Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Tielen over recente berichtgeving rondom SAVE Midden-Nederland en Veilig Thuis
Vragen van het lid Tielen (VVD) aan de Ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en voor Rechtsbescherming over recente berichtgeving rondom SAVE Midden-Nederland en Veilig Thuis (ingezonden 23 mei 2019).
Antwoord van Minister De Jonge (Volksgezondheid, Welzijn en Sport), mede namens de
Minister voor Rechtsbescherming (ontvangen 21 augustus 2019). Zie ook Aanhangsel Handelingen,
vergaderjaar 2018–2019, nr. 3012.
Vraag 1
Bent u bekend met de recente berichten over SAVE (Samen Veilig) Midden-Nederland in
de provincie Utrecht, waarin wordt aangegeven dat gemeenteraden zich zorgen maken
over de signalen van bij SAVE betrokken ouders?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Herkent u de signalen van bij SAVE betrokken ouders dat zij het gevoel hebben dat
hulpverleners van Veilig Thuis en gecertificeerde instellingen niet naast hen staan,
maar vooral tegenover hen? Hoe beoordeelt u deze signalen?
Antwoord 2
De organisatie Samen Veilig Midden Nederland (hierna: Samen Veilig) wordt gevormd
door SAVE en Veilig Thuis Utrecht. Samen Veilig verwerkt jaarlijks enkele duizenden
adviezen en meldingen over kindermishandeling en huiselijk geweld (Veilig Thuis) en
begeleidt jaarlijks ruim 2000 gezinnen in het kader van een jeugdbeschermingsmaatregel
(SAVE). Daar zijn ook ouders bij die niet tevreden zijn. In de klachtenanalyse van
Samen Veilig kunt u meer lezen over het aantal klachten in 2018 en de afhandeling
hiervan1.
Ik kan de signalen van de ouders in individuele zaken niet adequaat beoordelen. Dat
is aan de klachtcommissie van Samen Veilig. De gemeenteraad van de gemeente Utrecht
heeft recent een raadsinformatiebijeenkomst georganiseerd met direct betrokkenen,
de gemeente en met Samen Veilig. Daaruit blijkt dat signalen vooral spelen bij casuïstiek
rondom complexe echtscheidingen, waar ouders niet altijd tevreden zijn over de bejegening
en de besluiten die professionals nemen in het belang van de kinderen.
Uit de signalen van ouders blijkt dat als zij hun klachten neerleggen bij de klachtcommissie
de behandeling hiervan niet altijd aansluit bij de behoefte van ouders. Zij voelen
zich onvoldoende gehoord. Daarom wil Samen Veilig zich nog meer inzetten om op een
laagdrempelige manier aanspreekbaar te zijn voor cliënten die ontevreden zijn en meer
aandacht te hebben voor het cliëntperspectief, bijvoorbeeld door de inzet van ervaringsdeskundigen
binnen de organisatie. Samen Veilig heeft daarvoor een Veranderagenda opgesteld2.
Vraag 3, 4
Zijn u soortgelijke signalen bekend over gecertificeerde instellingen in andere regio’s?
Zo ja, welke zijn dat?
Hoe beoordeelt u deze signalen?
Antwoord 3, 4
Er bereiken ons vaker signalen van ouders die ontevreden zijn over de begeleiding
die door de gecertificeerde instellingen geboden wordt. Dit heeft bijvoorbeeld te
maken met de bejegening van de cliënt door de gezinsvoogd, door beslissingen die door
de gezinsvoogd genomen zijn of met de onderbouwing van die beslissingen. Het kan gaan
om beslissingen met ingrijpende gevolgen voor ouders. Voor het Landelijk Netwerk Veilig
Thuis, de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: RvdK) en Jeugdzorg Nederland namens
de gecertificeerde instellingen (hierna: GI’s) is dit aanleiding geweest het actieplan
verbetering feitenonderzoek op te stellen. Dit actieplan omvat 21 acties en heeft
naast de kwaliteit van het feitenonderzoek ook betrekking op bejegening van kind en
ouders, het informeren en ondersteunen van ouders en een verkenning van de versterking
van de rechtspositie van de cliënt. Dit actieplan wordt in opdracht van RvdK, Jeugdzorg
Nederland namens de GI’s en het Landelijk Netwerk Veilig Thuis uitgevoerd en loopt
nog door tot en met 2021.
