Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over diverse onderwerpen inzake nucleaire veiligheid
25 422 Opwerking van radioactief materiaal
Nr. 256
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 12 juli 2019
De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over de brief
van 20 december 2018 over de evaluatie van de nationale nucleaire oefening «Shining
Spring» 2018 (Kamerstuk 25 422, nr. 249), over de brief van 7 december 2018 inzake het tweede rapport van de commissie veiligheidsbenchmark
kerncentrale Borssele (Kamerstukken 32 645 en 25 422, nr. 90 (Herdruk)), over de brief van 11 februari 2019 inzake de brand in de splijtstoffabriek
Advanced Nuclear Fuels GmbH (ANF) in Lingen, Duitsland (Kamerstuk 25 422, nr. 252), over de brief van 24 april 2019 inzake de toezegging over inspraak in verband met
bevindingen van het Aarhus-nalevingscomité en haar reactie op de motie van het lid
Kröger over de eisen voor het uitvoeren van een MER rondom kerncentrales (Kamerstuk
25 422, nr. 253), over de brief van 29 mei 2019 over de reactie op het verzoek van de commissie over
het bericht dat Engie uitgaat van een sluiting van Tihange 3 in 2045 (Kamerstuk 25 422, nr. 254) en over de brief van 29 mei 2019 inzake het definitieve rapport van de Integrated
Regulatory Review Service (IRRS) Follow Up missie (Kamerstuk 25 422, nr. 255).
De vragen en opmerkingen zijn op 6 juni 2019 aan de Staatssecretaris van Infrastructuur
en Waterstaat voorgelegd. Bij brief van 11 juli 2019 zijn deze door haar beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Agnes Mulder
Adjunct-griffier van de commissie, Koerselman
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Inhoudsopgave
Inleiding
2
Algemeen
2
Evaluatie nucleaire oefening Shining Spring
3
Tweede rapport commissie veiligheidsbenchmark kerncentrale Borssele
4
De verwachte sluiting van Tihange 3 in 2045
5
Risico’s nucleaire transporten over Westerschelde
5
Inleiding
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de stukken ten
behoeve van het schriftelijk overleg Nucleaire veiligheid. Zij hebben over de geagendeerde
stukken nog enkele opmerkingen en vragen.
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brieven
inzake nucleaire veiligheid. Zij hebben nog enkele vragen.
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de agendastukken
over nucleaire veiligheid. Naast nog enkele vragen in het verlengende van de agendapunten
leven er bij deze leden een aantal vragen die niet op de agenda staan.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van de agenda voor dit schriftelijk
overleg.
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de stukken die geagendeerd staan
voor dit schriftelijk overleg. Ze hebben daar nog enkele vragen over.
De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren hebben kennisgenomen van de stukken
op de agenda.
Algemeen
De leden van de VVD-fractie staan positief tegenover kernenergie als onderdeel van
de energietransitie. Veiligheid staat daarbij echter altijd op de eerste plaats en
deze moet gegarandeerd kunnen worden. Nucleaire veiligheid blijft namelijk een onderwerp
dat constant onze aandacht verdient. Bij het algemeen overleg Nucleaire veiligheid
van 28 november 2018 zijn er vragen gesteld met betrekking tot de benoeming van een
klankbordgroep. Kan de Staatssecretaris de voortgang wat betreft het benoemen van
deze klankbordgroep aangeven?
De leden van de D66-fractie zijn benieuwd naar de laatste stand van zaken over de
tritiumverontreiniging bij Petten. Kan de Staatssecretaris een update geven?
Ook zijn deze leden benieuwd naar de laatste stand van zaken rondom het proces van
ontmanteling van de voormalige kerncentrale Dodewaard. Kan de Staatssecretaris een
update geven? De leden van de D66-fractie zijn van mening dat een goede Nederlandse
kennisinfrastructuur rondom het onderwerp van straling en nucleaire energie essentieel
is voor de nucleaire veiligheid in Nederland. Steeds meer beroepen krijgen te maken
met nucleaire veiligheid, zoals bij het gebruik van radioactiviteit in medische toepassingen,
in de toepassingen van biotechnologie of bij de werkzaamheden van begrafenisondernemers.
Na het voeren van gesprekken met kennisinstituten over deze kennisinfrastructuur constateren
deze leden dat de kennisinfrastructuur in Nederland in een dreigend tempo aan het
afbrokkelen is. Al in 2008 signaleerde de Gezondheidsraad in zijn onderzoek «Opleiden
van deskundigen op het gebied van stralingsbescherming» dat het kennisniveau en de
expertise op het gebied van stralingsbescherming achteruitliepen. Het onderzoek «Inventarisatie
van wetenschappelijk onderzoek
en onderwijs in de stralingsbescherming» van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid
en Milieu (RIVM) uit 2013 bevestigde dit beeld en in reactie hierop benadrukte toenmalig
Minister van Economische Zaken Henk Kamp vervolgens het belang van een sterke kennisinfrastructuur.
Ook in 2018 concluderen de TU Delft, het RIVM en het Nederlands Forensisch Instituut
(NFI) in een peiling onder gezaghebbende stakeholders dat deze kennisinfrastructuur
er nog niet staat en dat de urgentie steeds groter wordt. De TU Delft heeft de eerste
stappen gezet om een kennisnetwerk op te zetten, maar het ontbreekt aan momentum en
ondersteuning vanuit de rijksoverheid. Kan de Staatssecretaris toelichten welke stappen
er nu door het kabinet worden gezet om de kennisinfrastructuur te waarborgen in Nederland?
Deelt zij de mening dat Nederland een strategische integrale onderzoeksagenda nodig
heeft op het gebied van straling en nucleaire kennis? Is zij bereid geld vrij te maken
voor het verder ontwikkelen van een dergelijke onderzoeksagenda en kennisinfrastructuur
met betrekking tot straling en nucleaire veiligheid?
Evaluatie nucleaire oefening Shining Spring
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het rapport over
de nucleaire oefening Shining Spring 2018. Ondanks het feit dat het risico op een
nucleair ongeval in Nederland zeer beperkt is, is het goed om een dergelijke rampenoefening
te doen. Hier hebben deze leden eerder ook al aandacht voor gevraagd.
Uit de bijgevoegde brief van de Staatssecretaris blijkt dat de huidige aspecten van
crisisbeheersing nog niet altijd genoeg in verbinding staan met de dynamiek die in
een maatschappij kan ontstaan rond een stralingsincident. De Staatssecretaris stelt
dat de nadruk bij de crisisbeheersing daarom zal verschuiven naar het inspelen op
de maatschappelijke dynamiek. Deze leden vragen hoe dit vorm gegeven gaat worden.
Hierover vinden inmiddels gesprekken plaats met de Veiligheidsregio’s. Kan de Staatssecretaris
aangeven wat de uitkomsten van deze gesprekken zijn?
De leden van de CDA-fractie vinden het positief dat na de laatste oefening in 2011
in 2018 weer een grote oefening Shining Spring heeft plaatsgevonden. Eén van conclusies
uit deze oefening is dat regelmatig en in verschillende vormen gezamenlijk oefenen
helpt om beter op elkaar ingespeeld te raken. Deze leden zouden graag willen weten
hoe het zit met deze oefeningen. Zijn dit oefeningen die, zoals Shining Spring, eens
per zeven jaar plaatsvinden? Of gaat dit om andersoortige oefeningen?
De leden van de D66-fractie lezen in de evaluatie over de nucleaire oefening Shining
Spring dat men meer wil gaan doen met de maatschappelijk dynamiek. Nu hebben deze
leden onlangs ook kennisgenomen van het programma Duurzame Veiligheid 2030 (DV2030)
en Safety Delta Nederland (SDN) (Kamerstuk 28 089, nr. 135), programma’s gericht op het verbeteren van de veiligheid in de chemische sector.
