Verslag van een algemeen overleg : Verslag van een algemeen overleg, gehouden op 26 juni 2019, over Bestuursovereenkomst Friese taal en cultuur (BFTK)
35 000 VII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2019
Nr. 106 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG
Vastgesteld 24 juli 2019
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heeft op 26 juni 2019 overleg gevoerd met
mevrouw Ollongren, Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, over:
– de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 21 juni
2019 inzake zesde rapportage inzake het Europees Handvest voor regionale talen en
talen van minderheden van de Raad van Europa (Kamerstuk 35 000 VII, nr. 99);
– de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 25 april
2019 inzake eindadvies DINGtiid Bestuursafspraak Friese taal en cultuur 2019–2023
(Kamerstuk 35 000 VII, nr. 95);
– de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 31 januari
2019 inzake reactie op verzoek commissie inzake alternatieve bestuursovereenkomst
Friese taal en cultuur (BFTK) door RfdFB (Kamerstuk 35 000 VII, nr. 87);
– de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 21 december
2018 inzake stand van zaken erkende talen Fries en Nedersaksisch (Kamerstuk 35 000 VII, nr. 83).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie, Ziengs
De griffier van de commissie, Roovers
Voorzitter: Van der Molen
Griffier: Hendrickx
Aanwezig zijn vijf leden der Kamer, te weten: Den Boer, Futselaar, Van der Molen,
Özütok en Aukje de Vries,
en mevrouw Ollongren, Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Aanvang 11.02 uur.
De voorzitter:
Goedemorgen. Van harte welkom bij dit algemeen overleg van de commissie voor Binnenlandse
Zaken over de bestuursovereenkomst Friese taal en cultuur. Een bijzonder hartelijk
welkom aan de mensen op de publieke tribune. Het komt niet zo vaak voor, zeg ik maar
heel eerlijk, dat er bij een commissievergadering van Binnenlandse Zaken extra stoelen
voor de tafel van de pers neergezet moeten worden om iedereen op de publieke tribune
een plek te kunnen geven. Van harte welkom. Fijn dat u er bent en dat u interesse
heeft voor dit onderwerp.
Dit algemeen overleg duurt tot maximaal 13.00 uur. Dan moeten we ook echt met z'n
allen uit deze zaal zijn, omdat hier dan weer een nieuwe groep in komt om een andere
vergadering te beginnen. Dat betekent dat we twee uur de tijd hebben voor dit overleg
met de Minister. Ook een hartelijk welkom aan de Minister van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties en haar ambtelijke ondersteuning. Een hartelijk welkom aan de
leden van de Tweede Kamer: mevrouw Özütok namens GroenLinks, de heer Futselaar namens
de SP – hij is geen lid van deze commissie, maar zal wel namens de SP het woord voeren –
mevrouw Den Boer namens D66, mevrouw De Vries namens de VVD en ik had mijzelf al voorgesteld
en ik zal ook de bijdrage namens het CDA verzorgen. Voordat ik daaraan begin, zal
ik mevrouw Den Boer vragen om het voorzitterschap even van mij over te nemen.
We hebben een algemeen overleg van twee uur, dat betekent dat wij per persoon vier
minuten spreektijd hebben. Ik zal daar een beetje ruimhartig mee omspringen, als u
mij echt belooft dat u mij ook gaat helpen om het allemaal voor 13.00 uur klaar te
krijgen. Dat betekent ook dat ik twee interrupties toesta in tweeën. Mocht u dus de
behoefte hebben om uw collega's te interrumperen, doe dat dan.
Voor de mensen op de publieke tribune: de Kamerleden kunnen in hun eerste ronde een
inbreng leveren en vragen stellen aan de Minister. De Minister antwoordt daar dan
op. Vervolgens hebben we een tweede termijn voor nabranders, en het is mogelijk dat
dit algemeen overleg aanleiding geeft om nog een debat in de grote zaal te gaan voeren.
Dat zal dan op een later moment zijn, maar dat concluderen we dan aan het eind van
dit overleg.
Tot zover de spelregels. Dan zou ik het woord willen geven aan mevrouw De Vries namens
de VVD.
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Ik begin toch met iets korts in het Fries. Ik hoop dat de
Minister dat kan verstaan. Ús taal, ús flage, ús folksliet, ús betinkingen binne gjin
symboalyske saken út it ferline, mar tekens fan trots, frijheden, rjochten en plichten
fan ús lân. Dat staat in het regeerakkoord over Nederland en ik denk dat het ook voor
het Fries, de Friese taal en de provincie Fryslân geldt. Ik denk dat alle Friezen
trots zijn op hun taal en het is dan ook belangrijk dat we die tweede officiële rijkstaal
blijven behouden. Het is belangrijk dat we daar mensen voor enthousiasmeren, dat we
stimuleren, maar ook faciliteren.
Dan kom ik bij het eerste punt, dat ook al aangestipt is tijdens de aanbieding van
de petitie die we zonet hebben gehad, namelijk het onderwijs. De Raad van Europa is
daar heel kritisch over in de zesde voortgangsrapportage. Wat wij wel belangrijk vinden,
is dat er een versnelling gaat plaatsvinden. We zien dat de provincie Friesland al
heel veel ontheffingen afgeeft en we zijn ook wel benieuwd wat ervoor nodig is om
te zorgen dat dat in de toekomst minder gaat gebeuren. We denken namelijk dat het
belangrijk is dat op de scholen gewoon ook Fries geleerd wordt.
Dan kom ik bij het toezicht. Daar zijn ook veel vragen over. Wat doet de onderwijsinspectie
nou eigenlijk bij het toezicht op het onderwijs in de Friese taal? Daar wordt ook
wat heen en weer gewezen. Ik vind dat altijd jammer, en ik zou graag van de Minister
willen weten welke oplossingen zij ziet om samen met de provincie Friesland en de
onderwijsinspectie vanuit BZK te kijken hoe we dat kunnen verbeteren, zodat er beter
toezicht is op de Friese taal in het onderwijs.
Een ander belangrijk punt dat ook de Raad van Europa aanstipt, is de rechtspraak en
het gebruik van de Friese taal daarin. Wij zien dat de Minister in een reactie in
de Leeuwarder Courant in ieder geval wijst naar de provincie Fryslân en ik vind dat
wel wat jammer, want ik denk dat het eigenlijk een gezamenlijke verantwoordelijkheid
van de provincie en van het Ministerie van BZK zou moeten zijn om toch te kijken of
er praktische oplossingen gevonden kunnen worden. Uiteindelijk is Kneppelfreed niet
voor niets geweest. Ik hoop dat de Minister weet wat Kneppelfreed was, anders kan
ik het straks altijd nog toelichten.
Een laatste belangrijke punt voor ons... Nee, ik heb nog twee punten. We hebben zonet
de petitie van Sis Tsiis aangeboden gekregen over de zichtbaarheid van het Fries in
de omgeving, in de samenleving. Een van de voorbeelden daarvan was op het politie-uniform.
Ik ben wel benieuwd naar de reactie van de Minister, hoe zij daarnaar kijkt en hoe
we misschien ook wel op andere manieren het Fries meer zichtbaar kunnen maken in de
omgeving.
Mijn laatste punt is de zorg. We zien dat heel veel mensen als ze ouder worden, toch
veel vaker en sneller terugvallen op de Friese taal, de eerste taal die ze hebben
geleerd. Dat zie je bijvoorbeeld ook bij mensen met dementie. Ik vind het belangrijk
dat daar aandacht voor is. De provincie heeft daar wel een project voor, maar we zijn
ook wel benieuwd hoe het ministerie ertegen aankijkt en hoe we verder zouden kunnen
stimuleren dat er in de zorg, zeker ook voor ouderen, voldoende Friese taal gebruikt
wordt.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw De Vries. Ruim binnen de vier minuten. Dan geef ik nu het woord
aan mevrouw Den Boer namens D66.
Mevrouw Den Boer (D66):
Dank u wel, voorzitter. Met de geweldige Elfstedenzwemtocht nog vers in het geheugen
bespreken we vandaag de Friese taal en cultuur. De komende eeuw dreigen wereldwijd
meer dan 6.000 van de 7.000 talen te verdwijnen, en dat terwijl taal een ontzettend
belangrijk onderdeel is van iemands identiteit. Een gemeenschappelijke taal geeft
het gevoel van verbondenheid en eigenheid. Verschillende regio's in Nederland zetten
zich dan ook in voor het behoud van hun taal, denk daarbij aan het convenant erkenning
Nedersaksische taal of het convenant over de Limburgse taal dat we deze zomer kunnen
verwachten. Daarnaast snap ik ook heel goed dat de Friezen alles op alles zetten om
ervoor te zorgen dat het Fries niet een van die 6.000 wegkwijnende talen wordt.
D66 vindt het dan ook goed om te zien dat de Minister zich daarvoor inzet. De bestuursovereenkomst
die in dit debat aan de orde is, toont hoge ambities als het aankomt op het waarborgen
van de Friese taal en cultuur. Mijn complimenten daarvoor. Ik heb nog wel vragen over
de concrete uitwerking van de ambities. De kern van mijn betoog is: het streven van
de Minister is goed, maar het is wel van belang dat bijvoorbeeld scholen en gemeenten
met deze afspraken uit de voeten kunnen. Het onderwijs speelt natuurlijk een grote
rol bij het in stand houden van de Friese taal. De expertencommissie van de Raad van
Europa vindt dat er te weinig Fries wordt gegeven op Friese scholen, een zorg die
ook onder de Friezen zelf leeft. Veel scholen krijgen een ontheffing voor het vak
Fries, omdat ze niet aan bepaalde kerndoelen voldoen. Heeft de Minister zicht op de
redenen waarom die kerndoelen door scholen niet worden gehaald? Hoeveel scholen betreft
dit eigenlijk? Het streven is dat in 2030 alle Friese scholen aan de kerndoelen voldoen;
dat betekent geen ontheffingen meer. Dat lijkt me een hele opgave, zeker voor de kleine
scholen in de regio. Heeft de Minister zelf met de scholen gesproken? Hoe kijken zij
aan tegen dit streven? En op welke manier worden scholen gestimuleerd om deze kerndoelen
te halen?
Voorzitter. Een taal leeft pas als die in het dagelijks leven ook als voertaal wordt
gebruikt. Zichtbaarheid in de openbare ruimte is daarbij essentieel. Daarbij is een
belangrijke rol weggelegd voor de provincie. Het is aan de provincie om gemeenten
en bestuursorganen te stimuleren, een actief taalbeleid te voeren. Wat is daarin de
stand van zaken? Doen veel gemeenten dit al? Is er met Friese gemeenten gesproken
over dit proces? Moeten alle bestuursorganen in de provincie een actief taalbeleid
voeren, of wordt er juist onderscheid gemaakt?
Voorzitter. Dan de rechtspraak. Duidelijk beleid op het gebied van Fries in de rechtspraak
lijkt al een tijdje te ontbreken. Concrete afspraken moeten nog volgen uit overleg
tussen de provincie en de rechtspraak. Wat is daarin de voortgang, zo vraag ik aan
de Minister. Zijn er in dit kader al overleggen geweest? Zou de Minister iets voelen
voor de aanbeveling van het Mercator Europees Kenniscentrum, namelijk dat er onderzoek
moet komen om het gebruik van de Friese taal binnen de rechtspraak in kaart te brengen?
Tot slot stel ik aan de Minister simpelweg de vraag wat zij vindt van het European
Citizens Initiative voor het Minority SafePack, om ervoor te zorgen dat onder andere
ook de Friese taal en cultuur behouden blijven.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Den Boer. Dan geef ik nu het woord aan de heer Futselaar namens
de SP.
De heer Futselaar (SP):
Dank u, voorzitter. Ik voer het woord namens de SP met enige terughoudendheid, omdat
het als Nedersaksische jongen uit Groningen toch een beetje voelt alsof je in het
hol van de leeuw zit. Maar serieus, taal, cultuur en identiteit zijn in de praktijk
met elkaar verstrengeld. Zonder taal als drager hebben cultuur en identiteit het in
de praktijk vaak moeilijk. Daarom is de toekomst van de Friese taal ook belangrijk,
niet alleen voor de taal als communicatiemiddel, maar ook omdat het feitelijk gaat
om de Friese cultuur en de Friese identiteit in de toekomst.
Met betrekking tot het bestuursakkoord, dat in grote lijnen goed nieuws is, hebben
we een aantal puntjes. Er is net al vrij veel gezegd over onderwijs en de ontheffingen.
Mijn fractie maakt zich daar ook zorgen om, vooral over het waarom. Is het een kwestie
van onwil hier en daar? Is het een kwestie van het niet georganiseerd krijgen? Waarom
blijft deze situatie voortgaan? Ik wil ook een punt maken over de Fryske Akademy.
