Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Kerstens over het bericht ‘Miljoenen weggesluisd uit thuiszorgorganisatie Privazorg’
Vragen van het lid Kerstens (PvdA) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het bericht «Miljoenen weggesluisd uit thuiszorgorganisatie Privazorg» (ingezonden 7 juni 2019).
Antwoord van Minister De Jonge (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 11 juli
2019) Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 3214
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Miljoenen weggesluisd uit thuiszorgorganisatie
Privazorg»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Vindt u de in het bericht genoemde voorbeelden van het wegsluizen van geld, het goochelen
met constructies en het over-de-top-inkomen van de oud-directeur van Privazorg net
zo schokkend als vragensteller?
Antwoord 2
Ja. Goed bestuur en intern toezicht bij een zorginstelling zijn belangrijke randvoorwaarden
voor het leveren van goede zorg en de continuïteit daarvan. Uit onderzoek van de Inspectie
Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) blijkt dat aan deze randvoorwaarden bij Privazorg niet
wordt voldaan. De inspectie constateert bovendien dat de organisatie-inrichting binnen
PrivaZorg niet voldoet aan de vereisten uit de Governancecode Zorg. Hiermee wordt
het risico groot dat er zorggeld wordt onttrokken en de constructies in strijd zijn
met de maatschappelijke doelstelling van het leveren van goede zorg. Ik vind dit zeer
onwenselijk. Geld dat voor de zorg is bestemd moet ook in de zorg blijven. Zie voorts
mijn antwoord op vraag 3.
Vraag 3
Vindt u de in de sector ontwikkelde «Governancecode Zorg» een afdoende middel om ongewenst
gedrag als hier aan de orde te weren? Welk percentage van in de zorg actieve organisaties
voor wie de code is bedoeld heeft deze ondertekend?
Antwoord 3
De Governancecode Zorg is een nuttig instrument en wordt onder andere door de IGJ
en de NZa gebruikt als breed gedragen veldnorm voor goed bestuur. De code is opgesteld
op initiatief van de Brancheorganisaties Zorg, waarin de brancheorganisaties Actiz,
GGZ Nederland, NVZ, NFU en VGN samenwerken. Deze organisaties stellen onderschrijving
en naleving van de code als voorwaarde voor het lidmaatschap. Veel zorgverzekeraars
hanteren dit ook als vereiste voor contractering. Desalniettemin is de Governancecode
een vorm van zelfregulering en is daarmee in zekere mate vrijblijvend. Zo kunnen de
IGJ en NZa niet rechtstreeks handhaven op de code. Mede naar aanleiding van de begin
maart van dit jaar door de IGJ en de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) uitgebrachte
«Signalering» bij het rapport over het tweede onderzoek naar goed bestuur bij Zorggroep
Alliade, onderzoek ik momenteel de mogelijkheden om het interne en externe toezicht
op integere en professionele bedrijfsvoering te versterken. Daarbij onderzoek ik ook
of het wettelijk verankeren van relevante onderdelen uit de Governancecode Zorg meerwaarde
zou kunnen hebben. Uw Kamer wordt daar rond de zomer nader over geïnformeerd, zoals
aangekondigd in de brief aan uw Kamer van 5 maart jl.
Vraag 4
Bent u ook van mening dat voor bestuurders als in het bericht genoemd geen plaats
is in de zorg? Zo ja, hoe gaat u daarvoor zorgen? Bent u bereid om bijvoorbeeld een
zwarte lijst van over de schreef gegaan zijnde bestuurders in te voeren? Bent u zoals
dat bijvoorbeeld in de sector woningcorporaties of in de pensioensector is gebeurd
bereid (snel) verdergaande regelgeving in te voeren zodat bestuurders, maar ook toezichthouders,
alvorens te kunnen worden aangesteld worden getoetst op zaken als kennis en integriteit?
Antwoord 4
Wanneer bestuurders de geldende wet- en regelgeving met voeten treden, ben ik van
mening dat er voor hen inderdaad geen plaats is in de zorg. De raad van toezicht van
een zorginstelling is het orgaan dat een bestuurder aanstelt. De raad van toezicht
heeft op grond van de Governancecode de plicht zich van de geschiktheid van de bestuurder
te vergewissen. Op grond van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg heeft de
IGJ de mogelijkheid een zorginstelling een aanwijzing te geven om een bestuurder te
laten vervangen. Een dergelijke interventie is te beschouwen als een «ultimum remedium».