Deze programma’s lijken overeenkomsten te vertonen met de beschreven plannen in de
eerder genoemde evaluatie. Kan de Staatssecretaris toelichten of er ook wederzijdse
ervaringen worden uitgewisseld door de deelnemende partijen aan de veiligheidsprogramma’s
DV2030, SDN en de nationale nucleaire oefening (NNO)? Deze leden lezen dat de deelnemende
partijen overwegingen van communicatieve en maatschappelijke aard willen laten meewegen
in crisissituaties. Kan de Staatssecretaris toelichten in hoeverre deze invloed zullen
hebben op de feitelijke veiligheid?
De leden van de SP-fractie vragen waarom communicatie een terugkerend probleem is.
Hoe kan het dat in evaluaties dit punt steeds naar voren komt? Deze leden zijn dankbaar
dat het slechts om een nucleaire oefening ging. Hoewel ze de brand in de fabriek nabij
de kerncentrale in Lingen betreuren, zijn zij opgelucht dat er geen radioactieve stoffen
vrij zijn gekomen. Maar de zorgen van deze leden zijn enorm.
De leden van de SP-fractie vragen wat de Staatssecretaris gaat doen om de crisiscommunicatie
te verbeteren. Welke stappen gaat zij zetten en wanneer? Kan zij in een tijdlijn uiteenzetten
wanneer deze stappen gezet gaan worden? Hoe worden lokale overheden daarbij betrokken?
En de landen om ons heen?
Ook vragen de leden van de SP-fractie hoe het kan dat niet alle veiligheidsregio’s
een noodplan klaar hebben liggen. Kan de Staatssecretaris een overzicht maken welke
veiligheidsregio’s wel een plan hebben en welke niet? Zijn deze plannen actueel? Voldoen
ze aan gestelde criteria? Zijn die criteria er? Zo ja, welke zijn dit dan?
Tweede rapport commissie veiligheidsbenchmark kerncentrale Borssele
De leden van de VVD-fractie zijn verheugd om te lezen dat de Staatssecretaris in haar
brief bevestigt dat kerncentrale Borssele voldoet aan de in het Convenant Kerncentrale
Borssele gemaakte afspraak dat de kerncentrale blijft behoren tot de 25% veiligste,
technisch vergelijkbare vermogensreactoren in de Europese Unie, Verenigde Staten en
Canada.
De leden van de CDA-fractie vinden het positief dat een commissie van onafhankelijke
internationale deskundigen over de kerncentrale in Borssele heeft geconcludeerd dat
deze centrale tot de groep van 25% veiligste, watergekoelde en watergemodereerde reactoren
van de Europese Unie, de Verenigde Staten en Canada behoort en daarmee aan de veiligheidseis
uit het Convenant Kerncentrale Borssele voldoet. Het nieuwe provinciebestuur van de
provincie Zeeland heeft uitgesproken dat het langer openhouden van de kerncentrale
in Borssele bespreekbaar moet zijn. Deze leden staan hier ook positief tegenover.
Graag vernemen zij van de Staatssecretaris welke stappen er nodig zijn om het veilig
en langer openhouden van de kerncentrale in Borssele te verkennen en hoe lang voor
de verschillende stappen nodig is.
De leden van de GroenLinks-fractie blijven zich zorgen maken over de verlengingsduur
van kerncentrale Borssele en vragen wanneer een publieksconsultatie over de milieu-invloeden
met betrekking tot de kerncentrale Borssele tussen 2013 en 2033, het liefst in de
vorm van een milieueffectrapportage (MER), nu eindelijk gaat plaatsvinden. Is de Staatssecretaris
in overleg met de partijen die zo'n consultatie eisen, zodat de lopende hogerberoeps-procedure
hierover zou kunnen worden geschikt buiten de rechtbank? Zo nee, waarom doet de Staatssecretaris
daar geen poging toe?
De leden van de GroenLinks-fractie hebben de veiligheidsbenchmark van de kerncentrale
Borssele gelezen en lezen dat de internationale commissie die het benchmarkrapport
heeft geschreven niet komt tot de expliciete conclusie dat Borssele voldoet aan het
criterium tot de 25% veiligste kerncentrales in Europa, de VS en Canada te behoren
– dat wil zeggen de 60 veiligste centrales in dit gebied – beter dan 180 andere centrales.
Deelt de Staatssecretaris dit inzicht? Dit is wel een criterium voor het openblijven
van de kerncentrale Borssele. Gezien de leeftijd van Borssele, de oudste kerncentrale
in de EU, zou dat verbazingwekkend zijn. Zou de Staatssecretaris op basis van dit
gegeven en het voorzorgsprincipe niet tot de conclusie moeten komen dat Borssele het
25%-criterium waarschijnlijk niet bereikt en dus zo snel mogelijk moet worden uitgefaseerd?
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat bij de «long term operation»-vergunning
van de kerncentrale Borssele de uitgebreide openbare voorzieningsprocedure (UOV) is
gevolgd. Klopt het dat het Aarhuscomité de uitgevoerde UOV voor Borssele bij de vergunningswijziging
in 2013 onvoldoende vond om aan het Verdrag te voldoen? Klopt het dat in een UOV niet
alle beschikbare informatie betreffende het milieu wordt gedeeld met het publiek en
dat er geen rekening wordt gehouden met publieksinspraak als die over milieuaspecten
gaat? Klopt het ook volgens de Staatssecretaris dat hiermee onvoldoende wordt voldaan
aan het Verdrag van Aarhus? Deelt de Staatssecretaris het inzicht dat er met het uitblijven
van een MER bij de huidige vergunningswijziging of bij de acceptatie van het benchmarkrapport
(ook een beslissing die voldoet aan de definitie van beslissing onder Aarhus), kansen
zijn gemist om een MER uit te voeren? Deelt u het inzicht dat de Aarhus Convention
Compliance Committee (ACCC) expliciet heeft gesteld dat het niet redelijk is om te
vermoeden dat een verlengde bedrijfsvoering van Borssele geen invloed zou hebben op
het milieu (ACCC/C/2014/104)?
De verwachte sluiting van Tihange 3 in 2045
De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren zijn teleurgesteld in de reactie
van de Staatssecretaris over het bericht dat Engie uitgaat van sluiting van Tihange
3 in 2045. Zij vragen de Staatssecretaris inhoudelijk te reageren op dit bericht.
Wat vindt zij ervan dat Engie zich financieel voorbereidt op een aanzienlijk later
sluitingsmoment van de verouderde kernreactor van Tihange dan nu is vastgelegd in
de Belgische wetgeving? Gaat de Staatssecretaris bij haar Belgische collega aangeven
dat wat Nederland betreft een verlenging van de levensduur van de kerncentrales onwenselijk
is? Zo nee, wat is haar positie tegenover verdere verlenging van de levensduur van
de verouderde Belgische kerncentrales? Kan de Staatssecretaris aangeven wat de situatie
in Nederland is? Houden alle betrokken partijen in Nederland in hun beleid en boekhouding
rekening met de door het kabinet vastgestelde einddatum? Zo nee, wat is de Staatssecretaris
voornemens daaraan te doen?
Risico’s nucleaire transporten over Westerschelde
De leden van de CDA-fractie merken op dat in het nieuwsbericht «Risico's nucleaire
transporten over Westerschelde onvoldoende onderzocht» zorgen werden geuit over nucleair
vervoer over de steeds drukkere Westerschelde.1 Zo’n tien keer per maand vaart er een transport over de Westerschelde met radioactieve
lading. De rivier wordt steeds drukker en de schepen steeds groter, maar er is geen
risicoanalyse gemaakt van de gevaren van die schaalvergroting, was de boodschap. Daarbij
zijn de lokale autoriteiten niet voorbereid op een calamiteit met dit soort lading.
