Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Futselaar over het bericht dat de Groningse universiteit meer grip wil krijgen op het Koninklijk Nederlands Instituut Rome
Vragen van het lid Futselaar (SP) aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het bericht dat de Groningse universiteit meer grip wil krijgen op het Koninklijk Nederlands Instituut Rome (ingezonden 13 juni 2019).
Antwoord van Minister Van Engelshoven (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen
16 juli 2019).
Vraag 1
Kent u het artikel «Rel over Groningse «coup» in Rome?1 Wat is uw reactie daarop?
Antwoord 1
Ja.
In de koepel Nederlandse Wetenschappelijke Instituten in het Buitenland, de NWIB,
werken zes Nederlandse universiteiten samen. De samenwerking betreft vijf instituten
in Athene, Florence, Caïro, Sint-Petersburg en Rome. De UvA is penvoerder voor Sint-Petersburg
en Athene, de Leidse universiteit voor Caïro (met Vlaanderen), UU voor Florence en
de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) voor het Koninklijk Nederlands Instituut te Rome
(Hierna: KNIR).
In 1990 is een overdrachtsprotocol opgesteld, waarin is vastgelegd dat het beheer
van het KNIR is overgedragen van mijn departement naar de RUG. Sinds 1991 is de RUG
derhalve integraal verantwoordelijk voor het KNIR.
Voor het inhoudelijke programma van het KNIR geldt dat de RUG hiervoor samenwerkt
met de hierboven genoemde instellingen, aangevuld met de VU en de Radboud Universiteit.
De zes instellingen hebben in de Gemeenschappelijke Regeling vastgelegd hoe zij de
programma’s van de instituten vormgeven, de kwaliteit ervan bewaken en hoe zij de
financiering onderling regelen.
Bij de overdracht is vastgesteld dat de primaire wetenschappelijk taken van het KNIR
intact blijven. In het overdrachtsprotocol wordt daarnaast benadrukt dat het instituut
ontmoetingen en samenwerkingen stimuleert tussen de Nederlandse en internationale
instituten op de werkterreinen van het KNIR. Voor mijn reactie op het bericht, zie
ook mijn antwoord op vraag 2.
Vraag 2
Deelt u de mening dat het Koninklijk Nederlands Instituut in Rome, dat het oudste
en grootste van de Nederlandse Wetenschappelijke Instituten in het Buitenland is en
dat onderzoek doet naar stukken in de Vaticaanse archieven die over de Nederlandse
geschiedenis handelen, gerenommeerd en van nationaal belang is?
Antwoord 2
Het KNIR is een uitvalsbasis voor Nederlandse studenten en onderzoekers in de geesteswetenschappen.
Daarnaast verrichten wetenschappers van het KNIR zelf onderzoek en verzorgen onderwijs
dat is gericht op archeologie, oudheid en kunsthistorie, Italiaanse geschiedenis en
de relatie tussen Nederland en Italië in historisch perspectief. Ik wil benadrukken
dat de RUG als penvoerder in eerste instantie verantwoording aflegt aan het koepelbestuur
van de NWIB, zowel over de inhoudelijke vormgeving van onderwijs en onderzoek, als
over de opvolgingskwestie binnen de directie. Ik ga ervan uit dat de nationale belangen
die het instituut dient, geborgd worden door de RUG zelf ondersteund met toezicht
vanuit het koepelbestuur. Ik heb begrepen dat het NWIB-bestuur in overleg op 28 juni
2019 heeft geconstateerd dat er geen verschil van inzicht bestaat over de koers van
het instituut. Het is verder aan de RUG in nauwe afstemming met de NWIB-koepel hier
invulling aan te geven.
In het instituut wordt al sinds 1904 onderzoek verricht naar historische, kunsthistorische
en archeologische bronnen die speciaal in Rome ontsloten kunnen worden. Al ruim honderd
jaar staat het KNIR voor hoogstaand onderzoek en interdisciplinair onderwijs in de
geesteswetenschappen, waarbij het een brugfunctie vervult tussen de Nederlandse universiteiten
en de academische wereld in Italië.
Ik erken en waardeer de wetenschappelijke reputatie van het instituut en hecht eraan
dat de nationale functie die het met succes vervult voor Nederlandse onderzoekers,
docenten en studenten van alle deelnemende universiteiten behouden blijft. Ik waardeer
ook het feit dat in het huidige meerjarenplan van het KNIR staat dat het beleid erop
is gericht het instituut te ontsluiten voor studenten en onderzoekers van meer disciplines,
een beleid dat wordt gevoerd voor alle instituten die vallen onder de NWIB-koepel.
Vraag 3
Kunt u garanderen dat de kwaliteit van het hoogstaande interdisciplinaire onderwijs
en onderzoek gewaarborgd blijft? Welke stappen gaat u zetten als de kwaliteit dreigt
te dalen?
Antwoord 3
Het instituut is ingebed in de in Nederland vigerende systemen voor de kwaliteitszorg
van onderwijs en onderzoek. Dat biedt voldoende waarborgen voor de kwaliteit. Ik ga
er vanuit dat dit zo blijft.
Vraag 4
Deelt u de mening van scheidend directeur Hendrix dat de Groningse notitie is gebaseerd
op deels onvolledige en onjuiste informatie en dat het Groningse plan een degradatie
is van het instituut? Kunt u dit toelichten?
Antwoord 4
Het is aan het NWIB-bestuur deze punten in haar overwegingen mee te nemen.
Vraag 5
Kunt u informatie verschaffen over de hoogte van de bijdragen van de RUG en andere
universiteiten aan het instituut? Klopt het dat de RUG evenveel bijdraagt als andere
universiteiten?
Antwoord 5
Als eerder gemeld, is de RUG sinds 1991 zowel beheers- als beleidsmatig verantwoordelijk
voor het KNIR. Om dit mogelijk te maken, heeft de overheid de voor het KNIR benodigde
middelen verwerkt in de rijksbijdrage van de RUG (lumpsum). Op basis van de jaarlijkse
loon- en prijsbijstelling wordt deze bijdrage geïndexeerd. Deze middelen zijn een
bijdrage in de kosten en staan los van de daadwerkelijke kosten die de RUG maakt voor
het KNIR. Ik heb geen inzage in de precieze begroting van het KNIR, de beoordeling
daarvan laat ik aan de NWIB-koepel. De RUG heeft mij laten weten dat de bij de RUG
gemaakte kosten voor een part time directeur beheer, het personeelsmanagement, de
financiële administratie en ondersteuning van de bibliotheek, niet drukken op de begroting
van het KNIR.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.