Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van Dam en Omtzigt over het bericht 'Nederland stuurt Yezidi’s terug naar de tentenkampen en dat is tegen eigen regels zeggen advocaten'
Vragen van de leden Van Dam en Omtzigt (beiden CDA) aan de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie en de Minister van Buitenlandse Zaken over het bericht «Nederland stuurt Yezidi’s terug naar de tentenkampen en dat is tegen eigen regels zeggen advocaten» (ingezonden 30 april 2019).
Antwoord van StaatssecretarisBroekers-Knol (Justitie en Veiligheid), mede namens de
Minister van Buitenlandse Zaken (ontvangen 5 juli 2019). Zie ook Aanhangsel Handelingen,
vergaderjaar 2018–2019, nr. 2782.
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Nederland stuurt Yezidi’s terug naar de tentenkampen
en dat is tegen eigen regels zeggen advocaten»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Herinnert u zich dat de Minister voor Buitenlandse Handel recent in de Kamer aangaf
naar aanleiding van het onderzoek van de Commissie van advies inzake volkenrechtelijke
vraagstukken (CAVV) naar het gebruik van de term genocide door politici: «De onderzoekscommissie
[International Commission of Inquiry on the Syrian Arab Republic van mevr. Carla del
Ponte] heeft in juli 2016 geconcludeerd dat «IS had committed crimes of genocide as
well as multiple crimes against humanity, war crimes against the Yazidis, thousands
of whom were held captive in the Syrian Arab Republic, where they are subjected to
almost unimaginable horrors.» Het geeft dus een zeer ingrijpend beeld van de gruwelheden
jegens jezidi’s en ook andere minderheden, maar jezidi’s in het bijzonder. Met dit
onderzoek staat voor de regering voldoende feitelijk vast dat IS zich hoogstwaarschijnlijk
schuldig heeft gemaakt aan genocide en misdrijven tegen de menselijkheid»? (Kamerstuk
34 775 V, nr. 71 herdruk)
Antwoord 2
Ja. Het kabinet heeft meerdere malen gesteld dat IS hoogstwaarschijnlijk verantwoordelijk
is voor zeer ernstige misdrijven, zoals genocide, misdrijven tegen de menselijkheid
en oorlogsmisdrijven. De Minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
heeft dit standpunt herhaald.
Vraag 3
Krijgen slachtoffers van de IS-genocide nu erkenning en bescherming als genocide slachtoffers
of moet op die bescherming gewacht worden totdat een internationaal hof genocide heeft
vastgesteld, dan wel dat de VN veiligheidsraad het formeel heeft vastgesteld?
Antwoord 3
Indien u bedoelt of slachtoffers van de IS-genocide erkend zijn als slachtoffer, dat
klopt. Er bestaat echter niet zoiets als bescherming als genocideslachtoffer onder
het VN-Vluchtelingenverdrag dan wel onder Europeesrechtelijke of Nederlandse wet-
en regelgeving.
Dat laat onverlet dat bij de behandeling van het asielverzoek natuurlijk wordt gekeken
hoe de situatie nu in het land van herkomst is voor de persoon die asiel heeft aangevraagd.
De asielaanvraag zal worden afgewezen als er geen gronden voor vluchtelingschap aanwezig
zijn of terugkeer naar het land van herkomst geen reëel risico op een onmenselijke
of vernederende behandeling zoals bedoeld in artikel 3 EVRM betekent.
Vraag 4, 5, 6 en 7
Kunt u precies aangeven of Yezidi’s teruggestuurd worden naar kampen in Noord Irak?
Klopt het, dat mensen die voor IS gevlucht of ontsnapt zijn en in kampen leven, teruggestuurd
worden naar die kampen omdat dat gezien wordt als hun thuis?
Indien Nederland mensen terugstuurt, kunt u dan aangeven welke andere landen in West
Europa dat ook doen?
Is het beleid aangaande Yezidi’s recent veranderd? Zo ja, waarop is dat gebaseerd?
Antwoord 4, 5, 6 en 7
In de afgelopen periode heb ik gezien dat zich in Nederland jezidi’s hebben gemeld
die recent uit de Koerdisch Autonome Regio zijn vertrokken en hier asiel aanvragen.
Deze personen hebben gedurende langere tijd in de Koerdisch Autonome Regio verbleven,
nadat zij uit een ander gebied van Irak zijn gevlucht. Bij zo’n aanvraag wordt altijd
individueel gekeken wat de persoonlijke omstandigheden zijn, of er familie in Irak
is, wat de duur van het verblijf in de Koerdisch Autonome Regio was, wat de verblijfsomstandigheden
waren en tot slot wordt gekeken of iemand problemen heeft ondervonden in de Koerdische
Autonome Regio en sprake kan zijn van een reëel risico bij terugkeer waartegen de
Koerdische autoriteiten geen bescherming kunnen of willen bieden.
Voor iedere aanvraag wordt een individuele afweging gemaakt of iemand recht heeft
op bescherming van Nederland en of er sprake is van een reëel risico op een onmenselijke
of vernederende behandeling bij terugkeer.
Het kan voorkomen dat na een langdurig verblijf in een ontheemdenkamp waar iemand
een »naar lokale maatstaven normaal leven» leidde wordt aangenomen dat het ontheemdenkamp
de normale woon- of verblijfplaats was.
Van belang bij de vraag of een gebied waar een jezidi heeft verbleven aangemerkt wordt
als de normale woon- of verblijfplaats is of de jezidi daar naar lokale maatstaven
gemeten op een normaal niveau heeft kunnen functioneren. Gelet op recente informatie
van het Ministerie van Buitenlandse Zaken zie ik dat dit niet geldt voor jezidi’s
die uit andere delen van Irak naar de Koerdisch Autonome Regio zijn gevlucht. De ontheemde
jezidi’s hebben het bovengemiddeld zwaar in de Koerdisch Autonome Regio.