Graag willen deze leden weten wat de Staatssecretaris gaat doen om ervoor te zorgen
dat lokale autoriteiten goed zijn voorbereid op een mogelijke calamiteit. Tevens willen
deze leden graag weten of de Staatssecretaris samen met de relevante Nederlandse en
Belgische partijen een oefening kan organiseren.
De leden van de D66-fractie lezen in het hierboven genoemde nieuwsbericht dat de reders,
loodsen en een verzekeraar een noodoproep doen over de toename van risico’s op een
nucleaire calamiteit op de Westerschelde. De risico’s zouden niet goed in beeld zijn
en de lokale autoriteiten onvoldoende voorbereid op dit soort calamiteiten. Kan de
Staatssecretaris toelichten op welke wijze zowel de Minister als de Staatssecretaris
van Infrastructuur en Waterstaat deze risico’s op de Westerschelde gaat ondervangen?
Kan zij toelichten of er al gestart is met een risicoanalyse? Vindt er al overleg
plaats met de Belgische atoomwaakhond, de Federale Autoriteit voor Nucleaire Controle
(FANC)? Zo nee, op welke termijn gaat dit plaatsvinden? Deelt de Staatssecretaris
de mening dat een tijdelijk verbod van het vervoer van nucleaire materiaal op de Westerschelde
niet op zijn plaats is, totdat de risico’s in kaart zijn gebracht en er treffende
maatregelen zijn genomen?
II Reactie van de Staatssecretaris
Inleiding
Hierbij stuur ik u de antwoorden op de vragen van het schriftelijke overleg Nucleaire
Veiligheid van 6 juni 2019.
Mede gelet op de beantwoording van een van de vragen maak ik van deze gelegenheid
gebruik om u tevens te doen toekomen de Rapportage ongewone gebeurtenissen nucleaire
installaties 20182. De rapportage bevat het overzicht van de in 2018 aan de ANVS gemelde ongewone gebeurtenissen
per installatie, het verloop van het aantal ongewone gebeurtenissen in de afgelopen
10 jaar en een evaluatie en conclusie.
De ANVS publiceert de gemelde gebeurtenissen op haar website. Wanneer er relevante
nieuwe informatie over een gebeurtenis bekend is wordt deze informatie geactualiseerd.
Via de website wordt ook informatie gedeeld over gebeurtenissen in nucleaire installaties
in onze buurlanden. Vanwege de internationale verantwoordelijkheidsverdeling wordt
daarbij verwezen naar de communicatie door de desbetreffende bevoegde autoriteiten.
Eindberging van radioactief afval
Vraag 1
Bij het Algemeen Overleg Nucleaire veiligheid van 28 november 2018 zijn er vragen
gesteld met betrekking tot de benoeming van een klankbordgroep. Kan de Staatssecretaris
de voortgang wat betreft het benoemen van deze klankbordgroep aangeven?
Antwoord 1
Van 1 juli 2019 tot 1 juli 2024 zal het Rathenau Instituut de voorgenomen werkzaamheden
van de Klankbordgroep rond eindberging van radioactief afval organiseren. De opdracht
betreft een mogelijk participatief besluitvormingsproces te doordenken, gericht op
een maatschappelijke overeenstemming over eindberging van radioactief afval en verbruikte
splijtstoffen, en daarover te adviseren. Hiermee start een traject waarin op participatieve
wijze een maatschappelijk proces wordt ontworpen rond de besluitvorming over eindberging
van radioactief afval. Dit traject zal bestaan uit de interactie tussen de dialoog
met burgers, stakeholders en experts en het uitvoeren van onderzoek. Het Rathenau
Instituut zal de opgedane resultaten en bevindingen gebruiken om mij te adviseren
over de te nemen stappen in een maatschappelijk gedragen besluitvormingsproces rond
eindberging van radioactief afval.
1. Tritiumverontreiniging Petten
Vraag 2
De leden van de D66-fractie zijn benieuwd naar de laatste stand van zaken over de
tritiumverontreiniging bij Petten. Kan de Staatssecretaris een update geven?
Antwoord 2
Op 30 april jl. heeft vergunninghouder NRG aan de ANVS gemeld dat voor het eerst een
verhoogde concentratie tritium is gemeten in de sloot langs de doorgaande weg net
buiten de Onderzoekslocatie Petten (OLP). Dit tritium is afkomstig van de in 2012
geconstateerde en beëindigde lekkage uit een gecorrodeerde ondergrondse leiding. Daardoor
is radioactief water (met tritium) in de bodem en het grondwater op de OLP terechtgekomen.
Hierbij is geen gevaar geweest voor de gezondheid en het milieu.
NRG was verplicht een saneringsplan op te stellen en uit te voeren. In het kader daarvan
voert NRG periodiek metingen uit aan het slootwater en grondwater om het effect van
de sanering en de verplaatsing van het tritium in kaart te brengen. Nu de radioactiviteit
buiten de terreingrens is gemeten, zal NRG intensiever metingen uitvoeren en het aantal
meetpunten nabij en buiten de terreingrens uitbreiden om de ontwikkelingen goed te
kunnen monitoren. De ANVS houdt toezicht op hoe de meetresultaten zich ontwikkelen,
of NRG het goedgekeurde saneringsplan naleeft, en of de veiligheid geborgd is.
Door de intensieve sanering van het terrein is, via het oppompen van grondwater, naar
schatting ruim 90% van de in 2012 gelekte tritium uit de bodem verwijderd. Berekeningen
hadden voorspeld dat vanaf 2019 het tritium door grondwaterstroming buiten het OLP-terrein
zou komen. De sinds eind april gemeten waarden zijn in lijn met deze berekeningen
en sterk afhankelijk van de weersomstandigheden (variërend tussen 59 en <10 Bq/L).
De gemeten concentratie tritium in het slootwater buiten de OLP is beperkt en heeft
geen consequenties voor de gezondheid van mens en dier.
Het oppervlaktewater en de naastgelegen landbouwgrond kunnen gewoon gebruikt worden.
Er is ook geen sprake van een overtreding van grenswaarden. De omgeving wordt door
NRG steeds geïnformeerd.
De saneringsactiviteiten worden door NRG voortgezet totdat wordt voldaan aan de voorwaarden
voor afbouw die bij de goedkeuring van het saneringsplan zijn vastgelegd.
Voor de volledigheid informeer ik hierbij u tevens over een beperkte lekkage in oktober
2018 als gevolg van vervangingswerkzaamheden in het pompgebouw van de Hoge Flux Reactor
(HFR). Hierbij is onbedoeld een hoeveelheid radioactief water (met tritium) in de
bodem onder het pompgebouw terechtgekomen. Aanwezige medewerkers hebben onmiddellijk
actie ondernomen waardoor de lekkage na korte tijd is gestopt. De hoeveelheid tritium
die in de bodem is gekomen, is een fractie (ca 5%) ten opzichte van die als gevolg
van de lekkage in 2012. NRG heeft de beschadigde leiding vervangen en technische en
procedurele maatregelen genomen om herhaling te voorkomen. NRG heeft een monitorings-
en saneringsplan opgesteld dat door de ANVS is beoordeeld. Uitvoering van het plan
is reeds gestart. Ook zijn de onderzoeken naar de oorzaken van de gebeurtenis afgerond
en aan de ANVS aangeboden ter beoordeling. De ANVS heeft op haar website informatie
over de gebeurtenis gepubliceerd. Na afronding van de beoordeling zal de informatie
op de ANVS website worden geactualiseerd. Deze gebeurtenis is ook opgenomen in bijgevoegde
«Rapportage ongewone gebeurtenissen nucleaire installaties 2018».
