Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Dik-Faber en Drost over de registratie van een levenloos geboren kind na een abortus
Vragen van de leden Dik-Faber en Drost (beiden ChristenUnie) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de registratie van een levenloos geboren kind na een abortus (ingezonden 24 april 2019).
Antwoord van Staatssecretaris Knops (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties), mede
namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (ontvangen 15 juli 2019).
Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 2594.
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van de uitzending van het EO-programma NieuwLicht (22 april
2019) en van het bericht «Foetus na abortus ingeschreven in bevolkingsregister»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Wat is uw reactie op het bericht dat een moeder haar levenloos geboren kind na een
abortus heeft ingeschreven in de Basisregistratie Personen (BRP)? Was ten tijde van
de voorbereiding van de wijziging van de Wet basisregistratie personen in verband
met het opnemen van gegevens over kinderen die op het moment van de geboorte niet
meer in leven zijn of omtrent wie een Nederlandse akte is opgemaakt die vermeldt dat
het kind op het ogenblik van de aangifte niet in leven is, voorzien dat deze mogelijkheid
zich zou kunnen voordoen?
Antwoord 2
De wijziging van de Wet BRP in februari 2019 heeft plaats gevonden naar aanleiding
van de wens van ouders van levenloos geboren kinderen om gegevens over deze kinderen
zichtbaar op te nemen in de BRP en die daartoe een petitie hebben ingediend.
De opname van gegevens in de BRP na een abortus is bij de voorbereiding van dit wetsvoorstel
en de behandeling daarvan in het parlement niet expliciet aan de orde gekomen. Voor
opname van de gegevens over het levenloos geboren kind in de BRP is de wens van de
ouder leidend. Dit is persoonlijk en de verwerking van deze gebeurtenis kan voor elke
ouder anders zijn. Bij de voorbereiding van de wet is er daarom voor gekozen om geen
voorwaarden te stellen aan het moment of de omstandigheden van de geboorte. Dit uitgangspunt
houdt in dat ook na een abortus opname in de BRP mogelijk is.
Vraag 3
Deelt u de mening dat de wijziging van de Wet basisregistratie personen voor een belangrijk
deel is ingegeven door de wens van moeders/ouders dat het bestaan van ieder kind door
de overheid erkend wordt en dat al het leven een naam mag hebben, ook al voor de geboorte?
Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord 3
De wijziging van de Wet BRP heeft plaatsgevonden naar aanleiding van de wens
van ouders om gegevens over hun levenloos geboren kind in de BRP te laten registreren.
Zoals in het wetsvoorstel is toegelicht betreft het een uiterst persoonlijke aangelegenheid
van de ouder(s).
Er wordt door de overheid dan ook niet getreden in de achterliggende motieven van
de ouders die verzoeken om opname van gegevens over hun kind in de BRP.
Vraag 4
Deelt u de mening dat de mogelijkheid om een levenloos geboren kind na een abortus
in te schrijven in de BRP past binnen de grenzen van de wet, waardevol kan zijn voor
moeders/ouders en een belangrijke bijdrage kan leveren aan de verwerking na een abortus?
Bent u bereid hulpverleners die nazorg verlenen na een abortus te vragen om vrouwen
actief op deze mogelijkheid te wijzen?
Antwoord 4
Zoals uit het antwoord op vraag 2 blijkt, is opname van gegevens over een levenloos
geboren kind na abortus mogelijk op grond van de Wet BRP. Of en hoe deze opname bijdraagt
aan de verwerking is persoonlijk. Het wordt aan de zorgverleners overgelaten om te
bepalen of zij, in het kader van de zorgrelatie, wijzen op deze mogelijkheid. Ouders
en hulpverleners kunnen gebruik maken van de informatie over de mogelijkheid tot opname
van gegevens van levenloos geboren kinderen in de BRP op rijksoverheid.nl. Na de wetswijziging
zijn diverse groepen zorgverleners, waaronder de koepel van huisartsen, ook per brief
geïnformeerd over deze mogelijkheid.
Vraag 5
Kunt u aangeven hoeveel levenloos geboren kinderen zijn geregistreerd in de Basisregistratie
Personen sinds de inwerkingtreding van de wet? Kunt u aangeven hoe gemeenten in de
praktijk omgaan met de bewijzen die moeten worden overlegd om aan te tonen dat er
sprake is van een levenloos geboren kind?
Antwoord 5
Uit een op 4 juni 2019 uitgevoerde telling blijkt dat sinds de inwerkingtreding van
de wet 9.329 levenloos geboren kinderen in de BRP zijn geregistreerd. Mijn indruk
is dat ambtenaren van de burgerlijke stand zich ruimhartig opstellen bij het opmaken
van de akte van geboorte (levenloos) en de beoordeling van het daarvoor nodige bewijs.
Dit is in lijn met de oproep aan deze ambtenaren bij de parlementaire behandeling
van de wetswijziging en in het advies van de Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken
op dit punt.2
Vraag 6
Kunt u aangeven waarom het niet mogelijk is om een levenloos geboren kind te registeren
dat in Nederland geboren is, maar waarvan de ouders net over de grens in het buitenland
wonen, terwijl deze ouders wel hun levend geboren kinderen kunnen laten registreren
in de gemeente waar zij ter wereld zijn gekomen?
