Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader) : Verslag
35 145 Voorstel van wet van de leden Bisschop en Kwint tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met de afschaffing van het lerarenregister en het registervoorportaal
Nr. 5 VERSLAG
Vastgesteld 3 juli 2019
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, belast met het voorbereidend
onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder
het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen
zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel genoegzaam
voorbereid.
Inhoudsopgave
blz.
I.
Algemeen
1
1. Inleiding
2
2. Aanleiding en achtergrond
4
3. Hoofdlijnen van het voorstel
5
4. Gevolgen van het voorstel
6
5. Consultatie
6
II.
Artikelsgewijs
6
I. Algemeen
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel.
Deze leden hebben enkele vragen aan de initiatiefnemers.
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het genoemde wetsvoorstel.
De leden bedanken de initiatiefnemers voor dit wetsvoorstel, en tonen sympathie voor
het voorstel omdat het lerarenregister in de huidige vorm niet rendabel is, maar betwijfelen
of het zinvol is om het compleet te schrappen. Als gevolg willen de leden nog enkele
kritische vragen voorleggen aan de initiatiefnemers.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van het onderhavige initiatiefwetsvoorstel.
Zij danken de initiatiefnemers voor de inzet. Deze leden zijn van mening dat er met
de huidige werkdruk en het lerarentekort op dit moment geen verplicht register moet
worden ingevoerd. Over dit initiatiefwetsvoorstel hebben deze leden nog enkele vragen.
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel tot wijziging
van de WPO1, WEC2, WVO3 en WEB4 in verband met afschaffing van het lerarenregister en het registervoorportaal. Deze
leden zijn verheugd dat vanuit de Kamer het initiatief wordt genomen om de bepalingen
over het lerarenregister in de Wet beroep leraar te schrappen. Het vanuit de overheid
opgelegde lerarenregister in zijn huidige vorm werd niet gedragen door de beroepsgroep
en mislukte daardoor. Een schone lei, zowel in de praktijk als via wetgeving, is nodig
indien de beroepsgroep zelf een register wil opstarten. Daarom spreken deze leden
hun steun uit voor dit wetsvoorstel. Wel hebben zij nog enkele vragen ter verduidelijking.
De leden van de SGP-fractie hebben met veel belangstelling kennisgenomen van het voorstel
van de leden Bisschop en Kwint om onder meer het lerarenregister en het registervoorportaal
te schrappen uit de onderwijswetgeving. Deze leden vinden het evenals de initiatiefnemers
belangrijk dat docenten werken aan hun bekwaamheid en professionaliteit. De leden
delen tevens het uitgangspunt dat er geen onnodige administratieve verplichtingen
opgelegd dienen te worden aan scholen en docenten. De leden hebben enkele vragen over
het wetsvoorstel die zij graag beantwoord zien.
1. Inleiding
De leden van de CDA-fractie kunnen zich vinden in de beslissing van de Minister om
de inwerkingtreding van de wettelijke bepalingen rondom het lerarenregister op te
schorten. Zoals in het regeerakkoord stond aangegeven, is het een harde voorwaarde
dat het register van, voor en door de docent is, om van het lerarenregister een succes
te maken. Op dit moment hebben de leden helaas moeten constateren dat het register
onvoldoende van de beroepsgroep was; vandaar de beslissing tot opschorting.
Deze leden vragen de initiatiefnemers nader toe te lichten wat het bezwaar is tegen
het tijdelijk opschorten van de wettelijke bepalingen rondom het lerarenregister.
Kunnen de initiatiefnemers in hun antwoord ook ingaan op het feit dat, mocht er in
de toekomst eventueel weer sprake zijn van inwerkingtreding van de wettelijke bepalingen
rondom het lerarenregister, de Minister dit zal moeten voorleggen aan de Kamer, die
daar dan een oordeel over kan geven? Kunnen de initiatiefnemers in hun antwoord de
zeer lange aanlooptijd meenemen die de totstandkoming van het lerarenregister heeft
gehad, omdat de beroepsgroep vele jaren lang zelf weinig vorderingen hiermee maakte?
Kunnen de initiatiefnemers in hun nadere toelichting tevens ingaan op de manier waarop
de professionalisering van de beroepsgroep in de zorg is vormgegeven middels het BIG-register5?
Deze leden vragen de initiatiefnemers nader toe te lichten hoe zij de professionalisering
van de beroepsgroep voor zich zien, nu zij aangeven geen voorstander te zijn van hoe
dit op dit moment is geregeld middels het lerarenregister. Wat zou er volgens de initiatiefnemers
anders moeten? Op welke wijze wordt geborgd dat de vaart er wel in blijft bij de professionalisering
van de beroepsgroep?
