Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Jasper van Dijk over het programma Medialogica
Vragen van Jasper vanDijk (SP) aan de Ministers van Justitie en Veiligheid en van Buitenlandse Zaken over het programma Medialogica (ingezonden 1 mei 2019).
Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid), mede namens de Ministers
van Buitenlandse Zaken en voor Rechtsbescherming (ontvangen 8 juli 2019). Zie ook
Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 2784.
Vraag 1
Kent u de uitzending van Medialogica van 28 april 2019?1 Wat is uw oordeel daarover?
Antwoord 1
Ja. Omroepen en programmamakers bepalen zelf de inhoud en vorm van hun media-aanbod.
Ik heb hier dan ook geen oordeel over. In mijn beantwoording van deze Kamervragen
ga ik in op de rollen die overheidsorganisaties in sommige gevallen spelen.
Vraag 2
Houdt u nog altijd vol dat de regering niet heeft samengewerkt met het programma «Ontvoerd»,
zoals u stelt in antwoord op de vragen van 19 mei 2017?
Antwoord 2
Zoals is aangegeven in de antwoorden op de vragen van het lid Yücel (PvdA) aan de
toenmalig Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie en op de aanvullende vragen
van de leden Jasper van Dijk en Van Nispen (beiden SP) aan de Minister van Buitenlandse
Zaken en de toenmalige Staatssecretarissen van Veiligheid en Justitie en van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap over het programma Ontvoerd (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar
2016–2017, nr. 1895, is door de Centrale autoriteit en het Ministerie van Buitenlandse Zaken geen medewerking
verleend aan het programma «Ontvoerd».
Omdat de vragen gesteld werden aan de toenmalige Staatssecretaris van Veiligheid en
Justitie en in de vragen naar de Centrale autoriteit werd verwezen, is bij de beantwoording
van deze vragen destijds geen navraag gedaan bij politie en Openbaar Ministerie (hierna:
OM). In antwoord op vraag 6, 7 en 10 wordt ingegaan op de contacten tussen politie,
OM en het programma «Ontvoerd».
Vraag 3
Deelt u de mening, dat uw ministerie ten onrechte een noodpaspoort aan een kind heeft
verstrekt dat door «Ontvoerd» uit Suriname is meegenomen?
Antwoord 3
Nee, die mening deel ik niet. Aan de voorwaarden voor verstrekking van een reisdocument
werd voldaan en, mede op basis van de uitspraak van de Rechtbank te Rotterdam, is
ten rechte een reisdocument aan het kind verstrekt. Met dit reisdocument kon het kind
– samen met de vader – Suriname verlaten.
Vraag 4
Wat is uw reactie op de Kinderombudsman die stelt: «(h)et dossier schetst het beeld
dat de Minister heeft ingespeeld op de situatie zoals deze is weergegeven door de
vader en de makers van het televisieprogramma en zich heeft laten leiden door het
tijdsschema van dit programma»?
Antwoord 4
Het tijdschema van de programmamakers is nimmer leidend geweest bij de verlening van
consulaire bijstand, waaronder de verstrekking van (nood)reisdocumenten aan minderjarigen
(zoals in het onderhavige geval). De wettelijk vertegenwoordiger van de minderjarige
in kwestie bepaalt in beginsel het tijdstip van indienen van een paspoortaanvraag
en het afhaalmoment van het reisdocument.
Vraag 5
Wat is uw reactie op de interne mails van ambtenaren waarin zij hun twijfels uiten
over het programma?
Antwoord 5
Ik ga er van uit dat u doelt op documenten die in het kader van verschillende WOB-verzoeken
inzake het programma «Ontvoerd» zijn gepubliceerd. In deze documenten zijn door ambtenaren
zorgen geuit ten aanzien van bemoeienis van het programma «Ontvoerd» in kinderontvoeringszaken
waarin nog juridische procedures aanhangig waren. Het is immers de uitsluitende bevoegdheid
van de rechter om een oordeel te geven over de eventuele teruggeleiding van een kind.
Ik deel deze zorgen.
Vraag 6
Hoe verklaart u, dat de afdeling Juridische Zaken van de Korpschef stelt dat meewerken
aan «Ontvoerd» niet rechtmatig en in principe niet mogelijk is? Waarom is er dan wel
door de politie informatie met het programma gedeeld?
