Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van der Molen en Van den Berg over het bericht 'Universiteiten nemen spionagerisico voor lief'
Vragen van de leden Van der Molen en Van den Berg (beiden CDA) aan de Ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en van Economische Zaken en Klimaat over het bericht «Universiteiten nemen spionagerisico voor lief» (ingezonden 23 mei 2019).
Antwoord van Minister Van Engelshoven (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap), mede namens
de Minister van Economische Zaken en Klimaat (ontvangen 8 juli 2019). Zie ook Aanhangsel
Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 3058.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Universiteiten nemen spionagerisico voor lief»?1 Wat is uw reactie op dit bericht?
Antwoord 1
Ja. Het artikel illustreert het belang van bewustwording en alertheid bij de kennisinstellingen
en van het traject waarin wordt onderzocht in hoeverre aanvullende maatregelen mogelijk
en gewenst zijn met betrekking tot de risico’s van ongewenste kennis- en technologieoverdracht
via de weg van (academisch) onderwijs en onderzoek. In dit traject wordt onderzocht
op welke manier er een brede kennisregeling kan worden opgezet.2
Vraag 2
In hoeverre heeft de afgelopen jaren in Nederland spionage en diefstal van onderzoeksbevindingen
plaats gevonden binnen (legale samenwerkingsverbanden van) academische kennisinstellingen,
waarvoor de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) waarschuwt en kunt
u een aantal voorbeelden met ons delen?
Antwoord 2
Zoals de AIVD in het jaarverslag 2018 meldt, vindt ook binnen legitieme samenwerkingsverbanden
tussen academische en kennisinstellingen diefstal van onderzoeksbevindingen plaats.
De AIVD meldt dat het veiligheidsbewustzijn en de weerbaarheid van het Nederlandse
bedrijfsleven en kennisinstellingen tegen deze risico’s onvoldoende lijken en dat
dit een risico vormt voor de economische veiligheid van ons land. Nederlandse innovaties
verdwijnen op die manier over de grens. Het kabinet doet in het openbaar geen uitspraken
over casuïstiek die het actuele kennisniveau en de modus operandi van de Nederlandse
inlichtingen- en veiligheidsdiensten raken.
Vraag 3
Wat vindt u van de uitspraak van de directeur van het Mercator Institute for China
Studies dat het bij vermoedens van spionage mogelijk moet zijn om in het kader van
de nationale veiligheid buitenlanders te weren van onderwijs- of onderzoeksprogramma’s?
Hoe vaak heeft de afgelopen jaren een universiteit een buitenlandse student en /of
medewerker al dan niet proactief geweerd vanwege (vermoedens van) spionage of diefstal?
Antwoord 3
Zoals in het antwoord op vraag 1 gesteld, onderzoekt het Kabinet de mogelijkheid en
wenselijkheid van aanvullende maatregelen. Ik kan niet vooruitlopen op de uitkomsten
van deze verkenning. Uw Kamer zal op de hoogte worden gesteld van de uitkomst van
deze verkenning. Ik beschik niet over cijfers van studenten of onderzoekers die de
toegang tot universiteiten is ontzegd door deze instelling op basis van (vermoedens
van) spionage of diefstal.
Vraag 4
Welke (juridische) mogelijkheden hebben universiteiten momenteel om bij (vermoedens
van) spionage of diefstal buitenlanders (proactief) te weren van onderwijs- of onderzoeksprogramma’s?
Antwoord 4
Voor toegang tot bepaalde specifieke onderwijs- en onderzoeksgebieden is een ontheffing
vereist onder de Sanctieregeling Noord-Korea 2017. Alle studenten en onderzoekers,
ongeacht hun nationaliteit, moeten een ontheffing aanvragen indien zij toelating wensen
tot de onderwijs- en onderzoeksvelden genoemd in de bijlage van deze sanctieregeling.
Deze lijst is geactualiseerd met de wijziging van de regeling op 31 mei jl. Indien
de betrokkene een risico vormt voor proliferatie naar Noord-Korea kan de toegang tot
de specifieke onderwijs- en onderzoeksvelden worden ontzegd.