Deze leden constateren dat de initiatiefnemers spreken van een onduidelijke situatie
voor de scholen nu het kabinet het register in de ijskast zet, maar het wel vasthoudt
aan de verplichtingen voor het bevoegd gezag om gegevens van leraren te leveren en
een professioneel statuut op te stellen. De leden vragen de initiatiefnemers aan te
geven wat er voor de scholen precies onduidelijk is aan het aanleveren van de gegevens
van leraren en het opstellen van een professioneel statuut.
Deze leden lezen voorts dat de initiatiefnemers van mening zijn dat het onderwijsveld
in vrijheid dient te kunnen werken aan de randvoorwaarden voor professionalisering
van de beroepsgroep. De leden zijn dat met de initiatiefnemers van harte eens, maar
vragen de initiatiefnemers nader toe te lichten waarom die vrijheid er niet is in
de huidige situatie, nu de wettelijke bepalingen rondom het register zijn opgeschort.
Als de beroepsgroep de handschoen oppakt die het kabinet ten aanzien van professionalisering
bij de beroepsgroep heeft gelegd, klopt het dan dat de wettelijke bepalingen omtrent
het register alsnog voor altijd in de ijskast kunnen blijven en er altijd nog beoordeeld
kan worden of deze wettelijke bepalingen nog noodzakelijk zijn, zo vragen deze leden.
De leden van de D66-fractie constateren dat de initiatiefnemers het niet verstandig
vinden «om bij voorbaat vast te blijven houden aan het lerarenregister zoals dat vorm
krijgt in de Wet beroep leraar»6. Ook lezen deze leden dat de initiatiefnemers het lerarenregister in het geheel willen
schrappen uit de wet. Wat is de toegevoegde waarde of het materiële verschil tussen
de situatie rondom het lerarenregister vandaag de dag en de situatie als dit wetsvoorstel
van kracht is? Zien de initiatiefnemers alternatieven voor het huidige lerarenregister
zonder het te schrappen uit de wet, zo vragen deze leden.
De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat het briefadvies7 van de heer Rinnooy Kan een reden was om het onderhavige initiatiefwetsvoorstel in
te dienen. Klopt het dat Rinnooy Kan niet voorstelt om de huidige wet, die gedeeltelijk
nog in werking moet treden, in te trekken, maar dat er alleen een publiek register
kan komen als aan alle randvoorwaarden, zoals een goed georganiseerde beroepsgroep,
is voldaan? Is het onderhavige initiatiefwetsvoorstel noodzakelijk om tegemoet te
komen aan het advies van Rinnooy Kan?
Zoals eerder aangegeven vinden deze leden dit niet het juiste moment om een register
in te voeren. Delen de initiatiefnemers echter wel de mening dat het beroep van leerkracht
een zeer belangrijk beroep is met een essentiële invloed op de ontwikkeling en toekomst
van onze kinderen? Delen de initiatiefnemers dan ook de mening dat bij een beroep
met een dergelijk groot belang continue scholing belangrijk is? De leden vragen of
in dat geval een register niet een stok achter de deur kan zijn, zoals in andere sectoren
heel normaal is, om ervoor te zorgen dat deze scholing plaatsvindt, niet in de laatste
plaats om juist leerkrachten in positie te brengen ten opzichte van het bevoegd gezag
om dergelijke scholing af te dwingen, mocht dat in een uiterst geval noodzakelijk
zijn.
De leden van de SGP-fractie constateren in de eerste plaats dat de indieners van mening
zijn dat het sluitstuk hoofdzaak is geworden. Deze leden vragen zich af of het nastreven
van de hoofdzaak betekent dat er ook geen (minder prominent) sluitstuk nodig is. Kunnen
de indieners nog in het kort aangeven op welke wijze er ook na aanneming van dit voorstel
toch voldoende mogelijkheden blijven om het oorspronkelijke doel van het lerarenregister
en het registervoorportaal op een andere manier te bereiken? Zijn de indieners van
mening dat er in ieder geval geen behoefte zal zijn aan een hiermee vergelijkbare
regeling in het kader van het lerarenportfolio, zo vragen deze leden.