Die verkeert in zwaar weer, financieel sowieso. Tegelijkertijd is in de bestuursovereenkomst
de omschrijving over de toekomst wat onhelder. Ik citeer: «De aard van de verbinding
tussen de Fryske Akademy en de KNAW» – de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen,
zeg ik daar even bij – «wordt door henzelf in onderling overleg bepaald». En verderop:
«Veranderingen in de aard van de verbinding vinden in de zomer van 2019» – dat is
dus nu – «plaats door de KNAW en Fryske Akademy, in overeenstemming met de Minister
van OCW en de provincie Fryslân». Het is mij niet helemaal duidelijk wat dat betekent.
Betekent dit een wijziging, dus dat de Fryske Akademy geen deel meer uitmaakt van
de instituten en onderzoeksorganisaties van de KNAW? Dat is in het verleden expliciet
vastgelegd. Als de Fryske Akademy er geen deel meer van uitmaakt, waarom is hier dan
voor gekozen? Als het niet zo is, wat betekenen die zinnen dan precies? Het zogenaamde
gatewayonderzoek wordt meegenomen, maar het gatewayonderzoek is nog niet voor de buitenwereld
bekend. Wij vinden het een wat verontrustende passage.
Daar komt bij dat de toekomst financieel onzeker is. De provincie Fryslân en de KNAW
verwachten op dit moment dat de Akademy haar tekorten, ik geloof van meer dan 3 ton,
opvangt door in te teren op de financiële reserves. Dat kan misschien even, maar dat
is natuurlijk geen langetermijnoplossing; het is niet houdbaar. Er moet dus linksom
of rechtsom geld bij. Of moet er worden ingekrompen? Dat is natuurlijk niet alleen
aan de Minister, maar ook aan de provincie. Is daar toch iets van een visie op? We
hebben het hier wel over een sleutelspeler als het gaat om wetenschappelijk en cultureel
onderzoek in de regio. Het is onwenselijk om die toekomst lang ongewis te laten.
Voorzitter. Over de rechtspraak is al eerder wat gezegd. Dat is toch een beetje teleurstellend.
Ik begrijp dat rechtbanken onafhankelijk zijn en dat je daar beperkt invloed op hebt
als het gaat om de gewenste vanzelfsprekendheid van het Fries. Maar het wordt nu alleen
bij de provincie gelegd. Ik vraag me af of de provincie an sich afdoende een positie
heeft om daar met rechtbanken op een gelijkwaardige manier over in gesprek te gaan.
Het kabinet heeft een wat stevigere positie. En wat als er geen animo blijkt? De stip
op de horizon is dat in 2030 Fries in de rechtspraak vanzelfsprekend is. Waar willen
we dan in 2025 al staan? Wat doen we als er dan geen vooruitgang is? Moet de Minister
dan toch niet op een gegeven moment zeggen: ik ga mij hiermee bemoeien?
Mijn laatste punt, voorzitter, is de leerstoel Friese taal en cultuur aan de universiteit
van Grins. De bestuursafspraken voor de financiering vanuit het Rijk lopen af in 2022.
Dan eindigt de rijksbijdrage dus in principe. Dat is toevallig ook het jaar waarin
de ergste bezuinigingen op onder andere letterenopleidingen plaatsvinden, aan de hand
van de commissie-Van Rijn, waarover wij maandag gaan spreken. Op het moment dat de
rijksbijdrage wegvalt, dreigen er dus ook extra kortingen voor de geesteswetenschappen,
voor de letteren. Ik kan mij voorstellen dat met name de kleinste opleidingen en de
kleinste onderzoeksplekken het meeste onder druk komen te staan. Ik vraag mij af:
hoe kunnen we het voortbestaan van die leerstoel op de wat langere termijn garanderen?
Is daar binnen het kabinet over nagedacht?
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Futselaar. Dan geef ik het woord aan mevrouw Özütok namens GroenLinks.
Mevrouw Özütok (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Vandaag spreken we over de Friese taal en cultuur. Taal en
cultuur zijn nauw verbonden met elkaar. Als tweetalige is mijn ervaring dat je continu
ergens in je hoofd tussen twee talen schakelt en vertaalt. Voor jezelf, en soms ook
voor een ander. Dat begreep mijn schoonmoeder, een Friezin, die voorzitter was van
de plaatselijke plattelandsvrouwen en zich hard maakte voor een levendige Friese taal,
als geen ander. Wij klaagden weleens bij elkaar, omdat we er last van hadden dat we
de bedoeling van wat we wilden in de andere taal naar ons eigen gevoel niet heel goed
konden weergeven. Die worsteling snap ik dus. Als je een andere moedertaal hebt, maak
je dat iedere keer mee. Dat verbindt mij met dit onderwerp.
Het is belangrijk dat de overheid het gebruik van het Fries en andere regionale talen
zo veel mogelijk faciliteert. Wij willen vandaag een aantal punten bespreken met de
Minister. Allereerst deelt GroenLinks de zorg dat de doelstellingen uit de bestuursovereenkomst
Friese taal en cultuur soms erg algemeen zijn en dat daardoor achteraf lastig is vast
te stellen of de doelen daadwerkelijk gehaald zijn. Hoe gaat de Minister ervoor zorgen
dat we over vier jaar goed kunnen beoordelen welke doelen wel en niet gehaald zijn?
En hoe zit het met de regiefunctie van de provincie Friesland? Wordt de provincie
daartoe ook goed gefaciliteerd?
In artikel 3.1 van de bestuursovereenkomst lezen we dat vanwege de staatsrechtelijke
positie van de rechtspraak er in deze overeenkomst geen afspraken gemaakt kunnen worden
over het gebruik van de Friese taal in de rechtspraak, en dat de provincie Friesland
hier met de rechtbank en het gerechtshof nadere afspraken over moet maken. Dit bevreemdt
ons enigszins. We begrijpen de staatsrechtelijke positie van de rechtspraak, maar
als we willen dat het Fries een volwaardige taal is, dan moet ook in de rechtszaal
het Fries onverkort gesproken kunnen worden. Juist wanneer mensen voor een rechter
verschijnen, is het van belang om ze in hun eigen, vertrouwde taal te kunnen laten
communiceren. Het is dan ook juist aan de rijksoverheid om zich hiervoor in te spannen
als gesprekspartner van de rechtspraak. Het is vreemd dat de provincie dit maar moet
bespreken. Graag een nadere toelichting van de Minister op dit punt. Graag ook een
bevestiging van het belang van de mogelijkheid om in het Fries te procederen. In het
verlengde hiervan: hoe zit het eigenlijk met het gebruik van het Fries bij de Hoge
Raad en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State?
Voorzitter. Ik wil overgaan tot het onderwijs. Bij de behandeling van de wetgeving
over het Frysk, is veel aandacht geweest voor het onderwijs. De inspectie moest op
orde. Er moest veel geïnvesteerd worden in de pabo's om leraren op te leiden om les
te kunnen geven in het Frysk. Ik verzoek de Minister om in overleg met de provincie
inzicht te verstrekken in de stand van zaken hiervan. Er is naar onze waarneming weinig
concrete voortgang geboekt. Er zijn bijvoorbeeld maar weinig leerkrachten met voldoende
kennis van de Friese taal. De aantekening Frysk krijgen pabostudenten wanneer ze voldoende
lessen hebben bijgewoond. Of ze daar ook wat van hebben opgestoken, wordt niet getoetst.
80% van de kinderen in Friesland verlaat de basisschool zonder basale schrijf- en
leesvaardigheid in de Friese taal. Kan de Minister ingaan op hoe het daarmee staat?
En zijn er betrouwbare cijfers over de kennis van het Fries onder basisschoolkinderen?
Voor het voortbestaan van een taal is het van groot belang dat kinderen de taal actief
leren spreken. Wij krijgen zorgelijke signalen over het gebrek aan Fries in de kinderopvang.
Door de vercommercialisering van de kinderopvang is er steeds minder aandacht voor
meertaligheid, terwijl het daar juist belangrijk kan zijn. Graag een reactie van de
Minister.
Een ander punt van zorg is het op langere termijn voortbestaan van de opleiding Fries
aan de Rijksuniversiteit Groningen. Om deze studie een steviger basis te geven, zou
het goed zijn om nu alvast de intentie uit te spreken dat deze opleiding ook na 2023
voort kan blijven bestaan.
Voorzitter. Hoe staat het nu met de Fryske Akademy? Andere woordvoerders hebben daar
ook over gesproken. Deze organisatie zit nu al een tijdje in zwaar weer. Kan de Minister
ons de actuele stand van zaken rondom deze organisatie geven?
Voorzitter. Vanuit Friesland horen we dat er belang wordt gehecht aan het stimuleren
van de zichtbaarheid van de Friese taal, bijvoorbeeld op auto's en uniformen van de
politie, en bij andere overheidsorganisaties. Minderheidstalen overleven immers alleen
wanneer er ook voldoende publieke status is voor de taal. Het Fries is nu in het openbare
leven nauwelijks zichtbaar. Juist overheidsinstanties kunnen bijdragen aan praktische
vormen van statusverhoging door publieke zichtbaarheid.
Voorzitter, tot slot. Mijn fractie zou het goed vinden als er een evaluatie van het
Europees Handvest voor regionale talen of talen van minderheden en het verdrag komt.
Waar staan we als Nederland? Doet de rijksoverheid genoeg? De EU wil minderheidstalen
actief beschermen. Nederland steunt dit beleid; tenminste, wel op papier. Maar hoe
serieus neemt men het in de praktijk? Kan de Minister zo'n evaluatie aan ons toezeggen?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dan u wel, mevrouw Özütok. Ik zag een aantal mensen opkijken toen een bel afging in
de zaal. Die bel is vooral bedoeld zodat wij met elkaar weten wat er in de grote zaal
gebeurt. Deze was voor een schorsing. Kijk dus niet vreemd op als de bel nog een keer
gaat. Als de bel heel lang gaat, moeten wij naar de grote zaal om te gaan stemmen,
maar wij hebben geen reden om aan te nemen dat dit vanochtend nodig is. Dit even ter
verduidelijking.
Voorzitter: Den Boer
De voorzitter:
Aan mij als lid van de commissie voor Binnenlandse Zaken de eer om het voorzitterschap
zeer tijdelijk over te nemen. Ik wil de heer Van der Molen van het CDA graag de gelegenheid
geven om zijn bijdrage te leveren.
De heer Van der Molen (CDA):
Dat is bijzonder aardig van u.
Foarsitter. Taal rekket de identiteit fan minsken. Foar in grut part fan de ynwenners
fan Fryslân is dat 't Frysk. Ik las vorige week in de Leeuwarder Courant dat de Tweede
Kamer niet meer beschikt over iemand die het Fries kan vertalen, dus ik doe het nu
maar gewoon even zelf: «Taal raakt de identiteit van mensen. Voor een groot deel van
de inwoners van Fryslân is dat het Fries.» Dat was op zich niet zo heel moeilijk.
Volgens mij had de Minister het in de eerste zin al meteen door.
Voorzitter. In de zesde rapportage die we hebben gekregen over de toestand van het
Fries en het Europees Handvest voor regionale talen of talen van minderheden lezen
we, als we naar de cijfers kijken, dat het op zich goed zou moeten gaan met het Fries.
Het gevoel in Friesland is echt wel anders. Voor het eerst in lange tijd gaan mensen
de straat op, ook vandaag weer, om te protesteren tegen hoe het gaat, of in ieder
geval om iedereen te laten weten hoe het beter moet. Namens het CDA wil ik mij daar
vandaag graag bij aansluiten. De stelling die ik betrek, is dat het niet alleen een
verantwoordelijkheid is van lokale gemeenten en ook niet alleen van de provincie,
maar dat als rechtsopvolger de handtekening van de Minister onder de Europese afspraak
staat en dat het dus ook een zorg en een verantwoordelijkheid van de Minister is om
er iets aan bij te dragen.
Voorzitter. In Friesland wordt positief over de betrokkenheid van de Minister gesproken,
maar er zijn ook kritische kanttekeningen bij de inhoud van de bestuursovereenkomst.
Ik heb er nog een aantal opmerkingen over. De eerste is dat in de bestuursovereenkomst
Friese taal en cultuur nog altijd het hoofdstuk over de rechtspraak ontbreekt. Het
is een beetje p.m., zo van: daar gaan we nog iets voor opschrijven. Hoelang moeten
we daar nog op wachten? Het wordt tijd dat dit wordt ingevuld. Als we dat gaan invullen,
is het van belang dat er echt aandacht komt voor het gebruik van Fries tijdens rechtszaken.