Daarnaast maakt het Kabinet zich in toenemende mate zorgen over het ballistische raketprogramma
van Iran en heeft om die reden het toezicht op studenten en onderzoekers in specifieke
onderwijs- en onderzoeksgebieden verscherpt. Alle studenten en onderzoekers die actief
zijn in deze onderwijs- en onderzoeksgebieden zullen worden getoetst op een mogelijke
relatie met het Iraanse ballistische raketprogramma. Nieuwe studenten en onderzoekers
die activiteiten willen ontplooien in deze onderwijs- en onderzoeksgebieden zullen
worden getoetst voordat zij met het onderwijs of onderzoek starten. De EU-sanctieverordening
Iran (267/2012), hoewel niet opgesteld met oog op hoger onderwijs, biedt een grondslag
voor dit aangescherpt toezicht.
Vraag 5
Wat kunnen deze instellingen in uw ogen doen om hun zogenaamde «dual-use»-technologieën
minder kwetsbaar te maken voor spionage, diefstal en oneigenlijk gebruik? Deelt u
de mening dat Chinese studenten uitgesloten moeten worden van bepaalde studierichtingen
gerelateerd aan vitale sectoren en high tech technology, dit naar analogie van Iraanse
studenten rondom (nucleaire) wapens?3
Antwoord 5
Bestuurders van universiteiten zijn verantwoordelijk voor de integrale veiligheid
van hun instelling. Het stimuleren van het bewustzijn van veiligheidsrisico’s onder
onderzoekers, studenten en ander personeel, onder andere op het gebied van «dual-use»-technologieën,
is hiervan een belangrijk onderdeel. Met een vergroot veiligheidsbewustzijn binnen
instellingen worden patronen sneller zichtbaar en kan de instelling eerder handelen.
Er bestaat geen wettelijke grond waarop instellingen studenten of onderzoekers enkel
op grond van (niet-EU) nationaliteit uit kunnen sluiten van specifieke opleidingen.
In het traject waarin wordt onderzocht of (aanvullende) maatregelen gewenst zijn wordt
ook gekeken naar andere risicolanden dan Iran en Noord-Korea en andere dan de huidige
aangewezen onderwijs- en onderzoeksgebieden. Ik kan niet vooruitlopen op de uitkomsten
van deze verkenning.
Vraag 6
Hoe verhouden academische vrijheid en nationale veiligheid zich volgens u tot elkaar?
Antwoord 6
Openheid en toegankelijkheid zijn belangrijke kernwaarden voor het hoger onderwijs
en wetenschappelijk onderzoek. De hoge kwaliteit en internationaal hoge status van
ons hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek hebben we mede hieraan te danken.
Ik sta pal voor de academische vrijheid. Binnen kennisinstellingen moeten studenten,
docenten en onderzoekers de ruimte krijgen om te leren, ontdekken en innoveren. Maar
net als andere fundamentele vrijheden, heeft ook de academische vrijheid grenzen.
Deze grenzen kunnen zijn gelegen in de nationale veiligheid maar kunnen ook voortvloeien
uit internationaal en Europeesrechtelijke verplichtingen. De risico’s ten aanzien
van ongewenste kennis- en technologieoverdracht ten behoeve van het Iraanse ballistische
raketprogramma en het risico dat verworven kennis bijdraagt aan proliferatiegevoelige
activiteiten van Noord-Korea of aan de ontwikkeling van systemen voor de overbrenging
van kernwapens in Noord-Korea hebben bijvoorbeeld aanleiding gegeven tot maatregelen
die de academische vrijheid van individuen kunnen beperken. In het traject waarin
wordt onderzocht of aanvullende maatregelen gewenst en mogelijk zijn zal de proportionaliteit
hiervan worden afgewogen.
Vraag 7
Welke concrete maatregelen kunt en bent u van plan te nemen om het veiligheidsbewustzijn
en de weerbaarheid van het Nederlandse bedrijfsleven en kennisinstellingen te vergroten,
die volgens de AIVD op dit moment beide onvoldoende zijn?
