Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over het Ontwerpbesluit houdende de wijziging van het Tabaks- en Rookwarenbesluit
32 011 Tabaksbeleid
Nr. 70 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 4 juli 2019
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft een aantal vragen
en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en
Sport over de brief van 19 december 2018 inzake het ontwerpbesluit houdende de wijziging
van het Tabaks- en Rookwarenbesluit (Kamerstuk 32 011, nr. 66).
De vragen en opmerkingen zijn op 13 juni 2019 aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport voorgelegd. Bij brief van 3 juli 2019 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Lodders
De adjunct-griffier van de commissie, Bakker
Inhoudsopgave
blz.
I.
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
II.
Reactie van de Staatssecretaris
7
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het ontwerpbesluit houdende wijziging
van het Tabaks- en rookwarenbesluit ter regeling van een uitzondering voor verkooppunten
op het verbod te koop aangeboden tabaksproducten en aanverwante producten te tonen,
verbod op verkoop van tabaksproducten en aanverwante producten zonder ter handstelling
door tussenkomst van een verstrekkende persoon, en faciliteiten in aangewezen rookruimtes.
Zij hebben hierbij nog enkele vragen.
Genoemde leden hebben allereerst een aantal algemene vragen over het verdere traject
van behandeling van het besluit. Kan de Staatssecretaris toelichten of er nog een
ministeriële regeling voor het uitstalverbod komt en wordt deze ministeriële regeling
ook nog met de Kamer gedeeld en dus voorgehangen? Voorts vragen deze leden of er een
internetconsultatie over deze ministeriële regeling komt en zo ja, of deze regeling
nog genotificeerd moet worden via de Technical Regulations Information System (TRIS)-procedure
bij de Europese Unie. De leden van de VVD-fractie vragen daarbij of de Staatssecretaris
uiteen kan zetten of alle vereiste procedurele stappen, zowel conform Nederlands recht
als conform Europees recht, zijn genomen met betrekking tot het ontwerpbesluit, alsook
met betrekking tot de juridische grondslag van het besluit, artikel 5, lid 3 van de
Tabaks- en Rookwarenwet.
Hierop volgend hebben deze leden een aantal vragen over de inwerkingtreding van het
besluit. Met betrekking tot de inwerkingtreding van het besluit lezen genoemde leden
in de nota van toelichting op de vijfde pagina dat de inwerkingtreding van het besluit
voor supermarkten in gaat op 1 januari 2020. In de ministeriële regeling bij het uitstalverbod
wordt uiteengezet op welke manier supermarkten tabak moeten afdekken. De ministeriële
regeling wordt tegelijkertijd met het besluit gepubliceerd. Wanneer het besluit officieel
gepubliceerd wordt, is nog niet bekend. Kan de Staatssecretaris toelichten hoe supermarkten
binnen minder dan een halfjaar tijd hun ruimte om kunnen bouwen zodat ze op 1 januari
2020 voldoen aan het besluit?
In Engeland is de wetgeving die het uitstalverbod regelt in 2009 vastgesteld. In 2012
moesten de verkooppunten tabaksproducten en aanverwante producten uit het zicht halen.
Kan de Staatssecretaris toelichten waarom er in Nederland niet voor een dergelijke
termijn van drie jaar is gekozen? Hoe kijkt de Staatssecretaris aan tegen het voorstel
om een overgangstermijn te hanteren, zodat supermarkten niet in overtreding zijn per
1 januari 2020? Kan de Staatssecretaris voorts toelichten welke sancties supermarkten
kunnen verwachten wanneer het hen niet lukt om het besluit op 1 januari 2020 te realiseren?
Op de zesde pagina van de nota van toelichting lezen de leden van de VVD-fractie dat
een aantal grote ketens al sinds 2016 stappen hebben gezet die passend zijn bij het
uitstalverbod, maar dat deze beweging bij de meeste verkooppunten nog niet gemaakt
is. Deze verkooppunten moeten in 2021 aan het uitstalverbod voldoen. Is de Staatssecretaris
van mening, gezien de hiervoor geconstateerde onzekerheid over de officiële publicatie
van het besluit, dat de datum van inwerkingtreding voor deze verkooppunten haalbaar
is? Zo ja, kan de Staatssecretaris aangeven welke investeringskosten hij verwacht
die verkooppunten zullen moeten maken?
