Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Kuiken over de dood van een Nederlands echtpaar in de Caribische zee
Vragen van het lid Kuiken (PvdA) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over de dood van een Nederlands echtpaar in de Caribische zee (ingezonden 3 juni 2019).
Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 17 juli 2019).
Vraag 1
Kent u de berichten «Werden Nederlandse zeezeilers door de Colombiaanse kustwacht
geramd?» en «Dood zeezeilers in de doofpot»?1
2
Antwoord 1
Ja, ik ken de berichten.
Vraag 2
Op welke wijze en hoe frequent worden de nabestaanden van de omgekomen Nederlandse
slachtoffers op de hoogte gehouden van de stand van het strafrechtelijk onderzoek?
Antwoord 2
Het onderzoeksteam houdt de nabestaanden regelmatig en doorlopend op de hoogte van
de stand van zaken van het strafrechtelijke onderzoek.
Vraag 3
Wat doen de Nederlandse justitiële autoriteiten en mogelijk diplomatieke vertegenwoordigers
om het onderzoek in deze zaak te bevorderen?
Antwoord 3
Het onderzoeksteam heeft regelmatig overleg met de liaison officier van de Nederlandse
politie in Bogota over de voortgang van de rechtshulpverzoeken.
De Nederlandse liaison heeft vooraf, tijdens en na het indienen van de rechtshulpverzoeken,
regelmatig en doorlopend contact onderhouden met de centrale justitiële autoriteit
en de behandelende Colombiaanse officieren van justitie ten behoeve van het opstellen
en de uitvoering van het rechtshulpverzoek. Dit contact bestond uit toezien op de
voortgang van de uitvoering, planning van de uitvoering en hulp bij het zoeken naar
de op te roepen getuigen ten behoeve van het verhoor.
Vraag 4
Is er afdoende capaciteit in Nederland beschikbaar ten behoeve van het onderzoek in
deze zaak? Zo ja, waar bestaat die capaciteit uit? Zo nee, waarom niet en wat gaat
u doen om dit te verbeteren?
Antwoord 4
Ja, de omvang van het onderzoeksteam is voldoende en in overeenstemming met de vraag
naar en de behoefte aan capaciteit. Mocht in de verdere loop van het onderzoek blijken
dat uitbreiding noodzakelijk is, dan is de daartoe benodigde capaciteit voorhanden.
Vraag 5
Klopt het dat de medewerking door de Colombiaanse autoriteiten ten aanzien van het
reageren op rechtshulpverzoeken vanuit Nederland traag verloopt, zoals in de berichten
wordt gesteld? Zo ja, wat kunt u doen om dit proces daar waar mogelijk te versnellen?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
De uitvoeringstermijnen in deze zaak zijn niet uitzonderlijk lang. De uitvoeringstermijn
van rechtshulpverzoeken verschilt per zaak. In deze zaak zijn tot nu toe twee rechtshulpverzoeken
naar de Colombiaanse autoriteiten verzonden. Op het eerste rechtshulpverzoek van 4 november
2016 hebben we op 27 februari 2017 de uitvoeringsstukken uit Colombia ontvangen. Het
tweede verzoek is op 23 mei 2018 naar Colombia verzonden en begin april 2019 uitgevoerd.
Vraag 6
Welke rol kan de liaison officer van de Nederlandse politie in Colombia spelen om
de samenwerking met de Colombiaanse autoriteiten in deze zaak daar waar nodig te verbeteren?
Antwoord 6
De samenwerking tussen de Nederlandse en Colombiaanse justitiële autoriteiten is van
goed niveau en kenmerkt zich door de wederzijde wil en bereidheid tot medewerking
aan- en uitvoering van rechtshulpverzoeken. De uitvoering is van goed niveau. Ik verwijs
voor het overige naar het antwoord op vraag 3.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.