Wat het voorstel voor een zogenaamde zwarte lijst betreft het volgende: er bestaan
al bestuursverboden (civielrechtelijk bestuursverbod, stichtingbestuursverbod, strafrechtelijk
beroepsverbod) die aan bestuurders in alle sectoren, ook de zorg, opgelegd kunnen
worden. De Eerste Kamer heeft het wetsvoorstel «Wijziging Handelsregisterwet 2007
en regelen van enkele andere aan het handelsregister gerelateerde onderwerpen» op
25 juni 2019 als hamerstuk afgedaan. In dit wetsvoorstel is geregeld dat al deze bestuursverboden
worden geregistreerd in de Handelsregisterwet. Wanneer dit voorstel kracht van wet
heeft, zal de Kamer van Koophandel bestuurders, voor zover dit voortvloeit uit het
opgelegde verbod, uitschrijven dan wel de inschrijving het Handelsregister weigeren.
De beroepsverenigingen voor bestuurders en raden van toezicht in de zorg hebben reeds
speciale (accreditatie)programma’s ingericht voor hun leden. Verplichtstelling van
accreditatie vanuit de overheid doet afbreuk aan de intrinsieke motivatie die bestuurders
moeten hebben om aan hun deskundigheid te blijven werken. Het instrument verliest
aan kracht als de bestuurder niet daadwerkelijk gemotiveerd is om met zijn vak aan
de slag te gaan, maar het ziet als een extra administratieve verplichting waar hij
aan moet voldoen. Wel zie ik hier een grote rol weggelegd voor raden van toezicht,
de werkgevers van de bestuurders. Het is aan de interne toezichthouders om bestuurders
aan te trekken die openstaan voor doorleren en het deelnemen aan accreditatietrajecten.
Vraag 5
Bent u naar aanleiding van eerdere signalen daarover van de Inspectie Gezondheidszorg
en Jeugd (IGJ) en de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) bereid hen meer instrumenten
te geven zodat misstanden als hier effectiever kunnen worden aangepakt? Zo ja, deelt
u de mening dat dat zo snel mogelijk moet gebeuren?
Antwoord 5
Ja, zie mijn antwoord op de vragen 2 en 3.
Vraag 6
Vindt u ook dat er kritischer gekeken moet worden naar het door zorgaanbieders optuigen
van allerlei bv’s en stichtingen waarvan de toegevoegde waarde niet altijd duidelijk
is, maar die bijvoorbeeld wel het toezicht op geldstromen bemoeilijken?
Antwoord 6
Het is zeer onwenselijk wanneer constructies worden gekozen enkel met het doel het
toezicht op geldstromen te bemoeilijken. Het gebruik van bepaalde constructies, zoals
het scheiden van onderdelen van de zorgverlening in bv’s of stichtingen, kan echter
wel toegevoegde waarde hebben voor het leveren van goede zorg. Hierbij kan bijvoorbeeld
worden gedacht aan risicospreiding of doelmatige uitbesteding van taken. De beoordeling
van de toegevoegde waarde van deze constructies is echter ingewikkeld en zal sterk
afhankelijk zijn van de omstandigheden van het geval. Ik zet daarom niet zozeer in
op het aan banden leggen van specifieke constructies, maar op maatregelen om te zorgen
dat zowel het interne als externe toezicht in een positie zijn om adequaat toezicht
te houden op onder andere de verschillende geldstromen binnen de organisatie.
Vraag 7
Bent u bereid te onderzoeken hoe vaak constructies als hier aan de orde of andere
waarbij groepen van zzp-ers zijn betrokken voorkomen en wat de specifieke risico’s
daarbij zijn?
Antwoord 7
In deze casus zijn de problemen niet gelegen in de constructie met het gebruik van
groepen zzp-ers. Ik zie dan ook geen aanleiding verder onderzoek te doen naar hoe
vaak deze constructies voorkomen en wat de risico’s zijn. Gezien de verscheidenheid
aan mogelijke constructies bestaat het risico dat zo’n onderzoek van weinig toegevoegde
waarde zal zijn. Het is van belang dat zaken als inspraak, medezeggenschap, transparantie
en intern toezicht goed geregeld zijn. Zoals in voorgaande antwoorden is toegelicht,
ben ik dan ook voornemens om hier nadere regels voor te stellen in plaats van het
stellen van nadere regels over specifieke constructies.
Vraag 8
Hoe wordt, mocht Privazorg omvallen, de continuïteit van zorg gewaarborgd? Kunt u
garanderen dat in dat geval geen cliënten tussen wal en schip vallen?
Antwoord 8
Indien Privazorg failliet zou gaan, rust op zorgverzekeraars en gemeenten een zorgplicht
waardoor zij elders voldoende zorg in moeten kopen en moeten bemiddelen als iemand
niet snel genoeg bij een aanbieder terecht kan.
Op dit moment staat PrivaZorg onder verscherpt toezicht van de IGJ. De IGJ heeft mij
op basis van gesprekken met Privazorg laten weten dat er op dit moment geen aanleiding
is om te vrezen voor de continuïteit van zorg, noch de continuïteit van Privazorg.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.