2. Aanleiding en achtergrond
De leden van de D66-fractie vernemen dat de initiatiefnemers het lerarenregister als
een technisch-bureaucratische exercitie zien die ver afstaat van leraren in de klas
en de praktijk in scholen. Deze leden lezen dat dit volgens de initiatiefnemers voornamelijk
te maken heeft met de top-downbeweging, in plaats van een beweging vanuit de beroepsgroep
naar de top. De initiatiefnemers stellen dan ook dat een lerarenregister moet worden
samengesteld door leraren. Bovendien stellen de initiatiefnemers voor dat «eerst werk
wordt gemaakt van een representatieve beroepsorganisatie, alvorens knopen worden doorgehakt
over nut, noodzaak en vorm van een register. Dit uiteraard in samenspraak met de beroepsgroep»8. Deze leden zijn het eens met de uitspraak dat een lerarenregister samengesteld moet
worden door leraren. Waarom is het dan noodzakelijk dat het lerarenregister uit de
wet wordt geschrapt? De leden vragen of het niet contraproductief is om het lerarenregister
nu uit de wet te schrappen, om dan vervolgens weer met docenten een lerarenregister
samen te stellen. Zien de initiatiefnemers mogelijkheden in het stilliggen van het
lerarenregister om vervolgens de gewenste vorm te implementeren, namelijk dat de docenten
een zelfbewuste beroepsgroep starten, waardoor het lerarenregister van, voor en door
de leraar wordt georganiseerd, zo vragen de leden.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat de initiatiefnemers vinden «dat eerst
werk wordt gemaakt van een representatieve beroepsorganisatie, alvorens knopen worden
doorgehakt over nut, noodzaak en vorm van een register»9. Deze leden vragen waarom de indieners dan juist nu dit wetsvoorstel indienen. Waarom
wachten de initiatiefnemers niet eerst op de inzet die op dit moment wordt gepleegd
om te komen tot een sterke en goed georganiseerde beroepsgroep? Dan kan wellicht de
balans worden opgemaakt en de wet mogelijk herzien worden op de punten die de initiatiefnemers
beogen. Deze leden vragen voorts hoeveel leerkrachten vinden dat «het register nu
als een donkere wolk boven het onderwijsveld»10 blijft hangen. Kunnen de indieners hardmaken dat dit een significant deel van de
leerkrachten is?
Verder constateren deze leden dat een aanleiding voor dit initiatiefwetsvoorstel de
onduidelijkheid over de verplichte gegevenslevering is. De initiatiefnemers schrijven:
«Enerzijds wordt erop gewezen dat de inspectie deze verplichtingen zal meenemen bij
het toezicht op de basiskwaliteit. Anderzijds wordt gesuggereerd dat sprake zou zijn
van een keuzemogelijkheid: besturen die de verplichtingen niet naleven, moeten kunnen
aantonen dat zij op andere wijze de professionele ontwikkeling van hun leraren stimuleren.»11 De leden vragen of er ook andere manieren zijn om deze onduidelijkheid op te lossen
dan het onderhavige initiatiefwetsvoorstel. Kunnen de initiatiefnemers dit nader beschrijven,
met daarbij de reden waarom deze alternatieven volgens hen niet voldoen, zo vragen
deze leden.
De leden van de SP-fractie wijzen erop dat de initiatiefnemers met dit wetsvoorstel
ook de wettelijke verplichting voor het professioneel statuut willen schrappen. Het
professioneel statuut bevat afspraken tussen bestuur en leraren over de professionele
ruimte van leraren. Met het statuut hebben leraren dus zeggenschap over hun professionele
ruimte. Om deze reden zijn de leden benieuwd waarom de initiatiefnemers toch het professioneel
statuut willen afschaffen. Kunnen zij dit uitgebreider toelichten dan nu in de memorie
van toelichting is gedaan, zo vragen de leden.
De leden van de SGP-fractie vragen of de indieners van mening zijn dat het register
en het voorportaal eigenlijk te vroeg in de wet zijn opgenomen, zonder dat duidelijk
was hoe het stelsel verder vormgegeven diende te worden. Ook vragen deze leden in
hoeverre de indieners mogelijkheden zien om te bereiken dat het bekwaamheidsonderhoud
van onderaf versterkt wordt. De leden vragen zich af of het leerstuk van de «schone
lei» in de wetgeving betekent dat er iets vanaf de grond opgebouwd moet worden. Wat
zijn naar de mening van de indieners goede praktijkvoorbeelden, waarin ook nu al op
deskundige wijze hieraan invulling wordt gegeven, zo vragen de leden. Voorts veronderstellen
de leden dat de indieners van dit voorstel van mening zijn dat zolang dit wetsvoorstel
nog niet is aanvaard, de gedoogsituatie ten aanzien van het professioneel statuut
dient voort te duren. Is deze veronderstelling juist, zo vragen deze leden.