Steeds meer «Friese rechtszaken» gaan naar andere steden als Assen, Groningen, Zwolle
en Almelo. Er is daar niets aan de hand met de inhoud, maar dan wordt het wel een
beetje een papieren werkelijkheid dat je tegen de rechter je verklaring in het Fries
mag afleggen. Ik zou graag een reactie van de Minister willen op die situatie.
Voorzitter. De Nederlandse overheid dient het Friese onderwijs te verbeteren. Dat
is ook een taak van de provincie. Op dat punt hebben collega's al een paar zaken genoemd.
Ik wil heel graag inzoomen op de inspectie. De provincie mag veel. Die mag doelen
stellen en ontheffingen afgeven, maar die mag geen toezicht houden, want dat is aan
de onderwijsinspectie. Het CDA is van mening dat de provincie in dit geval ook over
de inspectie op het onderwijs zou moeten gaan. Dat zou wat ons betreft het uitgangspunt
moeten zijn. Daarover zijn nadere afspraken nodig. Al jaren is dit een discussie.
Als ik de Minister van Onderwijs vraag of hij het een goed idee vindt dat de provincie
samen met de onderwijsinspectie de inspectie vormgeeft, zegt hij nee. Ik ken de Minister
van Binnenlandse Zaken als veel meer bereid om eens even over de grenzen heen te bekijken
welke overheid welke bevoegdheid heeft. Sterker nog, de Minister heeft daar sterke
opvattingen over. Ik stel die vraag dus ook maar gewoon even aan de Minister van Binnenlandse
Zaken. Vindt u ook niet dat, als we het Fries op school waar willen maken, de provincie
samen met het Rijk de inspectie daarop mogelijk zou moeten kunnen maken? En bent u,
wat wel van belang is, bereid om daarover het gesprek aan te gaan?
Voorzitter. Er wordt behoorlijk geïnvesteerd in de opleiding van docenten, in de jongens
en meiden die voor de klas willen staan in Friesland en die het Fries ook goed moeten
beheersen. Er is nog niet veel duidelijk over wat de kwaliteit is als zij uitstromen.
Is de Minister bereid om daar nader onderzoek naar te doen? Zo weten we precies dat
de mensen die onze jongeren de Friese taal moeten aanleren van voldoende kwaliteit
zijn en dat goed kunnen doen.
Ik sluit me aan bij de vragen over de Fryske Akademy. In het verleden is de Fryske
Akademy altijd ter discussie gesteld bij de KNAW. Het is een beetje een vreemde eend
in de bijt, maar zo kennen we er wel meer. De bestendige lijn van de rijksoverheid
en van voorgaande ministers was: kom niet aan de Fryske Akademy, die er gewoon bij
hoort, ook al heeft ze een heel bijzondere taak. Ik zou graag van de Minister willen
weten of dat nog altijd de opvatting van de rijksoverheid is. Dat hopen wij als CDA
wel.
Voorzitter. Dan nog een paar praktische, kleinere zaken die ik toch aan de orde wilde
stellen. De Minister heeft een adviesraad, DINGtiid. Die adviseert niet alleen de
provincie, maar ook de Minister, over het Fries en het Friese taalbeleid. Deze raad
krijgt daar een bijdrage voor, van de provincie, maar ook van het Rijk. De provincie
is heel ruimhartig en zegt: als er inflatie is, berekenen we dat gewoon door en groeit
uw bedrag mee. Het Rijk doet dat niet. Het gaat niet over spectaculaire bedragen,
maar als je dat budget op peil wil houden, vind ik het passend dat je het een beetje
laat meegroeien. Wil de Minister daar positief naar kijken, nu ze toch bezig is om
de begroting voor volgend jaar te maken?
Voorzitter. Dan nog een punt over de Friese media. Omrop Fryslân mag op basis van
de vertegenwoordiging van de Friese taal ook op NPO2 documentaires uitzenden. Dat
zijn vaak goede documentaires. Alleen heeft de NPO vorig jaar bedacht dat ook op dat
budget geen indexatie plaatsvindt. Dat betekent voor een regionale omroep al gauw
een inkomstenderving van € 50.000 per jaar. Dat telt snel op, kan ik u vertellen.
€ 50.000 is toch 1 fte die je niet kunt inzetten. Vanwege het belang van de Friese
taal zou ik de Minister willen vragen of zij bereid is om het daarover te hebben met
de NPO voor de komende jaren, want ook dat budget moet op peil blijven als het Rijk
serieus werk wil maken van het Fries in de media.
Voorzitter. Ik heb nog een laatste punt, aansluitend bij de opmerkingen die andere
collega's hebben gemaakt: de zichtbaarheid van het Fries. In de hoek van deze zaal
staat het Friese politie-uniform. Dat is ons vanochtend aangeboden. Maar op nog veel
meer terreinen en vestigingsplekken zou de rijksoverheid iets kunnen doen aan de aanwezigheid
van de Friese taal, bijvoorbeeld in het tekstgebruik en bij het plaatsen van borden.
Dat hoeft dan alleen maar in Friesland, maar daar is het juist zo nodig. Want inderdaad,
zoals mevrouw Özütok zei: als de overheid laat zien dat ze belang hecht aan het Fries,
laat dan anderen zien dat het echt belangrijk is. Op het moment dat het niet zichtbaar
is, zeg je eigenlijk: het is niet belangrijk genoeg om te laten zien. Kan de Minister
de Kamer nader informeren over hoe zij op al die plekken waar de rijksoverheid aantreedt
in Fryslân de Friese taal zichtbaar kan hanteren?
Voorzitter, dat was mijn laatste vraag aan de Minister.
De voorzitter:
Bedankt voor uw bijdrage, meneer Van der Molen.
Voorzitter: Van der Molen
De voorzitter:
Hartelijk dank. De Minister heeft tien minuten van onze tijd nodig om haar beantwoording
voor te bereiden. Die gunnen we haar graag. Ze zei al meteen: als het goed is. Ik
vind dat prima.
De vergadering wordt van 11.29 uur tot 11.40 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik kijk even de gedeputeerde aan die op het midden van de publieke tribune zit of
zij... Maar ik weet dat als zij gaat schreeuwen... Laten wij dat maar niet doen. Als
je uit Makkum komt, dan kun je dat heel goed. Oóh, ik heb na deze vergadering weer
iets goed te maken, merk ik.
Ik geef het woord aan de Minister voor de beantwoording van de gestelde vragen.
Minister Ollongren:
Dank u wel, voorzitter. Laat ik meteen beginnen met op te merken dat ik de gedeputeerde
zo helemaal niet ken. Daar wil ik straks wel meer van weten!
De voorzitter:
Dat doen we na de vergadering. Vindt u dat goed?
Minister Ollongren:
Dat vind ik een goed idee.
Voorzitter, via u veel dank aan iedereen die hier aanwezig is en aan de woordvoerders
voor hun vragen en opmerkingen van zonet. Misschien mag ik beginnen met te zeggen
dat ik natuurlijk heel trots ben dat ik mijzelf Minister van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties mag noemen, maar daarmee ben ik ook de Minister van Friese Zaken.
Dat vind ik heel bijzonder, want het gaat inderdaad over de tweede rijkstaal, de moedertaal
van meer dan 300.000 Friezen. Taal is, zoals wij allemaal weten, een belangrijk onderdeel
van identiteit, regionale identiteit, persoonlijke identiteit, en de cultuur waar
mensen zich mee vereenzelvigen. Wij weten ook dat de taal die het dichtst bij je staat
vaak de taal is van je hart en je emotie. Dus ik vind het ontzettend belangrijk dat
wij bezig zijn om het Fries levend te houden en toekomstbestendig te maken. Dus nogmaals
dank voor de komst van zo veel mensen. Ik weet dat er naast de gedeputeerde – die
had ik al genoemd – ook vertegenwoordigers van verschillende organisaties aanwezig
zijn waarmee wij al intensief contact hebben gehad, ook in de voorbereiding van de
bestuursovereenkomst. Ik noem de Fryske Beweging, de actiegroep Sis Tsiis en het orgaan
voor de Friese taal DINGtiid. Ik kom daar dadelijk nog even op terug, omdat daar vragen
over zijn gesteld. Ik neem aan dat iedereen hier aanwezig is vanwege het feit dat
u, net als ik, het Fries een warm hart toedraagt.
De bestuursafspraak staat vandaag op de agenda. Als ik de afkorting BFTK gebruik,
dan is dat jargon. Ik bied alvast bij voorbaat mijn excuses aan, want misschien verval
ik daar een enkele keer in. Dat is een belangrijke bestuursafspraak, want daarin hebben
wij afspraken gemaakt over het gebruik van het Fries in het onderwijs, in de rechtspraak,
in het bestuurlijk verkeer niet te vergeten, in de media, in het culturele, economische
en sociale leven, eigenlijk in alle grensoverschrijdende uitwisselingen waar ook in
Friesland sprake van is. Wij geven daarmee uitdrukking aan onze gezamenlijke verantwoordelijkheid,
maar wij proberen daar dus ook heel concrete en meetbare afspraken over te maken.
Daar kom ik dadelijk nog op terug.
In de voorbereiding heb ik gevraagd hoe dit hiervoor is gegaan. Ik begreep dat op
4 juli 1989 de eerste Bestuursafspraak Friese taal en cultuur is ondertekend. Daarmee
is het begin gemaakt van de afspraak tussen het Rijk en de provincie om samen te werken
aan het in stand houden van de Friese taal en cultuur. Toen is gezegd dat wij ervoor
moeten zorgen dat de inwoners altijd de mogelijkheid hebben om zich binnen de provincie
Friesland in het Fries of in het Nederlands, al naar gelang, te kunnen uiten. Door
dat nu opnieuw te doen in 2019 onderstrepen wij weer het belang daarvan. Ik vond het
een heel mooi moment toen ik samen met de commissaris van de Koning op 30 november
vorig jaar een nieuwe bestuursafspraak heb getekend. Wij hebben daar toen ook van
gezegd – dat onderstreep ik vandaag graag nog een keer – dat het de meest ambitieuze
bestuursafspraak ooit is. Dat was bij het Lân fan taal in Leeuwarden. Wij zetten een
stip op de horizon en kijken echt vooruit. Wij durven ook ver vooruit te kijken.
Wij hebben ook concrete doelen gesteld, bijvoorbeeld het doel dat het aantal moedertaalsprekers
– dat betekent mensen die het echt goed kunnen lezen, schrijven en spreken – in 2030
moet zijn toegenomen met 10% en dat het aantal tweede- en derdetaalsprekers, dat het
Fries goed kan verstaan en spreken, ook in 2030 met 10% moet zijn toegenomen. Dat
is een heel concreet doel. Wij streven naar groei. Wij moeten ons daar samen voor
inzetten. Niemand kan dat alleen doen. Ik denk ook dat het belangrijk is dat het vanzelfsprekend
is en blijft dat je je in Friesland in het Fries kunt uiten.
Daar zitten dus afspraken achter. Die gaan over financiering en over de uitvoering
van wettelijke taken, maar bijvoorbeeld ook over iets als de leerstoel; daar werd
net ook aan gerefereerd. Ik kom er nog graag op terug. De leerstoel Fries taal- en
letterkunde aan de Rijksuniversiteit Groningen ga ik vanuit BZK in de komende jaren
financieren. Het gaat ook om de mogelijkheid om Friestalige modellen te gebruiken
voor het indienen van de kandidatenlijsten voor de verschillende verkiezingen die
wij hebben.
Het is misschien het beste om de concrete vragen gewoon langs te lopen. Ik maak één
kleine opmerking vooraf. Ik ben de Minister van Binnenlandse Zaken en daarmee ben
ik ook de Minister van Friese Zaken. Zoals ik al zei, ben ik daar trots op. Maar ik
kan het niet alleen, want ik ben niet de Minister van alle zaken. Ik heb dus ook mijn
collega's daarbij nodig. Ik zal in de beantwoording zo nu en dan verwijzen naar mijn
collega's. Maar goed, ik zit hier namens het kabinet, dus ik kan collega's daar natuurlijk
wel op aanspreken. En ik kan ook de andere overheden daarop aanspreken. Dus ik ben
juist heel blij met de rol die het bestuur van de provincie Friesland hierin speelt.
Ook zijn de andere lokale overheden, de gemeenten, hier heel hard voor nodig. Dat
geldt natuurlijk ook voor de sectoren onderwijs en rechtspraak, want daar moet het
allemaal gebeuren. Dus eigenlijk is die bestuursafspraak een agenda waar heel veel
actoren achter zitten die zich allemaal willen en gaan inzetten voor de Friese taal
en cultuur.
