Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Wörsdorfer en Van Haga over het bericht 'Chinese webgigant AliExpress in strijd met Europese regels'
Vragen van de leden Wörsdörfer en Van Haga (beiden VVD) aan de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat en de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over het bericht «Chinese webgigant AliExpress in strijd met Europese regels» (ingezonden 20 mei 2019).
Antwoord van Staatssecretaris Keijzer (Economische Zaken en Klimaat), mede namens
de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (ontvangen 4 juli
2019). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 2971.
Vraag 1
Deelt u de mening van de Consumentenbond dat de Chinese webwinkelgigant AliExpress
verkoopvoorwaarden hanteert die in strijd zijn met Europese consumentenregels?1 Zo ja, welke Nederlandse en Europese consumentenregels worden door AliExpress geschonden?
Antwoord 1
Als een bedrijf zich richt op de Nederlandse markt, dan moet het zich houden aan het
Europese en Nederlandse consumentenrecht.2 Het is aan de toezichthouder Autoriteit Consument en Markt (ACM) en de rechter om
te beoordelen of een bedrijf zich aan de in Europa en Nederland geldende consumentenregels
houdt en zo nee, welke regels zijn overtreden.
Vraag 2
Indien sprake is van schendingen, hoe verhouden deze zich tot uw inzet in de Raad
van Concurrentievermogen van 29 en 30 november 2018? In hoeverre geven de mogelijke
schendingen van het Nederlandse en Europese consumentenrecht door bedrijven uit derde
landen aanleiding voor het herzien van de Nederlandse inzet?
Antwoord 2
Ik ga er bij de beantwoording van deze vraag vanuit dat de vragenstellers doelen op
mijn inzet bij de competitiveness «checkup», waarbij van gedachten gewisseld is over de toekomst van de interne markt.
Tijdens deze bespreking was veel eensgezindheid onder de lidstaten dat een nieuwe
aanpak voor de interne markt nodig is, en veel lidstaten sloten aan bij de punten
die door Nederland onder de aandacht gebracht zijn. De Nederlandse inzet, zoals vermeld
in mijn brief van 19 oktober 2018 over de toekomst van de interne markt3, richt zich onder meer op verbeterde handhaving van internemarktregelgeving en het
adresseren van belemmeringen die ondernemers ervaren, door middel van een meer sectorale
en maatwerkaanpak, specifiek op de dienstenmarkt. Nederland heeft benadrukt dat de
consument en de ondernemer hierbij meer centraal gesteld moeten worden.
Het kabinet zet tevens in op een integrale en cross-sectorale digitale agenda in de
nieuwe Commissieperiode die inspeelt op zowel de kansen als uitdagingen rond digitalisering,
waaronder verbeterde handhaving. Het tegengaan van schendingen van het Nederlandse
en Europese consumentenrecht door bedrijven uit landen buiten de EU is hier onderdeel
van.
Vraag 3
Welk acties kan en gaat u in Europees verband ondernemen om de rechten van Nederlandse
consumenten te waarborgen met betrekking tot de aankoop van producten uit derde landen?
Antwoord 3
De Nederlandse consument moet met vertrouwen aankopen kunnen doen. Zoals u in de Consumentenagenda
heeft kunnen lezen, span ik me in om de positie van de consument de komende jaren
te verstevigen.4 Eén van mijn drie speerpunten daarbij is de positie van consumenten in de digitale
economie.
Bedrijven die zich op de Nederlandse consument richten, moeten zich houden aan Nederlandse
en Europese consumentenbeschermingsregels, zoals de bedenktijd en de wettelijke garantie.
Dit geldt ongeacht de plaats van vestiging van dat bedrijf. In de praktijk kan het
echter lastig zijn naleving af te dwingen bij bedrijven die gevestigd zijn in landen
buiten de Europese Unie (EU).
