Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Westerveld over onderwijs en leerlingenvervoer aan vluchtelingenkinderen
Vragen van het lid Westerveld (GroenLinks) aan de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media over onderwijs en leerlingenvervoer aan vluchtelingenkinderen (ingezonden 7 juni 2019).
Antwoord van Minister Slob (Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media) (ontvangen 8 juli
2019).
Vraag 1
Deelt u de mening dat voorschoolse educatie en onderwijs aan vluchtelingenkinderen
niet alleen een recht is, maar ook essentieel voor hun ontwikkeling en bijdraagt aan
integratie en participatie in de samenleving?
Antwoord 1
Ieder kind in Nederland heeft recht op onderwijs en goed onderwijs is essentieel voor
de ontwikkeling van kinderen. Onderwijs is van groot belang voor de integratie van
kinderen die nieuw zijn in Nederland en hun functioneren in de samenleving.
Ook de ontwikkeling in de eerste jaren van een kind is essentieel en kwalitatief goede
voorschoolse educatie draagt bij aan de vroege ontwikkeling van kinderen. Zoals ik
al eerder heb toegezegd in een schriftelijk overleg over onderwijs aan nieuwkomers,
ga ik met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en het Centraal Orgaan opvang
Asielzoekers (hierna: COA) in gesprek over de toegang tot voorschoolse educatie van
peuters in de asielopvang.1 Daarnaast zal ik een onderzoek doen naar het aanbod van voorschoolse educatie voor
peuters in de asielopvang, naar aanleiding van de aangenomen motie van lid Westerveld.2
Vraag 2
Wat is uw algemene beeld van het onderwijs aan vluchtelingenkinderen? Is bekend of
het reguliere onderwijs en de internationale schakelklas (isk) voldoende is toegerust
om deze kinderen een passend aanbod te bieden?
Antwoord 2
Er wordt door scholen heel hard gewerkt om alle kinderen die nieuw zijn in Nederland
zo goed mogelijk onderwijs te bieden. Uit de Staat van het Onderwijs blijkt dat de
onderwijskwaliteit van de basisscholen die nieuwkomersonderwijs geven voldoet aan
de daarvoor gestelde eisen. De kwaliteit van het nieuwkomersonderwijs is de laatste
jaren stabiel voldoende.3
Het onderwijs aan nieuwkomers stelt scholen wel voor een uitdaging. Het is een vak
apart om kinderen die nieuw zijn in het land Nederlands te leren. Ook vertoont de
schoolloopbaan van nieuwkomers veel overgangen, vaak door verhuizingen horend bij
de asielprocedure of de overstap naar een reguliere school. Daarom ondersteun ik scholen
waar mogelijk bij deze uitdaging, bijvoorbeeld via de aanvullende bekostiging voor
nieuwkomers en door subsidie te verlenen aan LOWAN, de organisatie die scholen ondersteunt
die het onderwijs aan nieuwkomers verzorgen in het primair en het voortgezet onderwijs.
Zij organiseren onder meer goed bezochte studiedagen en regionale bijeenkomsten waar
informatie en expertise gedeeld wordt. Daarnaast maken zij voor het voortgezet onderwijs
handreikingen gericht op bijvoorbeeld doorstroom naar vervolgonderwijs en loopbaanoriëntatie
en -begeleiding.
Tevens ondersteun ik in het voortgezet onderwijs de ontwikkeling van leerlijnen met
uitstroomprofielen om doorstroom in het reguliere onderwijs op het juiste niveau te
bevorderen. Deze leerlijnen zijn ontwikkeld door LOWAN en het Kennisinstituut voor
Taalontwikkeling van de Universiteit van Amsterdam.
Vraag 3
Herkent u de signalen dat kinderen naar een lager niveau gaan dan zij qua IQ en met
passende begeleiding (bijvoorbeeld extra taallessen) aan zouden kunnen? Zo ja, wat
kunt u doen om dit verbeteren?