Antwoord 6
Indien een kind in Nederland wordt geboren, maar de ouders buiten Nederland wonen,
worden er in de BRP geen gegevens over het kind bij de ouders geregistreerd. Op een
persoonslijst van niet-ingezetenen worden namelijk, in tegenstelling tot ingezetenen
van Nederland, geen gegevens bijgehouden van personen die aan de niet-ingezetene zijn
gerelateerd, zoals de echtgenoot, geregistreerde partner, ouders of kinderen. Hierbij
is er geen verschil tussen levende of levenloos geboren kinderen. Op het moment dat
de ouders met hun minderjarige kind zich in een gemeente laten inschrijven, ontstaat
er wel een verschil. Het levend geboren kind wordt met een eigen persoonslijst in
de BRP geregistreerd. Bij levenloos geboren kinderen is dat niet het geval. De gegevens
over een levenloos geboren kind kunnen uitsluitend worden opgenomen op de persoonslijst
van de ouder, mits de ouder ten tijde van de geboorte van het kind als ingezetene
in de BRP was ingeschreven. Het feit dat de geboorte in Nederland plaatsvond, maakt
dat niet anders. Ook een latere inschrijving van de ouder als ingezetene in de BRP
leidt er niet toe dat alsnog registratie van het levenloos geboren kind plaatsvindt,
omdat de ouder op het moment van de geboorte van het kind niet als ingezetene was
ingeschreven.
Ik heb overigens vergelijkbare vragen ontvangen vanuit gemeenten en zal op korte termijn
bekijken wat hieraan gedaan kan worden. De gevolgen van een eventuele uitbreiding
van de mogelijkheid tot registratie van levenloos geboren kinderen in andere gevallen
dan op dit moment in de Wet BRP zijn voorzien (zowel juridisch als technisch) zullen
hierbij in kaart gebracht worden.
Vraag 7
Wordt bij de registratie ook bijgehouden of het om een abortus gaat? Zo ja, kunt u
aangeven om hoeveel kinderen het gaat? Zo nee, ziet u redenen om gemeenten te vragen
om dit wel bij te houden? Denkt u dat hieraan een grote behoefte bestaat en waarom?
Antwoord 7
Bij het opmaken van de akte van geboorte (levenloos) en bij de opname van het kind
in de BRP wordt de oorzaak van de levenloze geboorte niet vermeld. Bijgevolg wordt
ook niet bijgehouden of er eventueel sprake was van een abortus. Dit gegeven is voor
het doel van deze registraties niet relevant. Ik zie dan ook geen reden om dit aan
gemeenten te vragen. Hiervoor is ook geen wettelijke basis.
Vraag 8
Deelt u de mening dat het feit dat het mogelijk is om een levenloos geboren kind na
een abortus in te schrijven in de BRP en zo te erkennen dat het als mens voor de geboorte
heeft geleefd, laat zien dat een maatschappelijke dialoog wenselijk is over de vraag
wanneer je mens bent, welke rechten je hebt en wanneer die door de overheid erkend
moeten worden?
Antwoord 8
Beginnend menselijk leven is van bijzondere waarde. Beginnend menselijk leven is van
extra bijzondere waarde voor ouders. De erkenning van deze bijzondere gevoelswaarde
komt tot uitdrukking in de mogelijkheid om levenloos geboren kinderen op te nemen
in de BRP. Zoals beschreven in de memorie van toelichting bij de wijziging van de
Wet BRP3, zijn er geen juridische implicaties verbonden aan de opname van het levenloos geboren
kind in de BRP. Voor het kabinet is er dan ook geen aanleiding om een maatschappelijke
dialoog te willen starten over de vraag wanneer je mens bent, welke rechten je hebt
en wanneer die door de overheid erkend moeten worden.
Vraag 9 en 10
Kunt u zich voorstellen dat mensen ervaren dat de overheid met verschillende wetten
tegenovergestelde signalen geeft ten aanzien van de waarde en rechten van het ongeboren
leven? Kunt u zich voorstellen dat de vraag opkomt of bij abortus geen sprake is van
het beëindigen van het leven van een kind in plaats van het beëindigen van ongeboren
menselijk leven? Kunt u uw antwoord toelichten?
Wat betekent het volgens u dat elk kind dat levenloos geboren is – als dat wordt aangegeven
door de moeder/ouders – door de overheid erkend wordt als mens dat bestaan heeft?
Verandert dit uw perspectief op het ongeboren leven zoals omschreven in de Wet afbreking
zwangerschap?
Antwoord 9 en 10
Het kabinet is van mening dat de overheid helder is over de waarde en rechten van
ongeboren leven. Zoals toegelicht bij vraag 8, is beginnend menselijk leven van bijzondere
waarde. Het perspectief op het ongeboren leven, zoals omschreven in de Wet afbreking
zwangerschap, is ongewijzigd.
Het huidige stelsel rondom de zwangerschapsafbreking blijft in stand. Zoals toegelicht
in de memorie van toelichting4 en in het antwoord op vraag 8 voorziet de recente wijziging van de Wet BRP in de
wens van ouders om hun kind in de BRP op te nemen en zijn er geen juridische implicaties
verbonden aan deze opname.
Vraag 11
Deelt u de mening dat de (bescherm)waardigheid van ongeboren leven nooit kan afhangen
van de gevoelens van ouders/omstanders, maar dat die altijd intrinsiek is? Kunt u
uw antwoord toelichten?
Antwoord 11
Beginnend menselijk leven is van bijzondere waarde. Daarover bestaat brede consensus
en ook de wetgever erkent dit, bijvoorbeeld door de beschermwaardigheid van het leven
als een belangrijke pijler op te nemen in relevante wetgeving, zoals de Embryowet
en de Wet afbreking zwangerschap (Waz). De balans tussen de beschermwaardigheid van
het leven en het recht op zelfbeschikking van de vrouw die zich in een noodsituatie
kan bevinden, zoals die gevonden is in de Waz, blijft hiermee onveranderd overeind.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.W. Knops, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
Mede namens
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.