Ik heb de afgelopen tijd verschillende acties ondernomen om hier verbetering in te
brengen. Per 17 januari 2020 treedt in werking Verordening (EU) 2017/2394 van het
Europees parlement en de Raad van 12 december 2017 betreffende samenwerking tussen
de nationale autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor handhaving van de wetgeving
inzake consumentenbescherming. Deze verordening beoogt een krachtiger samenwerking
tussen toezichthouders in EU-lidstaten bij de handhaving van consumentenrechten en
versterking van de bevoegdheden van nationale toezichthouders. In dit verband is een
voorstel van wet tot wijziging van de Wet handhaving consumentenbescherming in voorbereiding.
Ik verwacht dat voorstel rond de zomer bij uw Kamer zal worden ingediend.
Ten tweede hebben 76 leden binnen de Wereldhandelsorganisatie (WTO), inclusief de
EU, China en de Verenigde Staten, in januari de Gezamenlijke Verklaring aangaande
e-Commerce onderschreven. 5 Daarin spraken zij de intentie uit om onderhandelingen te beginnen over de handelsaspecten
van e-commerce.
Op 3 mei 2019 heeft de Europese Commissie een EU-onderhandelingsvoorstel aan de WTO-leden
gepresenteerd.6 Een belangrijk onderdeel van dit voorstel is het verbeteren van de consumentenbescherming
met betrekking tot e-commerce, waarvoor Nederland de Europese Commissie heeft verzocht
ambitieuze bepalingen op tafel te leggen. Het Commissievoorstel is van 13 t/m 15 mei
besproken binnen de WTO. De eerstvolgende besprekingen staan gepland voor 18 t/m 20 juni
en van 15 t/m 17 juli van dit jaar. Daarnaast worden in bilaterale handelsverdragen
van de EU met derde landen afspraken gemaakt over consumentenbescherming bij digitale
handel. Dergelijke afspraken zijn bijvoorbeeld gemaakt in het in februari 2019 in
werking getreden handelsverdrag tussen de EU en Japan. Onderhandelingen over dergelijke
bepalingen zijn verder op dit moment gaande voor de handelsverdragen tussen de EU
en Australië en de EU en Nieuw-Zeeland.
Ten derde zijn er in Europees verband afspraken gemaakt met grote platforms over productveiligheid.
Zo heeft de Europese Commissie in 2018 een Pledge getekend met Alibaba (namens AliExpress), Amazon, eBay en Rakuten-France, waarin
de platforms zich ten opzichte van de Europese Commissie hebben gecommitteerd om een
aantal maatregelen te nemen in het kader van productveiligheid, zoals het binnen enkele
dagen na melding van het platform verwijderen van door derde partijen aangeboden onveilige
producten en samenwerken met toezichthouders in Europese lidstaten om consumenten
te informeren over bijvoorbeeld relevante terugroepacties.7
Ten vierde: met betrekking tot productveiligheid heeft het kabinet in onderhandelingen
over een nieuwe Europese verordening voor markttoezicht op (non-food) producten met
succes ingezet op betere samenwerkingsmogelijkheden voor markttoezichthouders die
toezien op productveiligheid binnen de EU. In Nederland zijn dit onder andere de Nederlandse
Voedsel en Warenautoriteit en de Inspectie Leefomgeving en Transport. Daarnaast worden
producenten uit derde landen verplicht een aanspreekpunt voor toezichthouders te hebben
in de EU als sprake is van directe import. Over de verordening die dit regelt, hebben
het Europees parlement en de Raad een akkoord bereikt; de Raad moet nog formeel akkoord
gaan.8
Ten vijfde heb ik in mijn Consumentenagenda een bewustwordingscampagne aangekondigd.
In het kader van deze campagne zal aandacht besteed worden aan de risico’s van directe
import van producten uit derde landen door consumenten, zowel met betrekking tot consumentenrechten
als productveiligheidsregelgeving.