Kan de Staatssecretaris inzichtelijk maken of er bij het ontwerpen van het besluit
gekeken is naar de specifieke aspecten van verschillende sectoren in relatie tot een
mogelijke uitzonderingspositie op een algemene displayban? Is er overleg geweest met
de verschillende sectoren om uiteen te zetten hoe zij zich zo goed mogelijk voor kunnen
bereiden op de invoering van het besluit? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welk advies
is er per sector meegegeven? Hoe worden de verschillende sectoren op de hoogte gehouden
van de wetswijziging?
Op pagina acht van de nota van toelichting wordt er ingegaan op de werking van het
besluit met betrekking tot luchthavens. Het besluit is van invloed op de verkoop van
tabaksproducten in taxfree winkels op luchthavens, omdat de bedrijfsvoering van deze
winkels vaak is gestoeld op selfservice en dit besluit een verbod voorziet op het
verkopen van rookwaren zonder tussenkomst van een verkoper. Kan de Staatssecretaris
uitleggen hoe taxfree winkels het besluit zodanig kunnen toepassen zodat zij niet
geraakt worden in de kern van hun bedrijfsvoering?
Op pagina tien van de nota van toelichting wordt ingegaan op gevolgen voor regeldruk.
In Nederland zijn diverse kleine familiebedrijven, en met name sigarenspeciaalzaken,
die met zeer kleine oplagen in een selectief distributiekanaal werken. Kan de Staatssecretaris
uiteenzetten wat de omvang van de productie is van de bedrijven die als maatstaf zijn
genomen bij de toetsing van de regeldruk? Is het besluit proportioneel voor de kleine
familiebedrijven met kleine oplagen in een selectief distributiekanaal?
Genoemde leden lezen in de beantwoording van de feitelijke vragen behorende bij het
Nationaal Preventieakkoord dat er een internetconsultatie heeft plaatsgevonden en
dat partijen zich hebben kunnen uitspreken over de technische uitvoerbaarheid van
het uitstalverbod.
De voormalig Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft in de zomer
van 2017 een consultatie gepubliceerd over het uitstalverbod, maar dit is op bepaalde
punten een ander voorstel dan het voorstel dat nu voorligt. Zo worden de uitzonderingen
op het verbod verder beperkt met mogelijk grote bedrijfseconomische consequenties
en de termijn van ingang wordt vervroegd. Erkent de Staatssecretaris dat er verschillen
zijn in het ontwerpbesluit uit 2017 en het thans voorliggende ontwerpbesluit? Kan
de Staatssecretaris aangeven welke gevolgen die hebben voor het betrokken bedrijfsleven?
Op pagina veertien van de nota van toelichting staat geschreven: «Enkele organisaties
die belang hebben bij de verkoop van sigaren, pleiten ook voor een uitzondering voor
sigaren, cigarillo’s of voor pijptabak, omdat deze producten vooral door oudere klanten
worden aangeschaft en de verkoper hierover vaak advies geeft.» Het uitstalverbod is
echter van toepassing op alle rookwaren. Het uitstalverbod in andere landen maakt
wel een uitzondering voor sigaren. Kan de Staatssecretaris toelichten wat de motivatie
van deze landen is bij deze uitzondering voor sigaren? Waarom heeft Nederland deze
uitzondering niet?
In het antwoord op de feitelijke vraag 155 over het Nationaal Preventieakkoord geeft
de Staatssecretaris aan dat «voorkomen moet worden dat sigaren alsnog aantrekkelijk
kunnen zijn voor jongeren». Hoe verhoudt deze wens zich tot het feit dat sigaren door
4% van de Nederlandse bevolking wordt gerookt en door met name oudere consumenten?
Is de Staatssecretaris het ermee eens dat de markt voor sigaren in feite een zeer
kleine nichemarkt is die wordt gekenmerkt door een zeer uitgebreid assortiment van
verschillende modellen, verpakkingen en smaken?
Voorts hebben deze leden een aantal vragen over de impact van het besluit op het midden-
en kleinbedrijf (MKB). Kan de Staatssecretaris toelichten welke gevolgen het ontwerpbesluit
heeft voor de exploitanten van tabaksautomaten? Kan de Staatssecretaris motiveren
waarom er geen MKB-toets is uitgevoerd en is de Staatssecretaris bereid om alsnog
een MKB-toetsing op het verbod op zelfbedieningstabaksautomaten uit te laten voeren?
