Voorstel van wet : Voorstel van wet
35 249 Wijziging van de Faillissementswet in verband met de invoering van de mogelijkheid tot homologatie van een onderhands akkoord (Wet homologatie onderhands akkoord)
ARTIKEL I
ARTIKEL II
ARTIKEL III
ARTIKEL IV
Nr. 2 VOORSTEL VAN WET
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om in de Faillissementswet
een regeling te treffen op basis waarvan de rechtbank kan overgaan tot homologatie
van een onderhands akkoord betreffende de herstructurering van schulden;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen
overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden
en verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Faillissementswet wordt als volgt gewijzigd:
A
Na artikel 3c wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 3d
1. Als een eigen aangifte of een verzoek tot faillietverklaring en een verzoek tot aanwijzing
van een herstructureringsdeskundige als bedoeld in artikel 371 gelijktijdig aanhangig
zijn, komt eerst het laatste in behandeling.
2. De behandeling van de eigen aangifte of het verzoek tot faillietverklaring wordt
in ieder geval geschorst totdat de rechtbank heeft beslist op het verzoek tot aanwijzing
van de herstructureringsdeskundige. Wijst de rechtbank het verzoek toe, dan kondigt
zij daarbij tevens overeenkomstig artikel 376 een afkoelingsperiode af en blijft de
schorsing tijdens die periode van kracht.
B
Na artikel 42 wordt ingevoegd een artikel 42a, luidende:
Artikel 42a
Een rechtshandeling die is verricht nadat de schuldenaar ter griffie van rechtbank
een verklaring heeft gedeponeerd als bedoeld in artikel 370, derde lid, of er overeenkomstig
artikel 371 door de rechtbank een herstructureringsdeskundige is aangewezen, kan niet
met een beroep op het vorige artikel worden vernietigd, als de rechter op verzoek
van de schuldenaar voor die rechtshandeling een machtiging heeft afgegeven. De rechter
honoreert dit verzoek als:
a. het verrichten van de rechtshandeling noodzakelijk is om de door de schuldenaar gedreven
onderneming tijdens de voorbereiding van een akkoord als bedoeld in de genoemde artikelen
te kunnen blijven voortzetten, en
b. op het moment dat de machtiging wordt verstrekt redelijkerwijs valt aan te nemen dat
de belangen van de gezamenlijke schuldeisers van de schuldenaar bij deze rechtshandeling
gediend zijn, terwijl geen van de individuele schuldeisers daardoor wezenlijk in zijn
belangen wordt geschaad.
C
In artikel 47 wordt na «aangevraagd was,» ingevoegd «en er geen sprake was van een
schorsing van de behandeling van die aanvraag overeenkomstig de artikelen 3d, tweede
lid, en 376, tweede lid, onder c».
D
Aan artikel 54 wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. Degene die een verrekening verricht, is te goeder trouw als bedoeld in het eerste
lid als deze verrekening:
a. geschiedt nadat de schuldenaar ter griffie van de rechtbank een verklaring heeft gedeponeerd
als bedoeld in artikel 370, derde lid, of er overeenkomstig artikel 371 door de rechtbank
een herstructureringsdeskundige is aangewezen, en
b. wordt verricht in het kader van de financiering van de voortzetting van de door de
schuldenaar gedreven onderneming en niet strekt tot inperking van die financiering.
E
Aan artikel 215 worden twee leden toegevoegd, luidende:
3. Als een verzoek tot verlening van surseance en een verzoek tot aanwijzing van een
herstructureringsdeskundige als bedoeld in artikel 371 gelijktijdig aanhangig zijn,
komt eerst het laatste in behandeling en vindt in afwijking van het tweede lid geen
voorlopige verlening van surseance plaats.
4. De behandeling van het verzoek en de voorlopige verlening van surseance van betaling
worden in ieder geval geschorst totdat de rechtbank heeft beslist op het verzoek tot
aanwijzing van de herstructureringsdeskundige. Wijst de rechtbank het verzoek toe,
dan kondigt zij daarbij tevens overeenkomstig artikel 376 een afkoelingsperiode af
en blijft de schorsing tijdens die periode van kracht.
F
Na artikel 368 wordt opgenomen een nieuwe afdeling, luidend als volgt:
TWEEDE AFDELING HOMOLOGATIE VAN EEN ONDERHANDS AKKOORD
§ 1. Algemene bepalingen
Artikel 369
1. Het in deze afdeling bepaalde is niet van toepassing op een natuurlijke persoon die
geen zelfstandig beroep of bedrijf uitoefent, noch op een bank als bedoeld in artikel
212g, onderdeel a, of een verzekeraar als bedoeld in artikel 213, onderdeel a, als
schuldenaar.
2. Het in deze afdeling ten aanzien van stemgerechtigde schuldeisers of aandeelhouders
bepaalde, is van toepassing op de schuldeisers en aandeelhouders die overeenkomstig
artikel 381, derde lid, stemgerechtigd zijn.
3. Als de schuldenaar een vereniging of coöperatie is, is het in deze afdeling ten aanzien
van aandeelhouders bepaalde van overeenkomstige toepassing op de leden.
4. Het in deze afdeling bepaalde is niet van toepassing op rechten van werknemers in
dienst van de schuldenaar die voortvloeien uit arbeidsovereenkomsten in de zin van
artikel 610 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.
5. Behoudens de gevallen waarin sprake is van de aanwijzing van een herstructureringsdeskundige,
bedoeld in artikel 371, is het in deze afdeling bepaalde niet van toepassing als de
schuldenaar in de afgelopen drie jaar een akkoord heeft aangeboden dat bij een stemming
als bedoeld in artikel 381 door alle klassen is verworpen of ten aanzien waarvan de
rechtbank op de voet van artikel 384 de homologatie heeft geweigerd.
6. Een akkoord kan op basis van deze afdeling naar keuze worden voorbereid en aangeboden
in een besloten akkoordprocedure buiten faillissement of een openbare akkoordprocedure
buiten faillissement.
7. Of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft om verzoeken als bedoeld in deze afdeling
in behandeling te nemen wordt bepaald:
a. op grond van de in artikel 5, derde lid, genoemde verordening voor zover het verzoeken
betreft die worden ingediend in het kader van een openbare akkoordprocedure buiten
faillissement en de genoemde verordening van toepassing is, dan wel
b. artikel 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
8. Het in deze afdeling ten aanzien van de rechtbank bepaalde is van toepassing op de
rechtbank die ingevolge de artikelen 262 of 269 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
relatief bevoegd is om verzoeken als bedoeld in deze afdeling in behandeling te nemen.
Heeft een rechtbank zich in het kader van een besloten akkoordprocedure buiten faillissement
of een openbare akkoordprocedure buiten faillissement eenmaal relatief bevoegd verklaard
om kennis te nemen van een verzoek ten aanzien van een schuldenaar, dan is deze rechtbank
met uitsluiting van andere relatief bevoegde rechtbanken, eveneens relatief bevoegd
om kennis te nemen van alle verdere verzoeken die in die procedure op grond van deze
afdeling ten aanzien van de schuldenaar worden ingediend. Bieden meerdere rechtspersonen
die samen een groep vormen als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk
Wetboek tegelijkertijd een akkoord aan op grond van deze afdeling, dan kunnen zij
één van de gerechten die relatief bevoegd is, in een gezamenlijk verzoek vragen kennis
te nemen van alle verzoeken die worden ingediend in het kader van de totstandkoming
van een akkoord ten aanzien van deze rechtspersonen op grond van deze afdeling.
9. Verzoeken aan de rechter in het kader van deze afdeling worden in raadkamer behandeld,
tenzij het akkoord wordt voorbereid en aangeboden in het kader van een openbare akkoordprocedure
buiten faillissement.