2. Ontmanteling kerncentrale Dodewaard
Vraag 3
De leden van D66 zijn benieuwd naar de laatste stand van zaken rondom het proces van
ontmanteling van de voormalige kerncentrale Dodewaard. Kan de Staatssecretaris een
update geven?
Antwoord 3
Ik beantwoord deze vraag mede namens de Minister van Financiën.
De kerncentrale Dodewaard is in «veilige insluiting»: dat wil zeggen dat de splijtstof
is afgevoerd, en maatregelen zijn getroffen om de gebouwen veilig te kunnen beheren
in afwachting van de ontmanteling die volgens de planning in 2045 zal beginnen. De
Gemeenschappelijke Kernenergiecentrale Nederland (GKN) is de vergunninghouder en als
zodanig verantwoordelijk voor het beheer van de installatie, en voor de ontmanteling
en het betalen ervan.
Zoals in eerdere brieven gemeld3, heeft GKN tot op heden niet voldaan aan haar verplichting op grond van artikel 15f
van de Kernenergiewet om financiële zekerheid te stellen voor de ontmantelingskosten
van de kerncentrale Dodewaard. In september 2016 heeft GKN een nieuwe aanvraag tot
goedkeuring van de financiële zekerheidsstelling ingediend, op basis van een kort
daarvoor goedgekeurd geactualiseerd ontmantelingsplan. De bevoegde Ministers (van
Financiën en van Infrastructuur en Milieu) hebben toen aan GKN laten weten de daarbij
geboden financiële zekerheidstelling niet voldoende te vinden en voornemens te zijn
de aanvraag af te wijzen. Verder heeft de Staat in november 2016 bij de rechtbank
Gelderland een voorlopig getuigenverhoor aangevraagd van de betrokkenen rondom GKN,
met als doel te onderzoeken of de aandeelhouders van GKN aansprakelijk kunnen worden
gesteld voor de ontmantelingskosten van de kerncentrale. De rechtbank heeft in april
2017 het getuigenverhoor toegekend.
In diezelfde periode zijn gesprekken gestart met GKN en de aandeelhouders om te bezien
of een minnelijke oplossing kon worden gevonden voor de (betaling van de) ontmantelingskosten
van de kernenergiecentrale Dodewaard. In afwachting van de uitkomst van de gesprekken,
is zowel het getuigenverhoor als de procedure voor goedkeuring van de financiële zekerheidsstelling
stilgelegd.
De gesprekken hebben niet tot overeenstemming geleid en zijn daarom geëindigd. In
augustus 2018 is de procedure voor het voorlopig getuigenverhoor hervat. De getuigenverhoren
bij de rechtbank in Arnhem zijn in maart 2019 gestart en zullen de komende maanden
voortgezet worden. Omdat de zaak daarmee onder de rechter blijft en nog loopt, kunnen
we geen inhoudelijke mededelingen doen over de gesprekken en de uitkomsten ervan.
Ook de procedure voor beoordeling van de aanvraag tot goedkeuring van de financiële
zekerheidstelling is hervat. De betreffende aanvraag is op 9 januari 2019 afgewezen.
De bezwaarprocedure is gaande.
3. Kennisinfrastructuur straling en nucleaire veiligheid
Vraag 4
De leden van de D66-fractie zijn van mening dat een goede Nederlandse kennisinfrastructuur
rondom het onderwerp van straling en nucleaire energie essentieel is voor de nucleaire
veiligheid in Nederland. Steeds meer beroepen krijgen te maken met nucleaire veiligheid,
zoals bij het gebruik van radioactiviteit in medische toepassingen, in de toepassingen
van biotechnologie of bij de werkzaamheden van begrafenisondernemers. Na het voeren
van gesprekken met kennisinstituten over deze kennisinfrastructuur constateren deze
leden dat de kennisinfrastructuur in Nederland in een dreigend tempo aan het afbrokkelen
is. Al in 2008 signaleerde de Gezondheidsraad in zijn onderzoek «Opleiden van deskundigen
op het gebied van stralingsbescherming» dat het kennisniveau en de expertise op het
gebied van stralingsbescherming achteruitliepen. Het onderzoek «Inventarisatie van
wetenschappelijk onderzoek en onderwijs in de stralingsbescherming» van het Rijksinstituut
voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) uit 2013 bevestigde dit beeld en in reactie
hierop benadrukte toenmalig Minister van Economische Zaken Henk Kamp vervolgens het
belang van een sterke kennisinfrastructuur. Ook in 2018 concluderen de TU Delft, het
RIVM en het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) in een peiling onder gezaghebbende
stakeholders dat deze kennisinfrastructuur er nog niet staat en dat de urgentie steeds
groter wordt. De TU Delft heeft de eerste stappen gezet om een kennisnetwerk op te
zetten, maar het ontbreekt aan momentum en ondersteuning vanuit de rijksoverheid.
Kan de Staatssecretaris toelichten welke stappen er nu door het kabinet worden gezet
om de kennisinfrastructuur te waarborgen in Nederland? Is zij bereid geld vrij te
maken voor het verder ontwikkelen van een dergelijke onderzoeksagenda en kennisinfrastructuur
met betrekking tot straling en nucleaire veiligheid?
Antwoord 4
Recent heeft de Raad van Advies van de ANVS op verzoek van de ANVS een advies gegeven
over het behoud van kennis voor de veiligheid in de nucleaire sector. De Raad van
Advies adviseert daarin een nationaal nucleair kennismanagementprogramma (NNKP) op
te zetten. Hierin wordt aangegeven dat de ANVS een rol als katalysator kan spelen,
maar dat het programma niet per se onder leiding van de ANVS hoeft te staan, maar
bijvoorbeeld ook onder leiding van een ministerie of agentschap dat onafhankelijk
is van de toezichthouder (ANVS) en de vergunninghouders. Het advies is op de website
van de ANVS geplaatst samen met de reactie van de ANVS hierop.
De ANVS heeft een onafhankelijke commissie onder leiding van André van der Zande (voormalig
directeur-generaal van het RIVM) ingesteld in reactie op dit advies. De commissie
heeft de opdracht om te verkennen of er bij de sector, de kenniswereld en de overheid
draagvlak is om de kennisbasis voor nucleaire veiligheid en stralingsbescherming structureel
te versterken en te borgen. Ook de wijze waarop de kennis op internationaal niveau
geborgd is zal daarbij worden meegenomen. De commissie zal op basis van de verkenning
een advies uitbrengen aan de ANVS over de partijen (zowel binnen als buiten Nederland)
die betrokken moeten worden bij borging van de kennisbasis, inclusief de rollen, verantwoordelijkheden
en de wijze van financiering daarvan.
Ik wacht het advies van de Commissie hiervoor af.
4. Evaluatie nucleaire oefening Shining Spring
Vraag 5a
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het rapport over
de nucleaire oefening Shining Spring 2018. Ondanks het feit dat het risico op een
nucleair ongeval in Nederland zeer beperkt is, is het goed om een dergelijke rampenoefening
te doen. Hier hebben deze leden eerder ook al aandacht voor gevraagd. Uit de bijgevoegde
brief van de Staatssecretaris blijkt dat de huidige aspecten van crisisbeheersing
nog niet altijd genoeg in verbinding staan met de dynamiek die in een maatschappij
kan ontstaan rond een stralingsincident. De Staatssecretaris stelt dat de nadruk bij
de crisisbeheersing daarom zal verschuiven naar het inspelen op de maatschappelijke
dynamiek. Deze leden vragen hoe dit vorm gegeven gaat worden. Hierover vinden inmiddels
gesprekken plaats met de Veiligheidsregio’s. Kan de Staatssecretaris aangeven wat
de uitkomsten van deze gesprekken zijn?