Genoemde leden vragen dit, aangezien deze sector sinds 2016 grote investeringen heeft
gedaan om automaten te voorzien van een aanzienlijk verbeterd systeem voor leeftijdscontrole,
zoals op basis van ID-bewijzen en de AgeScan. Is de Staatssecretaris van mening dat
deze investeringen meegenomen moeten worden bij de bepaling van de overgangstermijn
of een mogelijke nadeelcompensatie? Zo nee, waarom niet?
Is de Staatssecretaris bekend met de brief die 36 onafhankelijke, internationale wetenschappers
gespecialiseerd in tabakontmoedingsmaatregelen op 4 maart jl. naar de Tweede Kamer
stuurden? De wetenschappers schrijven onder meer dat, hoewel niet bekend is wat de
lange termijnrisico’s van het gebruik van een e-sigaret zijn, de beschikbare wetenschappelijke
data erop wijzen dat deze risico’s zeker 95% lager uitvallen dan de risico’s verbonden
aan het roken van reguliere tabaksproducten, en zo mogelijk nog substantieel lager
zijn. Heeft de Staatssecretaris deze overwegingen meegenomen in het proces tot het
besluit?
Roken komt vaker voor bij mensen met een lagere sociaaleconomische status (29%), en
voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (vmbo)-leerlingen in de eerste en tweede
klas beginnen drie keer zo vaak met roken dan hun leeftijdgenoten op het voorbereidend
wetenschappelijk onderwijs (vwo). Het Trimbos-instituut geeft aan dat er weinig bekend
is over de effecten van restricties op reclame en promotie onder rokers met een lage
sociaaleconomische status. Kan de Staatssecretaris inzicht geven in bestaande onderzoeken
die gekeken hebben naar het actief stimuleren van rokers met een lage sociaaleconomische
status om over te stappen op e-sigaretten, in plaats van een uitstalverbod en reclameverbod
voor e-sigaretten?
Op pagina zestien van de nota van toelichting bij het ontwerpbesluit wordt gesteld
dat de verkoop van tabaksproducten achter de bar in een horecalokaliteit «kleinhandel»
betreft in de zin van de Drank- en Horecawet en daarom niet zou zijn toegestaan.
Is de Staatssecretaris bekend met het feit dat de verkoop van losse pakjes sigaretten
door deskundigen niet als «kleinhandel» wordt beschouwd maar als een onlosmakelijke
vorm van aan horeca-gelieerde dienstverlening, zoals in het handboek Bijzondere wetgeving;
Drank- en Horecawet van de heer Joosten bevestigd wordt? Is de Staatssecretaris bekend
met het feit dat de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) tot 2018 op haar
site aangaf dat verkoop van sigaretten achter de bar is toegestaan en met het gegeven
dat de NVWA alsmede nooit handhavend heeft opgetreden tegen verkoop van sigaretten
van achter de bar?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het ontwerpbesluit
met daarin de wijzigingen van het Tabaks- en rookwarenbesluit. Deze leden hebben naar aanleiding van het ontwerpbesluit alvast onderstaande opmerkingen en vragen.
De leden van de SP-fractie vinden het van belang dat er breed ingezet wordt op de
bescherming van de volksgezondheid tegen de gevaren van roken. Deze leden juichen
de verschillende maatregelen die worden genomen dan ook toe.
Al jaren pleiten genoemde leden onder andere voor het alleen nog verkopen van tabaksproducten
via speciaalzaken en een verbod op tabaksreclame. Door deze maatregelen om roken en
tabak zoveel mogelijk uit het zicht te houden, worden jongeren niet in de verleiding
gebracht om te beginnen met roken en worden gestopte rokers niet in verleiding gebracht
om weer te beginnen. Het voorgestelde verbod om tabaksproducten te tonen past goed
in deze reeks, genoemde leden begrijpen echter niet waarom er binnen het voorgestelde
uitstalverbod sprake moet zijn van uitzonderingen. Waarom wordt er, in navolging van
IJsland, Kroatië, Nieuw-Zeeland, Canada, Thailand en Rusland, niet voor gekozen om
bij alle verkooppunten alle tabaksproducten aan het zicht van de klant te onttrekken?