Tot slot verwijs ik u naar de beantwoording van de vragen van de leden Weverling en
Van Haga over de verkoop en distributie van pakketjes door AliBaba in Nederland, waar
ik inga op de wijze waarop een gelijk speelveld tussen zogeheten e-tailers in Nederland en buiten Europa (waaronder China) wordt gewaarborgd.9
Vraag 4
Welke mogelijkheden heeft u om bedrijven zoals AliExpress bij schendingen van Nederlandse
en Europese consumentenregels te bestraffen, te blokkeren of te weren van de Europese
interne markt? Heeft de Autoriteit Consument en Markt (ACM) voldoende mogelijkheden
om het Nederlandse consumentenrecht te waarborgen en af te dwingen?
Antwoord 4
De wijze waarop de Nederlandse toezichthouder naleving van consumentenbepalingen kan
afdwingen, hangt van de situatie af. Wanneer het bedrijf dat zijn activiteiten richt
op de Nederlandse consument een vestiging in Nederland heeft, kan de ACM zich rechtstreeks
tot die vestiging wenden en naleving afdwingen, bijvoorbeeld door een boete op te
leggen. Sanctiebesluiten van de ACM zijn in principe openbaar en hebben daarmee zowel
een waarschuwende werking naar consumenten als een afschrikwekkende werking naar bedrijven.
Heeft het bedrijf in kwestie een vestiging in een ander EU-land, dan kan Nederland
een handhavingsverzoek indienen via het netwerk van Europese consumententoezichthouders
(CPC). Ook kunnen de toezichthouders in CPC-verband besluiten gezamenlijk een positie
in te nemen tegen de handelspraktijken van het betreffende bedrijf en een gezamenlijke
actie starten om het bedrijf de gewenste aanpassingen te laten doorvoeren.
Wanneer het bedrijf geen vestiging in de EU heeft, dan kan de ACM samenwerking zoeken
met buitenlandse toezichthouders via het wereldwijde netwerk International Consumer
Protection and Enforcement Network (ICPEN). Zowel de Verenigde Staten als China, gezamenlijk
verantwoordelijk voor het gros van de directe import door Nederlandse consumenten,
zijn lid van dit netwerk. In deze gevallen is de ACM afhankelijk van de medewerking
van de buitenlandse toezichthouder voor handhaving van de Nederlandse consumentenrechten.
Vraag 5
Kunt u uiteenzetten waarom de aankoop van producten uit derde landen door Nederlandse
consumenten niet meer specifieke aandacht heeft gekregen in de recente China-strategie
van het kabinet?
Antwoord 5
Het kabinet neemt in de beleidsnota «Nederland-China: een nieuwe balans» een constructief-kritische
positie in ten aanzien van China. China is een belangrijke handels- en investeringspartner
en biedt Nederlandse bedrijven en instellingen veel kansen. Tegelijkertijd constateert
het kabinet dat China geen markteconomie en rechtsstaat is zoals wij gewend zijn.
Het kabinet wil oneerlijke handelspraktijken aanpakken en streeft naar meer evenwicht
en meer wederkerigheid in de handelsrelatie met China. Het waarborgen van rechten
van consumenten maakt daar onderdeel van uit.
Ook de aankoop van producten uit derde landen, in dit geval China, heeft de aandacht
van het kabinet. Het aandeel producten gekocht door Nederlandse consumenten bij Chinese
webwinkels is echter op dit moment nog klein in vergelijking met Nederlandse of Europese
webwinkels.
Uit een recente publicatie van de Consumentenbond10 blijkt daarnaast dat veel consumenten bewust de risico’s aanvaarden als zij producten
uit China kopen en veelal positieve ervaringen hebben, ook met de klachtafhandeling.
Nederland verwelkomt hierbij sectorinitiatieven zoals de in het antwoord op vraag
3 genoemde Pledge: dit laat zien dat de sector ook evolueert en dat partijen stapsgewijs
meer verantwoordelijkheid nemen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.C.G. Keijzer, staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat -
Mede namens
S.A.M. Kaag, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.