Vraag 5
Kunt u beschrijven wat de verschillende rollen en verantwoordelijkheden zijn van enerzijds
Veilig Thuis en anderzijds de gecertificeerde instellingen?
Antwoord 5
Veilig Thuis is het advies- en meldpunt voor huiselijk geweld en kindermishandeling
(Wmo 2015, hoofdstuk 4). Veilig Thuis voert naar aanleiding van een melding altijd
een veiligheidsbeoordeling uit. Het doel van de veiligheidsbeoordeling is dat Veilig
Thuis zicht krijgt op de veiligheid in het gezin of huishouden en op basis daarvan
tot het besluit komt bij welke instelling of professional de verantwoordelijkheid
wordt belegd voor het nemen van de vervolgstappen waar de melding aanleiding toe geeft.
Veilig Thuis neemt binnen 5 werkdagen na binnenkomst van de melding een besluit. Eén
van de mogelijkheden is dat Veilig Thuis naar aanleiding van de veiligheidsbeoordeling
besluit dat aanvullend onderzoek nodig is door Veilig Thuis. Met het aanvullende onderzoek
stelt Veilig Thuis vast of sprake is van huiselijk geweld en/of kindermishandeling
en welke stappen of maatregelen in dat geval nodig zijn voor alle direct betrokkenen
om te komen tot directe en stabiele veiligheid en tot herstel van de schade als gevolg
van het huiselijk geweld of de kindermishandeling.
De GI’s geven uitvoering aan door de rechter opgelegde jeugdbeschermingsmaatregelen
en jeugdreclasseringsmaatregelen (Jeugdwet, artikel 3). Gemeenten hebben de wettelijke
ruimte om voordat een maatregel is opgelegd de deskundigheid en expertise van een
GI in te zetten om een maatregel te voorkomen. Deze preventieve inzet van de GI is
bedoeld om ouders te motiveren alsnog hulp in het vrijwillig kader te aanvaarden.
In Utrecht zijn samenwerkingsafspraken gemaakt tussen de gemeenten, GI’s, Veilig Thuis
en de RvdK. Deze afspraken gaan over de inzet van de GI in het gedwongen kader en
over de inzet van expertise en vaardigheden van de GI’s om een maatregel te voorkomen.
Deze maatregelen kunnen civielrechtelijk (ondertoezichtstelling, gezagsbeëindiging)
of strafrechtelijk zijn. Dienstverlening vanuit preventieve begeleiding betekent dat
de GI’s consultatie en kortdurende vrijwillige begeleiding aan ouders kunnen bieden.
Veilig Thuis kan naar aanleiding van een melding de expertise van de GI vragen om
tot een onderbouwd oordeel te komen en een plan op te stellen om de veiligheid van
het kind en het gezin te herstellen, om waar mogelijk een maatregel te voorkomen.
Vraag 6
Deelt u de mening dat interventies, zoals uithuisplaatsing, altijd gebaseerd moeten
zijn op onafhankelijk onderzoek en de uitspraak van een onafhankelijk rechter? Zo
ja, hoe is die onafhankelijke uitspraak geborgd in de huidige rolverdeling tussen
Veilig Thuis, de Raad voor de Kinderbescherming en de gecertificeerde instellingen?
Vindt u deze borging voldoende?
Antwoord 6
Ik deel de mening dat een gedwongen uithuisplaatsing gebaseerd moet zijn op onafhankelijk
onderzoek en een uitspraak van een onafhankelijke rechter. In de wet- en regelgeving
is dit ook geborgd. Veilig Thuis schakelt de RvdK in als het kind in zijn ontwikkeling
wordt bedreigd en de thuissituatie niet meer veilig is. In dat geval dient Veilig
Thuis een verzoek tot onderzoek (VTO) in bij de RvdK. Veilig Thuis stelt het college
van burgemeester en wethouders in kennis van het VTO. De RvdK neemt de situatie op
basis van het VTO in onderzoek en verzoekt zo nodig de kinderrechter om een (voorlopige)
kinderbeschermingsmaatregel uit te spreken over het kind. Indien de kinderrechter
hiertoe overgaat, wordt de uitvoering van de maatregel en een eventueel noodzakelijke
gedwongen uithuisplaatsing opgedragen aan een GI.