3. Hoofdlijnen van het voorstel
De leden van de CDA-fractie vragen de initiatiefnemers om nader toe te lichten waarom
dezen van mening zijn dat de inspanningen van de sector worden doorkruist door de
wettelijke bepalingen omtrent het register, nu deze wettelijke bepalingen zijn opgeschort.
De sector kan nu toch op eigen kracht verdergaan met het verder vormgeven van de professionalisering?
Deze leden vragen de initiatiefnemers ook om nader toe te lichten wat hun bezwaar
is tegen het aanleveren van gegevens over docenten aan het ministerie. Dit staat toch
niet in de weg dat het bevoegd gezag van de school hierin ook een taak in heeft? De
leden vragen hetzelfde ten aanzien van het professioneel statuut.
Voorts lezen deze leden in de memorie van toelichting dat er binnen het mbo12 onduidelijkheid bestaat over de verhouding van het professioneel statuut ten aanzien
van het reeds sinds 2009 binnen het mbo bestaande professioneel statuut. Valt dit
niet deels binnen de regels van het huidige professioneel statuut, zo vragen deze
leden. De initiatiefnemers geven in de memorie van toelichting aan dat zij hopen dat
zowel scholen als de inspectie actiever met het bekwaamheidsdossier aan de slag gaan
dan in het verleden het geval was. De voornoemde leden hopen dat met hen. Zij vragen
de initiatiefnemers of zij ook ideeën hebben voor hoe dit vanuit de overheid het beste
gestimuleerd kan worden, afgezien van het afschaffen van de wettelijke bepalingen
van het register.
De leden van de SGP-fractie begrijpen dat de indieners van dit voorstel de inspanningen
in het mbo om op sectoraal niveau tot een professioneel statuut te komen niet willen
doorkruisen. Kunnen de indieners aangeven op welke wijze het eventueel niet aannemen
van dit wetsvoorstel de inspanningen in het mbo zouden doorkruisen? Zijn de indieners
van mening dat het ook goed zou zijn als er in de andere sectoren tot een dergelijk
sectoraal professioneel statuut zou worden gekomen? Verder vragen deze leden naar
het bekwaamheidsdossier. De indieners zouden graag zien dat scholen en inspectie hiermee
actiever aan de slag zullen gaan. Beogen zij hiermee alleen het voortgezet onderwijs,
waar het rapport van de inspectie over gaat, of ook de andere onderwijssectoren, zo
vragen deze leden.
4. Gevolgen van het voorstel
De leden van de D66-fractie vernemen dat er door middel van dit voorstel geen lerarenregister
meer zal zijn. Kunnen de initiatiefnemers nader toelichten wat de mogelijke consequenties
zijn van het ontbinden van het lerarenregister? Welke gevolgen heeft het voor het
monitoren van de professionaliteit en bekwaamheid van de docenten, zo vragen deze
leden.
5. Consultatie
De leden van de D66-fractie lezen dat er een internetconsultatie heeft plaatsgevonden
met als discussiepunt het afschaffen van het lerarenregister, en dat hier 122 unieke
reacties op zijn geplaatst. Deze leden vragen de initiatiefnemers om een nadere toelichting
op de achtergrond van de deelnemers van de internetconsultatie met betrekking tot
hun beroep.
De leden van de SP-fractie vragen de initiatiefnemers of dezen kunnen toelichten welke
argumenten de voor- en tegenstanders van het professioneel statuut geven om dit al
dan niet wettelijk te blijven verplichten.
De leden van de SGP-fractie constateren dat het volgens de indieners zinvol is om
met betrekking tot het mbo de definitie van leraar in een latere fase te doordenken.
Zou het niet beter zijn om dit vraagstuk mee te nemen in het voorliggende voorstel,
of hebben de indieners het voornemen met een nieuw initiatiefwetsvoorstel te komen
om deze definitie aan te passen, zo vragen deze leden.
II. Artikelsgewijs
De leden van de SGP-fractie stellen vast dat het registervoorportaal onder meer erop
is gericht om gegevens te verzamelen voor beleidsmatige vraagstukken rond docenten
die nog niet voldoen aan de bekwaamheidseisen. Deze leden vragen of er ook op andere
wijze voldoende mogelijkheden zijn om die gegevens te verzamelen.
De voorzitter van de commissie, Tellegen
De adjunct-griffier van de commissie, La Rocca
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
O.C. Tellegen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
R. la Rocca, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.