10. Tegen de beslissingen van de rechtbank in het kader van deze afdeling staat geen
rechtsmiddel open, tenzij anders is bepaald.
§ 2. De aanbieding van en stemming over een akkoord
Artikel 370
1. Als een schuldenaar verkeert in een toestand waarin het redelijkerwijs aannemelijk
is dat hij met het betalen van zijn schulden niet zal kunnen voortgaan, kan hij zijn
schuldeisers en zijn aandeelhouders, of een aantal van hen, een akkoord aanbieden
dat voorziet in een wijziging van hun rechten en dat door de rechtbank overeenkomstig
artikel 384 kan worden gehomologeerd.
2. Als een derde, waaronder een borg en een medeschuldenaar, aansprakelijk is voor een
schuld van de schuldenaar aan een schuldeiser als bedoeld in het eerste lid of op
enigerlei wijze zekerheid heeft gesteld voor de betaling van die schuld, is artikel
160 Fw van overeenkomstige toepassing, behoudens voor zover het een akkoord betreft
als bedoeld in artikel 372, eerste lid. De derde kan voor het bedrag dat hij na de
homologatie van het akkoord voldoet aan de schuldeiser geen verhaal nemen op de schuldenaar.
Voldoet de derde een schuld van de schuldenaar of een deel daarvan, terwijl de schuldeiser
voor die schuld of dat deel van de schuld op basis van het akkoord ook rechten aangeboden
krijgt, dan gaan die rechten van rechtswege over op de derde indien en voor zover
de schuldeiser als gevolg van de betaling van de derde en de op basis van het akkoord
toegekende rechten, waarde zou ontvangen die het bedrag van zijn vordering, zoals
deze bestond voor de homologatie van het akkoord, te boven gaat.
3. Zodra de schuldenaar start met de voorbereiding van een akkoord, deponeert hij een
verklaring waaruit dit blijkt ter griffie van de rechtbank, alwaar deze gedurende
uiterlijk één jaar zal blijven liggen. De deponering geschiedt kosteloos. Nadat de
schuldenaar het akkoord aan de stemgerechtigde schuldeisers en aandeelhouders voorlegt,
kunnen zij de verklaring kosteloos inzien totdat de rechtbank heeft beslist op het
verzoek, bedoeld in artikel 383, eerste lid, dan wel totdat het verslag, bedoeld in
artikel 382, is gedeponeerd en de schuldenaar daarin meedeelt dat hij een dergelijk
verzoek niet zal indienen.
4. Biedt de schuldenaar het akkoord aan in het kader van een openbare akkoordprocedure
buiten faillissement, dan verzoekt hij zodra de rechter voor het eerst een beslissing
heeft genomen op basis van deze afdeling, de griffier van de rechtbank Den Haag onverwijld
in de registers, bedoeld in de artikelen 19 en 19a, en in de Staatscourant melding
te maken van de gegevens, bedoeld in artikel 24 van de in artikel 5, derde lid, genoemde
verordening.
5. Als de schuldenaar een rechtspersoon is, heeft het bestuur voor het aanbieden van
een akkoord als bedoeld in het eerste lid en de uitvoering van een akkoord dat overeenkomstig
artikel 384 door de rechtbank is gehomologeerd geen instemming nodig van de algemene
vergadering of een vergadering van houders van aandelen van een bepaalde soort of
aanduiding en, voor zover en voor zolang de volgende afwijkingen nodig zijn en zonder
afbreuk te doen aan het beginsel van gelijke behandeling van aandeelhouders, zijn
de artikelen 38, 96, 96a, 99, 100 lid 1, 107a en 108a en titel 5.3 van Boek 2 van
het Burgerlijk Wetboek, alsmede artikel 5:25ka van de Wet op het financieel toezicht
en eventuele statutaire bepalingen of tussen de rechtspersoon en haar aandeelhouders
dan wel tussen twee of meer aandeelhouders onderling overeengekomen regelingen ten
aanzien van de besluitvorming door de algemene vergadering of een vergadering van
houders van aandelen van een bepaalde soort of aanduiding, niet van toepassing. Voor
zover de uitvoering van een akkoord een besluit van de algemene vergadering of een
vergadering van houders van aandelen van een bepaalde soort of aanduiding vereist,
treedt het akkoord dat overeenkomstig artikel 384 door de rechtbank is gehomologeerd
daarvoor in de plaats.
Artikel 371
1. Iedere schuldeiser, aandeelhouder of de krachtens wettelijke bepalingen bij de door
de schuldenaar gedreven onderneming ingestelde ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging
kunnen bij de rechtbank een verzoek indienen tot aanwijzing van een herstructureringsdeskundige
die aan de schuldeisers en aandeelhouders van een schuldenaar, of een aantal van hen,
overeenkomstig deze afdeling een akkoord kan aanbieden. Ook de schuldenaar kan een
dergelijk verzoek doen. In dit laatste geval is artikel 370, vijfde lid, van overeenkomstige
toepassing. Wordt het verzoek toegewezen, dan kan de schuldenaar zolang de aanwijzing
van de herstructureringsdeskundige duurt geen akkoord aanbieden op basis van artikel
370, eerste lid.
2. Heeft de rechter nog niet eerder een beslissing genomen in het kader van deze afdeling,
dan vermeldt de verzoeker, bedoeld in het eerste lid, in het verzoek voor welke procedure
als bedoeld in artikel 369, zesde lid, hij kiest en welke redenen daaraan ten grondslag
liggen. Het verzoek bevat dan ook zodanige gegevens dat de rechter kan beoordelen
of hem rechtsmacht toekomt. Is het verzoek niet ingediend door de schuldenaar, dan
stelt de rechtbank de schuldenaar op een door haar nader te bepalen wijze en binnen
een door haar te bepalen termijn in de gelegenheid zich uit te laten over de keuze
voor één van de in artikel 369, zesde lid, genoemde procedures. In geval van een geschil
hierover, beslist de rechtbank welke van de in artikel 369, zesde lid, genoemde procedures
toepassing vindt. Artikel 370, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing, met
dien verstande dat het in dat lid bedoelde verzoek in dit geval kan worden gedaan
door de herstructureringsdeskundige of de schuldenaar.
3. Een verzoek als bedoeld in het eerste lid, wordt toegewezen als de schuldenaar verkeert
in een toestand als bedoeld in artikel 370, eerste lid, tenzij summierlijk blijkt
dat de belangen van de gezamenlijke schuldeisers hierbij niet gediend zijn. Een verzoek
tot aanwijzing van een herstructureringsdeskundige wordt in ieder geval toegewezen
als het is ingediend door de schuldenaar zelf of gesteund wordt door de meerderheid
van de schuldeisers.
4. De rechtbank kan één of meer deskundigen benoemen om een onderzoek in te stellen
naar de vraag of sprake is van een toestand als bedoeld in het vorige lid. Artikel
378, vijfde lid, eerste en vierde zin, en het zevende en achtste lid van dit artikel
zijn dan van overeenkomstige toepassing.
5. Over een verzoek als bedoeld in het eerste lid, beslist de rechtbank niet dan nadat
zij de verzoeker, bedoeld in het eerste lid, de schuldenaar en de observator, bedoeld
in artikel 380, zo die is aangesteld, op een door haar nader te bepalen wijze en binnen
een door haar te bepalen termijn in de gelegenheid heeft gesteld een zienswijze te
geven. Dit geldt ook voor de beslissingen, bedoeld in het tiende, twaalfde en dertiende
lid. In de laatste drie gevallen roept de rechtbank ook de herstructureringsdeskundige
op om te worden gehoord.
