Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Ojik over het uitblijven van een wetsvoorstel rond het vaststellen van staatloosheid
Vragen van het lid Van Ojik (GroenLinks) aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over het uitblijven van een wetsvoorstel rond het vaststellen van staatloosheid (ingezonden 13 juni 2019).
Antwoord van Staatssecretaris Broekers-Knol (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 22 juli
            2019) Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 3291.
         
Vraag 1, 2 en 3
            
Herinnert u zich dat u in antwoord op Kamervragen heeft aangegeven dat u het wetsvoorstel
               over de vaststelling van staatloosheid in het voorjaar van 2018 zou indienen?1 Waarom is dit, ruim een jaar later, nog steeds niet gebeurd?
            
Bent u zich ervan bewust dat in de jaarplanning 2019 van het Ministerie van Justitie
               en Veiligheid die u naar de Kamer heeft gezonden, de behandeling van het wetsvoorstel
               was gepland voor het eerste kwartaal van 2019?
            
Wanneer gaat u het wetsvoorstel aan de Kamer aanbieden? Kunt u een concrete datum
               geven? Zo nee, waarom niet?
            
Antwoord 1, 2 en 3
            
Het wetsvoorstel over staatloosheid bestaat uit twee onderdelen. Allereerst wordt
               een procedure in het leven geroepen om staatloosheid te laten vaststellen door een
               civiele rechter. Met deze nieuwe vaststellingsprocedure kunnen meer personen hun staatloosheid
               aantonen. Het wetsvoorstel strekt voorts tot wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap.
               Aan deze rijkswet worden twee nieuwe optierechten toegevoegd, specifiek gericht op
               staatloos in Nederland geboren kinderen. Aan de totstandkoming van dit wetsvoorstel
               wordt al geruime tijd gewerkt. Anders dan gehoopt is het eerder aan uw Kamer gecommuniceerde
               moment van indiening niet gehaald. Ik zal u na de zomer nader berichten over de vervolgstappen
               in dit wetgevingsproces.
            
Vraag 4
            
Bent u bekend met het bericht «Utrecht wil staatlozen helpen»?2
Antwoord 4
            
Ja.
Vraag 5
            
Kunt u de schatting van Statelessness and Inclusion bevestigen dat circa 8.000 mensen
               momenteel staatloos zijn?
            
Antwoord 5
            
Het betreft hier geen schatting van het aantal vreemdelingen in Nederland dat vastgesteld
               staatloos is, maar een schatting van het aantal personen van wie verondersteld wordt
               dat zij voor de status van staatloze in aanmerking komen. Ik beschik niet over informatie
               waarop deze veronderstelling gebaseerd kan worden. Mij zijn alleen de aantallen bekend
               van vreemdelingen die op dit moment als staatloos zijn geregistreerd in de Basisregistratie
               Personen (BRP), en van vreemdelingen die nog in procedure zijn in afwachting van een
               beslissing op een verblijfsaanvraag en in hun vreemdelingendossier staan vermeld als
               staatloos.
            
Vraag 6
            
Bent u bereid om in overleg te treden met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten
               om gemeenten te ondersteunen en handvaten aan te rijken, bijvoorbeeld ten aanzien
               van het opnemen van mensen in de Basisregistratie Personen en voor het helpen van
               staatlozen, zolang het wetsvoorstel nog niet is behandeld? Zo nee, waarom niet?
            
Antwoord 6
            
Ik ben graag bereid tot overleg om scherp te krijgen welke problematiek zich concreet
               voordoet en op welke wijze gemeenten zouden kunnen worden ondersteund. Mogelijk kunnen
               reeds lopende overleggen met mijn departement worden gebruikt om informatie van de
               zijde van de gemeenten in te brengen. Voor wat betreft uw verwijzing naar de BRP kan
               ik alvast het volgende melden. Indien de gemeente de nationaliteit, of in dit geval
               de staatloosheid, niet kan vaststellen op grond van artikel 2.15 van de Wet basisregistratie
               personen dan informeert de gemeente, op basis van artikel 2.17 van deze wet, bij de
               Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) met welk nationaliteitsgegeven betrokkene
               bij de IND bekend is. Indien de Minister van Justitie en Veiligheid dit gegeven in
               het kader van de toelating van de betrokkene tot Nederland heeft vastgesteld, dient
               de gemeente dat gegeven te ontlenen aan de mededeling daarover van de Minister en
               vervolgens in de BRP op te nemen. Indien betrokkene ook bij de IND niet bekend is
               als staatloos, zal hij in de BRP worden geregistreerd met de vermelding dat de nationaliteit
               onbekend is. Overigens kunnen uitsluitend vreemdelingen die rechtmatig in Nederland
               verblijven als ingezetene in de BRP worden opgenomen.
            
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
A. Broekers-Knol, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.