Voorzitter, ik wil de beantwoording doen in drie onderdelen en aan het eind wil ik
nog een aantal overige vragen beantwoorden. Ik begin maar even met de zichtbaarheid
van het Fries in al haar aspecten. Daar heeft u allemaal over gesproken. Dat heeft
ook weer te maken met de uitvoering van de bestuursafspraak. Ik spreek ook over het
onderwijs, en over alle vragen die daarover zijn gesteld, en het gebruik van het Fries
in de rechtspraak.
Ik begin met de zichtbaarheid van het Fries. Wij kunnen daar op allerlei manieren
een bijdrage aan leveren. Overigens heb ik laatst geprobeerd om daar zelf een kleine
bijdrage aan te leveren door in het Fries te twitteren. Ik merk daarbij wel op dat
het helaas niet mijn moedertaal is, dus ik hoop altijd maar dat het klopt. Ik nodig
de Friezen hier in de zaal uit om het te zeggen als het niet zo is, want dan moeten
wij dat verbeteren.
Vooral het CDA en de VVD hebben in hun inbreng heel erg de nadruk gelegd op de zichtbaarheid.
Wij hebben in de bestuursafspraak gezegd dat wet- en regelgeving die betrekking heeft
op Friese taal en cultuur ook beschikbaar moet worden gesteld in het Fries. Dat betekent
dat wij een mededeling doen in de Staatscourant, waarbij een besluit als één besluit
wordt gepubliceerd in het Nederlands en vervolgens in het Fries. Daarnaast is afgesproken
dat de provincie en het Rijk zich inzetten om het functioneel gebruik van het Fries
– dat betekent dat je het ook zichtbaar maakt – zo veel mogelijk te vergroten. Soms
gaat het over formele zaken, bijvoorbeeld bewegwijzeringsborden. Als ik door Friesland
rijd, dan heb ik de indruk dat dit vrij consequent gebeurt. Maar het kan natuurlijk
ook op een heleboel andere manieren. Toen Leeuwarden culturele hoofdstad was, hebben
wij bijvoorbeeld gezien dat dit niet alleen de Nederlandse cultuur tot uitdrukking
heeft gebracht, maar ook juist de Friese taal en cultuur een boost heeft gegeven.
Ik vind dat Friesland en Leeuwarden er ook heel goed in zijn om dat door te trekken
tot ver na het einde van het zijn van culturele hoofdstad. Dus ik vind het evident
dat zichtbaarheid daarbij helpt. BZK en de provincie gaan samen kijken naar hoe we
dat kunnen vergroten.
Het is in het bestuurlijk verkeer – ik geloof dat mevrouw Den Boer daarnaar vroeg –
logisch dat alle bestuursorganen in Frieslandverplicht zijn om regels op te stellen
over het gebruik van de Friese taal en om een taalbeleidsplan op te stellen. De gemeenten,
het waterschap en de veiligheidsregio zijn in overleg met de provincie over hoe zij
daar uitvoering aan kunnen geven. Ik heb het hierbij over alle Friese gemeenten. Enkele
gemeenten zijn hiervan uitgezonderd, omdat zij niet in het Friese taalgebied liggen.
Dan gaat het over de Waddeneilanden.
Ik denk dat wij dit goed moeten monitoren. Gedurende de looptijd van het bestuursakkoord
moeten wij af en toe de peilstok erin steken, kijken naar hoe het gaat en elkaar daar
scherp op houden. Dat zal de provincie ook zeker doen. Mevrouw Özütok zei terecht
dat de provincie een regiefunctie te voeren heeft. Zij krijgt daar van ons ook een
bijdrage voor, zodat de provincie ook echt in staat is om deze taak uit te voeren.
Daar is dus financiering voor geregeld.
Dan kom ik op een ander punt rond de zichtbaarheid. Ik heb even gespiekt, maar ik
zie inderdaad dat mooie politie-uniform hierachter staan. Dit is zo'n vraag waarvan
ik natuurlijk niet zelf kan zeggen of dit kan of moet, want dit ligt echt op het bordje
van mijn collega van Justitie en Veiligheid. Ik zal die vraag naar hem doorgeleiden.
Voorzitter, dan misschien nog over die doelen. Mevrouw Özütok vroeg hoe wij die doelen
kunnen meten. Ik heb gezegd dat de doelen best concreet zijn. Ik heb ze net voor een
deel ook opgesomd. Maar het gaat natuurlijk ook over een langetermijnvisie. Ik ben
het helemaal met haar eens dat als je dat wil bereiken, je ook tussentijds moet toetsen
dat het ook echt gebeurt. Ik noem bijvoorbeeld de toename van de moedertaalsprekers
en de tweede- en derdetaalsprekers. Daarom zeggen wij dat de looptijd tot 2023 is,
maar het doel is natuurlijk nog verder weg gesteld. Dat betekent dat wij tussentijds,
in 2021, samen met de provincie een evaluatie willen doen om een tussenstand op te
maken. Zo kijken wij of wij op stoom zijn en of wij de doelen lijken te gaan halen.
Als uit de evaluatie blijkt dat we ergens achterlopen, dan betekent dat dat we daar
aandacht aan moeten besteden en dat we iets moeten doen om die doelen weer binnen
bereik te krijgen. Overigens denk ik dat we het gewoon moeten halen. Nogmaals, dit
is de manier om dat te doen.
Mevrouw Özütok (GroenLinks):
Het is goed dat er een tussentijdse evaluatie komt om te kijken hoe het gaat met het
behalen van die doelen. Ik neem aan dat er dan ook goed wordt gemonitord om die tussentijdse
evaluatie mogelijk te maken. Is de Minister bereid om ons van die monitoring op de
hoogte te stellen, zodat wij in de ontwikkelingen kunnen worden meegenomen?
Minister Ollongren:
Mevrouw Özütok vraagt eigenlijk naar «tussentijds, tussentijds». Daar moet ik even
naar kijken. Ik snap heel goed dat de Kamer op de hoogte wil worden gehouden en ik
begrijp ook best dat één keer in de twee jaar qua frequentie misschien te laag is.
Als we kunnen afspreken dat het niet een evaluatie of iets dergelijks is, maar gewoon
een indruk, dan... Het is natuurlijk heel goed mogelijk dat we verschillende doelen
op verschillende manieren meten en monitoren. Die evaluatie in 2021 zal uitvoeriger
zijn, maar ik zeg mevrouw Özütok graag toe om een voorstel te doen voor de manier
waarop ik de Kamer van de ontwikkelingen op de hoogte kan houden.
Mevrouw Özütok (GroenLinks):
Dank.
Mevrouw Den Boer (D66):
Ik heb van Tjibbe Joustra pas gehoord dat het woord «monitoren» nogal verbloemend
kan zijn. Dat woord zouden we als Kamer eigenlijk niet te veel moeten gebruiken. We
zouden vooral moeten gaan naar doen en regelen. Volgens mij zijn er best wel wat concrete
zaken die we voor elkaar zouden kunnen krijgen, bijvoorbeeld in het bestuurlijk verkeer,
dat de Minister daarnet noemde. Ik denk aan het stellen van een eis voor Friese taalvaardigheden
in vacatureteksten voor het openbaar bestuur. Denk aan wethouders, burgemeesters et
cetera. Dat lijkt mij een hele concrete doelstelling die we gewoon op een vrij eenvoudige
manier met elkaar in het algemeen in Friesland zouden kunnen realiseren. Wat is uw
reactie daarop?
Minister Ollongren:
Ik zei net al dat al deze instanties en organisaties dat natuurlijk zelf ook graag
willen. Zij nemen de verantwoordelijkheid op zich om daarvoor te zorgen. We hebben
daar afspraken over gemaakt. De organisaties gaan dat doen en periodiek zullen wij
natuurlijk vragen: hoe gaat dat, waar lopen jullie tegen aan? Dat kan ik dan weer
gebruiken om de Kamer daarvan op de hoogte te stellen. Het echte meetpunt zit in de
evaluatie. Mevrouw Den Boer heeft helemaal gelijk. Als iedereen zou wachten tot er
weer een evaluatie aankomt, zouden we er niks mee opschieten in de dagelijkse praktijk,
maar dat is helemaal niet mijn indruk. Ik merk dat de instanties juist heel gemotiveerd
zijn om hiermee aan de slag te gaan.
Mevrouw Den Boer (D66):
Uiteraard is de motivatie er wel, maar het gaat er ook om dat men in staat wordt gesteld
om... De gemeenten moeten natuurlijk ook ondersteund worden bij bijvoorbeeld gemeentelijke
dienstverlening in de Friese taal. Ik denk dat Friezen daar heel erg van kunnen profiteren
in hun contact met deze decentrale overheden. Wat kan de Minister daarin concreet
betekenen? Tussen monitoren en doen zit de wereld van het stimuleren en het faciliteren.
Kan de Minister binnen dat arsenaal aan mogelijkheden concreter aangeven wat zij als
verantwoordelijke Minister kan doen?
Minister Ollongren:
Door hier aandacht voor te hebben en door echt een ambitieuze bestuursafspraak met
al die partijen te maken, geef ik natuurlijk uitdrukking aan het feit dat ik het heel
belangrijk vind dat die Friese taal actief wordt gebruikt. Daarmee moedig ik echt
het gebruik van de Friese taal in openbare diensten in Friesland aan. Er is ook nog
de Wet gebruik Friese taal. Dat betekent dat inwoners van Friesland gewoon het recht
hebben om in het Fries contact te hebben met autoriteiten, overheden, gemeenten. Ik
meen dat dat in alle gemeenten in Friesland ook kan. Wij houden de vinger aan de pols.
Wij wijzen er regelmatig op. In alle eerlijkheid denk ik dat de provincie nog veel
meer een rol kan spelen bij de dagelijkse gang van zaken. Ik zal zeker vanuit BZK
doen wat ik kan.
De voorzitter:
Ik stel voor dat de Minister haar beantwoording vervolgt.
Minister Ollongren:
Dank, voorzitter. Ik ga graag door met het onderwerp «onderwijs». Daar zijn door alle
woordvoerders veel vragen over gesteld waarin zorgen doorklonken. Zijn er niet te
veel ontheffingen? Worden de kerndoelen wel gehaald? Is de inspectie wel voldoende
toegerust of zou dat anders moeten?
Ik ben blij dat het goed in de bestuursovereenkomst staat. Onderwijs is cruciaal.
Het begint natuurlijk thuis – dat is het allerbelangrijkste – maar zodra kinderen
naar school gaan, heb je de kans om ook via het onderwijs te werken aan kennis van
de taal en de cultuur. Natuurlijk is het belangrijk dat die scholen dat doen. Ik hoor
die zorgen van de heer Futselaar en mevrouw Den Boer. Zij vroegen waar het aan ligt
dat de kerndoelen niet worden gehaald. Het lijkt erop dat daar heel verschillende
redenen voor zijn. Het kan liggen aan de specifieke leerlingenpopulatie van specifieke
scholen. Als de meeste kinderen gewoon Nederlandstalig zijn en niet van huis uit Fries
hebben meegekregen, dan ontstaat er natuurlijk een andere situatie dan wanneer een
school veel meer Friestalige kinderen heeft. Het kan ook te maken hebben met een gebrek
aan leraren, althans bevoegde leraren Fries. De heer Van der Molen wees daar ook op.
Als een team overwegend bestaat uit niet-Friestalige leerkrachten, dan is dát het
aandachtspunt.
Er zijn dus verschillende redenen waarom ze het dus niet in voldoende mate halen.
De meerderheid van de scholen haalt de kerndoelen niet. Van de basisscholen halen
113 van de 412 scholen alle kerndoelen. Van de scholen in het voortgezet onderwijs
met onderbouw halen 28 van de 71 scholen alle kerndoelen. Dat is nog niet genoeg.
Vijf middelbare scholen hebben een volledige ontheffing. Van de scholen in het primair
onderwijs hebben er 21 een volledige ontheffing. Er is dus werk aan de winkel. Dat
is gewoon de conclusie.
In het kader van de afspraken en het Taalplan Frysk hebben we een onafhankelijk bureau,
dat in opdracht van de provincie met al die scholen heeft gesproken. Juist omdat de
oorzaken waarom de doelen niet gehaald worden zo verschillend zijn, hebben de scholen
verschillende manieren om dat op te lossen. Het is echt belangrijk dat er ruimte is
voor maatwerk. Dat is het beeld dat we hier nu van hebben. Het tekort aan bevoegde
leraren moet worden opgelost. Het is iets dat bij uitstek regionaal moet worden opgelost.