Antwoord 7
Het veiligheidsbewustzijn en de weerbaarheid van Nederlandse kennisinstellingen worden
gestimuleerd in het platform Integraal Veilig Hoger Onderwijs. Dit platform is met
steun van het Ministerie van OCW ingericht door de Vereniging van Nederlandse Universiteiten
(VSNU) en de Vereniging Hogescholen (VH). Hierin werken bestuurders en veiligheidsexperts
van hoger onderwijsinstellingen samen aan het stimuleren van veiligheidsbewustzijn
door het uitwisselen van kennis en kunde en het ontwikkelen van tools en handreikingen.
Ik heb de VSNU enkele maanden geleden nog gewezen op het belang van bewustwording
en alertheid ten aanzien van internationale samenwerking. Dezelfde boodschap is ook
gecommuniceerd met de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) en
de Vereniging Hogescholen.
De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) informeert bedrijven over de bescherming
van bedrijfsvertrouwelijke gegevens en de bescherming van intellectueel eigendom middels
octrooien, auteursrecht en andere rechten. Octrooicentrum Nederland (OCNL), onderdeel
van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, is de octrooi verlenende instantie
voor het Nederlands grondgebied.4 Ook adviseert RVO over andere wijzen waarop bedrijfsgeheimen actief moeten worden
beschermd, zoals fysiek en digitaal.5 Daarnaast is het Digital Trust Center (DTC) opgericht, dat niet-vitale ondernemers
helpt met veilig digitaal ondernemen.6
Het Nationaal Cyber Security Centrum (NCSC) dat deel uitmaakt van het Ministerie van
Justitie en Veiligheid is het centrale informatieknooppunt en expertisecentrum op
het gebied van cybersecurity voor de rijksoverheid en organisaties binnen de vitale
infrastructuur. Het NCSC informeert en adviseert genoemde organisaties over digitale
dreigingen en kwetsbaarheden, verricht daartoe analyses, en verleent die organisaties
bijstand bij het treffen van maatregelen bij dreigingen en incidenten.
De AIVD heeft verscheidene publicaties uitgebracht over spionage voor zowel instanties
als individuen.7 Daarnaast informeert en/of adviseert de AIVD (in specifieke gevallen) instanties
die het doelwit vormen van inlichtingenactiviteiten, en adviseert hen over weerstandsverhogende
maatregelen. Personen of instanties die het vermoeden hebben doelwit te zijn (geweest)
van spionage, kunnen dit ook altijd rechtstreeks melden bij de AIVD, of MIVD wanneer
het opdrachten voor het Ministerie van Defensie betreft. Bedrijven die opdrachten
uitvoeren voor het Ministerie van Defensie worden contractueel Algemene Beveiligingseisen
Defensie Opdrachten (ABDO) opgelegd. Deze bedrijven kunnen zich wenden tot Defensie
voor advies en assistentie, alsmede met vragen over beveiliging.
Vraag 8
Zou, naar aanleiding van de conclusie in de beleidsnotitie «Nederland-China: een nieuwe
balans» dat er in Nederland, anders dan in China, vrijwel geen centrale regie is over
academische samenwerking8 meer centrale regie een deel van de oplossing voor bovengenoemd spionageprobleem
kunnen zijn? Indien ja, hoe zou deze centrale regie volgens u vorm kunnen krijgen?
Antwoord 8
Bij de ten uitvoerlegging van de Chinanotitie zal het aspect van regie zeker aan de
orde komen, onder meer via de instelling van een Chinataskforce waaraan verschillende
departementen en diensten zullen deelnemen en die structureel overleg zal voeren met
onder andere de academische wereld. Voor wat betreft de kenniswereld onderzoekt het
kabinet nog de wenselijkheid van aanvullende maatregelen. Ik verwijs naar de antwoorden
hierboven op de vragen 3, 4 en 7. Op de uitkomsten van de verschillende trajecten,
i.c. op de vormgeving van een eventuele regierol, kan ik nu nog niet vooruit lopen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede namens
E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.