Daarnaast krijgen de leden van de SP-fractie graag toegelicht waarom er een uitzondering
gemaakt dient te worden voor kleine zaken die hun omzet voor 75% of meer uit de verkoop
van rookwaren halen. Deze leden lezen dat de grens van 700.000 euro jaaromzet gebaseerd
is op wetgeving (Burgerlijk Wetboek), waarop (op welke wetgeving) is het percentage
van 75% precies gebaseerd?
De uitzondering op het uitstalverbod geldt voor speciaalzaken met een jaaromzet van
maximaal 700.000 euro. Wat gebeurt er als over de tijd blijkt dat de jaaromzet dit
bedrag overschrijdt? Dienen deze speciaalzaken dan vervolgens hun rookwaar permanent
uit het zicht te onttrekken? Moeten zij dit tussentijds doorgeven aan de NVWA?
Er zijn op dit moment (veel) meer dan 22.250 verkooppunten van tabak, zo concluderen
de leden van de SP-fractie. Het blijft hen overigens verbazen dat niet precies duidelijk
is hoeveel verkooppunten van tabaksproducten er precies zijn in Nederland. Is de verwachting
dat de nu voorgestelde wijzigingen leiden tot een afname van het aantal verkooppunten
van tabak en of tabaksproducten? Zo ja, hoe groot zal die afname in verkooppunten
naar verwachting zijn?
Ook voor webshops gaat het uitstalverbod gelden, zo lezen de leden van de SP-fractie.
Dit achten zij van groot belang omdat daar een groot aantal mensen, waaronder ook
kinderen en jongeren, aan tabaksreclame worden blootgesteld. Wel vragen deze leden
of dit verbod geldt voor alle webshops via waar inwoners van Nederland (tabaks)producten
kunnen bestellen of alleen die webshops die hun oorsprong in Nederland hebben. Hoe
gaat dit verbod precies vorm krijgen? Genoemde leden krijgen hierop graag een nadere
toelichting. Ziet de NVWA ook op dit verbod toe? Als het gaat om de verkoop van tabakswaren
via internet/webshops vragen de leden van de SP-fractie waarom er niet voor gekozen
wordt dit te verbieden. Dit zou de kans dat minderjarigen tabak kopen zeer kunnen
verkleinen, zo menen zij.
De leden van de SP-fractie steunen het besluit om een verbod in te voeren op de verkoop
van rookwaren zonder tussenkomst van een verkoper, het belang van de volksgezondheid
moet hierbij immers prioriteit krijgen. Zij zijn in dat kader benieuwd naar de reactie
op de opmerkingen van Schiphol Airport Retail die zij via de commissie hebben ontvangen,
dat «het verbod op verkoop via zelfbedieningsautomaten ingrijpende, en mogelijk onbedoelde
gevolgen heeft op de verkoop van tabaksproducten in taxfree winkels op luchthavens
en dat zonder selfservice er geen efficiënte en bedrijfseconomisch verantwoorde exploitatie
van tabaksproducten meer mogelijk in taxfree winkels op luchthavens is». De leden
van de SP-fractie gaan ervan uit dat er geen uitzondering zal worden gemaakt voor
dergelijke taxfree winkels.
Deze leden vragen waarom er in de voorgestelde wijzigingen van het Tabaks- en rookwarenbesluit
niet voor wordt gekozen om rookruimtes onaantrekkelijker te maken door een algeheel
verbod in rookruimtes op faciliteiten zoals speelautomaten en dartboards. Waarom wordt
er alleen voor gekozen dat er niet meer faciliteiten mogen zijn in de rookruimte dan
buiten de rookruimte?
In welke andere landen en Europese lidstaten geldt een vergelijkbare uitzondering
voor verkooppunten op het verbod om te koop aangeboden tabaksproducten en aanverwante
producten te tonen en in welke andere lidstaten geldt tevens een verbod op de verkoop
van tabaksproducten en aanverwante producten zonder ter handstelling door tussenkomst
van een verstrekkende persoon?
Enkele respondenten van de consultatie vrezen dat de voorgestelde uitzonderingen mogelijk
leiden tot een toename van speciaalzaken die slechts tabaks- en aanverwante producten
en rookaccessoires verkopen. De leden van de SP-fractie begrijpen dat dit effect door
de Staatssecretaris zal worden gemonitord waarna eventueel de huidige maatregelen
worden heroverwogen. Deze leden lijkt dit een verstandig besluit, wel vragen zij wat
de verwachting is van de Staatssecretaris met betrekking tot de ontwikkeling van het
aantal speciaalzaken na de doorvoering van voorgestelde wijzigingen, verwacht hij
een toename van het aantal speciaalzaken?