Ik wees al op de leerstoel die voorlopig wordt gefinancierd. Er is een subsidieregeling
Regionale aanpak lerarentekort vanuit het Ministerie van Onderwijs om specifiek in
die regio het tekort tegen te gaan. Ik begrijp dat daar in de provincie Friesland
nog geen gebruik van is gemaakt. Wellicht dat dat soelaas kan bieden.
Ik zal hier met mijn collega Slob verder over spreken. De provincie moet samen met
het Ministerie van Onderwijs bekijken hoe we hier nog meer aan kunnen doen. Hetzelfde
geldt natuurlijk voor de kwaliteit van de docenten, waar de heer Van der Molen naar
vroeg. Er is echt werk aan te winkel.
Dan die ontheffingen. Sinds 2014 mogen ontheffingen worden verleend. In het kader
van de beleidsregel die daaraan ten grondslag ligt, moeten alle scholen in Friesland
aangeven wat zij aan het Fries doen, welke kerndoelen zij behalen. Het uitgangspunt
is dat die ontheffing of die partiële ontheffing tijdelijk geldt. Ik noemde daarnet
de aantallen. Er wordt naar gestreefd – dat hebben we in de bestuursafspraak met elkaar
afgesproken – dat de scholen in het Friese taalgebied elke vier jaar minder ontheffingen
nodig hebben. We streven gewoon naar een daling van het aantal ontheffingen. Nogmaals,
maatwerk is daarbij noodzakelijk.
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
De Minister noemt een aantal zaken op die misschien zouden kunnen. Het doel is om
het in 2030 op orde te hebben. Ik ben benieuwd wat de Minister daarvan vindt. Ik vind
dat best nog wel een heel eind weg. Het duurt nog meer dan tien jaar. Er wordt voor
gepleit om dat naar voren te halen. Zou je niet al in 2025 daarin stappen hebben kunnen
gezet? Voor sommige gebieden is die ontheffing prima, zoals in Stellingwerf en op
de Waddeneilanden, maar er zijn ook wel heel veel van die partiële ontheffingen. Wat
zou ervoor nodig zijn om te zorgen dat we in 2025 gewoon al veel dichter bij dat streefdoel
zijn waarin het gewoon op orde is? Wat wil de Minister daaraan doen?
Minister Ollongren:
Dat is natuurlijk een terecht punt, want 2030 is ver weg. Maar het is ook een stip
op de horizon. Het is dus niet zo dat we zouden moeten wachten en dat we dan vanzelf
zo'n beetje naar 2030 gaan. Nee, het is een stip op de horizon. We praten nu over
de periode 2019–2023, dus dit is het startpunt. Het doel is: minder ontheffingen,
en meer en beter onderwijs in het Fries.
Eigenlijk komt het volgens mij neer op wat ik net ook tegen mevrouw Özütok zei: we
moeten iedere keer tussentijds kijken of we op de goede weg zijn. En je moet ook echt
inzoomen, zoals ik net zei, op dat maatwerk om ook de specifieke problemen waar misschien
specifieke scholen mee kampen, goed op te lossen. Er is dus eigenlijk niet één oplossing
voor alles. Dus aan de ene kant deel ik helemaal de ambitie, maar ik denk wel dat
we realistisch moeten zijn: je hebt het gewoon niet van de ene op de andere dag opgelost,
zeker als het bijvoorbeeld gaat over een gebrek aan docenten. Maar als het eerder
kan, moeten we dat natuurlijk niet laten. Dus misschien moeten we niet te veel focussen
op «het moet in 2030 opgelost zijn», maar moeten we zeggen: we willen een daling zien
in de trend, en dat moeten we al in de tussentijdse evaluatie kunnen constateren.
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Ik snap best dat je niet in één keer van de vloer naar de zolder kan springen. Daar
heb je wat tijd voor nodig. Maar als ik dan hoor dat de Minister aangeeft dat er nog
onvoldoende gebruik wordt gemaakt van mogelijke subsidieregelingen, dan zou ik het
wel goed vinden als er ook vanuit het Ministerie van BZK met de provincie gekeken
wordt naar waar we dat soort bestaande regelingen kunnen inzetten om toch die versnelling
voor elkaar te krijgen. Is de Minister daartoe bereid?
Minister Ollongren:
Daar ben ik zeker toe bereid. Ik zei het net al, maar ik formuleerde het misschien
wat omfloerst. Maar wat mevrouw De Vries zegt, is precies mijn doel.
En «niet van de vloer naar de zolder springen», vind ik een mooie uitdrukking! Ik
weet niet of die uit het Fries komt?
De voorzitter:
Die komt uit het Fries, kan ik u bevestigen: fan ’e flier ôf op ’e souder stappe!
Minister Ollongren:
Oké, mooi! Zo leer ik ook nog eens wat!
De voorzitter:
Ik stel voor dat de Minister verdergaat met haar beantwoording.
Minister Ollongren:
Dank, voorzitter. Ik leer wat hier.
Over de inspectie ging het net ook. Ik geloof dat volgens mij alle woordvoerders daar
vragen over hebben gesteld. De inspectie heeft natuurlijk specifieke bevoegdheden
en taken. De Inspectie van het Onderwijs behoort overigens niet tot mijn bevoegdheden,
moet ik daar meteen bij zeggen. Maar de onderwijsinspectie heeft een taak, en ook
een taak als het gaat om de inspectie van het vak Fries. Dat hebben we in het bestuursakkoord
opgenomen.
Er werd net gezegd: misschien zou je de taken van de inspectie bij de provincie kunnen
beleggen. Ik denk dat dat, gewoon voor de manier van werken en voor het toezicht van
de inspectie, niet bevorderlijk is. Het zou ook een beetje tot versnippering van het
toezicht leiden. Het belangrijkste is volgens mij dat de onderwijsinspectie vanuit
de eigen rol op een goede wijze aandacht besteedt aan de kwaliteit van Fries in het
onderwijs, dus als onderdeel van het reguliere toezicht en van de reguliere taken,
maar wel toegespitst op Fries. Daar hebben wij ook een afspraak over gemaakt, en die
staat ook in het bestuursakkoord. De inspectie zal namelijk twee keer een specifiek
themaonderzoek doen naar de stand van de Friese taal op de scholen in de regio Friesland.
Dus het zit wel bij de inspectie, maar is wel specifiek toegespitst op het Fries.
De voorzitter:
Dan vraag ik toch mevrouw Den Boer nog een keer om het voorzitterschap van de vergadering
over te nemen.
Voorzitter: Den Boer
De voorzitter:
Dat is geen probleem, bij dezen.
De heer Van der Molen (CDA):
Ik snap wel dat dit niet de bevoegdheid van deze Minister betreft, maar die van de
Minister van Onderwijs. Maar die zegt: we moeten het als Rijk blijven doen. En deze
Minister ken ik als iemand die zegt: iedereen kan wel op zijn strepen blijven staan
en zeggen dat hij ergens niet of wel over gaat, maar als het voor het doel kan helpen,
dan moeten we daar wat breder naar kunnen kijken. Is dat nog steeds de opvatting van
deze Minister? Want als wij zeggen dat dit in 2030 op orde moet zijn en de inspectie
gaat om de vijf jaar een themaonderzoek doen, dan is het risico levensgroot dat we
in 2030 weer met elkaar vaststellen dat we er nog niet zijn. En dan moeten we er wéér
tien jaar tegenaan gooien. Dat zou ik willen voorkomen, dus ik zou toch de opvatting
van de Minister willen horen, in ieder geval over de vraag of deze bevoegdheid met
een andere overheid gedeeld kan worden.
Minister Ollongren:
Nou, ik kan een heel eind meegaan met de heer Van der Molen. Kijk, ik vind dat je
als ene overheid, oftewel het Rijk of de provincie of zo, niet achterover moet leunen
onder het motto: «Ik ga er niet over. Daar is een ander voor. Die moet dat doen.»
Dat hebben we ook niet gedaan, want het Rijk en de provincie hebben in die bestuursafspraken
juist ook die afspraak over de rol van de onderwijsinspectie opgenomen. We hebben
ook met de onderwijsinspectie afgesproken dat ze die themaonderzoeken gaan doen. De
heer Van der Molen heeft inderdaad gelijk: ze doen er twee stuks in de periode tot
2030. En zo moet je het volgens mij doen. Je moet het doen door samen te werken, en
dus niet door te kijken: welke bevoegdheid heb jij die we misschien beter ergens anders
zouden kunnen beleggen? Volgens mij kan iedereen z'n eigen bevoegdheid houden, maar
je moet wel samenwerken en je moet elkaar erop kunnen aanspreken. Dat betekent dat
er, door dit op te nemen in de bestuursafspraak, ook een haakje is – dat is ook een
beetje jargon, excuus daarvoor – om elkaar erop aan te spreken, en dus ook te meten
en in de praktijk te kijken, en dan kom ik weer op het punt van mevrouw De Vries,
of we ook vorderingen maken. We gaan dus niet nu achteroverleunen en zeggen: we zien
wel wat er uit die themaonderzoeken van de inspectie komt. Nee, we gaan natuurlijk
tussentijds kijken en vragen, en praten met de inspectie. Dat zal de provincie ook
doen. Dan kunnen we zien of het de goede kant op gaat en of er misschien nog iets
nodig is, bijvoorbeeld het inzetten van dat subsidie-instrumentarium. Dus ik zie echt
nadrukkelijk een samenwerking, maar ik denk dat bevoegdhedenoverdracht niet per se
het antwoord is.
De voorzitter:
Ik zie dat de heer Van der Molen behoefte heeft aan een vervolginterruptie. Ga uw
gang.
De heer Van der Molen (CDA):
Ja, want op zich is het wel opvallend dat de partner die de Minister heeft in de zorg
voor de Friese taal en cultuur, namelijk de provincie, nu in haar nieuwe coalitieakkoord
heeft opgeschreven dat ze heel graag deze bevoegdheid waar zou willen maken. Dus u
heeft straks met een partner te maken die zelf zegt het graag te willen doen. Want
het gaat er wel om dat je op het moment dat je scholen goed wil begeleiden in het
verbeteren van hun Fries, daar tussendoor het gesprek over aan moet kunnen gaan. En
dat gaat verder dan elke vijf jaar een thematisch onderzoek doen. En zo'n thematisch
onderzoek is weer veel te breed. Dus even terugkomend op de zorg die de Minister over
het Friese onderwijs heeft uitgesproken, zou ik de Minister willen vragen of zij toch
bereid is om dat gesprek aan te gaan, al was het maar op basis van het nieuwe coalitieakkoord
in Friesland. Want er is blijkbaar in de structuur toch ook iets meer nodig dan met
elkaar op gezette tijden de zorg delen.
Minister Ollongren:
De heer Van der Molen kent dat nieuwe coalitieakkoord van Friesland natuurlijk heel
goed. Hij kent dat beter dan ik, denk ik, maar ik ga me daar graag in verdiepen. Ik
ga er ook graag over in gesprek met het nieuwe college, en ook met de gedeputeerde.
Die kende ik gelukkig al, dus dat scheelt. Maar nogmaals, ik denk echt dat het doel
hetzelfde is. Als de provincie ambitieuzer is en hier in het nieuwe akkoord ook aandacht
voor heeft, dan is dat sowieso al reden voor mij om het gesprek aan te gaan. Maar
ik ga er wel van uit dat het bestuursakkoord dat we hebben gesloten nog volop geldt.
Het gaat vooral over het doel. Voor mij is altijd alles bespreekbaar. Ik zeg alleen
wel dat we volgens mij niet aan die onafhankelijkheid en die taken van de onderwijsinspectie
moeten komen. Maar achter het doel, namelijk dat ze het ook goed moeten kunnen uitvoeren
en dat het helpt in de verbetering van het onderwijs, sta ik natuurlijk volledig.
Daar wil ik graag bij helpen.
De voorzitter:
Dank u wel. Hierbij draag ik het voorzitterschap weer over aan de heer Van der Molen.
Voorzitter: Van der Molen
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik het woord aan mevrouw De Vries.
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Ik ga nog even door op dit onderwerp. Ik snap wel dat het moeilijk is om iets te zeggen
over wat een andere Minister wel of niet zou moeten doen, maar zou de Minister dan
wel bereid zijn om samen met de Minister van Onderwijs, de onderwijsinspectie en de
provincie een gesprek aan te gaan om te kijken hoe die inspectie en het toezicht op
het Fries in het onderwijs beter kunnen worden gemaakt, en ons als Kamer dan over
de uitkomsten daarvan te informeren? Er leeft volgens mij namelijk onvrede over dit
punt. Ik ben altijd op zoek naar praktische oplossingen, en ik denk dat dat misschien
wel een te bewandelen weg zou zijn.