Antwoord 3
De Inspectie van het Onderwijs (hierna: inspectie) geeft in de laatste Staat van het
Onderwijs (in tabel 2.9a op pagina 76) gegevens over de schooladviezen voor nieuwkomers
in vergelijking met schooladviezen voor alle leerlingen.4 Nieuwkomers stromen in vergelijking met andere leerlingen bijna drie keer zo vaak
uit naar de basisberoepsgerichte leerweg van het vmbo en bijna acht keer vaker naar
het praktijkonderwijs, en relatief minder vaak naar met name havo en vwo. Ook zien
we dat nieuwkomers die 4 jaar of langer in Nederland zijn, vaker naar hogere onderwijsniveaus
uitstromen dan nieuwkomers die korter in Nederland verblijven.
We zien dat kinderen met een grote taalachterstand het Nederlandse onderwijs binnenkomen.
Taalverwerving kost tijd, een taalachterstand brengt het risico met zich mee dat een
kind minder makkelijk zijn of haar onderwijsloopbaan doorloopt. Het is bekend dat
hoe ouder een kind is wanneer hij of zij nieuw in Nederland komt, hoe lastiger het
is om het Nederlandse onderwijs te volgen. Wanneer een kind maar korte tijd in Nederland
het primair onderwijs volgt, dan is de overstap naar het voortgezet onderwijs logischerwijs
ook lastiger. Het Centraal Planbureau heeft ook op basis van een cohortonderzoek vastgesteld
dat ieder jaar dat een nieuwkomer eerder Nederland binnenkomt, de kans om een diploma
in het hoger onderwijs te halen stijgt.5
Om te zorgen dat scholen optimaal onderwijs kunnen bieden aan kinderen van nieuwkomers
zijn er, naast de reguliere bekostiging, verschillende regelingen waarmee aanvullende
bekostiging wordt verstrekt. Mijn beleid is erop gericht dat scholen deze middelen
gebruiken om gespecialiseerd en regionaal georganiseerd onderwijs voor nieuwkomers
aan te bieden. Ik ben blij met de grote inzet van scholen die dit onderwijs geven.
Scholen en gemeenten kunnen hun eigen afwegingen maken hoe dit precies wordt vormgegeven.
Er zijn bijvoorbeeld veel basisscholen die nieuwkomerskinderen voor één tot anderhalf
jaar opvangen in schakelklassen die gericht zijn op de Nederlandse taal, zodat kinderen
zo goed mogelijk worden voorbereid op het reguliere onderwijs. Andere scholen maken
de afweging om nieuwkomerskinderen juist in reguliere klassen op te vangen, maar hen
daarbij wel extra taalonderwijs aan te bieden.
Vraag 4
Wat zijn de laatste cijfers inzake onderadvisering van vluchtelingenkinderen? Kunt
u hierbij aangeven wat de doorstroom en uitstroomniveaus van leerlingen met een vluchtachtergrond
zijn ten opzichte van andere leerlingen?
Antwoord 4
Zie voor de laatste cijfers over advisering het antwoord op vraag 3. In hoeverre er
sprake is van onderadvisering, is op basis van deze cijfers niet precies te zeggen.
De inspectie heeft in de Staat van het Onderwijs aangegeven dat het de vraag is of
het basisonderwijs er in de beschikbare tijd in slaagt om bij nieuwkomers een voldoende
basis te leggen voor een passende uitstroom naar het vo. Hierbij is het belangrijk
om rekening te houden met hetgeen ik in het antwoord op vraag 3 heb aangegeven: taalverwerving
kost tijd en hoe ouder het kind is wanneer het in het Nederlandse onderwijs start,
hoe groter de uitdaging voor het kind en het onderwijs.
Vraag 5
Wordt bijgehouden hoeveel kinderen uit de brede groep nieuwkomers tijdelijk of langere
tijd niet naar school gaan, inclusief de redenen voor dit verzuim? Zo ja, kunt u ons
een overzicht sturen?
Antwoord 5
Nee, dit wordt niet bijgehouden. Er zijn bij Ingrado (de vereniging van leerplichtambtenaren)
alleen algemene cijfers bekend over de hoeveelheid leerlingen die niet naar school
gaan, maar deze cijfers zijn niet uitgesplitst naar achtergrond van de leerling en
dus ook niet naar de verblijfsduur van de leerling in Nederland. Volgens Europese
richtlijnen moeten kinderen na binnenkomst in Nederland ten minste binnen drie maanden
naar school en dit lukt in Nederland in vrijwel alle gevallen. Uit een eerdere inventarisatie
van het COA bleek dat 94% van de leerplichtige asielzoekerskinderen naar school ging6.