Vraag 7, 10
Kunt u aangeven hoe vaak gecertificeerde instellingen zonder tussenkomst van een onafhankelijk
rechter kinderen en gezinnen krijgen doorverwezen door Veilig Thuis, vaak benoemd
als «vrijwillige uithuisplaatsing»?
Kunt u per regio aangeven hoe vaak er vanuit Veilig Thuis doorverwijzingen zijn naar
een gecertificeerde instelling? En hoe vaak dit zonder tussenkomst van een onafhankelijk
rechter gebeurt? Zijn er opvallende verschillen tussen regio’s? Zo ja, welke zijn
dat?
Antwoord 7, 10
Nee. Deze gegevens zijn niet beschikbaar. Wel is bekend dat op 31 december 2018 ca.
54% van de uithuisgeplaatste kinderen in Nederland vrijwillig (dus zonder jeugdbeschermingsmaatregel)
uit huis is geplaatst (CBS-statline).
Veilig Thuis kan op twee momenten in haar werkproces een melding overdragen aan een
GI, (1) na afronding van de veiligheidsbeoordeling en (2) na afronding van het onderzoek.
In beide gevallen registreert Veilig Thuis aan welke partij de melding wordt overgedragen.
Dit maakt deel uit van de beleidsinformatie van Veilig Thuis die twee keer per jaar
door het CBS wordt gepubliceerd. Zoals aan uw Kamer eerder gemeld is, is de beleidsinformatie
van de Veilig Thuis-organisaties tot op heden onderling niet goed vergelijkbaar gebleken.
Met ingang van 1 januari 2019 werken de VT-organisaties met een vernieuwd Informatieprotocol.
Dit moet leiden tot kwalitatief betere en landelijk vergelijkbare beleidsinformatie.
Een Veilig Thuis kan nooit zonder tussenkomst van de rechter een GI opdragen een maatregel
in het gedwongen kader uit te voeren. Een Veilig Thuis kan wel de GI vragen zijn deskundigheid
en expertise in te zetten om een maatregel te voorkomen. De gemeenten bepalen daarbij
of en op welke wijze ze de GI willen inzetten en maken daartoe afspraken met de GI.
Deze preventieve inzet van de GI is bedoeld om ouders te ondersteunen bij het realiseren
van een veilige opgroeisituatie en zo nodig te motiveren om de noodzakelijke hulp
in een vrijwillig kader te aanvaarden. In sommige gevallen kan bijvoorbeeld tijdelijke
plaatsing binnen het netwerk van het betreffende gezin effectief zijn zodat rust kan
ontstaan binnen het gezin. Het is belangrijk dat bij een dergelijke plaatsing zowel
ouders als kinderen goed geïnformeerd zijn over hun rechten. Het kan en mag nooit
zo zijn dat deze inzet van de GI wordt gebruikt als pressiemiddel. Het gaat hier immers
om hulp in het vrijwillig kader en ouders hoeven er dus niet mee in te stemmen. Op
dit moment bereidt de Raad voor Sanctietoepassing en Jeugd (RSJ) samen met de Raad
voor de Volksgezondheid en Samenleving (RvS) een advies voor over onder meer de toepassing
van preventieve jeugdbescherming door de GI in de praktijk. Daarbij wordt ook bekeken
hoe de rechtsbescherming van ouders en kinderen wordt gewaarborgd. De uitkomsten hiervan
worden in het najaar van 2019 verwacht.
Vraag 8
Deelt u de mening dat er op zijn minst een schijn van belangenverstrengeling is als
de doorverwijzende instantie (Veilig Thuis) en de gecertificeerde instelling aan elkaar
verbonden zijn in één organisatie? Zo ja, hoe beoordeelt u de organisatievorm van
SAVE Midden-Nederland en Veilig Thuis Utrecht in relatie daartoe?
Antwoord 8
Nee. De organisatievorm die Samen Veilig Midden-Nederland heeft gekozen, met SAVE
en Veilig Thuis Utrecht als onderdelen, is wettelijk toegestaan. Daarbij handelt een
ieder binnen de kaders van zijn of haar wettelijke verantwoordelijkheid. De kwaliteit
en effectiviteit van de hulp en ondersteuning die SAVE en Veilig Thuis bieden staan
voorop, niet de organisatievorm van Samen Veilig. Het is aan de gemeenten, als inkoper
van hulp en als opdrachtgever van de organisaties in het lokale veld om met de betrokken
instellingen afspraken te maken over de eventuele inzet van de GI in het vrijwillig
kader en erop toe te zien dat deze inzet op zorgvuldige en juiste wijze – in het belang
van het kind – plaatsvindt.