6. De herstructureringsdeskundige voert zijn taak doeltreffend, onpartijdig en onafhankelijk
uit.
7. De herstructureringsdeskundige is gerechtigd tot raadpleging van de boeken, bescheiden
en andere gegevensdragers van de schuldenaar waarvan hij kennisneming nodig acht voor
een juiste vervulling van zijn taak.
8. De schuldenaar of zijn bestuurders en de aandeelhouders en commissarissen zo die
er zijn, alsmede degenen die in dienst zijn van de schuldenaar, zijn verplicht de
herstructureringsdeskundige alle inlichtingen te verschaffen als dit van hen wordt
verlangd, op de wijze als daarbij is bepaald. Zij lichten de herstructureringsdeskundige
eigener beweging in over feiten en omstandigheden waarvan zij weten of behoren te
weten dat deze voor de herstructureringsdeskundige voor een juiste vervulling van
zijn taak van belang zijn en verlenen alle medewerking die daarvoor nodig is.
9. Behoudens in het kader van de toepassing van het in deze afdeling bepaalde, deelt
de herstructureringsdeskundige de verkregen informatie niet met derden.
10. De rechtbank bepaalt het salaris van de herstructureringsdeskundige. Ook stelt de
rechtbank een bedrag vast dat de werkzaamheden van herstructureringsdeskundige en
van de derden die door hem worden geraadpleegd ten hoogste mogen kosten. Dit bedrag
kan gedurende het proces door de rechtbank op verzoek van de herstructureringsdeskundige
worden verhoogd. Voor zover niet anders overeengekomen is, betaalt de schuldenaar
deze kosten, met dien verstande dat als het verzoek tot aanwijzing van een herstructureringsdeskundige
wordt gesteund door de meerderheid van de schuldeisers, de schuldeisers de kosten
dragen. De rechtbank kan ten behoeve hiervan aan de aanwijzing de voorwaarde verbinden
van zekerheidstelling of bijschrijving van een voorschot op de rekening van de rechtbank.
11. De herstructureringsdeskundige is niet aansprakelijk voor schade die het gevolg is
van de poging om overeenkomstig deze afdeling een akkoord tot stand te brengen, tenzij
hem een persoonlijk ernstig verwijt treft dat hij niet heeft gehandeld zoals in redelijkheid
mag worden verlangd van een over voldoende inzicht en ervaring beschikkende herstructureringsdeskundige
die zijn taak met nauwgezetheid en inzet verricht.
12. Zodra duidelijk wordt dat het niet mogelijk is om overeenkomstig deze afdeling een
akkoord tot stand te brengen, stelt de herstructureringsdeskundige de rechtbank hiervan
op de hoogte en verzoekt hij om de intrekking van zijn aanwijzing.
13. De aanwijzing eindigt van rechtswege zodra de rechtbank het akkoord overeenkomstig
artikel 384 homologeert, tenzij de rechtbank bij haar homologatiebeslissing bepaalt
dat deze nog met een door haar te bepalen termijn voortduurt. Daarnaast kan de rechtbank
te allen tijde een herstructureringsdeskundige, na hem gehoord of behoorlijk opgeroepen
te hebben, ontslaan en door een ander vervangen, een en ander op verzoek van hemzelf
of van één of meer schuldeisers dan wel ambtshalve.
14. Heeft de rechtbank nog niet eerder een beslissing genomen in het kader van deze afdeling,
en ontleent zij haar rechtsmacht aan de in artikel 5, derde lid, genoemde verordening,
dan wordt in de aanwijzingsbeschikking vermeld of het een hoofdinsolventieprocedure
dan wel een territoriale insolventieprocedure in de zin van de verordening betreft.
Elke schuldeiser die niet al op basis van het vijfde lid in de gelegenheid is gesteld
om zijn zienswijze kenbaar te maken, kan gedurende acht dagen na de melding, bedoeld
in artikel 370, vierde lid, daartegen in verzet komen op grond van het ontbreken van
internationale bevoegdheid als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de genoemde verordening.
Artikel 372
1. Een akkoord als bedoeld in artikel 370, eerste lid, kan ook voorzien in de wijziging
van rechten van schuldeisers jegens rechtspersonen die samen met de schuldenaar een
groep vormen als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek mits:
a. de rechten van die schuldeisers jegens de betrokken rechtspersonen strekken tot voldoening
of tot zekerheid voor de nakoming van verbintenissen van de schuldenaar of van verbintenissen
waarvoor die rechtspersonen met of naast de schuldenaar aansprakelijk zijn;
b. de betrokken rechtspersonen verkeren in een toestand als bedoeld in artikel 370, eerste
lid;
c. de betrokken rechtspersonen met de voorgestelde wijziging hebben ingestemd of het
akkoord wordt aangeboden door een herstructureringsdeskundige als bedoeld in artikel
371, en
d. de rechtbank rechtsmacht heeft als deze rechtspersonen zelf een akkoord op grond van
deze afdeling zouden aanbieden en een verzoek zouden indienen als bedoeld in artikel
383, eerste lid.
2. Bij een akkoord als bedoeld in het eerste lid:
a. verstrekt de schuldenaar, of de herstructureringsdeskundige, bedoeld in artikel 371,
ook de in artikel 375 genoemde informatie ten aanzien van de in het eerste lid bedoelde
rechtspersonen, en
b. toetst de rechtbank bij de behandeling van het homologatieverzoek ambtshalve dan wel
op verzoek of het akkoord ten aanzien van deze rechtspersonen voldoet aan artikel
384.
3. De schuldenaar dan wel de herstructureringsdeskundige zo die is aangewezen, is bij
uitsluiting bevoegd om ten behoeve van de in het eerste lid bedoelde rechtspersonen
verzoeken bij de rechtbank in te dienen als bedoeld de artikelen 376, eerste lid,
378, eerste lid, 379, eerste lid, en 383, eerste lid.
Artikel 373
1. Als de schuldenaar verkeert in een toestand als bedoeld in artikel 370, eerste lid,
kan de schuldenaar of de herstructureringsdeskundige zo die is aangewezen, aan een
wederpartij met wie de schuldenaar een overeenkomst heeft gesloten, een voorstel doen
tot wijziging of beëindiging van die overeenkomst. Stemt de wederpartij niet in met
het voorstel, dan kan de schuldenaar of de herstructureringsdeskundige de overeenkomst
tussentijds doen opzeggen, mits een akkoord is aangeboden dat overeenkomstig artikel
384 door de rechtbank wordt gehomologeerd en de rechtbank daarbij toestemming geeft
voor deze eenzijdige opzegging. De opzegging vindt in dat geval van rechtswege plaats
op de dag waarop het akkoord door de rechtbank is gehomologeerd tegen een door de
schuldenaar of de herstructureringsdeskundige gestelde termijn. Komt deze termijn
de rechtbank niet redelijk voor, dan kan zij bij de verlening van de toestemming een
langere termijn vaststellen, met dien verstande, dat een termijn van drie maanden
vanaf de homologatie van het akkoord in elk geval voldoende is.
2. Na de eenzijdige opzegging, bedoeld in het eerste lid, heeft de wederpartij recht
op vergoeding van de schade die hij lijdt vanwege de beëindiging van de overeenkomst.
Afdeling 10 van Titel 1 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek is van toepassing. Het
akkoord, bedoeld in artikel 370, eerste lid, kan voorzien in een wijziging van het
toekomstige recht op schadevergoeding.