Minister Ollongren:
Ik vind dat een hele goede suggestie. Ik ben altijd graag bereid om het gesprek aan
te gaan. En als ik nu inderdaad hoor dat dit onderdeel uitmaakt van de coalitieafspraken
in Friesland, dan vind ik dat ook reden om het gesprek aan te gaan. Maar nogmaals,
dat doen we volgens mij met de bestuursafspraak als uitgangspunt. De doelen staan
voorop. Maar ik zeg mevrouw De Vries dat toe. Ik vind dat een hele praktische en constructieve
suggestie.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Minister Ollongren:
Dan denk ik dat we de kwestie rond de inspectie hebben behandeld. Dan wilde ik graag
nog de vragen beantwoorden over de Fryske Akademy. De heer Van der Molen vroeg daarnaar,
en ook de heer Futselaar, dacht ik.
We hebben hier in het bestuursakkoord ook een afspraak over gemaakt, namelijk dat
we goed gaan kijken naar de veranderingen in de relatie tussen de Fryske Akademy en
de KNAW, waar ook de Minister van OCW en de provincie weer een betrokkenheid bij hebben.
Dat zal in de zomer gebeuren. Er is een zogenaamde Gateway Review gedaan. Dat is waarschijnlijk
net zo'n erg woord als monitoren, zeg ik tegen mevrouw Den Boer, maar dat is wel gebeurd.
En de provincie heeft, en dan komt er nog zo'n woord, een taskforce ingesteld om de
provincie weer te adviseren over de uitwerkingen die uit dat rapport zijn gekomen
– laat ik maar goed Nederlands gebruiken. En als ik goed geïnformeerd ben, maar ik
check dat natuurlijk meteen bij de voorzitter, zal het nieuwe college in september
besluiten over het advies dat de taskforce uitbrengt. Daarin komt dus die nieuwe relatie
tussen de KNAW en de Fryske Akademy terug. Daar zit ook nog een financieel punt aan
vast. Daar ben ik me van bewust. Daar moet ik met de collega van OCW over spreken.
De heer Futselaar (SP):
Wat de Minister nu eigenlijk zegt over de Fryske Akademy, is dat er is afgesproken
dat er een afspraak wordt gemaakt. Dat is, in een stuk dat eigenlijk de toekomst van
het Fries voor de toekomst vast wil leggen, niet een kraakheldere passage, laat ik
het zo samenvatten. En het gaat hier natuurlijk wel ergens over. Het is ook vreemd
om te stellen: we gaan de verhouding met de KNAW in de zomer vastleggen, en vervolgens
wordt er in september iets besloten aan de hand van dat gatewayonderzoek. Er lijken
verschillende stromen parallel aan elkaar te lopen. Voor mij, maar ook voor een Fries
Statenlid of voor een inwoner van Friesland, is het gewoon volstrekt onhelder waar
dit heengaat. En dit is gewoon wel een reden tot zorg, ook omdat er ook nog eens een
financieringsvraagstuk naast ligt. Kan de Minister niet iets meer helderheid geven?
Minister Ollongren:
De heer Futselaar heeft gewoon gelijk als hij zegt dat dit dus blijkbaar in een proces
zit met een aantal afspraken en trajecten. Daar heeft hij gewoon helemaal gelijk in.
Maar dat is wel wat we met elkaar hebben afgesproken. Dat is ook wat er met de provincie
is afgesproken. Al die verschillende trajecten moeten uiteindelijk leiden tot een
heldere afspraak daarover. Ik ben natuurlijk graag bereid om de Kamer daar dan na
het zomerreces over te informeren, maar op dit moment kan ik niet heel veel meer informatie
verschaffen dan ik net heb gedaan.
De heer Futselaar (SP):
De Minister heeft gezegd: over het specifieke punt van financiering ga ik met mijn
collega van OCW praten. Op welke termijn kunnen wij daar iets van informatie over
verwachten?
Minister Ollongren:
Eigenlijk op hetzelfde moment als dat al die andere dingen bij elkaar komen. Dat is
allemaal na het reces. Ik denk in september.
De voorzitter:
Laat ik daar als voorzitter even bij aansluiten. De Minister heeft tot nu toe op een
aantal momenten moeten verwijzen naar een collega-bewindspersoon, waarmee overleg
moet zijn. Ik denk dat het goed zou zijn om met elkaar af te spreken dat deze commissie
via Binnenlandse Zaken ergens na de zomer even schriftelijk geïnformeerd wordt over
wat daarvan de stand van zaken is. We zullen het wellicht ook weer terug gaan vinden
in stukken van het Ministerie van Onderwijs of ergens anders, maar ik hecht er wel
aan om met u even die afspraak te maken. Mocht u dan verderop in de beantwoording
nog naar iemand verwijzen, dan staat die afspraak alvast. Dan weten wij wanneer wij
het aan deze kant van de Kamer weer kunnen oppakken. Is dat een goede afspraak?
Minister Ollongren:
Zeker, voorzitter. Dat zeg ik graag toe.
Dan nog de leerstoel. De heer Futselaar zei dat de rijksbijdrage in 2023 eindigde.
Hij maakt zich zorgen vanwege andere financiële ontwikkelingen bij de letteren. Wij
hebben in het bestuursakkoord afgesproken dat BZK in ieder geval € 110.000 per jaar
financiert voor deze leerstoel, dus dat is natuurlijk toch alweer anders dan anders,
want deze middelen komen op een andere manier beschikbaar. Ik vind het belangrijk,
dus daarom maakt het ook onderdeel daarvan uit. En omdat de provincie ook een bijdrage
levert, is het in ieder geval voor de periode van de bestuursafspraak geborgd. Dat
betekent dat de financiering ná die periode opnieuw onderwerp van gesprek zal zijn.
Ik hoop dat iedereen die op dat moment diezelfde verantwoordelijkheid heeft, het net
zo belangrijk vindt als wij dat nu vinden.
De heer Futselaar (SP):
Ik begrijp dit tot op zekere hoogte wel. Maar aan de andere kant: deze leerstoel heeft
in het verleden ook weleens ter discussie gestaan. En als je elke drie, vier jaar
moet gaan vechten om het behoud van één leerstoel op één universiteit in Nederland...
Als we het er dan over hebben dat het Rijk ook moet uitstralen dat iets belangrijk
is, dan zou ik zeggen dat de beste manier om dat uit te stralen is om op lange termijn
bereid te zijn om je te willen vastleggen aan die leerstoel. En daar zit dus ook gewoon
financiering aan vast.
Minister Ollongren:
Ik zou bijna tegen de heer Futselaar en anderen willen zeggen: mij hebt u aan uw zijde.
Het is niet voor niks onderdeel geworden van de afspraak. Ik geloof dat de heer Futselaar
nu zegt dat het glas halfleeg is, maar voor mij is het halfvol. Ik vind het belangrijk.
Ik zal ervoor blijven vechten. En we hebben het in ieder geval voor nu geregeld.
De voorzitter:
Aan het gezicht van de heer Futselaar te zien, is bij hem het glas nog altijd halfleeg.
Ik stel voor dat de Minister haar beantwoording voortzet.
Minister Ollongren:
Dan kom ik bij de rechtspraak. Ik weet niet meer wie van u Kneppelfreed erbij haalde.
O, dat was mevrouw Den Boer, begrijp ik. Die dag hebben we natuurlijk altijd in het
achterhoofd zitten. Dat was in 1951, zeg ik uit m'n hoofd. Het was op 16 november
1951, wordt hier links van mij gefluisterd.
De Wet gebruik Friese taal regelt het gebruik van het Fries in het bestuurlijk verkeer
en in het rechtsverkeer. De wet bepaalt dat een persoon die in de provincie Friesland
woont, en die het woord voert of terechtstaat bij de rechtbank, gebruik mag maken
van de Friese taal. Dat is dus eigenlijk de basis van alles. Dat moeten we natuurlijk
in ere houden. Nou is het wel zo, en hierbij is dat toch echt wel wat strakker dan
daarnet, dat de staatsrechtelijke positie van de rechtspraak betekent dat ik geen
afspraken kan maken met betrekking tot hun rol. Dat wil ik wel respecteren. Ik denk
overigens dat mevrouw Den Boer en ook de andere leden van de commissie dat onmiddellijk
met mij eens zouden zijn. Er is dus afgesproken dat de provincie in overleg treedt
met de rechtbank Noord-Nederland en met het hof Arnhem-Leeuwarden, en dat de provincie
en de rechtspraak afzonderlijk afspraken hierover maken. En ik heb er echt vertrouwen
in dat dat op een goede manier zal gaan.
Dus nogmaals, de basis is de wet. Het Fries kan en mag dus altijd worden gebruikt.
De provincie is nu aan zet en heeft het op zich genomen om dat overleg met die rechtbanken
te voeren. Bij mijn weten heeft dat nog niet plaatsgevonden, maar dat zal ongetwijfeld
snel gaan gebeuren.
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Ik vind dit eigenlijk wel een beetje ingewikkelde discussie. Kijk, we hebben natuurlijk
wettelijk wel een aantal dingen vastgelegd, ook gewoon vanuit het Rijk, zoals in de
Wet gebruik Friese taal. Daarin mag dat dan blijkbaar wel geregeld worden, maar blijkbaar
mogen de Minister van BZK en de provincie niet gewoon in gesprek gaan met de rechtbanken.
Ik vind dat zelf wel een beetje ingewikkeld, want het lijkt een beetje alsof de Minister
wegloopt voor de verantwoordelijkheid en denkt: nou, laat de provincie die kooltjes
maar even uit het vuur halen. Dat zou ik niet de goede insteek vinden.
Minister Ollongren:
Maar dat is ook niet de insteek, want ik sta daar vol achter. In de bestuursafspraak
is het ook opgenomen. De provincie heeft deze taak op zich genomen en doet dat graag.
Daar heb ik ook weer vertrouwen in. Dus het is niet het weglopen voor een verantwoordelijkheid,
maar het is eigenlijk een praktische manier om uitdrukking te geven aan iets wat we
gewoon met elkaar delen.
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Ik zie toevallig net een Minister.
De voorzitter:
Ja, de Minister van Justitie en Veiligheid staat te gebaren hier in de deur. Het gaat
over het Fries hier, Minister!
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Het gaat over het Fries in de rechtspraak, dus misschien dat hij er meteen even bij
kan komen.
Maar goed, ik heb natuurlijk vertrouwen in de provincie, maar ik denk dat het de provincie
zou helpen als het ministerie mee zou helpen om die afspraken met de rechtspraak te
maken. En het lijkt nu een beetje alsof er toch een soort drempel bij de Minister
zit. Ik zou daar graag een iets actievere rol van de Minister zien.
Minister Ollongren:
De provincie weet dat als ze ergens tegen aanlopen, ze dan natuurlijk altijd bij het
kabinet kunnen aankloppen. Maar dit zijn de afspraken zoals we ze hebben gemaakt,
ook met de provincie. Dus ik stel voor dat we dat even afwachten. En mocht zich daarbij
een knelpunt aandienen, dan bent u ongetwijfeld de eerste die het hoort, maar ook
het kabinet zal dan door de provincie op de hoogte worden gesteld.
Mevrouw Den Boer (D66):
Als het gaat om de rechtspraak, dan is hier natuurlijk echt een fundamenteel recht
in het geding. Het gaat om de toegang tot het recht. Dat is een grondrecht voor iedereen,
en ook in de eigen taal. Dus het is echt een cruciale issue, al voor de nabije toekomst.
Ik zou dan ook heel graag willen zien dat de Minister zich nog wat explicieter uitspreekt
over een aanbeveling van het Mercator Europees Kenniscentrum. Die heb ik net ook aan
de orde gesteld. Er moet een onderzoek komen naar het gebruik van het Fries in de
rechtspraak op dit moment, zodat er in ieder geval een beter inzicht ontstaat over
waar het Fries wordt gebruikt, hoe vaak en wat de behoeftestelling is, namens de inwoners
in Friesland en dergelijke, zodat we daar ook weer concrete maatregelen voor kunnen
voorstellen.
Minister Ollongren:
Ik had die vraag van mevrouw Den Boer gehoord. We hebben ook gevraagd wat dat precies
was, maar mevrouw Den Boer heeft het nu zelf heel mooi uiteengezet. Dit is iets waarvoor
ik natuurlijk naar mijn collega die hier net even zijn neus om de hoek stak, moet
gaan, want dit valt onder de verantwoordelijkheid van de Minister van JenV. Maar ik
zal de vraag van mevrouw Den Boer over het Mercator Europees Kenniscentrum en de implementatie
van het Europees Handvest, en de aanbevelingen die daaruit voortkomen, naar hem doorgeleiden.