Antwoord 5a
Tijdens de NNO werd duidelijk dat er ook maatschappelijke onrust en vragen kunnen
ontstaan die niet direct gekoppeld zijn aan de feitelijke veiligheidssituatie. Ook
uw Kamer heeft meerdere malen aandacht gevraagd voor het informeren en betrekken van
bewoners in onder andere de grensregio’s.
Na de NNO ben ik in gesprek gegaan met de voorzitters van de (grens) Veiligheidsregio’s
om de samenwerking tussen Rijk en regio te verbeteren. Inzet is om gezamenlijk, bij
onder meer de lopende actualisatie van de crisisplannen, de aandacht voor bredere
maatschappelijke consequenties, inclusief de beleving van burgers en bedrijven bij
dit type scenario’s en de communicatie daarover aan de bewoners in de grensregio’s
beter mee te nemen. Dit geldt natuurlijk inclusief de (voorbereiding op) crisiscommunicatie.
Sinds de NNO is er – mede door de gesprekken met de voorzitters van de (grens) Veiligheidsregio’s
– een zogenaamd voorzorgbesluit voor de urgente fase in ontwikkeling, met bijbehorende
communicatieboodschappen.
Een voorzorgbesluit is een vooraf, met alle relevante betrokken partijen, afgestemd
besluit waarmee de veiligheidsregio’s maatregelen kunnen uitvoeren als er nog geen
passend CETsn advies ligt én het noodzakelijk is om direct maatregelen uit te voeren
Verder zijn er twee tabletop oefeningen met de Belgische partners georganiseerd over
de werkwijze bij zogenaamde ongewone gebeurtenissen en overige incidenten bij kerncentrales.
Een ongewone gebeurtenis is een afwijking van het normale bedrijfsproces in een nucleaire
installatie (A-object) met een meldplicht aan de ANVS (of aan de FANC als het een
Belgische kerncentrale betreft) en een relatie met de nucleaire veiligheid of stralingsbescherming
van de installatie. Door de uitvoering van de tabletops zijn de afspraken tussen België
en Nederland verduidelijkt en verstevigd over onder andere communicatie en melden.
De Autoriteit Nucleaire Veiligheid (ANVS) heeft een factsheet < https://www.autoriteitnvs.nl/documenten/publicatie/2019/05/22/hoe-commu…; gepubliceerd, waarin zij informatie geeft over hoe zij communiceert bij ongewone
gebeurtenissen en waar informatie te vinden is mocht een ongewone gebeurtenis in een
Nederlandse nucleaire installatie plaatsvinden.
Vraag 5b
De leden van de CDA-fractie vinden het positief dat na de laatste oefening in 2011
in 2018 weer een grote oefening Shining Spring heeft plaatsgevonden. Eén van conclusies
uit deze oefening is dat regelmatig en in verschillende vormen gezamenlijk oefenen
helpt om beter op elkaar ingespeeld te raken. Deze leden zouden graag willen weten
hoe het zit met deze oefeningen. Zijn dit oefeningen die, zoals Shining Spring, eens
per zeven jaar plaatsvinden? Of gaat dit om andersoortige oefeningen?
Antwoord 5b
Regelmatig en structureel oefenen met alle crisispartners op het thema nucleair is
belangrijk. Daarom wordt er elk jaar een onderdeel van de nucleaire responsorganisatie
beoefend, en wordt elke vijf jaar een oefening georganiseerd voor de volledige nucleaire
responsorganisatie.
Daarnaast oefent ieder jaar het Crisis Expert Team straling en nucleair (CETsn) met
de Kerncentrale in Borsele. De Veiligheidsregio Zeeland en het Departementaal Coördinatiecentrum
Crisisbeheersing van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (DCC IenW) oefenen
regelmatig mee. De ANVS en het RIVM samen zorgen, naast de oefeningen, ook voor opleiding
en training van de functionarissen in het CETsn.
Daarnaast wordt er ten minste twee keer per jaar een basisopleiding georganiseerd
door DCC IenW voor iedereen met een rol in de nucleaire responsorganisatie. Daarbij
treffen veel van de betrokkenpartijen elkaar ook bij oefeningen rond anders crisistypen
waardoor zij op elkaar ingespeeld raken.
Vraag 5c
De leden van de D66-fractie lezen in de evaluatie over de nucleaire oefening Shining
Spring dat men meer wil gaan doen met de maatschappelijk dynamiek. Nu hebben deze
leden onlangs ook kennisgenomen van het programma Duurzame Veiligheid 2030 (DV2030)
en Safety Delta Nederland (SDN) (Kamerstuk 28 089, nr. 135), programma’s gericht op het verbeteren van de veiligheid in de chemische sector.
Deze programma’s lijken overeenkomsten te vertonen met de beschreven plannen in de
eerder genoemde evaluatie.
Kan de Staatssecretaris toelichten of er ook wederzijdse ervaringen worden uitgewisseld
door de deelnemende partijen aan de veiligheidsprogramma’s DV2030, SDN en de nationale
nucleaire oefening (NNO)? Deze leden lezen dat de deelnemende partijen overwegingen
van communicatieve en maatschappelijke aard willen laten meewegen in crisissituaties.
Kan de Staatssecretaris toelichten in hoeverre deze invloed zullen hebben op de feitelijke
veiligheid?
Antwoord 5c
De Ministeries van Infrastructuur en Waterstaat en Justitie en Veiligheid, die deel
hebben genomen aan de NNO, zijn ook betrokken bij de veiligheidsprogramma’s DV2030
en SDN. Waardevolle ervaringen die hierbij zijn opgedaan worden door hen ook meegenomen
bij het invullen van de lessen uit de NNO.
Het Kabinet geeft naar aanleiding van de evaluatie aan dat de inzet is bewuster om
te gaan met bredere maatschappelijke effecten tijdens en na een crisis. Dit zal de
feitelijke veiligheid niet negatief beïnvloeden. Deze bredere aandacht heeft juist
tot doel om in aansluiting op de feitelijke veiligheidssituatie een crisis zo goed
mogelijk te kunnen beheersen en de veiligheid inclusief de beleving van alle betrokkenen
te vergroten. Hiermee wordt juist verwezen naar mogelijke maatschappelijke consequenties,
die niet direct gekoppeld zijn aan de feitelijke veiligheidssituatie.
Vraag 5d
De leden van de SP-fractie vragen waarom communicatie een terugkerend probleem is.
Hoe kan het dat in evaluaties dit punt steeds naar voren komt? Deze leden zijn dankbaar
dat het slechts om een nucleaire oefening ging. Hoewel ze de brand in de fabriek nabij
de kerncentrale in Lingen betreuren, zijn zij opgelucht dat er geen radioactieve stoffen
vrij zijn gekomen. Maar de zorgen van deze leden zijn enorm. De leden van de SP-fractie
vragen wat de Staatssecretaris gaat doen om de crisiscommunicatie te verbeteren. Welke
stappen gaat zij zetten en wanneer? Kan zij in een tijdlijn uiteenzetten wanneer deze
stappen gezet gaan worden? Hoe worden lokale overheden daarbij betrokken? En de landen
om ons heen?
