krijgen dan voorheen, zo laat de Loopbaanmonitor zien.
Ook het kabinet helpt mee de financiële aantrekkelijkheid van het beroep te vergroten
en heeft een lastenverlichting van € 5 miljard afgesproken (met een stapsgewijze verlaging
van belastingtarieven en verhoging van de algemene heffingskorting en arbeidskorting
vanaf 2019). Daarnaast is de kinderopvangtoeslag met € 248 miljoen geïntensiveerd.
Werken gaat daardoor in de komende jaren voor iedereen meer lonen. Bovendien levert
een dag meer werken in het onderwijs, afhankelijk van de gezinssituatie, de komende
jaren daardoor zo’n 4 tot 12% meer op dan nu (los van de verhogingen van de lerarensalarissen).
Vraag 8
Waarom gaat het Participatiefonds pas dit najaar voorlichting geven over de rechten
en plichten voor uitkeringsgerechtigden, zoals u schreef in antwoord op vragen van
de leden Heerema en Wiersma?5 Wat kunt u doen om dit te versnellen, zodat schoolbesturen ook op korte termijn al
meer werkloze leraren willen inzetten?
Antwoord 8
Het Participatiefonds geeft continu voorlichting. Zodra een uitkeringsgerechtigde
bij het fonds wordt aangemeld, wordt hij/zij uitgenodigd voor een verplichte voorlichtingsbijeenkomst,
waarin alle rechten en plichten worden uiteengezet.
De in het antwoord op de eerdere vraag van de leden Heerema en Wiersma genoemde voorlichting
is aanvullend hierop. Het bestaat uit een dit najaar te starten voorlichtingscampagne
gericht op schoolbesturen (werkgevers) in het po. Het doel hiervan is vooroordelen
over uitkeringsgerechtigd onderwijspersoneel weg te nemen bij schoolbesturen. Naar
inschatting van het Participatiefonds is hier veel winst te behalen. Werkgevers ervaren
drempels om uitkeringsgerechtigden aan te nemen, omdat zij bang zijn dat deze personen
niet geschikt zijn. Een veel gehoord geluid is dat zij immers niet voor niets werkloos
zijn. De in het antwoord op vraag 4 genoemde vrijstellingsregeling beoogt ook aan
bij te dragen aan het wegnemen van drempels om uitkeringsgerechtigden aan te stellen.
Vraag 9
Welke mogelijkheden ziet u om het voor werkloze leraren die niet in een regio met
veel vacatures wonen, aantrekkelijker te maken om in een tekortregio aan de slag te
gaan? Kunt u dit bijvoorbeeld ondersteunen met het organiseren van vervoer of woonruimte?
Antwoord 9
Werkloze leraren zijn gemiddeld ouder en vaak geworteld in de geografische regio.
Zij moeten zelf de afweging maken of zij les willen en kunnen gaan geven in een tekortregio.
In een aantal regio’s worden wel initiatieven genomen om het werken daar aantrekkelijker
te maken. Zo ondersteunen Amsterdam en Rotterdam leraren met woonruimte, reiskosten
en parkeerplaatsen.
Vraag 10
Wat is uw reactie op het voorstel van de PO-Raad, de VO-raad en vakbonden voor een
noodpakket tegen werkdruk en tekorten?6
Antwoord 10
Het kabinet investeert al fors in de salarissen en werkdruk in het primair onderwijs.
Zoals ik al vaker heb gezegd, is er momenteel geen ruimte om nog extra middelen beschikbaar
te stellen.
Vraag 11
Herkent u de ontwikkeling dat het lerarentekort zich in toenemende mate concentreert
bij scholen met een zwakke positie? Welke mogelijkheden ziet u om hier iets aan te
doen? Bent u bijvoorbeeld bereid om in overleg met de PO-Raad en schoolbesturen te
treden om uitwisseling of detachering van docenten tussen sterke en zwakke scholen
te stimuleren?
Antwoord 11
De mate waarin regio’s en scholen tekorten ervaren verschilt. Wel heeft de inspectie
het risico benoemd voor scholen met een complexe leerlingenpopulatie. De subsidieregeling
voor de regionale aanpak biedt ook ruimte om hier specifieke activiteiten op in te
zeten, zoals een boven bestuurlijke pool om de uitwisseling van personeel te stimuleren.
Ook grotere besturen kunnen in overleg met scholen en leraren de mobiliteit stimuleren
tussen scholen. Zij zijn immers verantwoordelijk voor het personeelsbeleid op hun
scholen.
Vraag 12
Welke aanvullende acties gaat u deze weken ondernemen om te zorgen dat alle scholen
in het komende schooljaar voldoende leraren hebben? Kunt u bijvoorbeeld extra capaciteit
vrijmaken om schoolbesturen deze zomer te ondersteunen bij het zoeken naar leraren?
Antwoord 12
Op 13 juli heb ik uw Kamer een verzamelbrief gestuurd met passages over het lerarentekort7. Hierin staat onder andere dat er 4,5 miljoen euro extra is voor de regionale aanpak
van het lerarentekort. Hierdoor kunnen er meer regio’s aan de slag om het lerarentekort
in hun regio aan te pakken.
Vraag 13
Kunt u uiterlijk een week voor aanvang van het nieuwe schooljaar de Kamer informeren
over de stand van zaken rond het lerarentekort?
Antwoord 13
Op 13 juli heb ik uw Kamer een verzamelbrief gestuurd met passages over het lerarentekort8. In het najaar stuur ik u een uitgebreidere voortgangsrapportage.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.