Mevrouw Den Boer (D66):
Dat is natuurlijk mooi. Ik zie daar overigens ook een taak voor Minister Dekker, die
natuurlijk de rechtsstatelijkheid, de rechtsbescherming en dat soort zaken onder zich
heeft. En wellicht is het ook mooi, zeg ik als aanbeveling, om te zien dat er in andere
landen in de Europese Unie, ook in regio's en dergelijke, natuurlijk minderheidstalen
worden gesproken, waarvoor precies hetzelfde issue geldt. Daar moeten dezelfde voorwaarden
worden gesteld aan de toegang tot het rechtssysteem. En ik zou mij kunnen voorstellen
dat we ook lessen kunnen trekken uit die ervaringen, die we ons ook ten nutte kunnen
maken in Friesland.
Minister Ollongren:
Dat laatste lijkt mij een terecht punt. En voor de zekerheid zal ik beide collega's,
Grapperhaus en Dekker, verwittigen van deze vraag die is gesteld in dit overleg.
Voorzitter. Als ik de beantwoording mag vervolgen, dan heb ik nog een aantal losse
vragen over verschillende onderwerpen. De heer Van der Molen vroeg naar DINGtiid.
De heer Van der Molen zei dat de financiering daarvan via BZK niet is geïndexeerd.
Hij zei: nu ze op stoom lijken te komen, is het toch redelijk om dat wel te doen.
Beide beweringen kan ik staven. DINGtiid is inderdaad op stoom gekomen, en in dat
licht wil ook graag toezeggen dat ik derhalve de bijdrage zal gaan indexeren.
De voorzitter:
Ik wilde daarop reageren dat ik daar blij mee ben, maar goed. De Minister vervolgt
haar betoog.
Minister Ollongren:
Precies! Dat dacht ik al, voorzitter. Ik ben daar ook blij mee, trouwens.
Dan de evaluatie van het handvest. Dat was een vraag van mevrouw Özütok. Ik begrijp
dat de commissie van experts van de Raad van Europa de implementatie van dat handvest
in de gaten houdt. Er is net begonnen met de zesde monitoringscyclus.
Dan een paar punten waarvoor ik echt weer naar collega's moet, zoals de zorg. Dat
gaat eigenlijk over het dagelijks gebruik van het Fries. Ondertussen gaat er een bel
af, maar ik praat gewoon door de bel heen. Mevrouw De Vries wees erop dat het ook
juist in de ouderenzorg belangrijk is om Fries te kunnen gebruiken. Ik ben dat met
haar eens. Ik zal deze vraag met collega De Jonge bespreken. Hij is verantwoordelijk
voor ouderenzorg.
De voorzitter:
Dit klinkt in onze oren als de stemmingsbel. De griffier zal even checken of dat klopt,
of dat er iemand ergens een knop heeft ingedrukt waar hij van af had moeten blijven.
Het wordt even gecheckt, maar ik stel voor dat de Minister haar beantwoording vervolgt.
Minister Ollongren:
Ja, voorzitter, want ik denk dat ik de eerste termijn zou kunnen afmaken.
Er werd aandacht gevraagd voor kinderopvang. Dat is een vraag die ik door moet geleiden
naar SZW.
Er werd gevraagd naar de media, en naar de regionale media in het bijzonder. De financiering
en die kwestie die de heer Van der Molen aan de orde stelt, gaan echt over iets waar
de NPO aan zet is. Daarvoor is collega Slob verantwoordelijk, dus die vraag zal ik
naar hem doorgeleiden.
Dan heb ik nog één vraag niet beantwoord, namelijk een vraag van mevrouw Den Boer.
Die ging over het Europese Minority SafePack, of het Minority SafePack Initiative,
moet ik zeggen. Dat is een Europees burgerinitiatief, dat vraagt om rechtshandelingen
vast te stellen die de bescherming van personen die tot een nationale minderheid of
een taalminderheid behoren te verbeteren, en de culturele en taalkundige verscheidenheid
in de Unie te versterken. Dat is door veel mensen getekend; ik geloof door 1,32 miljoen
mensen. Daarmee heeft het de drempels gehaald. Het ging dus om meer dan het benodigde
aantal lidstaten – het zijn er geloof ik elf – en het was ook binnen de deadline.
In Nederland zijn er 3.212 geldige handtekeningen opgehaald voor dit initiatief. En
als er een link te vinden is, dan kunnen de ideeën die uit dit initiatief voortkomen
natuurlijk worden betrokken bij hoe wij het Fries willen bevorderen.
De voorzitter:
Dan kijk ik even naar de collega's. Zijn er nog vragen blijven liggen? Mevrouw Özütok?
Mevrouw Özütok (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Ik had de signalen die we hebben binnengekregen over de kinderopvang
en het gebrek aan Friezen in de kinderopvang nog aangekaart. Wil de Minister daar
nog op ingaan?
Minister Ollongren:
Ik heb die vraag in één zin afgedaan, omdat ik verwees naar de collega van Sociale
Zaken. Ik moet die vraag namelijk opnemen met Sociale Zaken, want daar zijn ze verantwoordelijk
voor kinderopvang.
De voorzitter:
Ik kijk nog even naar de andere collega's. Ik denk dat de vragen beantwoord zijn.
O, mevrouw Den Boer?
Mevrouw Den Boer (D66):
Ik wil nog even terug naar het Citizens Initiative. Dat is op zich natuurlijk heel
mooi. Wij weten natuurlijk dat behoud en voortzetting van in dit geval de Friese taal
en cultuur een exclusieve bevoegdheid is van de lidstaten. Toch wordt hier een Europees
initiatief neergelegd, bijvoorbeeld voor het nemen van beleidsmaatregelen. Dus ik
heb dan toch nog een wat meer concrete vraag. Die handtekeningen kunnen we natuurlijk
aan de mensen zelf overlaten, en misschien zelfs aan parlementariërs. Maar wat zou
u, als coördinerend Minister en als degene die belast is met dit soort zaken, nog
kunnen doen aan aanvullende beleidsmaatregelen die eigenlijk ook worden genoemd in
dit European Citizens Initiative?
Minister Ollongren:
Nou, heel specifiek voor de Friese taal en cultuur denk ik dat we juist in die bestuursafspraken,
die vier jaar meekunnen, alle onderwerpen hebben benoemd. Ik vind het wel heel relevant
dat mevrouw Den Boer het noemt, omdat het natuurlijk altijd belangrijk is om te leren
van en te kijken naar anderen en daarmee ook samen te werken. Dat doen verschillende
taalgebieden in Europa ook met elkaar. Alleen daarom al is het toch interessant om
dit goed te volgen. En overigens is dat omgekeerd ook zo. Het gaat er niet alleen
om wat wij of Friesland kunnen leren van anderen, maar omgekeerd denk ik dat datgene
wat wij nu doen in Nederland en in Friesland, heel inspirerend en leerzaam kan zijn
voor andere minderheidstalen en officiële talen in andere landen.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan we naar de tweede termijn. Daar heeft u twee minuten per persoon
voor. Ik geef het woord aan mevrouw De Vries namens de VVD.
Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Dank u wel. Dank aan de Minister voor de beantwoording. Er zijn wat mij betreft nog
een aantal punten. Ik ben blij dat de Minister aangeeft dat ze ook het belang van
de zichtbaarheid van het Fries in het publieke domein – zo noem ik het dan maar even –
onderschrijft. Ik denk dat het wel goed zou zijn als de Minister ook gewoon een keer
in gesprek gaat – er is nu natuurlijk ook een petitie aangeboden – met de provincie
om eens te kijken op welke onderdelen daar nog een slag geslagen zou kunnen worden,
want ik denk dat dat wel een wens is die ook in de provincie leeft. En het zou goed
zijn als de Minister daar dan ook over terugkoppelt aan de Tweede Kamer. Ik weet niet
of dat dan ook in september zou moeten, maar dat hoor ik graag.
Dan het onderwijs. Het is goed dat er toch gekeken gaat worden hoe we het bereiken
van de doelen in elk geval kunnen versnellen. Ik ben ook blij dat de Minister in gesprek
wil gaan met de collega van OCW, de onderwijsinspectie en de provincie om te kijken
naar die onderwijsinspectie. Ik hoop dat daar dan ook uiterlijk eind dit jaar over
teruggekoppeld kan worden. Misschien kan de Minister dat bevestigen.
Dan de rechtspraak. Ik snap dat de Minister zegt: laat de provincie eerst even aan
de slag gaan. Maar ik vind niet dat dat nu weer ellenlang moet gaan duren. Dus ook
daar graag de toezegging dat we daar in elk geval voor eind dit jaar een terugkoppeling
van krijgen, met daarbij een overzicht van wat de acties van de Minister daar dan
bij zijn geweest.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw De Vries. Dan geef ik het woord aan mevrouw Den Boer van D66.
Mevrouw Den Boer (D66):
Voorzitter, dank u wel. Dit was een goede gedachtewisseling, maar er moet natuurlijk
nog een hoop gebeuren en er valt nog een hoop te doen. Ik wilde toch nog even terug
naar het verhaal over zichtbaarheid, en dan met name als het gaat om de veiligheidsactoren.
Er is in feite al een toezegging gedaan door de Minister, namelijk om samen met relevante
andere ministers hierover samen te komen, maar ik denk hierbij aan de veiligheidsregio,
aan de ambulance en aan de GHOR. Die zouden eigenlijk ook allemaal die zichtbaarheid
meer kunnen aansterken. Qua politie-uniform is het misschien lastig omdat we hier
een nationale politie hebben, maar ik zou heel graag willen vragen of de Minister
bereid is om concreet te kijken naar aanbeveling 25 van de committee of experts. En
zou zij een deelplan kunnen maken voor hoe wij de Friezen beter kunnen bereiken en
hoe de Friese taal meer zichtbaar gemaakt kan worden in die veiligheidsregio via de
actoren?
Tot slot, voorzitter. Ik hoop ook dat de Friese democratie heel levendig blijft en
dat het Fries goed gebruikt kan worden in raadsvergaderingen en collegevergaderingen
en dergelijke. Ik zou toch nog even aan de Minister willen vragen of zij dit ook kan
monitoren – om dat woord toch nog maar te gebruiken! – en inzichtelijk kan maken of
het Fries ook daadwerkelijk wordt gebruikt, zodat de Friezen daar ook zelf van kunnen
profiteren en kunnen participeren.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dan geef ik het woord aan de heer Futselaar van de SP.
De heer Futselaar (SP):
Dank u, voorzitter. Ja, is het glas nou halfvol of halfleeg? Er staan heel goede dingen
in het bestuursakkoord; daar ben ik niet blind voor. Ik wil wel stellen dat ik de
situatie rond de Fryske Akademy en het vraagteken dat daar nu boven hangt, wel heel
erg onbevredigend vind. De Minister zegt: ja, maar er is een hele heldere afspraak
dat er nog een afspraak moet worden gemaakt. Ik begrijp dat antwoord in de bestuurlijke
context, maar ik denk dat bijna niemand anders dat antwoord begrijpt; laat ik het
zo maar zeggen. Meer in algemene zin zeg ik over de Fryske Akademy, maar ook over
de leerstoel in Groningen: het is heel goed dat het kabinet zich committeert aan investeren
in het Fries tot aan 2030, als stip op de horizon. Maar daar hoort ook een financieel
commitment bij, ook bijvoorbeeld voor zo'n leerstoel en op de langere termijn. Als
je Friesland het idee geeft dat men daar blijvend om de paar jaar moet vechten voor
de Friese instituties, dan ondermijn je precies dat commitment aan 2030. Zo veel Friese
instituties zijn er nu ook weer niet. Je kunt bijvoorbeeld Omrop Fryslân er nog bijnemen.
Ik vind het dus wel belangrijk om daar een signaal te geven. Over zulke enorme bedragen
gaat het daarbij nou ook weer niet, zou ik zeggen.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Het woord is aan mevrouw Özütok.
Mevrouw Özütok (GroenLinks):
Voorzitter. Ik dank de Minister voor Friese Zaken voor haar toezeggingen en antwoorden.
We hebben in dit overleg gezien hoe ingewikkeld het ook voor ons is. We hebben vragen
over de inspectie die op het vlak van Onderwijs liggen. We hebben vragen over zorg,
over kinderopvang. Ook voor de Minister geldt dat ze zulke zaken bij haar collega's
moet beleggen. Dat geldt dus ook voor Friese burgers en belangenorganisaties. Zij
moeten ook met al die verschillende ministeries overleggen. Wat vindt de Minister
ervan om een coördinatiepunt te creëren, of een vraagbaak, gericht op burgers die
het belang van de Friese taal en cultuur een warm hart toedragen, en graag op één
plek met de overheid kunnen communiceren? Ik hoor graag hoe de Minister daarover denkt.