Antwoord 5d
Met de ingezette revisie van het Nationaal Crisisplan Stralingsincidenten (NCS) wordt
het crisiscommunicatieplan geactualiseerd. Dat gebeurt binnen de NCS beheerstructuur,
een samenwerkingsverband tussen regio en Rijk. Het verbeteren van de crisiscommunicatie
is een continu proces, hieronder volgt een beknopt overzicht van recente activiteiten
en bereikte resultaten op ten aanzien van crisis- en risicocommunicatie.
Ten aanzien van voorbereiding op crisiscommunicatie wordt met het, door Rijk en regio
in gezamenlijkheid ontwikkelde, voorzorgbesluit een stap gezet om snel en eenduidig
te communiceren in de urgente fase van een kernongeval.
Ook wordt momenteel samen met België een aantal vragen en antwoorden (QenA’s) voorbereid
zodat deze eenduidig zijn aan beide kanten van de grens. Daarbij is een gezamenlijke
kernboodschap opgesteld waarom maatregelen in de praktijk kunnen verschillen, terwijl
de uitgangspunten zoveel mogelijk geharmoniseerd zijn. De QenA’s gaan in op maatregelen
die getroffen kunnen worden tijdens een stralingsongeval. Dit traject zal ook met
Duitsland worden ingezet.
Communicatie is nadrukkelijk aan bod gekomen tijdens twee tabletop oefeningen, die
met België zijn georganiseerd, over de werkwijze bij ongewone gebeurtenissen en overige
incidenten bij kerncentrales bij nucleaire installaties (zie het antwoord vraag 5a
hierboven). Daarnaast zijn twee tabletop oefeningen georganiseerd met Veiligheidsregio
Twente n.a.v. de brand bij Advanced Nuclear Fuels (ANF) te Lingen, Duitsland. Dat
heeft geresulteerd in een processchema waarin regio en Rijk een gezamenlijke werkwijze
voor een ongewone gebeurtenis hebben opgesteld. Zo kunnen partijen in de veiligheidsketen
gemakkelijker proactief communiceren als zij dat nodig vinden.
De Autoriteit Nucleaire Veiligheid (ANVS) heeft een factsheet < https://www.autoriteitnvs.nl/documenten/publicatie/2019/05/22/hoe-commu…; gepubliceerd, waarin zij informatie geeft over hoe zij communiceert bij ongewone
gebeurtenissen en waar informatie te vinden is mocht een ongewone gebeurtenis in een
Nederlandse nucleaire installatie plaatsvinden.
Vraag 5e
Ook vragen de leden van de SP-fractie hoe het kan dat niet alle veiligheidsregio’s
een noodplan klaar hebben liggen. Kan de Staatssecretaris een overzicht maken welke
veiligheidsregio’s wel een plan hebben en welke niet? Zijn deze plannen actueel? Voldoen
ze aan gestelde criteria? Zijn die criteria er? Zo ja, welke zijn dit dan?
Antwoord 5e
In mei 2018 is op mijn initiatief het webportaal: wwww.infonucleairrisico.nl gelanceerd. Naar aanleiding van de gewijzigde motie van de leden Beckerman en Wassenberg4 is dit webportaal aangepast en verbeterd. Op het webportaal is nadere informatie
te vinden over de voorbereiding op stralingsincidenten door Veiligheidsregio’s. Daar
staat verder uitgelegd welke regio zich op welke wijze heeft voorbereid, afhankelijk
van het feit of er een nucleaire installatie (A-object) in de regio is en afhankelijk
van de afstand is tot eventuele kerncentrales in de buurt van de regio.
Het bestuur van de Veiligheidsregio dient zich adequaat voor te bereiden op risico’s
waar men in de regio mee geconfronteerd kan worden (Wet Veiligheidsregio’s). Alle
Veiligheidsregio’s hebben, conform de Wet Veiligheidsregio’s, een regionaal risicoprofiel
opgesteld en op basis daarvan een regionaal beleidsplan en een regionaal crisisplan
vastgesteld. De Veiligheidsregio’s bepalen hiermee zelf op welke risico’s zij zich
voorbereiden en de wijze waarop zij dat doen. Hiervoor kan bijvoorbeeld een rampbestrijdingsplan
worden opgesteld.
5. Tweede Rapport commissie veiligheidsbenchmark kencentrale Borssele en sluiting
Borssele
Vraag 6a
De leden van de VVD-fractie zijn verheugd om te lezen dat de Staatssecretaris in haar
brief bevestigt dat kerncentrale Borssele voldoet aan de in het Convenant Kerncentrale
Borssele gemaakte afspraak dat de kerncentrale blijft behoren tot de 25% veiligste,
technisch vergelijkbare vermogensreactoren in de Europese Unie, Verenigde Staten en
Canada.
De leden van de CDA-fractie vinden het positief dat een commissie van onafhankelijke
internationale deskundigen over de kerncentrale in Borssele heeft geconcludeerd dat
deze centrale tot de groep van 25% veiligste, watergekoelde en watergemodereerde reactoren
van de Europese Unie, de Verenigde Staten en Canada behoort en daarmee aan de veiligheidseis
uit het Convenant Kerncentrale Borssele voldoet. Het nieuwe provinciebestuur van de
provincie Zeeland heeft uitgesproken dat het langer openhouden van de kerncentrale
in Borssele bespreekbaar moet zijn. Deze leden staan hier ook positief tegenover.
Graag vernemen zij van de Staatssecretaris welke stappen er nodig zijn om het veilig
en langer openhouden van de kerncentrale in Borssele te verkennen en hoe lang voor
de verschillende stappen nodig is.
Antwoord 6a
In de Kernenergiewet is vastgelegd dat per 31 december 2033 de vergunning van de Kerncentrale
Borssele vervalt voor wat betreft het vrijmaken van kernenergie. Voor een hypothetische
verlenging van deze termijn is dus in de eerste plaats een wetswijziging noodzakelijk.
De kerncentrale heeft daarnaast een veiligheidsdossier waarin de veiligheid van de
kerncentrale wordt aangetoond tot 60 jaar bedrijfsduur. Bij een bedrijfsduur langer
dan 60 jaar moet dan ook worden aangetoond dat de veiligheid na 60 jaar geborgd is.
De vergunningshouder is verplicht dit te onderbouwen met onder meer nieuwe veiligheidsanalyses
en verouderingsberekeningen. Het nieuwe veiligheidsdossier moet vervolgens worden
beoordeeld en goedgekeurd door de ANVS. Afhankelijk van de veroudering van verschillende
onderdelen van de installatie worden mogelijk specifieke onderdelen vervangen.
De vergunning van de kerncentrale kent geen einddatum. Het vervangen van de onderliggende
veiligheidsdocumentatie maakt echter dat hiervoor in ieder geval ook een vergunningsprocedure
nodig is. Het bewijsvoeringtraject, de beoordeling ervan en de vergunnings-, inspraak-
en eventuele bezwaarprocedures duren naar verwachting ongeveer 5 jaar.
Vraag 6b
De leden van de GroenLinks-fractie hebben de veiligheidsbenchmark van de kerncentrale
Borssele gelezen en lezen dat de internationale commissie die het benchmarkrapport
heeft geschreven niet komt tot de expliciete conclusie dat Borssele voldoet aan het
criterium tot de 25% veiligste kerncentrales in Europa, de VS en Canada te behoren
– dat wil zeggen de 60 veiligste centrales in dit gebied, beter dan 180 andere centrales.
Deelt de Staatssecretaris dit inzicht? Dit is wel een criterium voor het openblijven
van de kerncentrale Borssele. Gezien de leeftijd van Borssele, de oudste kerncentrale
in de EU, zou dat verbazingwekkend zijn. Zou de Staatssecretaris op basis van dit
gegeven en het voorzorgsprincipe niet tot de conclusie moeten komen dat Borssele het
25%-criterium waarschijnlijk niet bereikt en dus zo snel mogelijk moet worden uitgefaseerd?