Antwoord 6
In juni 2018 heeft de afdeling Juridische Zaken van de Korpschef een e-mail gestuurd
aan afdelingshoofden, coördinatoren en mediadesken van de verschillende politie-eenheden,
waarin de afdeling Juridische Zaken benadrukt dat het verlenen van medewerking aan
een dergelijk tv-programma niet rechtmatig en in principe niet mogelijk is.
De Wet politiegegevens biedt weliswaar mogelijkheden om politiegegevens aan derden
buiten de politie te verstrekken, maar verstrekking van politiegegevens met het enkele
doel daar een (commercieel) televisieprogramma mee te maken is niet toegestaan. Dit
e-mailbericht is naar verschillende onderdelen van de politie gestuurd.
Dit laat onverlet dat er in de praktijk wel contact is tussen de politie, het OM en
de programmamakers. Het contact ontstaat bijvoorbeeld doordat de programmamakers persvragen
stellen. Het komt ook voor dat de politie en het OM informatie ontvangen van programmamakers
die hen ertoe bewegen in het belang van de opsporing of in het belang van het kind
bepaalde afwegingen te maken in hun eigen opsporings- en vervolgingsproces. Daarnaast
is het soms nodig informatie te verstrekken aan programmamakers, omdat de handelingen
van de programmamakers een lopend onderzoek dreigen te schaden of omdat het belang
van het kind mogelijk in het gedrang kan komen. De Wet politiegegevens biedt een grondslag
om in incidentele gevallen informatie te verstrekken aan een derde als dat noodzakelijk
is met het oog op een zwaarwegend algemeen belang (artikel 19 Wet politiegegevens).
De verstrekking heeft dan uitdrukkelijk tot doel het kind en het opsporingsbelang
te beschermen.
Uit de informatie die ik van politie heb ontvangen ten behoeve de beantwoording van
deze Kamervragen blijkt dat verschillende onderdelen van de politie met enige regelmaat
contacten onderhielden met de programmamakers van «Ontvoerd» en dat daarbij ook informatie
is uitgewisseld. De uitwisseling van informatie kan noodzakelijk zijn geweest gelet
op het opsporingsbelang en/of de bescherming van de belangen van het kind (zie hierboven).
Wanneer blijkt dat er binnen de politieorganisatie niet conform het e-mailbericht
van de afdeling Juridische Zaken is gehandeld, wordt daarop geacteerd om dit te corrigeren.
Naar de toekomst toe is het e-mailbericht van de afdeling Juridische Zaken uit juni
2018 uitgewerkt tot een nadere instructie zoals verder toegelicht is in de beantwoording
van vraag 10.
Het OM heeft naar aanleiding van deze Kamervragen aangegeven dat er geen sprake is
van een gemeenschappelijk optreden van het OM en de programmamakers om een bepaald
doel te bereiken. Evenals de politie, geeft het OM aan dat er afhankelijk van de casus
wel wordt gehandeld naar aanleiding van aangekondigde of uitgevoerde acties van de
programmamakers. Het handelen van OM en politie in deze gevallen dient altijd gelegitimeerd
te worden door een onderbouwde belangenafweging tussen het belang van opsporing en
vervolging en het belang van het kind in relatie tot de inbreuk die wordt gemaakt
op de privacy van verdachte(n) en andere betrokkenen. Wanneer door de politie informatie
wordt verstrekt dient daarvoor toestemming te worden verleend door het OM.
Vraag 7
Deelt u de mening dat een Europees Arrestatie Bevel niet gedeeld had mogen worden
met een vader alsmede met het programma «Ontvoerd»?
Antwoord 7
In algemene zin acht ik het niet wenselijk dat een Europees Arrestatie Bevel (EAB)
wordt gedeeld met een derde. Er is een klacht ingediend tegen een politiemedewerker
die het EAB zou hebben verstrekt aan de vader. De politie is naar aanleiding daarvan
een onderzoek gestart. Ik wacht dit onderzoek af. Het gaat hierbij om een individueel
geval waarover ik verder geen mededelingen kan doen.