Voorzitter: Den Boer
De voorzitter:
Meneer Van der Molen, u kunt spreken in uw tweede termijn. Gaat uw gang.
De heer Van der Molen (CDA):
Dat overnemen van het voorzitterschap voelt altijd een beetje als pingpongen. Maar
goed, zo doen we het maar even.
Ik dank de Minister hartelijk voor de beantwoording van de vragen. Ik sluit mij aan
bij de opmerking van mevrouw De Vries over de Friese onderwijsinspectie en de openheid
van de Minister om het gesprek daarover met de provincie aan te gaan. Mevrouw De Vries
zei ook dat we nu wel willen zien dat er een aantal stappen gezet worden. Daar sluit
ik mij ook bij aan. Dit geldt sowieso voor de toezeggingen over overleggen die nog
plaats moeten vinden met bewindslieden. Ik zou er wel op willen aandringen dat wij
voor het einde van dit jaar daarover schriftelijk duidelijkheid krijgen van de Minister.
Ik sluit mij aan bij de opmerkingen van de heer Futselaar over de Fryske Akademy.
Als ik het goed heb begrepen van de Minister, zou daar al tijdens de zomer meer duidelijkheid
over moeten zijn. Het CDA maakt zich hier ook zorgen over, maar we zullen even afwachten
wat er via die lijn over wordt afgesproken vanuit het Rijk en de provincie. Maar laat
ik namens het CDA zeggen dat het voor ons onbestaanbaar zou zijn als de Fryske Akademy
uit dat wetenschappelijk netwerk zou vallen. Laat dat maar een aanmoediging voor de
zomerperiode zijn.
Ik dank de Minister voor de toezeggingen die ik heb ontvangen over het budget voor
de adviesraad DINGtiid.
Ik zie de beantwoording van de andere bewindspersonen met interesse tegemoet. Ik houd
in ieder geval van dit gesprek met de Minister wel het beeld over dat haar inzet heel
positief is. Ik hoop dat zij die ook bij de andere bewindspersonen tegenkomt. Als
dat niet zo is, gaan wij vanuit de Kamer misschien zo nu en dan eens even een handje
helpen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Ik draag het voorzitterschap weer aan u over, meneer Van der Molen.
Voorzitter: Van der Molen
De voorzitter:
Dank u wel. Ik kijk even naar de Minister. Ik hoor dat zij meteen kan antwoorden.
Minister Ollongren:
Jazeker. Graag zelfs, voorzitter. De zaken die nu in de tweede termijn worden onderstreept
door alle woordvoerders, komen eigenlijk voort uit de zorgen die in de eerste termijn
zijn uitgesproken. Het is dus logisch dat ze nu worden onderstreept. Ik denk dat die
bestuursafspraak, en de inzet van BZK, van de provincie en van alle zonet genoemde
betrokken partijen in Friesland, er eigenlijk de beste garantie voor is dat we dit
ook allemaal gaan doen met elkaar.
Toch begrijp ik het ook goed als de Kamerleden zeggen dat ze bijvoorbeeld het belang
van die zichtbaarheid echt willen onderstrepen, en ze daar ook voorbeelden bij noemen.
Ik heb begrepen dat dit inderdaad ook onderdeel is geweest van de petitieaanbieding.
Dit manifesteert zich op allerlei terreinen. Ik begrijp dit dus heel goed. Ik zal
straks een voorstel doen voor een proces waardoor de Kamer hierover in voldoende mate
kan worden geïnformeerd. Misschien kunnen we dan een aantal zaken met elkaar combineren.
Dat is denk ik voor de Kamer ook prettig. Daarbij gaat het dan over de zichtbaarheid.
Het gesprek voer ik natuurlijk sowieso met de provincie, maar ik ben heel graag bereid
om dat ook te doen nu er een nieuw college is. Misschien is dat ook logisch. Ik zal
de petitie daarbij betrekken. Ik zal er ook voor zorgen dat de Kamer erover wordt
geïnformeerd hoe dat loopt. Ik wil dat dan combineren met nadere informatie over hoe
we het halen van die doelen in het onderwijs kunnen versnellen, en over hoe de gesprekken
over de rechtspraak lopen. Die gesprekken zijn dus in eerste instantie met de provincie
en de instanties van de rechterlijke macht die ik net noemde. Mijn idee is dat ik
bijvoorbeeld voor het einde van dit jaar een brief stuur aan de Kamer over dit soort
zaken. Het wordt dus een beetje een verzamelbrief, zodat u kunt kijken of er volgens
u voldoende inzet op is en of de doelen dus inderdaad dichterbij komen. Het gaat daarbij
dan dus over zichtbaarheid, onderwijs en rechtspraak.
Mevrouw Den Boer vroeg aandacht voor de Friese democratie. Zij vroeg of ik weet of
er bijvoorbeeld in voldoende mate in raadsvergaderingen in het Fries kan worden vergaderd.
Mijn beeld is dat dat zo is, maar ik ben graag bereid om de gemeenten te vragen naar
hun ervaringen op dat punt. Daar kan ik ook op terugkomen in de brief.
Ik heb de zorgen van de Kamer over de Fryske Akademy gehoord. Ik begrijp dat zo'n
bestuurlijke afspraak die nog moet uitmonden in een vervolg, wat onbevredigend is.
Ik denk dat het goed is dat de heer Futselaar en de heer Van der Molen daar aandacht
voor hebben gevraagd. Dit debat is niet alleen te volgen voor de mensen hier in de
zaal, maar ook op andere manieren. Ik ga ervan uit dat hier ook in de academische
wereld aandacht voor is en dat men u daar heeft gehoord.
Er is ook weer gesproken over de financiering op de lange termijn van bijvoorbeeld
de leerstoel en de omroep. Ik snap het dilemma. Natuurlijk wil je liever meer zekerheid
hebben over een langere periode, maar we hebben voor de leerstoel in ieder geval zekerheid
voor een kortere periode. En ook regionale omroepen hebben de aandacht van het kabinet,
en dus heeft ook Omrop Fryslân dat. En nogmaals: ik heb al toegezegd om in ieder geval
de vraag door te geleiden naar collega Slob.
Mevrouw Özütok stelde nog een vraag over de coördinatie. Eigenlijk is er natuurlijk
al één plek waar dat gebeurt, namelijk bij de provincie. Dit is echt de taak van de
provincie, en ook een taak die de provincie Friesland heel serieus neemt. Ik noem
de taalskipper die ze daar hebben. Ik denk dat ze dat daar goed ingericht hebben.
Voorzitter, ik hoop dat ik daarmee de resterende vragen heb beantwoord.
De voorzitter:
Ik zie mevrouw Den Boer haar vinger nog opsteken. En mevrouw Özütok heeft nog een
vraag over het laatste punt. Daarom geef ik haar voorrang, met de instemming van mevrouw
Den Boer.
Mevrouw Özütok (GroenLinks):
Ik begrijp het nog steeds niet helemaal. De Minister heeft het over een coördinatiepunt
voor burgers die willen overleggen met het Ministerie van Onderwijs, of die daar het
een en ander willen aankaarten. Dan is er toch nog steeds zo'n tussenschakel? De Minister
moet zelf ook weer verschillende onderwerpen ophalen. Dat geldt stapsgewijs nog steeds
voor de provincie. Mijn vraag is eigenlijk: is het niet een idee om dat dan wat sneller
onder het ministerie te brengen, zodat er wat sneller geacteerd kan worden? We zien
namelijk dat ook in die ontwikkelingen echt een lange lus in de tijd gaat zitten.
Ik zou de Minister echt willen vragen om daar verder over na te denken en ons daarover
te informeren.
Minister Ollongren:
Misschien zijn er twee verschillende dingen, als ik mevrouw Özütok nu zo beluister.
Ik ging vooral in op de vraag wat de plek is voor mensen in Friesland of in Nederland
die vragen hebben over de Friese taal en cultuur. Het loket daarvoor is denk ik de
provincie. Zij is ook het meest dichtbij en daar heeft men daarvan een overzicht.
De provincie is volgens mij een goede plek om dit te doen.
Er is natuurlijk inderdaad nog een andere vraag, namelijk: hoe zit het dan in Den
Haag? Ik heb inderdaad een aantal keren verwezen naar OCW, SZW, JenV en noem maar
op. Dat ligt inderdaad wel op mijn bordje. BZK en de ambtenaren van BZK – een aantal
van hen zijn hier nu aanwezig – zijn verantwoordelijk om ervoor te zorgen dat dat
goed draait. Als ik hier zeg dat ik ergens met collega Slob over ga praten, gebeurt
dat natuurlijk actief vanuit BZK. BZK is ook de plek waar de andere departementen
zich kunnen melden over dit onderwerp. Misschien dat mevrouw Özütok dat bedoelt. Ik
zie daarbij inderdaad wel een taak voor het ministerie weggelegd.
De voorzitter:
Dat gaan we checken. Bedoelt u dat, mevrouw Özütok?
Mevrouw Özütok (GroenLinks):
Misschien moet ik het nóg simpeler zeggen. Ik bedoel te vragen: is er ook zo'n loket
dat die belangenorganisaties kunnen benaderen? Ze moeten niet hoeven shoppen bij de
verschillende ministeries. We weten immers hoe lastig onderling overleg soms gaat.
Dat is eigenlijk mijn concrete vraag, nu we het erover hebben.
Minister Ollongren:
Zeker, dat wordt ook hier naast mij door de ambtenaren bevestigd. Wij kennen de organisaties
goed en ze weten ons ook goed te vinden. Ik zal ze alleen geen strobreed in de weg
leggen als ze zich ook bij de andere ministeries melden.
Mevrouw Den Boer (D66):
In het voorbijgaan noemde de Minister de drie sectoren waar zij het oog op heeft:
het onderwijs, de zorg en de rechtspraak. Maar ik heb in mijn bijdrage in de tweede
termijn ook nog gevraagd naar een hele concrete aanbeveling die door de experts is
gedaan, namelijk om in de frontline, dus bij de veiligheidsregio, bij de ambulance,
bij de politie en bij de GHOR, ook echt te zorgen voor een goede dienstverlening in
het Fries. Ik heb de Minister gevraag of zij wil toezeggen om met de relevante Minister,
in dit geval Minister Grapperhaus, om de tafel te gaan zitten om een concreet deelplan
daarvoor te presenteren. Dat kan wat mij betreft in die brief komen staan die de Minister
al beloofd heeft. We moeten daar echt heel specifiek kijk op hebben. Het gaat dus
niet alleen maar om de rechtspraak, wat verderop in de keten, maar ook om het Fries
in het directe contact met de burger, bijvoorbeeld via de meldkamers en dat soort
zaken meer.
Minister Ollongren:
Ik heb dat wellicht wat kort beantwoord. Ik had dat eigenlijk allemaal geschaard onder
het kopje «zichtbaarheid». Mevrouw Den Boer had het inderdaad wat nader ingevuld.
Mijn toezegging om een en ander onder de aandacht van collega's te brengen, gaat ook
daarover. In sommige gevallen zal iets niet kunnen. Mevrouw Den Boer zei zelf al dat
het wat ingewikkeld zal zijn bij de nationale politie. In andere gevallen kan het
misschien wel. Dat moeten we goed bespreken en in beeld brengen. Ik zal dat meenemen
in de brief die ik aan het eind van het jaar stuur.
Mevrouw Den Boer (D66):
Dank u wel Minister, voor deze toezegging.
De voorzitter:
Is er nog iemand met een nabrander? Dat lijkt niet het geval. Ik heb ook geen nabrander,
mevrouw Den Boer.
Hartelijk dank aan de collega's voor hun aanwezigheid. Hartelijk dank aan de Minister
voor de beantwoording. Ook hartelijk dank aan de ondersteuning. Ik dank verder iedereen
op de publieke tribune hartelijk. Ik zeg maar even dat er ook mensen aanwezig waren
die zich bezighouden met het gebruik van het Papiaments op onder andere Antilliaanse
scholen. Dat is nu niet aan de orde gekomen, maar dat wil niet zeggen dat deze commissie
daar geen aandacht voor heeft. We gaan er in ieder geval even voor zorgen dat we daar
nog een ander moment voor kunnen vinden. Nogmaals dank. Ik wens iedereen die zo meteen
weer terug naar Fryslân gaat, terwijl de broodjes achter in de bus klaarliggen, een
hele goede terugreis.
Sluiting 12.45 uur.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E. Ziengs, voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
C.J.M. Roovers, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.