Artikelsgewijs
Artikel 1, onderdeel A en Artikel 1, onderdeel E
De leden van de SP-fractie zijn benieuwd waarom er niet voor wordt gekozen om tabaksautomaten
in het geheel te verbieden. Zij menen dat er eerder over gesproken is om deze automaten
geheel uit te faseren. Waarom blijft het gebruik van dergelijke automaten in speciaalzaken
dan toch toegestaan?
Artikel 1, onderdeel B
De leden van de SP-fractie vragen waarom het voor speciaalzaken toegestaan blijft
om op de gevel aan te duiden dat ze tabaksproducten verkopen. Is hier niet ook sprake
van een vorm van reclame?
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met instemming kennisgenomen van het ontwerpbesluit
houdende wijziging van het Tabaks- en rookwarenbesluit. Zij willen de Staatssecretaris
hierover enkele vragen voorleggen.
Genoemde leden vragen de Staatssecretaris hoeveel speciaalzaken momenteel uitsluitend
rookwaren, rookaccessoires, loten en dagbladen verkopen. In hoeverre verwacht de Staatssecretaris
anticiperend gedrag van speciaalzaken om onder de eerste uitzondering te kunnen vallen?
Tevens vragen deze leden hoeveel speciaalzaken er zijn met een omzet lager dan € 700.000.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen welke mogelijkheden de houder van een
speciaalzaak die onder de tweede uitzondering valt (maximale omzet van € 700.000,
waarvan meer dan 75% uit rookwaren), heeft om zijn speciaalzaak over te doen aan familieleden,
zonder daarmee de uitzondering op het uitstalverbod te verliezen.
Zij vragen welke regels er precies gaan gelden voor de zichtbaarheid van tabaksdisplays
van buiten de winkel. Wat mag er wel en niet zichtbaar zijn vanaf de straat? Hoe worden
speciaalzaken vooraf geïnformeerd over het uitstalverbod en over de uitzonderingen?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de Staatssecretaris verwacht dat fysieke
verkooppunten op luchthavens overgaan tot het uitsluitend verkopen van rookwaren,
rookaccessoires, loten en dagbladen om zo het uitstalverbod te omzeilen. Betekent
dit ook dat bij deze verkooppunten van buiten dan geen tabaksdisplays zichtbaar mogen
zijn?
Genoemde leden vragen welke gevolgen de Staatssecretaris verwacht van het verbod op
tabaksautomaten in de horeca. In hoeverre zal dit leiden tot de (verboden) verkoop
van achter de bar?
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de Staatssecretaris verwacht dat het
besluit zorgt voor een beperkte toename van de werkzaamheden van de NVWA. Waar is
deze aanname op gebaseerd? Vraagt dit besluit niet juist om een stevige rol van de
NVWA, zeker in de eerste jaren? Heeft de NVWA voldoende capaciteit om te handhaven?
Genoemde leden constateren dat de onderdelen van het besluit op verschillende momenten
in werking treden, op 1 januari 2020, 1 januari 2021 en 1 januari 2022. Leidt dit
niet tot verwarring en een ongelijk speelveld? Zij vragen de Staatssecretaris om deze
data van inwerkingtreding en het overgangsrecht nader toe te lichten.
II. Reactie van de Staatssecretaris
De leden van de VVD-fractie vragen of er nog een Tabaks- en Rookwaren regeling (hierna:
regeling) komt en of deze wordt voorgehangen bij de Tweede Kamer. Ook vragen deze
leden of deze regeling nog via internet wordt geconsulteerd en of deze regeling nog
genotificeerd wordt via de Tris-procedure bij de Europese Unie. Daarbij vragen deze
leden of ik de vereiste procedurele juridische stappen heb doorlopen.
Met het Tabaks- en Rookwarenbesluit (hierna: besluit), waarin een grondslag is geregeld
voor het stellen van voorschriften aan het uitstalverbod, is ook een regeling ontworpen.
Deze regeling is op 6 juli 2017, gelijktijdig met het besluit, voorgelegd via internetconsultatie.