Vraag 6
Herkent u signalen dat scholen soms aanmeldingen van nieuwkomers weigeren en kinderen
daardoor soms niet in de eigen buurt naar school kunnen? Zo ja, mag dit volgens wet-
en regelgeving? Zo nee, waar kunnen deze signalen worden gemeld en hoe wordt dit opgepakt?
Antwoord 6
De inspectie heeft bij mij aangegeven individuele signalen te kennen, maar hier geen
concrete cijfers over te hebben. Voor de kinderen in de asielopvang maakt COA bestuurlijke
afspraken met de gemeente over het onderwijs: gemeenten nemen hiermee de verantwoordelijkheid
op zich voor het onderwijs van de kinderen in de asielopvang. In de praktijk zien
we dat gemeenten in gesprek gaan met de schoolbesturen om samen te bepalen naar welke
school de kinderen uit de asielopvang gaan. In het uitzonderlijke geval waarin mij
een signaal bereikt dat kinderen uit de asielopvang toch niet naar school gaan, gaat
het ministerie met de betrokken partijen in gesprek om te zorgen dat deze kinderen
zo snel mogelijk wel naar school gaan. In het voortgezet onderwijs zien we in de praktijk
dat internationale schakelklassen vaak een regionale functie hebben, zodat zij zich
kunnen specialiseren in het onderwijs aan nieuwkomers. In het primair onderwijs specialiseren
scholen zich ook, maar wordt de reisafstand voor de kinderen waar mogelijk kleiner
gehouden in verband met hun jongere leeftijd.
De regelgeving voor toelating tot scholen maakt geen uitzonderingen voor nieuwkomers.
De basisregel voor toelating in het primair en voortgezet onderwijs is te vinden in
artikel 40 Wet op het primair onderwijs respectievelijk artikel 27 Wet op het voorgezet
onderwijs: het uitgangspunt is dat het bevoegd gezag de voorwaarden voor toelating
bepaalt. Scholen mogen toelatingsbeleid voeren op denominatieve gronden (volgt uit
artikel 23 van de Grondwet), maar ook op basis van vrijheid van inrichting (pedagogische-organisatorische
autonomie). Voor openbare scholen is die ruimte beperkter dan voor bijzondere scholen,
omdat voor het openbaar onderwijs de garantiefunctie van algemene toegankelijkheid
en algemene beschikbaarheid geldt. Scholen dienen hun toelatingsbeleid consequent
toe te passen en mogen bij het voeren van dit beleid niet in strijd handelen met grondrechten,
zoals het gelijkheidsbeginsel.
Vraag 7
Wie is verantwoordelijk voor hulp aan de ouders (of begeleiders of verantwoordelijke
NIDOS voogden), zodat kinderen naar school kunnen? Wat houdt deze verantwoordelijkheid
in?
Antwoord 7
Ouders die nieuw zijn in Nederland zijn, net als alle andere ouders, verantwoordelijk
voor het onderwijs aan hun kinderen. Wanneer een alleenstaande minderjarige vreemdeling
een voogd via het NIDOS heeft, dan biedt het NIDOS waar nodig ondersteuning aan de
voogd zodat een kind naar school gaat. Wanneer een gezin op een COA-locatie verblijft,
dan biedt het COA de ouders hulp zodat de kinderen naar school kunnen. Als een gezin
niet in de opvang van COA verblijft, dan vervalt deze ondersteuning. In de praktijk
biedt onder andere Vluchtelingenwerk Nederland maatschappelijke begeleiding aan vluchtelingen,
wanneer zij naar een eigen woning in de gemeente verhuizen. Vluchtelingenwerk Nederland
helpt met praktische zaken, onder meer met het zoeken van een school voor de kinderen.
Daarnaast kunnen ouders die nieuw zijn in Nederland, net als andere ouders, met vragen
over het onderwijs contact zoeken met het informatiepunt van Ouders & Onderwijs.
Vraag 8
Wie kan erop worden aangesproken als op school geen passende plek is of leerlingenvervoer
niet wordt geregeld?