3. Het voorbereiden en aanbieden van een akkoord als bedoeld artikel 370, eerste lid,
en de aanwijzing van een herstructureringsdeskundige, bedoeld in artikel 371, alsmede
gebeurtenissen en handelingen die daarmee of met de uitvoering van het akkoord rechtstreeks
verband houden en daarvoor redelijkerwijs noodzakelijk zijn, zijn geen grond voor
wijziging van verbintenissen of verplichtingen jegens de schuldenaar, voor opschorting
van de nakoming van een verbintenis jegens de schuldenaar en voor ontbinding van een
met de schuldenaar gesloten overeenkomst.
4. Is overeenkomstig artikel 376 een afkoelingsperiode afgekondigd, dan geldt tijdens
die periode dat een verzuim in de nakoming van de schuldenaar dat heeft plaatsgevonden
vóór de afkoelingsperiode, geen grond is voor de wijziging van verbintenissen of verplichtingen
jegens de schuldenaar, voor opschorting van de nakoming van een verbintenis jegens
de schuldenaar en voor ontbinding van een met de schuldenaar gesloten overeenkomst
voor zover zekerheid is gesteld voor de nakoming van de nieuwe verplichtingen die
ontstaan tijdens de afkoelingsperiode.
Artikel 374
Schuldeisers en aandeelhouders worden in verschillende klassen ingedeeld, als de rechten
die zij bij een vereffening van het vermogen van de schuldenaar in faillissement hebben
of de rechten die zij op basis van het akkoord aangeboden krijgen zodanig verschillend
zijn dat van een vergelijkbare positie geen sprake is. In ieder geval worden schuldeisers
of aandeelhouders die overeenkomstig Titel 10 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek,
een andere wet of een daarop gebaseerde regeling dan wel een overeenkomst bij het
verhaal op het vermogen van de schuldenaar een verschillende rang hebben, in verschillende
klassen ingedeeld.
Artikel 375
1. Het akkoord bevat alle informatie die de stemgerechtigde schuldeisers en aandeelhouders
nodig hebben om zich voor het plaatsvinden van de stemming, bedoeld in artikel 381,
een geïnformeerd oordeel te kunnen vormen over het akkoord, waaronder:
a. de naam van de schuldenaar;
b. voor zover van toepassing de naam van de herstructureringsdeskundige;
c. voor zover van toepassing, de klassenindeling en de criteria op basis waarvan de schuldeisers
en aandeelhouders in één of meerdere klassen zijn ingedeeld;
d. de financiële gevolgen van het akkoord per klasse van schuldeisers en aandeelhouders;
e. de waarde die naar verwachting gerealiseerd kan worden als het akkoord tot stand komt;
f. de opbrengst die naar verwachting gerealiseerd kan worden bij een vereffening van
het vermogen van de schuldenaar in faillissement;
g. de bij de berekening van de waardes, bedoeld onder e en f, gehanteerde uitgangspunten
en aannames;
h. als het akkoord een toedeling van rechten aan de schuldeisers en aandeelhouders behelst:
het moment of de momenten waarop de rechten zullen worden toebedeeld;
i. voor zover van toepassing, de nieuwe financiering die de schuldenaar het in het kader
van de uitvoering van het akkoord aan wil gaan en de redenen waarom dit nodig is;
j. de wijze waarop de schuldeisers en aandeelhouders nadere informatie over het akkoord
kunnen verkrijgen;
k. de procedure voor de stemming over het akkoord alsmede het moment waarop deze plaatsvindt
dan wel waarop de stem uiterlijk moet zijn uitgebracht, en
l. voor zover van toepassing, de wijze waarop de bij de door de schuldenaar gedreven
onderneming ingestelde ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging overeenkomstig
artikel 25 van de Wet op de ondernemingsraden gevraagd is of nog gevraagd zal worden
advies uit te brengen.
2. Aan het akkoord worden gehecht:
a. een door behoorlijke bescheiden gestaafde staat van alle baten en lasten, en
b. een lijst waarop:
1°. de stemgerechtigde schuldeisers en aandeelhouders bij naam worden genoemd of, als
dit niet mogelijk is, de schuldeisers of aandeelhouders onder verwijzing naar één
of meer categorieën worden vermeld;
2°. het bedrag van hun vordering of het nominale bedrag van hun aandeel wordt gemeld,
en
3°. wordt meegedeeld in welke klasse of klassen zij zijn ingedeeld.
c. voor zover van toepassing, een opgave van schuldeisers of aandeelhouders die niet
onder het akkoord vallen, bij naam of, als dit niet mogelijk is, onder verwijzing
naar één of meer categorieën, alsmede een toelichting waarom zij niet worden meegenomen
in het akkoord;
d. informatie over de financiële positie van de schuldenaar, en
e. een beschrijving van:
1°. de aard, omvang en oorzaak van de financiële problemen;
2°. welke pogingen zijn ondernomen om deze problemen op te lossen;
3°. de herstructureringsmaatregelen die onderdeel zijn van het akkoord;
4°. de wijze waarop deze maatregelen bijdragen aan een oplossing, en
5°. hoeveel tijd het naar verwachting vergt om deze maatregelen uit te voeren.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald welke informatie
verder in het akkoord of in de daaraan te hechten bescheiden wordt opgenomen en op
welke wijze deze informatie wordt verstrekt, alsmede kan worden voorzien in een standaardformulier.
Artikel 376
1. Als de schuldenaar ter griffie van de rechtbank een verklaring heeft gedeponeerd
als bedoeld in artikel 370, derde lid, en een akkoord als bedoeld in het eerste lid
van dat artikel heeft aangeboden of toezegt dat hij binnen een termijn van ten hoogste
twee maanden een dergelijk akkoord zal aanbieden, of er overeenkomstig artikel 371
door de rechtbank een herstructureringsdeskundige is aangewezen, kan de schuldenaar
of de herstructureringsdeskundige de rechtbank verzoeken een afkoelingsperiode af
te kondigen.
2. Tijdens de afkoelingsperiode, die geldt voor een termijn van ten hoogste vier maanden:
a. kan elke bevoegdheid van derden tot verhaal op goederen die tot het vermogen van de
schuldenaar behoren of tot opeising van goederen die zich in de macht van de schuldenaar
bevinden niet worden uitgeoefend dan met machtiging van de rechtbank, mits die derden
geïnformeerd zijn over de afkondiging van de afkoelingsperiode of op de hoogte zijn
van het feit dat er een akkoord wordt voorbereid;
b. kan de rechtbank op verzoek van de schuldenaar of de herstructureringsdeskundige zo
die is aangewezen, beslagen opheffen, en
c. wordt de behandeling van een verzoek tot verlening van surseance, een eigen aangifte
of een door een schuldeiser jegens de schuldenaar ingediend verzoek tot faillietverklaring
geschorst.
3. Artikel 371, tweede lid, eerste, tweede en vijfde zin, is van overeenkomstige toepassing.
4. Het verzoek, bedoeld in het eerste lid, wordt toegewezen als summierlijk blijkt dat:
a. dit noodzakelijk is om de door de schuldenaar gedreven onderneming tijdens de voorbereiding
van en de onderhandelingen over een akkoord te kunnen blijven voortzetten, en
b. op het moment dat de afkoelingsperiode wordt afgekondigd redelijkerwijs valt aan te
nemen dat de belangen van de gezamenlijke schuldeisers van de schuldenaar hierbij
gediend zijn en de in het tweede lid bedoelde derden, beslaglegger en schuldeiser
die het faillissementsverzoek heeft ingediend, niet wezenlijk in hun belangen worden
geschaad.