Vraag 8, 9 en 11
Bent u het eens met de kritiek van Hoogleraar Jeugdrecht Mariëlle Bruning op het programma
«Ontvoerd», onder andere dat het twijfelachtig is gevoelige kinderzaken via een TV-programma
«op te lossen»? Deelt u de mening dat de samenwerking vanuit uw ministerie heroverwogen
moet worden?
Erkent u dat het programma «Ontvoerd» grote risico’s neemt met kinderen, zeker als
het nog niet afgeronde zaken betreft? Wat is terugkijkend uw oordeel over de medewerking
die uw ministerie aan het programma heeft verleend?
Wordt het programma Ontvoerd/Dossier van John van den Heuvel nog steeds gefaciliteerd
door Buitenlandse zaken, de politie en justitie? Zo nee, wanneer bent u daarmee gestopt?
Antwoord 8, 9 en 11
In antwoord op de vragen van het lid Yücel (PvdA) en de leden Van Dijk en Van Nispen
(SP)2 is onder meer aangegeven dat wanneer een ouder met gezag over een kind besluit medewerking
te verlenen aan het programma «Ontvoerd» of enig ander programma om te proberen zijn
of haar kind terug te halen uit een ander land, het aan deze ouder is om het belang
van het kind af te wegen. In de voornoemde beantwoording is ook aangegeven dat vanuit
de Centrale autoriteit desgevraagd algemene informatie is verstrekt aan de redactie
van Simpel Media/Ontvoerd, zoals de Centrale autoriteit als overheidsinstantie gehouden
is te doen.
Daarnaast is in die beantwoording aangegeven wat de positie van het Ministerie van
Buitenlandse Zaken is ten opzichte van het programma «Ontvoerd» en wat de verantwoordelijkheid
van dit ministerie is op het gebied van consulaire bijstand en advies aan Nederlandse
burgers. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft, net als de Centrale autoriteit,
niet meegewerkt aan de totstandkoming van het programma «Ontvoerd». Wel werd het Ministerie
van Buitenlandse Zaken geïnformeerd over de plannen van het programma. Internationale
kinderontvoeringszaken zijn altijd kwetsbaar en gevoelig. Het is daarom van belang
dat het Ministerie van Buitenlandse Zaken kan waarschuwen voor mogelijke nadelige
gevolgen van bepaalde acties in het buitenland. Daarnaast is het de verantwoordelijkheid
van het Ministerie van Buitenlandse Zaken om Nederlandse burgers consulaire bijstand
en advies te bieden en waar nodig, reisdocumenten te verstrekken.
Voor zover deze vraag betrekking heeft op politie en OM, verwijs ik naar het antwoord
op vraag 10.
Vraag 10
Wordt er door de politie nog steeds politie-informatie met het nieuwe programma van
John van den Heuvel gedeeld? Zo ja, op grond van welke aanwijzing gebeurt dat?
Antwoord 10
Uit de informatie die ik van de politie heb ontvangen is mij gebleken dat in individuele
gevallen informatie wordt uitgewisseld met programma’s zoals «Ontvoerd» en «Dossier
van den Heuvel» waarin programmamakers misstanden en strafbare feiten onderzoeken.
Daarvoor geldt het kader zoals omschreven in antwoord op vraag 6.
Ik heb dit onderwerp ook besproken met de korpschef. Hij heeft aangegeven dat de politie
in lijn met de Wet politiegegevens een instructie heeft opgesteld waarin het e-mailbericht
van juni 2018 nader is uitgewerkt. Zoals ook in antwoord op vraag 6 is aangegeven
is het uitgangspunt van de instructie dat er geen politiegegevens worden verstrekt
tenzij dat noodzakelijk is in het belang van het opsporingsonderzoek of ter bescherming
van de belangen van het slachtoffer. Bij een verzoek tot medewerking aan dergelijke
programma’s vindt bij de politie op centraal niveau een toetsing plaatsvinden. Via
verschillende communicatiekanalen binnen de politie zal bekendheid worden gegeven
aan deze instructie. Wanneer politiegegevens worden verstrekt aan dergelijke programma's,
dient daarvoor toestemming te worden verleend door het OM.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid -
Mede namens
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming -
Mede namens
S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.