Antwoord 8
Wanneer het gaat om een kind met extra ondersteuningsbehoefte, dan kan het schoolbestuur
aangesproken worden wanneer er geen passende plek op een school is. Wat betreft leerlingenvervoer
heeft mijn voorganger Sander Dekker gemeenten opgeroepen om coulant om te gaan met
verzoeken tot leerlingenvervoer van deze doelgroep. Over de afspraken met gemeenten
heeft hij uw Kamer geïnformeerd op 20 mei 2016.7
Vraag 9
Wie kan worden aangesproken op schoolverzuim voor kinderen van wie de ouders niet
in beeld zijn en wie heeft daarbij een rol om dit schoolverzuim aan te pakken?
Antwoord 9
Net als bij iedere andere leerling is hier een taak weggelegd voor de leerplichtambtenaar.
Wanneer het een kind betreft van wie de ouders niet in beeld zijn, dan is de voogd
of het NIDOS aanspreekpunt in het geval van schoolverzuim.
Vraag 10
Klopt het dat het recht op leerlingenvervoer via het COA vervalt wanneer een gezin
een woning krijgt toegewezen en dat de aanvraag voor leerlingenvervoer dan weer helemaal
opnieuw moet worden gedaan?
Antwoord 10
Ja, dat klopt. Wanneer een gezin een woning krijgt toegewezen, dan is het COA niet
langer verantwoordelijk voor de opvang en begeleiding van het gezin en derhalve ook
niet voor het vervoer van het kind van en naar school. Meestal betekent de toewijzing
van een woning dat een gezin verhuist naar een andere gemeente, dan moet er als het
vervoer nog steeds noodzakelijk is door de ouders een nieuwe aanvraag ingediend worden
bij de gemeente waar het kind woont. In mijn antwoord op vraag 12 ga ik nader in op
het leerlingenvervoer.
Vraag 11
Klopt het dat door het ontbreken van leerlingenvervoer kinderen soms wekenlang niet
naar school kunnen? Zo ja, wat kunt u hier aan doen?
Antwoord 11
Deze signalen zijn bij mij en bij de inspectie niet bekend.
Vraag 12
Bent u bereid om met gemeenten afspraken te maken zodat ouders en kinderen (en waar
van toepassing voogden) beter worden ondersteund in het aanvragen van leerlingenvervoer?
Antwoord 12
Zoals ik heb aangegeven in mijn antwoord op vraag 8, heeft mijn voorganger Sander
Dekker gemeenten opgeroepen coulant om te gaan met verzoeken tot leerlingenvervoer
van deze doelgroep. Het COA maakt over iedere opvanglocatie bestuurlijke afspraken
met de gemeente, waar onderwijs een onderdeel van is. Hierbij maken de gemeente en
COA ook afspraken over het faciliteren van onderwijs (en daarmee ook het leerlingenvervoer),
conform de Regeling verstrekkingen asielzoekers. Wanneer een kind niet langer bij
COA verblijft, dan geldt dezelfde regelgeving als voor alle andere leerlingen en is
de gemeente verantwoordelijk voor het eventuele leerlingenvervoer. Taalklassen, schakelklassen
of Internationale Schakelklassen (ISK’s) kunnen beschouwd worden als de «dichtstbijzijnde
toegankelijke school»: voor leerlingen die naar deze voorzieningen moeten voor een
passend aanbod, geldt de verordening leerlingenvervoer van de gemeente waar zij verblijven.
Omdat er bij mij geen signalen bekend zijn dat kinderen soms langere tijd niet naar
school gaan door het ontbreken van leerlingenvervoer, zie ik geen aanleiding om hier
nadere afspraken over te maken.
Vraag 13
Deelt u de mening dat fietsen naar school soms een probleem is omdat jonge kinderen
die uit landen komen met een andere fietscultuur, vaak niet kunnen fietsen? Zo ja,
wat kunt u doen om gemeenten te ondersteunen in het bieden van hulp aan deze ouders
(en zo nodig voogden)?
Antwoord 13
Het COA biedt asielzoekers een programma over verkeersveiligheid, met de mogelijkheid
tot fietslessen om hen kennis te laten maken met onze fietscultuur. In het voortgezet
onderwijs biedt LOWAN ondersteuning, samen met de VO-raad.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.