5. Als de schuldenaar of de herstructureringsdeskundige zo die is aangewezen, hierom
verzoeken voordat de uiterste termijn voor de afkoelingsperiode, bedoeld in het tweede
lid, is verstreken, kan de rechtbank deze periode verlengen met een door haar te bepalen
termijn, met dien verstande dat de totale termijn met inbegrip van verlengingen niet
langer kan zijn dan acht maanden. De schuldenaar of de herstructureringsdeskundige
dient in zijn verzoek aannemelijk te maken dat er belangrijke vooruitgang is geboekt
in de totstandkoming van het akkoord. Dit laatste wordt geacht in ieder geval aan
de orde te zijn als een verzoek tot homologatie van het akkoord als bedoeld in artikel
383, eerste lid, is ingediend.
6. In afwijking van het vijfde lid, wordt de afkoelingsperiode niet verlengd als:
a. de afkoelingsperiode is verzocht in het kader van een openbare akkoordprocedure buiten
faillissement, en
b. het centrum van de voornaamste belangen van de schuldenaar, bedoeld in artikel 3,
eerste lid, van de verordening, genoemd in artikel 5, derde lid, in de drie maanden
voorafgaand aan het moment dat de rechter voor het eerst een beslissing heeft genomen
op basis van deze afdeling vanuit een andere lidstaat is verplaatst.
7. Ingeval de schuldenaar overeenkomstig artikel 239, eerste lid, van Boek 3 van het
Burgerlijk Wetboek een pandrecht heeft gevestigd op een vordering op naam of op het
vruchtgebruik van een zodanige vordering, is de pandhouder tijdens de afkoelingsperiode
niet bevoegd de mededeling, bedoeld in het derde lid van dat artikel, te doen of betalingen
in ontvangst te nemen dan wel te verrekenen met een vordering op de schuldenaar, mits
de schuldenaar op toereikende wijze vervangende zekerheid stelt voor het verhaal van
de pandhouder krachtens dat pandrecht.
8. De artikelen 241a, tweede en derde lid, 241c, 241d zijn van overeenkomstige toepassing,
met dien verstande dat het bij de overeenkomstige toepassing van artikel 241a, derde
lid, gaat om een termijn die aan de schuldenaar is gesteld.
9. Op verzoek van de in het tweede lid bedoelde derden, beslaglegger en schuldeiser
die het faillissementsverzoek heeft ingediend, kan de rechtbank bij haar beslissing
tot het afkondigen van een afkoelingsperiode of gedurende de termijn waarbinnen deze
geldt, voorzieningen treffen als bedoeld in artikel 379. Bij de afkondiging van een
algemene afkoelingsperiode kan de rechtbank een observator als bedoeld artikel 380
aanstellen, als zij dit nodig oordeelt ter beveiliging van de belangen van de schuldeisers
of de aandeelhouders.
10 .Als niet langer wordt voldaan aan het eerste en het vierde lid, heft de rechtbank
de afkoelingsperiode op. Zij kan dit ambtshalve doen of op verzoek van de schuldenaar,
de herstructureringsdeskundige zo die is aangewezen, of de in het tweede lid bedoelde
derden, beslaglegger en schuldeiser die het faillissementsverzoek heeft ingediend.
11. De rechtbank beslist niet over het verlenen van een machtiging als bedoeld in het
tweede lid, onder a, of verzoeken als bedoeld in het vijfde, negende en tiende lid
dan nadat zij de schuldenaar of de herstructureringsdeskundige zo die is aangewezen,
de observator, bedoeld in artikel 380, zo die is aangesteld, alsmede de in het tweede
lid bedoelde derden, beslaglegger en schuldeiser die het faillissementsverzoek heeft
ingediend, op een door haar nader te bepalen wijze en binnen een door haar te bepalen
termijn in de gelegenheid heeft gesteld een zienswijze te geven.
12. Artikel 371, veertiende lid, is van overeenkomstige toepassing.
13. Het verzoek tot verlening van surseance, de eigen aangifte of het verzoek tot faillietverklaring,
bedoeld in het tweede lid, onder c, vervalt van rechtswege zodra de rechtbank het
akkoord overeenkomstig artikel 384 heeft gehomologeerd. Was de schuldeiser op het
moment dat hij het verzoek tot faillietverklaring indiende, niet op de hoogte van
het feit dat er een akkoord werd voorbereid, dan beslist de rechter of de schuldenaar
de kosten van het geding die de schuldeiser heeft gemaakt, moet vergoeden.
Artikel 377
1. Als de schuldenaar voor de afkondiging van de afkoelingsperiode, bedoeld in artikel
376, de bevoegdheid had tot gebruik, verbruik of vervreemding van goederen, dan wel
de inning van vorderingen, blijft deze bevoegdheid hem tijdens de afkoelingsperiode
toekomen, voor zover dit past binnen de normale voortzetting van de onderneming die
hij drijft.
2. De schuldenaar maakt alleen gebruik van de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid,
als de belangen van de betrokken derden, voldoende zijn gewaarborgd.
3. De rechtbank heft de in het eerste lid bedoelde bevoegdheid op of beperkt het gebruik
van deze bevoegdheid op verzoek van één of meer betrokken derden, als niet langer
wordt voldaan aan het vorige lid. De rechtbank beslist hierover niet dan nadat zij
de genoemde derden, de schuldenaar, de herstructureringsdeskundige, bedoeld in artikel
371, zo die is aangewezen, en de observator, bedoeld in artikel 380, zo die is aangesteld,
op een door haar nader te bepalen wijze en binnen een door haar te bepalen termijn
in de gelegenheid heeft gesteld een zienswijze te geven.
Artikel 378
1. Voordat het akkoord overeenkomstig artikel 381, eerste lid, ter stemming is voorgelegd,
kan de schuldenaar of de herstructureringsdeskundige, bedoeld in artikel 371, zo die
is aangewezen, de rechtbank verzoeken een uitspraak te doen over aspecten die van
belang zijn in het kader van het tot stand brengen van een akkoord overeenkomstig
deze afdeling, waaronder:
a. de inhoud van de informatie die in het akkoord of in de daaraan gehechte bescheiden
is opgenomen, als ook de door de schuldenaar gehanteerde waardes en uitgangspunten
en aannames, bedoeld in artikel 375, eerste lid, onderdelen e tot en met g;
b. de klassenindeling;
c. de toelating tot de stemming van een schuldeiser of aandeelhouder;
d. e procedure voor de stemming en binnen welke termijn nadat het akkoord aan de stemgerechtigde
schuldeisers en aandeelhouders is voorgelegd of hen is meegedeeld hoe zij daarvan
kennis kunnen nemen, de stemming redelijkerwijs zou mogen plaatsvinden;
e. of, als alle klassen instemmen met het akkoord, een afwijzingsgrond als bedoeld in
artikel 384, tweede en derde lid, alsnog aan de homologatie van het akkoord in de
weg zou staan;
f. of, als niet alle klassen instemmen met het akkoord, een afwijzingsgrond als bedoeld
in artikel 384, tweede, derde en vierde lid, aan de homologatie van het akkoord in
de weg zou staan, en
g. of, als de schuldenaar een rechtspersoon is als bedoeld in de artikelen 381, tweede
lid, en 383, tweede lid, de aandeelhouders het bestuur op onredelijke wijze belemmeren
instemming te verlenen voor het in stemming brengen van het akkoord of de indiening
van het homologatieverzoek.
2. Artikel 371, tweede lid, eerste, tweede en vijfde zin, is van overeenkomstige toepassing.
3. De rechtbank behandelt de verzoeken die overeenkomstig het eerste lid aan haar worden
gedaan zoveel mogelijk gezamenlijk en doet deze zoveel mogelijk op één zitting af.