Dat betekent dat voor jezidi’s die afkomstig zijn uit andere delen van Irak en die
zijn gevlucht naar de Koerdisch Autonome Regio en daar voor hun komst naar Nederland
verbleven hebben, ik bij de beoordeling van hun asielaanvraag de Koerdisch Autonome
Regio niet (langer) aanmerk als hun normale woon- of verblijfplaats. Dat heeft tevens
tot gevolg dat voor hen het beleid van kwetsbare minderheden van toepassing is.
Het enkel behoren tot een kwetsbare minderheidsgroep is in zichzelf onvoldoende om
als jezidi een verblijfsvergunning te krijgen. Er moet sprake zijn van geloofwaardige
individualiseerbare verklaringen, waaruit beperkte indicaties naar voren komen die
duiden op een risico op ernstige schade als persoon.
De vreemdeling zal de individuele elementen die moeten worden gewogen zelf moeten
aandragen en aannemelijk maken, maar de bewijslast die dan op een jezidi als kwetsbare
minderheid ligt, is relatief licht.
Ik heb het Ministerie van Buitenlandse Zaken gevraagd bij het komende algemeen ambtsbericht
over Irak, dat ik begin volgend jaar verwacht, extra aandacht te besteden aan de jezidi’s,
zodat het beleid in overeenstemming blijft met hun positie in Irak. Eventuele belangrijke
ontwikkelingen in de tussentijd worden uiteraard ook gevolgd.
Vraag 8
Hoeveel en welke slachtoffers van de zeer waarschijnlijk IS/Da’esh-genocide hebben
in Nederland bescherming gevonden?
Antwoord 8
Nederland registreert niet op de soort grond waarop een vergunning wordt aangevraagd
of tot welke groep men behoort.
De door u gevraagde cijfers zijn derhalve helaas niet beschikbaar.
Vraag 9
Hoeveel mensen worden in Nederland vervolgd voor deelname of medeplichtigheid aan
de genocide door IS/Da’esh?
Antwoord 9
Ik doe geen uitspraken over lopende onderzoeken over internationale misdrijven, omdat
dit het onderzoek mogelijk kan schaden.
Voor internationale misdrijf-zaken die de afgelopen jaren onder de rechter waren attendeer
ik u op de jaarlijkse rapportagebrief internationale misdrijven die op 27 maart jl.
aan de Kamer is gestuurd.
Vraag 10
Doet u voldoende teneinde de daders van de IS-genocide te vervolgen?
Antwoord 10
Het kabinet hecht grote waarde aan het berechten van IS-strijders. Straffeloosheid
kan niet het antwoord zijn op hun misdaden. Het opsporen en vervolgen van misdrijven
die door IS-strijders zijn gepleegd is een zeer complexe aangelegenheid en vergt uitgebreid
onderzoek. Dit onderzoek wordt vaak bemoeilijkt door het feit dat bewijsvergaring
moet plaatsvinden in een conflictgebied of op het grondgebied van een partij waarmee
niet kan worden samengewerkt. Zowel het OM als de politie heeft gespecialiseerde teams
die zich uitsluitend bezighouden met de opsporing en vervolging van internationale
misdrijven (genocide, oorlogsmisdrijven, misdrijven tegen de menselijkheid, gedwongen
verdwijningen, foltering en het misdrijf agressie).
In Nederland zijn internationale misdrijven strafbaar gesteld in de Wet Internationale
Misdrijven (WIM). Nederland kan, ongeacht de nationaliteit van de verdachte of waar
deze misdrijven hebben plaatsgevonden, rechtsmacht uitoefenen, mits de verdachte zich
op Nederlands grondgebied bevindt.
Op het moment dat (voormalig) IS leden zich in Nederland bevinden en er aanwijzingen
zijn dat zij zich schuldig hebben gemaakt aan internationale misdrijven, zullen de
gespecialiseerde internationale misdrijven Officieren van Justitie, indien zij daartoe
voldoende aanleiding zien, niet nalaten om vervolging in te stellen op basis van de
WIM. Naast de WIM biedt het commune strafrecht ook mogelijkheden om IS-strijders strafrechtelijk
te vervolgen. Daarbij kan worden gedacht aan terrorisme-delicten en ontvoering, moord
en doodslag, Voor een uitgebreide beschouwing van de Nederlandse aanpak van internationale
misdrijven verwijs ik u naar de jaarlijkse rapportagebrief internationale misdrijven.
Naast deze nationale aanpak blijft Nederland internationaal leidend bij het opzetten
en financieren van internationale bewijsvergarings-mechanismen, zoals de bewijzenbank
voor Syrië (IIIM), de VN-missie in Irak (UNAMI) en het VN Onderzoeksteam voor misdrijven
gepleegd door ISIS in Irak (UNITAD). Deze mechanismen voldoen aan internationale standaarden
die Nederland belangrijk vindt bij het ter verantwoording roepen van daders.
Vraag 11
Kunt u deze vragen zo spoedig mogelijk beantwoorden?
Antwoord 11
Ja.
Toelichting:
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van de leden Kuiken, Ploumen,
Van den Hul (allen PvdA), Voordewind (ChristenUnie), Jasper van Dijk en Karabulut
(beiden SP), ingezonden 29 april 2019 (vraagnummer 2019Z08858) en van het lid Groothuizen (D66), ingezonden 20 april 2019 (vraagnummer 2019Z08861)
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. Broekers-Knol, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid -
Mede namens
S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.