Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van Kent en Laçin over "Een tankstationhouder die af wil van zijn "wurgcontract"
Vragen van de leden Van Kent en Laçin (beiden SP) aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over een tankstationhouder die af wil van zijn «wurgcontract» (ingezonden 25 april 2019).
Antwoord van Minister Koolmees (Sociale Zaken en Werkgelegenheid), mede namens de
Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (ontvangen 9 juli 2019). Zie
ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 2786.
Vraag 1
Kent u het bericht van een franchisenemer van twee tankstations in Arnhem en Groesbeek
die af wil van zijn «wurgcontract» met een oliemaatschappij?1 Wat is uw reactie daarop?
Antwoord 1
Ja.
Indien er twijfel is over de kwalificatie van de arbeidsrelatie dan wel de status
of over de redelijkheid en billijkheid van (gevolgen van) een (franchise)overeenkomst,
dan kunnen partijen deze voorleggen aan de rechter die alle feiten en omstandigheden
zal meewegen in het oordeel. Het is niet aan mij om hier een uitspraak over te doen.
Vraag 2
Heeft u zicht op de inhoud van franchiseovereenkomsten die oliemaatschappijen sluiten
met tankstationhouders? Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord 2
Nee. Dit betreffen overeenkomsten tussen twee private partijen. Daarop heb ik dus
geen zicht.
Vraag 3
Aan welke voorwaarden dient een franchiseovereenkomst te voldoen zodat er daadwerkelijk
sprake is van ondernemerschap in plaats van schijnzelfstandigheid?
Antwoord 3
Er gelden op dit moment voor franchiseovereenkomsten geen eisen, tussen partijen geldt
volstrekte contractvrijheid.
Vraag 4
Klopt het dat in veel overeenkomsten staat dat alle opbrengsten boven een bepaalde
grens volledig naar de oliemaatschappij gaan? Zo ja, is hier volgens u sprake van
ondernemerschap?
Antwoord 4
Ik ben niet op de hoogte van de inhoud van de overeenkomst die is gesloten tussen
de pomphouder en de oliemaatschappij, niet in dit geval en ook niet in algemene zin.
Los van de omstandigheden van dit geval staat het partijen vrij om onderling iedere
verdeling van opbrengsten af te spreken die zij wenselijk achten.
Vraag 5
Acht u het wenselijk dat een franchisenemer onder het minimumloon verdient omdat hij
of zij beknot wordt door de met een oliemaatschappij gesloten overeenkomst?
Antwoord 5
Er heerst volledige contractsvrijheid tussen partijen voor het sluiten van een franchiseovereenkomst.
Of er minimumloon verschuldigd is, is dus niet op voorhand te zeggen. Indien blijkt
dat er een verplichting bestaat tot betaling van het wettelijk minimumloon zal hier
gevolg aan moeten worden gegeven.
Vraag 6
Acht u het wenselijk dat een franchisenemer grote schulden heeft bij een oliemaatschappij,
zeker als er feitelijk sprake is van een werkgever/werknemer-relatie?
Antwoord 6
Ik heb geen inzicht in de onderhavige overeenkomst waardoor het niet mogelijk is om
de aard van de schulden te beoordelen. In zijn algemeenheid is het aan partijen om
de franchiseovereenkomst vorm te geven en dus te beoordelen of het nodig is om bepaalde
investeringen te doen en te beslissen hoe deze investeringen bekostigd worden. Indien
blijkt dat de kwalificatie van de relatie tussen partijen een werkgever/werknemer-relatie
is, zullen alle feiten en omstandigheden moeten worden betrokken in de beoordeling
ten aanzien van de wenselijkheid van de oorsprong van bepaalde schulden.
Vraag 7
Heeft de Inspectie SZW ook het risico op deze mogelijke vorm van schijnzelfstandigheid
bij franchisenemers in beeld? Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord 7
De Inspectie SZW houdt risicogericht toezicht op de naleving van de arbeidswetgeving,
zoals de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, de Arbeidsomstandighedenwet. De
Inspectie SZW is vooral daar actief waar de risico’s het grootst zijn. Met een programmatische
aanpak streeft de Inspectie naar een zo groot mogelijk maatschappelijk effect. Schijnzelfstandigheid
is geen zelfstandig beboetbaar feit, maar bij het toezicht op de arbeidswetgeving
kan schijnzelfstandigheid onderdeel zijn van de overtreding. In de inspectiebrede
risicoanalyse en de omgevingsanalyse van de Inspectie komen onderbetaling en uitbuiting
bij franchisenemers overigens niet naar voren als risico’s. De Inspectie analyseert
regelmatig of zich nieuwe risico’s voordoen die aanleiding geven tot mogelijk aanpassing
van de inspectie-inzet. De Inspectie SZW heeft een centraal meldpunt waar iedereen
vermoedens van overtreding van de arbeidswetgeving kan melden.
Vraag 8
Hoe vaak zijn de afgelopen jaren franchiseovereenkomsten gecontroleerd door de Inspectie
SZW, hoe vaak was hier iets mis mee en hoe vaak heeft dit tot een boete geleid?
Antwoord 8
Het controleren van een overeenkomst kan onderdeel uitmaken van een interventie die
bijdraagt aan het beoogde maatschappelijk effect van een programma maar dit wordt
niet afzonderlijk geregistreerd. Gelet op de eerdere antwoorden ligt het controleren
van franchise overeenkomsten niet voor de hand. Het aantal meldingen bij de Inspectie
met betrekking tot franchising is beperkt en heeft voornamelijk betrekking op de franchisenemer
in de rol van werkgever.
Vraag 9
Bent u aangezien het aanpakken van schijnzelfstandigheid prioritair is, bereid de
Inspectie SZW op te roepen ook te controleren of hier bij franchiseovereenkomsten
sprake van is?
Antwoord 9
Zoals aangegeven komt dit tot nog toe niet naar voren als een concreet risico in de
integrale risicoanalyses van de Inspectie SZW. De Inspectie zal meldingen en ontwikkelingen
nauwlettend volgen om te bepalen of dit wijzigt.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede namens
T. van Ark, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.