Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Peters en Nijkerken-de Haan over het bericht dat werklozen uit Amsterdam op gesprek moeten komen
Vragen van de leden Peters (CDA) en Nijkerken-De Haan (VVD) aan de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het bericht dat werklozen uit Amsterdam op gesprek moeten komen (ingezonden 22 mei 2019).
Antwoord van Staatssecretaris Van Ark (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen
4 juli 2019).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat alle 40.000 Amsterdammers met een bijstandsuitkering
een oproep krijgen voor een gesprek, waarin wordt bekeken wat ze willen, wat ze kunnen
en wat ze nodig hebben om aan het werk te komen?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Wat vindt u van dit bericht, gegeven het feit dat gemeenten al sinds de invoering
van de Participatiewet in 2015 de taak en de instrumenten hebben om mensen met een
bijstandsuitkering aan het werk te helpen?
Antwoord 2
Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de arbeidsondersteuning aan mensen met een bijstandsuitkering.
Ik doe geen uitspraken over individuele gemeenten. Wel vind ik het van groot belang
dat gemeenten zich actief inspannen om iedereen in de bijstand te activeren. Daarvoor
is het nodig om mensen te kennen en hen regelmatig te spreken. Ik zie in toenemende
mate dat gemeenten hier mee bezig zijn. Dat is ook hard nodig. Ik ondersteun dit met
het programma Perspectief op Werk, om met partijen in de arbeidsmarktregio’s te komen
tot een extra impuls om werkzoekenden aan een baan te helpen en zo de kansen die de
huidige arbeidsmarkt biedt optimaal te benutten.
Vraag 3
Zijn er meer gemeenten bij u bekend die nu pas een gesprek aangaan met hun bijstandsgerechtigden
en op het hoogtepunt van krapte op de arbeidsmarkt gaan beginnen met het in beeld
brengen van bijstandsgerechtigden? Zo ja, kunt u een overzicht geven van de gemeenten
die net als Amsterdam tot nu toe kennelijk geen gebruikmaken van de middelen die de
Participatiewet hen biedt om mensen via een gesprek en maatwerk aan het werk te helpen?
Zo nee, bent u bereid te onderzoeken of er nog meer gemeenten zijn die hun delegatietaak
waar het de Participatiewet aangaat tot nu toe niet serieus hebben opgepakt?
Antwoord 3
Zoals ik in het antwoord op vraag 2 heb aangegeven, zijn gemeenten verantwoordelijk
voor de vormgeving van participatie en ondersteuning richting werk. Ik hou geen overzichten
bij hoe gemeenten dat doen.
Wel blijkt uit de Statistiek Re-integratie Gemeenten (SRG) van het CBS dat sinds de
invoering van de Participatiewet het aantal door gemeenten verstrekte re-integratievoorzieningen
is toegenomen en dat meer mensen worden ondersteund2. Het is een herkenbaar signaal dat de meest kansrijke bijstandsgerechtigden het meest
op het vizier staan bij gemeenten. Vaak gaat het dan om mensen die net de bijstand
zijn ingestroomd. Er is doorgaans minder aandacht voor langdurig bijstandsgerechtigden.
Naarmate een klant langer in de uitkering zit, neemt het aantal klantcontacten af
(Inspectie SZW, Ken uw klanten, 2014). Gemeenten wijzen op een combinatie van factoren
waardoor klanten uit beeld zijn: een te hoge caseload, beperkte financiële middelen
en de voorheen beperkte vraag naar arbeid van werkgevers. Dit blijkt uit het onderzoek
«Ken uw Klant» van De Beleidsonderzoekers dat ik in 2018 heb laten uitvoeren3.
Ik vind het van groot belang dat gemeenten uitgaan van de mogelijkheden die mensen
hebben, ook als ze langer in de bijstand zitten. We maken nog te vaak een foto van
mensen in plaats van een film. Ik zie ook een ontwikkeling dat steeds meer gemeenten
hier actief mee aan de slag gaan en extra investeren in de uitvoering. De invoering
van de Participatiewet in 2015 heeft daar aan bijgedragen, maar ook dat klantmanagers
van gemeenten intrinsiek gemotiveerd zijn om burgers zo goed en integraal mogelijk
te ondersteunen en dat de vraag naar arbeid toeneemt. Dit biedt nieuwe kansen voor
bijstandsgerechtigden en voor gemeenten (De Beleidsonderzoekers, Ken uw Klant, 2018).
Alleen al uit financieel oogpunt kan het voor gemeenten lonen om de kosten van uitkeringen
af te zetten tegen de investering in activering. Meer nog dan een financiële investering
is dit een investering in mensen. Gemeenten hebben hiervoor veel mogelijkheden. Uit
onderzoek blijkt dat persoonlijke dienstverlening één van de effectievere instrumenten
is om mensen te activeren naar werk.
Gemeenten moeten de mensen in de bijstand kennen zodat zij actief mee kunnen denken.
Dit was ook de boodschap van mijn bijdrage aan het Divosa congres van 23 mei jongstleden.
Uit onderzoek blijkt dat persoonlijke dienstverlening door een klantmanager een van
de effectievere vormen van activering richting de arbeidsmarkt is. Door mensen in
de bijstand te kennen slaan we vijf vliegen in één klap:
• We denken mee met de participatie en ontwikkeling van mensen.
• We kunnen problemen vroegtijdig signaleren en daardoor erger (zoals problematische schulden) voorkomen.
• Door mensen te kennen krijgen we zicht op hun situatie en kunnen we integraal ondersteunen. Mensen in de uitkering hebben regelmatig problemen op meerdere leefgebieden. Gemeenten
kunnen beter de verbinding leggen met Wmo, Participatiewet, jeugdzorg en wonen.
• We bevorderen integratie: uit CBS-cijfers (Statline) blijkt dat 51% van de mensen in de bijstand een niet-westerse
migratieachtergrond heeft (ten opzichte van 13% binnen de hele bevolking van 15 tot
65 jaar).
• En alleen al vanwege het contact zijn we in staat oneigenlijk gebruik en misbruik
beter te signaleren.
Omdat ik het belangrijk vind dat gemeenten ervaringen op dit terrein met elkaar delen,
laat ik op dit moment een onderzoek uitvoeren naar kansrijke gemeentelijke aanpakken
om mensen die langdurig in de bijstand zitten te activeren. Dit rapport zal in het
najaar worden opgeleverd worden en tegelijkertijd met de eindevaluatie van de Participatiewet
naar de TK worden gestuurd.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
T. van Ark, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.