4. Wordt de rechter op grond van het eerste lid verzocht zich uit te laten over de toelating
van een schuldeiser of aandeelhouder tot de stemming of over de hoogte van het bedrag
van de vordering van een stemgerechtigde schuldeiser dan wel het nominale bedrag van
het aandeel van een stemgerechtigde aandeelhouder, dan bepaalt de rechtbank of en
tot welk bedrag, deze schuldeiser of aandeelhouder tot de stemming over het akkoord
wordt toegelaten. Artikel 147 is van overeenkomstige toepassing.
5. Als zij dit nodig acht in het kader van een door haar te nemen beslissing, kan de
rechtbank één of meer deskundigen benoemen om binnen een door haar te bepalen termijn,
die zo nodig kan worden verlengd, een onderzoek in te stellen en een beredeneerd verslag
van bevindingen uit te brengen. De deskundigen leggen hun verslag neder ter griffie
van de rechtbank, ter inzage van de stemgerechtigde schuldeisers en aandeelhouders.
Artikel 371, zevende en achtste lid, zijn van overeenkomstige toepassing. De rechtbank
kan te allen tijde een deskundige, na hem gehoord of behoorlijk opgeroepen te hebben,
ontslaan en door een ander vervangen, een en ander op verzoek van hemzelf of ambtshalve.
6. Als informatie ontbreekt om de gevraagde beslissing te kunnen geven, kan de rechtbank
de schuldenaar of de herstructureringsdeskundige een redelijke termijn gunnen om de
ontbrekende gegevens te verstrekken, alvorens zij een beslissing neemt als bedoeld
in het eerste en vierde lid.
7. De rechtbank beslist niet als bedoeld in het eerste en vierde lid dan nadat zij de
schuldenaar, de herstructureringsdeskundige zo die is aangewezen, de observator, bedoeld
in artikel 380, zo die is aangesteld, en de schuldeisers en aandeelhouders van wie
de belangen rechtstreeks geraakt worden door de beslissing op een door haar nader
te bepalen wijze en binnen een door haar te bepalen termijn in de gelegenheid heeft
gesteld een zienswijze te geven. Wordt de rechter gevraagd om een beslissing te nemen
als bedoeld in het vierde lid, dan is de vorige zin in ieder geval van toepassing
op de schuldeiser of aandeelhouder, bedoeld in dat lid.
8. Beslissingen van de rechtbank op grond van dit artikel zijn slechts bindend voor
die schuldeisers en aandeelhouders die op grond van het vorige lid door de rechtbank
in de gelegenheid zijn gesteld om een zienswijze te geven.
9. Artikel 371, veertiende lid, is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 379
1. Als de schuldenaar ter griffie van de rechtbank een verklaring heeft gedeponeerd
als bedoeld in artikel 370, derde lid, of er overeenkomstig artikel 371 door de rechtbank
een herstructureringsdeskundige is aangewezen, kan de rechtbank op verzoek van de
schuldenaar of de herstructureringsdeskundige dan wel ambtshalve zodanige bepalingen
maken en voorzieningen treffen als zij ter beveiliging van de belangen van de schuldeisers
of de aandeelhouders nodig oordeelt.
2. Artikel 371, tweede lid, eerste, tweede en vijfde zin, en veertiende lid, is van
overeenkomstige toepassing.
Artikel 380
1. Als het akkoord overeenkomstig artikel 370 door de schuldenaar wordt voorbereid,
kan een voorziening als bedoeld in artikel 379 zijn de aanstelling van een observator.
Deze heeft tot taak toezicht te houden op de totstandkoming van het akkoord en daarbij
oog te hebben voor de belangen van de gezamenlijke schuldeisers.
2. Zodra duidelijk wordt dat het de schuldenaar niet zal lukken om overeenkomstig deze
afdeling een akkoord tot stand te brengen of dat de belangen van de gezamenlijke schuldeisers
worden geschaad, stelt de observator de rechtbank hiervan op de hoogte. De rechtbank
stelt in dat geval de observator en de schuldenaar op een door haar nader te bepalen
wijze en binnen een door haar te bepalen termijn in de gelegenheid een zienswijze
te geven en verbindt hieraan de gevolgen die zij geraden acht. Een dergelijke gevolgtrekking
kan zijn dat de rechtbank een herstructureringsdeskundige aanwijst als bedoeld in
artikel 371.
3. Wordt na de aanstelling van een observator een verzoek ingediend tot aanwijzing van
een herstructureringsdeskundige als bedoeld in artikel 371 en wijst de rechtbank dit
verzoek toe, dan trekt zij daarbij de aanstelling van de observator in.
4. Artikel 371, tweede lid, eerste, tweede en vijfde zin, en het vijfde tot en met veertiende
lid, is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 381
1. De schuldenaar of de herstructureringsdeskundige, bedoeld in artikel 371, zo die
is aangewezen, legt het akkoord gedurende een redelijke termijn die in ieder geval
niet korter is dan acht dagen, voor het plaatsvinden van de stemming voor aan de stemgerechtigde
schuldeisers en aandeelhouders of bericht hen hoe zij daarvan kennis kunnen nemen,
zodat zij hierover een geïnformeerd oordeel kunnen vormen.
2. De herstructureringsdeskundige kan het akkoord alleen met instemming van de schuldenaar
aan de stemgerechtigde schuldeisers en aandeelhouders voorleggen als:
a. de herstructureringsdeskundige is aangewezen op verzoek van één of meer schuldeisers
of de bij de door de schuldenaar gedreven onderneming ingestelde ondernemingsraad
of personeelsvertegenwoordiging, en
b. de schuldenaar of, als de schuldenaar een rechtspersoon is, de groep, bedoeld in artikel
24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, waartoe de schuldenaar behoort, een onderneming
drijft waar minder dan 250 personen werkzaam zijn en waarvan de jaaromzet in het voorgaande
boekjaar € 50 miljoen of het balanstotaal aan het eind van het voorgaande boekjaar
€ 43 miljoen niet overschreed.
Als de schuldenaar een rechtspersoon is, mogen de aandeelhouders het bestuur niet
op onredelijke wijze belemmeren instemming te verlenen.
3. Stemgerechtigd zijn schuldeisers en aandeelhouders van wie de rechten op basis van
het akkoord worden gewijzigd.
4. Biedt de schuldenaar of de herstructureringsdeskundige een akkoord aan dat mede betrekking
heeft op vorderingsrechten waarvoor geldt dat het economisch belang geheel of in overwegende
mate ligt bij een ander dan de schuldeiser en waardoor die ander zich in een positie
bevindt die, gegeven de omstandigheden van het geval, redelijkerwijs gelijkgesteld
moet worden met die van een schuldeiser als bedoeld in het derde lid, dan kan de schuldenaar
of de herstructureringsdeskundige deze ander in plaats van de schuldeiser uitnodigen
naar eigen inzicht over het akkoord te stemmen. In dat geval is het in deze afdeling
ten aanzien van de schuldeiser bepaalde van toepassing op de ander.
5. Biedt de schuldenaar of de herstructureringsdeskundige een akkoord aan dat mede betrekking
heeft op aandelen ten aanzien waarvan certificaten zijn uitgegeven, dan kan de schuldenaar
of de herstructureringsdeskundige, de certificaathouder, in plaats van de aandeelhouder,
uitnodigen om naar eigen inzicht over het akkoord te stemmen. In dat geval is het
in deze afdeling ten aanzien van de aandeelhouder bepaalde van toepassing op de certificaathouders.
Hetzelfde geldt voor vruchtgebruikers.
6. De stemming over het akkoord geschiedt per klasse van schuldeisers of aandeelhouders,
overeenkomstig de in artikel 375, eerste lid, onderdeel k, gegeven informatie, in
een fysieke of door middel van een elektronisch communicatiemiddel te houden vergadering
of schriftelijk.