Antwoord 6b
De Commissie concludeert expliciet in hun rapport dat Borssele behoort tot de 25%
veiligste kerncentrales in Europa, de VS en Canada. Deze conclusie staat zowel in
het Engelstalige rapport als in de Nederlandse samenvatting. In het Engelstalige rapport
staat deze conclusie in de «Summary and conclusions» in het kader op pagina 8 onderaan:
«Using the developed extended methodology the Committee compared the safety of 237
plants. From this assessment the Committee unanimously concluded that KCB is within
the top 25% safest water-cooled and water-moderated reactors in EU, USA and Canada».
In de Nederlandstalige «Samenvatting en conclusies» staat de conclusie in het kader
op pagina 3 onderaan: «Door gebruik te maken van de ontwikkelde en uitgebreide methodologie
heeft de Commissie de veiligheid van 237 kerncentrales vergeleken. Op basis hiervan
heeft de Commissie unaniem geconcludeerd dat de KCB behoort tot de groep van 25% veiligste
watergekoelde en watergemodereerde reactoren van de EU, VS en Canada». Hiermee voldoet
Borssele aan het veiligheidscriterium van het convenant.
Vraag 6c
De leden van de GroenLinks-fractie blijven zich zorgen maken over de verlengingsduur
van kerncentrale Borssele en vragen wanneer een publieksconsultatie over de milieu-invloeden
met betrekking tot de kerncentrale Borssele tussen 2013 en 2033, het liefst in de
vorm van een milieueffectrapportage (MER), nu eindelijk gaat plaatsvinden.
Antwoord 6c
Publieke inspraak al dan niet in de vorm van een MER kan niet los worden gezien van
een voorgenomen (vergunning)besluit waarop die inspraak betrekking heeft. Een besluit
over de betreffende periode is niet aan de orde.
Verder merk ik op dat er geen inhoudelijke aanleiding is te veronderstellen dat het
uit oogpunt van de bescherming van mensen en de omgeving noodzakelijk is de milieugevolgen
nader in kaart te brengen.
Vraag 6d
Is de Staatssecretaris in overleg met de partijen die zo'n consultatie eisen, zodat
de lopende hoger beroeps-procedure hierover zou kunnen worden geschikt buiten de rechtbank?
Zo nee, waarom doet de Staatssecretaris daar geen poging toe?
Antwoord 6d
Nee (zie antwoord op de vorige vraag).
Vraag 6e
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat bij de «long term operation»-vergunning
van de kerncentrale Borssele de uitgebreide openbare voorzieningsprocedure (UOV) is
gevolgd. Klopt het dat het Aarhus-comité de uitgevoerde UOV voor Borssele bij de vergunningswijziging
in 2013 onvoldoende vond om aan het Verdrag te voldoen?
Antwoord 6e
Nee, dat klopt niet. Het comité doet geen uitspraak over de UOV. Volgens het nalevingscomité
had inspraak over de einddatum 2033 al moeten plaatsvinden in 2006 in het kader van
het convenant. De hoofdconclusie van het Aarhus nalevingscomité betreft niet de vergunningprocedure
in 2013, maar de beslissing van de Nederlandse regering (via het Borssele convenant
in 2006 en de wetsaanpassing in 2011) om eind 2033 als uiterste sluitingsdatum voor
de kerncentrale Borssele vast te stellen.
Het feit dat die beslissing zonder publieke inspraak is genomen, is volgens het nalevingscomité
in strijd met het Aarhus verdrag. In de UOV bij de LTO-vergunning in 2013 kon deze
omissie volgens het comité niet meer worden hersteld.
Vraag 6f
Klopt het dat in een UOV niet alle beschikbare informatie betreffende het milieu wordt
gedeeld met het publiek en dat er geen rekening wordt gehouden met publieksinspraak
als die over milieuaspecten gaat? Klopt het ook volgens de Staatssecretaris dat hiermee
onvoldoende wordt voldaan aan het Verdrag van Aarhus?
Antwoord 6f
Nee, dat klopt niet. In een UOV worden alle stukken die op het ontwerp-besluit betrekking
hebben en die redelijkerwijs nodig zijn voor een beoordeling van het ontwerp met het
publiek gedeeld. In het definitieve besluit wordt rekening gehouden met de ontvangen
reacties. Dat is ook bij de LTO-vergunning voor de kerncentrale Borssele gebeurd.
Daarbij is die milieu-informatie gedeeld die relevant was voor de LTO-vergunning,
dus informatie ter onderbouwing van de conclusie dat de (technische) fysieke conditie
van de installatie (systemen, structuren en componenten) na 2013 (tot ten minste eind
2033) nog steeds aan de gestelde veiligheidseisen kon voldoen. Het aan de vergunning
verbonden Veiligheidsrapport werd met die bewijsvoering geactualiseerd.
Vraag 6g
Deelt de Staatssecretaris het inzicht dat er met het uitblijven van een MER bij de
huidige vergunningswijziging of bij de acceptatie van het benchmarkrapport (ook een
beslissing die voldoet aan de definitie van beslissing onder Aarhus), kansen zijn
gemist om een MER uit te voeren?
Antwoord 6g
Met de ANVS ben ik van mening dat voor de huidige vergunningwijziging5 geen MER hoefde te worden gemaakt. Ik wacht de uitspraak van de Raad van State in
de lopende procedure over de beroepen van de Stichting Greenpeace en Wise hierover
verder af. Een uitspraak wordt niet voor 2020 verwacht.
Het rapport van de Benchmark commissie is de toets door de onafhankelijke commissie
op de nakoming van een afspraak van het convenant. In het rapport stelt de commissie
vast dat EPZ blijft voldoen aan de afspraak in het convenant, dat EPZ zorgdraagt dat
de kerncentrale Borssele blijft behoren tot de 25% veiligste watergekoelde en watergemodereerde
vermogensreactoren in de Europese Unie, de Verenigde Staten van America en Canada.
De inspraakverplichtingen van het verdrag van Aarhus zijn op een dergelijk rapport
niet van toepassing.
Vraag 6h
Deelt u het inzicht dat de Aarhus Convention Compliance Committee (ACCC) expliciet
heeft gesteld dat het niet redelijk is om te vermoeden dat een verlengde bedrijfsvoering
van Borssele geen invloed zou hebben op het milieu (ACCC/C/2014/104)?
Antwoord 6h
Bij het convenant in 2006 is de exploitatie van de kerncentrale Borssele, ten opzichte
van de vergunning voor onbepaalde tijd, beperkt tot eind 2033.
Voorts ben ik het er mee eens dat bij verlengde bedrijfsvoering van een kerncentrale
milieueffecten kunnen optreden. Bij een vergunning voor een dergelijke verlenging
dient daarom voorafgaande brede inspraak mogelijk te zijn. Toepassing van de Uniforme
Openbare Voorbereidingsprocedure (UOV) op grond van de Algemene wet bestuursrecht
voorziet daarin. Hoewel voor de LTO-vergunning voor de KCB de UOV is gevolgd, is dat
wettelijk niet verplicht. Om te borgen dat bij een dergelijk besluit in de toekomst
altijd de UOV wordt toegepast, heb ik u in mijn brief van 24 april jl.6 mijn voornemen meegedeeld om artikel 17 van de Kernenergiewet aan te passen. Daarmee
wordt tegemoet gekomen aan de aanbeveling van het Aarhus nalevings-comité.