In tegenstelling tot het besluit is het niet gebruikelijk dat een regeling met technische
voorschriften wordt voorgehangen bij Uw Kamer. De regeling wordt nog genotificeerd
via de Tris-procedure bij de Europese Commissie. De technische voorschriften van de
regeling zijn met oog op de uitvoerbaarheid getoetst via internetconsultatie. Er zijn
echter geen reacties geweest over de technische voorschriften met betrekking tot het
uitstalverbod. De regeling zoals voorgesteld met de internetconsultatie is dan ook
op alle onderdelen intact gebleven. De vereiste procedurele stappen zijn genomen.
Vervolgens hebben de leden van de VVD-fractie vragen over de inwerkingtreding van
het besluit. Ook vragen deze leden mij hoe supermarkten binnen minder dan een halfjaar
tijd hun ruimte om kunnen bouwen zodat ze op 1 januari 2020 kunnen voldoen aan het
besluit. Verder vragen ze waarom er in Nederland niet voor een termijn van drie jaar
zoals in het VK is gekozen en hoe ik aankijk tegen het voorstel om een overgangstermijn
te hanteren, zodat supermarkten niet in overtreding zijn per 1 januari 2020. Verder
vragen ze of ik kan toelichten welke sancties supermarkten kunnen verwachten wanneer
het hen niet lukt om het besluit op 1 januari 2020 te realiseren. De leden van de
VVD-fractie vragen mij ook of de datum van inwerkingtreding van het besluit voor verkooppunten
haalbaar is en of ik kan aangeven welke investeringskosten ik verwacht die verkooppunten
zullen moeten maken.
De amvb en de regeling zijn op 6 juli 2017 voor internetconsultatie aangeboden en
openbaar gemaakt. In de regeling staat dat verkooppunten tabaks- en aanverwante producten
volledig dienen af te dekken, maar dat ze vrij zijn in de keuze voor het middel waarmee
ze dat doen. Dit voorschrift is in de internetconsultatie niet ter discussie gesteld.
Verschillende grote supermarktketens, zoals de Jumbo en de Dirk hebben de tabaksproducten
inmiddels compleet afgedekt. Om de overige supermarktketens langer dan eerder voorzien
de gelegenheid te geven de nieuwe regels te implementeren, stel ik voor de inwerkingtreding
van het besluit en de regeling te laten ingaan per 1 juli 2020. De NVWA zal de regels
handhaven en hier beleidsregels voor opstellen. Bij overtreding is het geldende boeteregime
van kracht. Het staat verkooppunten vrij te kiezen welk middel zij willen gebruiken
voor het afdekken van tabaksproducten en aanverwante producten. De investeringskosten
zijn daarmee ook afhankelijk van het te verkiezen middel.
De leden van de VVD-fractie vragen of ik inzichtelijk kan maken of er bij het ontwerpen
van het besluit gekeken is naar de specifieke aspecten van verschillende sectoren
in relatie tot een mogelijke uitzonderingspositie op een algemene displayban. Ook
vragen deze leden of er overleg is geweest met de verschillende sectoren om uiteen
te zetten hoe zij zich zo goed mogelijk kunnen voor bereiden op de invoering van het
besluit. Zo nee, waarom dat niet gebeurd is en zo ja, welk advies er per sector is
meegegeven.
Leden van de VVD-fractie vragen of de Staatssecretaris kan uitleggen hoe taxfree winkels
het besluit zodanig kunnen toepassen zodat zij niet geraakt worden in de kern van
hun bedrijfsvoering.
Verder vragen de leden van de VVD-fractie hoe de verschillende sectoren op de hoogte
worden gehouden van de wetswijziging.
Er is gekozen voor een level playing field voor alle verkooppunten. Er is echter wel
rekening gehouden met kleine speciaalzaken die meer dan 75% van hun omzet uit tabaksproducten
– en aanverwante producten halen. Voor hen is besloten om een eerbiedigingsconstructie
op te nemen in het besluit. De uitzondering voor het uitstalverbod is daarmee verruimd.
Taxfree winkels hebben aangegeven dat zij van plan zijn te voldoen aan de uitzondering
op het uitstalverbod, maar dat ze tegen het verbod op zelfbediening zijn omdat dit
de kern van hun bedrijfsvoering zou raken. Verkooppunten die worden uitgezonderd van
het uitstalverbod (waarbij overigens geen sprake mag zijn van een shop in shop-constructie),
zijn tevens uitgezonderd van het verbod op zelfbediening. Taxfree winkels zijn, indien
ze onder de uitzondering op het uitstalverbod vallen, ook uitgezonderd van het zelfbedieningsverbod.