7. Een klasse van schuldeisers heeft met het akkoord ingestemd als het besluit tot instemming
is genomen door een groep van schuldeisers die samen ten minste twee derden vertegenwoordigen
van het totale bedrag aan vorderingen behorend tot de schuldeisers die binnen die
klasse hun stem hebben uitgebracht.
8. Een klasse van aandeelhouders heeft met het akkoord ingestemd als het besluit tot
instemming is genomen door een groep van aandeelhouders die samen ten minste twee
derden vertegenwoordigen van het totale bedrag aan geplaatst kapitaal behorend tot
de aandeelhouders die binnen die klasse een stem hebben uitgebracht.
Artikel 382
1. De schuldenaar of de herstructureringsdeskundige, bedoeld in artikel 371, eerste
lid, zo die is aangewezen, stelt zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen zeven dagen
na de stemming een verslag op dat vermeldt:
a. de namen van de schuldeisers en aandeelhouders of, als dit niet mogelijk is, een verwijzing
naar één of meer categorieën van schuldeisers en aandeelhouders, die een stem hebben
uitgebracht en of zij zich daarbij voor of tegen het akkoord hebben uitgesproken,
alsmede de hoogte van het bedrag van hun vorderingen dan wel het nominale bedrag van
hun aandelen;
b. de uitslag van de stemming, en
c. of de schuldenaar of de herstructureringsdeskundige voornemens zijn een verzoek als
bedoeld in artikel 383, eerste lid, in te dienen, en indien dat het geval is, wat
verder rondom de stemming of, indien aan de orde, bij de vergadering waarin deze heeft
plaatsgevonden, is voorgevallen en relevant is in het kader van dat verzoek.
2. De schuldenaar of de herstructureringsdeskundige stelt de stemgerechtigde schuldeisers
en aandeelhouders onverwijld in staat van het verslag kennis te nemen. Wordt door
de schuldenaar of de herstructureringsdeskundige een verzoek gedaan als bedoeld in
artikel 383, eerste lid, dan deponeert hij het verslag ter griffie van de rechtbank.
Het verslag ligt aldaar ter kosteloze inzage van de stemgerechtigde schuldeisers en
aandeelhouders totdat de rechtbank heeft beslist op het verzoek, bedoeld in artikel
383, eerste lid.
§ 3. De homologatie van het akkoord
Artikel 383
1. Als ten minste één klasse van schuldeisers met het akkoord heeft ingestemd, kan de
schuldenaar of de herstructureringsdeskundige, bedoeld in artikel 371, zo die is aangewezen,
de rechtbank schriftelijk verzoeken om homologatie van het akkoord. Als het akkoord
een wijziging omvat van rechten van schuldeisers met een vordering die bij een vereffening
van het vermogen van de schuldenaar in faillissement naar verwachting geheel of tenminste
gedeeltelijk kan worden voldaan, dient die ene klasse, bedoeld in de vorige zin, te
bestaan uit schuldeisers die vallen binnen deze categorie schuldeisers.
2. De herstructureringsdeskundige kan alleen met instemming van de schuldenaar een homologatieverzoek
indienen als:
a. de herstructureringsdeskundige is aangewezen op verzoek van één of meer schuldeisers
of de bij de door de schuldenaar gedreven onderneming ingestelde ondernemingsraad
of personeelsvertegenwoordiging;
b. niet alle klassen met het akkoord hebben ingestemd, en
c. de schuldenaar of, als de schuldenaar een rechtspersoon is, de groep, bedoeld in artikel
24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, waartoe de schuldenaar behoort, een onderneming
drijft waar minder dan 250 personen werkzaam zijn en waarvan de jaaromzet in het voorgaande
boekjaar € 50 miljoen of het balanstotaal aan het eind van het voorgaande boekjaar
€ 43 miljoen niet overschreed.
Als de schuldenaar een rechtspersoon is, mogen de aandeelhouders het bestuur niet
op onredelijke wijze belemmeren instemming te verlenen.
3. Artikel 371, tweede lid, eerste, tweede en vijfde zin, is van overeenkomstige toepassing.
4. De rechtbank bepaalt zo spoedig mogelijk bij beschikking de zitting waarop zij de
homologatie behandelt. Heeft de schuldenaar een verzoek ingediend tot homologatie
van een akkoord waarmee niet alle klassen hebben ingestemd en heeft de rechtbank nog
geen herstructureringsdeskundige als bedoeld in artikel 371 aangewezen of een observator
als bedoeld in artikel 380 aangesteld, dan stelt de rechtbank bij dezelfde beschikking
alsnog een observator aan.
5. Van de beschikking, bedoeld in het vierde lid, geeft de schuldenaar of de herstructureringsdeskundige
onverwijld schriftelijk kennis aan de stemgerechtigde schuldeisers en aandeelhouders.
6. De zitting wordt ten minste acht en ten hoogste veertien dagen nadat het homologatieverzoek
is ingediend en het verslag, bedoeld in artikel 382, ter griffie ter inzage is gelegd,
gehouden.
7. Als de schuldenaar of de herstructureringsdeskundige de mogelijkheid wil gebruiken
om een overeenkomst overeenkomstig artikel 373, eerste lid, eenzijdig op te zeggen,
dan omvat het homologatieverzoek tevens een verzoek om toestemming voor die opzegging.
8. Tot aan de dag van de zitting, bedoeld in het vierde lid, kunnen stemgerechtigde
schuldeisers en aandeelhouders bij de rechtbank een met redenen omkleed schriftelijk
verzoek indienen tot afwijzing van het homologatieverzoek. Tot dat moment kan ook
de wederpartij bij de overeenkomst, bedoeld in het vorige lid, een met redenen omkleed
schriftelijk verzoek indienen tot afwijzing van het verzoek tot verlening van toestemming
voor de opzegging, bedoeld in dat lid.
9. Een schuldeiser, aandeelhouder of wederpartij als bedoeld in het vorige lid kan geen
beroep doen op een afwijzingsgrond, als hij niet binnen bekwame tijd nadat hij het
mogelijke bestaan van die afwijzingsgrond heeft ontdekt of redelijkerwijze had moeten
ontdekken, bij de schuldenaar of de herstructureringsdeskundige zo die is aangewezen,
terzake heeft geprotesteerd.
Artikel 384
1. Heeft de rechtbank rechtsmacht om het verzoek tot homologatie van het akkoord in
behandeling te nemen, dan geeft zij zo spoedig mogelijk haar met redenen omkleed vonnis
waarbij zij dit verzoek en, indien aan de orde, een verzoek om toestemming voor de
opzegging van een overeenkomst als bedoeld in artikel 383, zevende lid, toewijst,
tenzij zich één of meer van de afwijzingsgronden, bedoeld in het tweede tot en met
het vijfde lid, voordoet.