6. Verwachte sluiting Tihange 3 in 2045
Vraag 7
De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren zijn teleurgesteld in de reactie
van de Staatssecretaris over het bericht dat Engie uitgaat van sluiting van Tihange
3 in 2045. Zij vragen de Staatssecretaris inhoudelijk te reageren op dit bericht.
Wat vindt zij ervan dat Engie zich financieel voorbereidt op een aanzienlijk later
sluitingsmoment van de verouderde kernreactor van Tihange dan nu is vastgelegd in
de Belgische wetgeving?
Gaat de Staatssecretaris bij haar Belgische collega aangeven dat wat Nederland betreft
een verlenging van de levensduur van de kerncentrales onwenselijk is? Zo nee, wat
is haar positie tegenover verdere verlenging van de levensduur van de verouderde Belgische
kerncentrales? Kan de Staatssecretaris aangeven wat de situatie in Nederland is? Houden
alle betrokken partijen in Nederland in hun beleid en boekhouding rekening met de
door het kabinet vastgestelde einddatum? Zo nee, wat is de Staatssecretaris voornemens
daaraan te doen?
Antwoord 7
Ik sta wel in goed contact met mijn Belgisch ambtsgenoot en heb recentelijk opnieuw
de zorgen van de Tweede Kamer en van de burgers uit de grensregio inzake de nucleaire
veiligheid van de Belgische kerncentrales overgebracht.
Zoals ik ook in mijn brief (Kamerstuk 25 422, nr. 254) heb aangegeven, strekt mijn bevoegdheid zich niet tot energiebeleid van onze buurlanden.
Op dit moment geldt in België de Wet houdende de geleidelijke uitstap uit kernenergie voor industriële elektriciteitsproductie die voorziet in een kernuitstap in 2025. Verder constateer ik dat de Federale regering
Michel-II stappen heeft gezet op het gebied van vervangende energiecapaciteit om een
kernuitstap mogelijk te maken. Wanneer ik over informatie zou beschikken over de veiligheidssituatie
van kerncentrales in de buurlanden, die naar het oordeel van de ANVS een oproep van
mij rechtvaardigt, zal ik daarover niet aarzelen. Op dit moment is daar echter geen
aanleiding voor.
In de Kernenergiewet is vastgelegd dat per 31 december 2033 de vergunning van de Kerncentrale
Borssele vervalt voor wat betreft het vrijmaken van kernenergie. Voor een hypothetische
verlenging van deze termijn is dus in de eerste plaats een wetswijziging noodzakelijk.
Zowel de vergunninghouder als de ANVS gaan uit van eind 2033 als einddatum. Dat betreft
zowel het aantonen van veiligheid als ook de financiële zekerheidstelling voor de
kosten van ontmanteling.
7. Risico’s nucleaire transporten over de Westerschelde
Vraag 8a
De leden van de CDA-fractie merken op dat in het nieuwsbericht «Risico's nucleaire
transporten over Westerschelde onvoldoende onderzocht» zorgen werden geuit over nucleair
vervoer over de steeds drukkere Westerschelde.7 Zo’n tien keer per maand vaart er een transport over de Westerschelde met radioactieve
lading. De rivier wordt steeds drukker en de schepen steeds groter, maar er is geen
risicoanalyse gemaakt van de gevaren van die schaalvergroting, was de boodschap. Daarbij
zijn de lokale autoriteiten niet voorbereid op een calamiteit met dit soort lading.
Graag willen deze leden weten wat de Staatssecretaris gaat doen om ervoor te zorgen
dat lokale autoriteiten goed zijn voorbereid op een mogelijke calamiteit. Tevens willen
deze leden graag weten of de Staatssecretaris samen met de relevante Nederlandse en
Belgische partijen een oefening kan organiseren.
Antwoord 8a
Het vervoer van gevaarlijke stoffen (dus ook vervoer van UF6) dient te voldoen aan
internationale vervoersregelgeving. Voor zeetransport is dit de IMDG Code (International
Maritime Dangerous Goods Code). Op grond van de IMDG Code wordt UF6 vervoerd in stevige,
speciaal voor dit vervoer ontworpen en gecertificeerde cilinders. Hierdoor is de kans
dat bij een ongeval UF6 vrijkomt klein, ook bij brand. UF6 is licht radioactief en
niet brandbaar. Een eventueel ongeval met UF6 zal door de hulpverlenende diensten
(onder andere Veiligheidsregio en Havenautoriteit) bestreden worden als een incident
met gevaarlijke stoffen, een zogenaamd IBGS-incident. Hiervoor geldt een generieke
aanpak, waarop frequent door de hulpverlenende diensten geoefend wordt. Er is geen
aanleiding tot het treffen van specifieke maatregelen voor de incidentbestrijding
van een ongeval met UF6.
De ANVS zal samen met FANC en nucleaire experts van Veiligheidsregio Zeeland, specifiek
voor dergelijke transporten, een expertsessie organiseren, waarbij de bestaande systeemafspraken
gezamenlijk zullen worden geëvalueerd, aandacht is voor de beleving van radioactiviteit
van bij transport en bij incidentbestrijding betrokken partijen en eventuele witte
vlekken worden aangepakt.
Vraag 8b
De leden van de D66-fractie lezen in het hierboven genoemde nieuwsbericht dat de reders,
loodsen en een verzekeraar een noodoproep doen over de toename van risico’s op een
nucleaire calamiteit op de Westerschelde. De risico’s zouden niet goed in beeld zijn
en de lokale autoriteiten onvoldoende voorbereid op dit soort calamiteiten.
Kan de Staatssecretaris toelichten op welke wijze zowel de Minister als de Staatssecretaris
van Infrastructuur en Waterstaat deze risico’s op de Westerschelde gaat ondervangen?
Kan zij toelichten of er al gestart is met een risicoanalyse? Vindt er al overleg
plaats met de Belgische atoomwaakhond, de Federale Autoriteit voor Nucleaire Controle
(FANC)? Zo nee, op welke termijn gaat dit plaatsvinden? Deelt de Staatssecretaris
de mening dat een tijdelijk verbod van het vervoer van nucleaire materiaal op de Westerschelde
niet op zijn plaats is, totdat de risico’s in kaart zijn gebracht en er treffende
maatregelen zijn genomen?
Antwoord 8b
Er is geen aanleiding tot een tijdelijk verbod van het vervoer UF6 over de Westerschelde.
Een eventueel ongeval met UF6 bestreden kan worden volgens de generieke aanpak en
werkwijze bij ongevallen met gevaarlijke stoffen. Daarnaast zijn er bij een eventueel
ongeval met UF6-transport over de Westerschelde geen radiologische risico’s voor de
bevolking. De ANVS heeft in kader van het vervoer van nucleair materiaal en andere
radioactieve stoffen tussen Nederland en België regelmatig contact met de Federale
Autoriteit voor Nucleaire Controle (FANC). De FANC verleent erkenningen en/of vergunningen
voor transporten van radioactieve stoffen op Belgisch grondgebied en houdt hier toezicht
op. Ten aanzien van de transporten van radioactieve stoffen die Antwerpen-haven aandoen
(via de Westerschelde) heeft de FANC afgelopen jaren geen nalevingstekorten geconstateerd
die de veiligheid in gevaar brengen. De FANC informeert de ANVS over nalevingstekorten.
De ANVS zal samen met het FANC een expert sessie organiseren om de huidige systeemafspraken
te toetsen. Hierbij zullen direct betrokken partijen worden uitgenodigd.
Ondertekenaars
-
, -
Eerste ondertekenaar
A.H. (Agnes) Mulder, voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat -
Mede ondertekenaar
G.B. Koerselman, adjunct-griffier
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.