Vraag 9
Zijn er andere gecertificeerde instellingen in het land die op dezelfde wijze organisatorisch
verbonden zijn met Veilig Thuis? Zo ja, welke zijn dat?
Antwoord 9
In de regio’s Utrecht, Friesland, Groningen, Noord-Brabant en Noord- en Midden Limburg
hebben de gemeenten ervoor gekozen om Veilig Thuis en de GI onder te brengen in één
organisatorisch verband.
Vraag 11
Met welke opdracht vervult de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) het toezicht
op kwaliteit van Veilig Thuis en SAVE? Op welke wijze verschilt de toezichthoudende
rol van de IGJ met die van de betrokken gemeentes?
Antwoord 11
De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) houdt vanuit haar wettelijke taak toezicht
op de kwaliteit van alle Veilig Thuis organisaties (Wmo 2015, artikel 4.3.1). Jeugdbescherming
en jeugdreclassering kunnen alleen door GI’s uitgevoerd worden. SAVE is een GI. De
IGJ en Inspectie Justitie en Veiligheid (hierna: IJenV) houden vanuit hun wettelijke
taak gezamenlijk toezicht op de GI’s. De IGJ houdt daarnaast toezicht op het Keurmerkinstituut
dat is aangewezen als certificerende instelling voor de GI’s.
Daar waar de inspecties – zoals hierboven beschreven – een toezichthoudende rol hebben,
zijn de gemeenten verantwoordelijk voor de inkoop en uitvoering van jeugdbescherming
en jeugdreclassering. Gemeenten moeten zorgen voor een toereikend aanbod van GI’s.
Ook zijn gemeenten op grond van de Wmo 2015 verantwoordelijk voor de organisatie van
Veilig Thuis.
Vraag 12
Deelt u de mening dat de IGJ ook moet toezien op de governance van Veilig Thuis en
gecertificeerde instellingen? Zo ja, hoe beoordeelt de IGJ de organisatievorm van
SAVE Midden-Nederland en Veilig Thuis Utrecht? En die van eventueel soortgelijke organisatievormen
elders?
Antwoord 12
De bestuurders van Veilig Thuis en de gecertificeerde instellingen zijn eindverantwoordelijk
voor het organiseren van en voorzien in de voorwaarden om de wettelijke taken uit
te kunnen voeren. Indien de IGJ signalen krijgt dat het niet goed gaat dan toetst
zij of er risico's zijn voor de kwaliteit en veiligheid. Als één van deze zaken in
gevaar is, spreekt de IGJ de bestuurder en zo nodig de interne toezichthouder hierop
aan. De IGJ ziet op deze wijze toe op de governance van Veilig Thuis en de GI.
Voor de zomer van 2019 voeren de IGJ en IJenV toezicht uit bij zeven gecertificeerde
instellingen, waaronder SAVE. In het najaar van 2019 publiceren de inspecties een
factsheet met de resultaten van dit onderzoek.
Vraag 13
Deelt u de mening dat de IGJ ook moet toezien op de toepassing van (wetenschappelijke)
kennis over de effectiviteit van interventies die worden ingezet door Veilig Thuis
en gecertificeerde instellingen? Zo ja, in hoeverre gebeurt dat in de praktijk?
Antwoord 13
Het is aan de GI’s en Veilig Thuis om zicht te houden op de effectiviteit van de interventies
die ze inzetten en daarbij wetenschappelijke inzichten te gebruiken. Ze kunnen voor
het monitoren van de effectiviteit bijvoorbeeld de recent opgestelde outcome indicatoren
van het Nederlands Jeugdinstituut gebruiken.
Tevens neemt een groot deel van de Gi’s deel aan een meerjarig onderzoek waarin de
effectiviteit van de jeugdbescherming wordt onderzocht3. De Inspecties volgen beide studies en betrekken de uitkomsten waar relevant in het
toezicht.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.