2. De rechtbank wijst een verzoek tot homologatie van het akkoord af als:
a. van een toestand als bedoeld in artikel 370, eerste lid, geen sprake is;
b. de schuldenaar of de herstructureringsdeskundige niet jegens alle stemgerechtigde
schuldeisers en aandeelhouders heeft voldaan aan de verplichtingen, bedoeld in de
artikelen 381, eerste lid, en 383, vijfde lid, tenzij de desbetreffende schuldeisers
en aandeelhouders verklaren het akkoord te aanvaarden;
c. het akkoord of de daaraan gehechte bescheiden niet alle in artikel 375 voorgeschreven
informatie omvatten, de klasseindeling niet voldoet aan de eisen van artikel 374 of
de procedure voor de stemming niet voldeed aan artikel 381, tenzij zodanig gebrek
redelijkerwijs niet tot een andere uitkomst van de stemming had kunnen leiden;
d. een schuldeiser of de aandeelhouder voor een ander bedrag tot de stemming over het
akkoord had moeten worden toegelaten, tenzij die beslissing niet tot een andere uitkomst
van de stemming had kunnen leiden;
e. de nakoming van het akkoord niet voldoende is gewaarborgd;
f. de schuldenaar in het kader van de uitvoering van het akkoord nieuwe financiering
aan wil gaan en de belangen van de gezamenlijke schuldeisers daardoor wezenlijk worden
geschaad;
g. het akkoord door bedrog, door begunstiging van één of meer stemgerechtigde schuldeisers
of aandeelhouders of met behulp van andere oneerlijke middelen tot stand is gekomen,
onverschillig of de schuldenaar dan wel een ander daartoe heeft meegewerkt;
h. het loon en de verschotten van de door de rechtbank ingevolge respectievelijk de artikelen
371, 378, vijfde lid, en 380 aangewezen of aangestelde herstructureringsdeskundige,
deskundige of observator niet zijn gestort of daarvoor geen zekerheid is gesteld,
of
i. er andere redenen zijn die zich tegen de homologatie verzetten.
3. Op verzoek van één of meer stemgerechtigde schuldeisers of aandeelhouders die zelf
niet met het akkoord hebben ingestemd of die ten onrechte niet tot de stemming zijn
toegelaten, kan de rechtbank een verzoek tot homologatie van een akkoord, afwijzen
als summierlijk blijkt dat deze schuldeisers of aandeelhouders op basis van het akkoord
slechter af zijn dan bij een vereffening van het vermogen van de schuldenaar in faillissement.
4. Op verzoek van één of meer stemgerechtigde schuldeisers of aandeelhouders die zelf
niet met het akkoord hebben ingestemd en zijn ingedeeld in een klasse die niet met
het akkoord heeft ingestemd of die ten onrechte niet tot de stemming zijn toegelaten
en in een klasse die niet met het akkoord heeft ingestemd hadden moeten worden ingedeeld,
wijst de rechtbank een verzoek tot homologatie van een akkoord waarmee niet alle klassen
hebben ingestemd, af als:
a. bij de verdeling van de waarde die met het akkoord wordt gerealiseerd ten nadele van
de klasse die niet heeft ingestemd wordt afgeweken van de rangorde bij verhaal op
het vermogen van de schuldenaar overeenkomstig Titel 10 van Boek 3 van het Burgerlijk
Wetboek, een andere wet of een daarop gebaseerde regeling, dan wel een contractuele
regeling, tenzij voor die afwijking een redelijke grond bestaat en de genoemde schuldeisers
of aandeelhouders daardoor niet in hun belang worden geschaad, of
b. de genoemde schuldeisers op basis van het akkoord niet het recht hebben om te kiezen
voor een uitkering in geld ter hoogte van het bedrag dat zij bij een vereffening van
het vermogen van de schuldenaar in faillissement naar verwachting aan betaling in
geld zouden ontvangen.
5. Op verzoek van de wederpartij bij de overeenkomst wijst de rechtbank het verzoek
om toestemming voor de opzegging van een overeenkomst, bedoeld in artikel 383, zevende
lid, af op de grond bedoeld in het tweede lid, onder a.
6. Artikel 378, vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing.
7. De rechtbank beslist niet als bedoeld in het eerste lid dan nadat zij de schuldenaar,
de herstructureringsdeskundige zo die is aangewezen, de observator, bedoeld in artikel
380, zo die is aangesteld, en de stemgerechtigde schuldeisers of aandeelhouders, dan
wel de wederpartij, zo die een verzoek tot afwijzing van het verzoek tot homologatie
van het akkoord of tot verlening van toestemming voor de opzegging van de overeenkomst
als bedoeld in artikel 383, achtste lid, hebben ingediend, op een door haar nader
te bepalen wijze in de gelegenheid heeft gesteld een zienswijze te geven.
8. Artikel 371, veertiende lid, is van overeenkomstige toepassing.
§ 4. De gevolgen van de homologatie van het akkoord
Artikel 385
Het gehomologeerde akkoord is verbindend voor de schuldenaar en voor alle stemgerechtigde
schuldeisers en aandeelhouders. Heeft niet de schuldeiser of aandeelhouder, maar ingevolge
artikel 381, vierde of vijfde lid, een ander over het akkoord gestemd, dan is het
akkoord desalniettemin verbindend voor de schuldeiser of aandeelhouder.
Artikel 386
Het vonnis van homologatie levert ten behoeve van de stemgerechtigde schuldeisers
met niet door de schuldenaar betwiste vorderingen een voor tenuitvoerlegging vatbare
titel op tegen de schuldenaar en tegen de tot het akkoord als borgen toegetreden personen,
voor zover de schuldeisers op basis van het akkoord een vordering krijgen tot betaling
van een geldsom.
Artikel 387
1. De schuldenaar is in verzuim bij iedere tekortkoming in de nakoming van het akkoord
en is verplicht de schade die de stemgerechtigde schuldeisers of aandeelhouders daardoor
lijden te vergoeden, tenzij de tekortkoming hem niet kan worden toegerekend. Artikel
75 en afdeling 10 van Titel 1 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek zijn van overeenkomstige
toepassing.
2. In het akkoord kan de ontbinding van het akkoord worden uitgesloten. Als het akkoord
hiertoe geen bepaling omvat, is artikel 165 van overeenkomstige toepassing.
G
Aan het slot van artikel 362, tweede lid, wordt toegevoegd «, met uitzondering van
de artikelen 262 en 269 van dat wetboek voor zover het verzoeken betreft die op basis
van de tweede afdeling van titel IV worden ingediend in het kader van een besloten
akkoordprocedure buiten faillissement of een openbare akkoordprocedure buiten faillissement».
ARTIKEL II
In de Wet griffierechten burgerlijke zaken wordt een nieuw artikel 19a ingevoegd,
luidende:
Artikel 19a
1. Voor de indiening van verzoeken als bedoeld in de artikelen 42a, 371, eerste lid,
376, eerste lid, 377, derde lid, 378, eerste lid, 379, eerste lid, en 383, zevende
lid, van de Faillissementswet wordt van de verzoeker het griffierecht geheven bij
de rechtbank voor andere zaken dan kantonzaken met betrekking tot een vordering van
onbepaalde waarde op basis van de tabel die als bijlage bij deze wet is gevoegd.
2. Voor de indiening van een verzoek tot homologatie van een akkoord als bedoeld in
artikel 383, eerste lid, van de Faillissementswet wordt van de verzoeker het griffierecht
geheven bij de rechtbank voor andere zaken dan kantonzaken met betrekking tot een
vordering, dan wel een verzoek met een beloop van meer dan € 100.000 op basis van
de tabel die als bijlage bij deze wet is gevoegd.
3. Voor de indiening van een verzoek tot afwijzing van het verzoek tot homologatie van
het akkoord als bedoeld in artikel 383, achtste lid, van de Faillissementswet wordt
van een stemgerechtigde schuldeiser of aandeelhouder het griffierecht geheven bij
de rechtbank voor andere zaken dan kantonzaken op basis van de tabel die als bijlage
bij deze wet is gevoegd. De hoogte van het griffierecht wordt bepaald aan de hand
van het bedrag van hun vordering of het nominale bedrag van hun aandeel.
4. Bij de toepassing van het eerste en het tweede lid geldt, dat als het verzoek wordt
gedaan door een herstructureringsdeskundige, het griffierecht wordt geheven van de
schuldenaar.
ARTIKEL III
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat
voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
ARTIKEL IV
Deze wet wordt aangehaald als: Wet homologatie onderhands akkoord.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries,
autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering
de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister voor Rechtsbescherming,
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.