Er is bij het ontwerpen van het besluit vanwege artikel 5.3 van het WHO Kaderverdrag
inzake Tabaksontmoediging geen contact geweest met brancheorganisaties die belang
hebben bij de verkoop of het produceren van tabaksproducten en aanverwante producten.
Dit houdt in dat er geen overleg is geweest met brancheorganisaties van verkooppunten
over de vraag hoe zij zich zo goed mogelijk kunnen voorbereiden op het besluit. De
verschillende sectoren zullen uiteindelijk via een brief aan de brancheorganisaties
geïnformeerd worden over de wetwijziging en de bijbehorende technische voorschriften.
Leden van de VVD-fractie vragen of de Staatssecretaris uiteen kan zetten wat de omvang
van de productie is van de bedrijven die als maatstaf zijn genomen bij de toetsing
van de regeldruk en of het besluit proportioneel is voor de kleine familiebedrijven
met kleine oplagen in een selectief distributiekanaal.
Voor het inventariseren van de omvang van de speciaalzaken in algemene zin is gebruik
gemaakt van de omzetgegevens die brancheorganisatie NSO heeft gepubliceerd op haar
website (https://www.tabaksdetailhandel.nl/assortimenten/informatie_over_de_gema…).
Hierbij is geen onderscheid gemaakt tussen een sigarenspeciaalzaak of een gemakswinkel.
Besloten is om in het besluit een extra uitzondering te maken voor bestaande kleine
speciaalzaken met een omzet van maximaal 700.000 euro waarvan tenminste 75% afkomstig
is uit de verkoop van tabaksproducten en aanverwante producten. Dit is bovenop de
(in het voorstel van 6 juli 2017 opgenomen) geldende uitzondering voor speciaalzaken
die enkel tabaksproducten en aanverwante producten, rookaccessoires, dagbladen en
loten verkopen. Er is vanuit gegaan dat het uitstalverbod voor deze verkooppunten
op dit moment niet proportioneel is en voor de andere verkooppunten, ook de kleine
of middelgrote, wel.
De leden van de VVD-fractie vragen of ik erken dat er verschillen zijn in het ontwerpbesluit
uit 2017 en het thans voorliggende ontwerpbesluit en of ik kan de Staatssecretaris
aangeven welke gevolgen die hebben voor het betrokken bedrijfsleven.
De uitzonderingen op het uitstalverbod zijn in het Ontwerpbesluit van 19 december
2018 verruimd en niet beperkt in vergelijking met het voorstel van 6 juli 2017. Hiermee
wordt tegemoetgekomen aan een reële groep van speciaalzaken met een lage omzet die
in grote mate afhankelijk zijn van de verkoop uit tabaksproducten en aanverwante producten.
Daarnaast wordt er met het huidige voorstel ook tegemoet gekomen aan het gegeven dat
de «echte speciaalzaken» vaak nog meer verkopen dan tabak alleen en dat ze dus met
het huidige voorstel kranten en loten mogen blijven verkopen omdat de verkoop daarvan
niet op jongeren is gericht. De gevolgen voor het bedrijfsleven, in het bijzonder
die van kleine speciaalzaken, worden hiermee beperkt.
De leden van de VVD-fractie vragen welke motivatie andere landen hebben gebruikt om
sigaren uit te zonderen van het uitstalverbod en waarom Nederland deze uitzondering
niet heeft. Verder vragen deze leden hoe het antwoord op de feitelijke vraag 155 over
het Nationaal Preventieakkoord dat «voorkomen moet worden dat sigaren alsnog aantrekkelijk
kunnen zijn voor jongeren» zich verhoudt tot het feit dat sigaren door 4% van de Nederlandse
bevolking wordt gerookt en door met name oudere consumenten. Ook vragen deze leden
of ik het ermee eens ben dat de markt voor sigaren in feite een zeer kleine nichemarkt
is die wordt gekenmerkt door een zeer uitgebreid assortiment van verschillende modellen,
verpakkingen en smaken.
Alle tabaksproducten en aanverwante producten zijn schadelijk voor de volksgezondheid.
Een uitstalverbod is effectief om jongeren, maar ook ex-rokers en andere kwetsbare
groepen niet in de verleiding te brengen om deze producten te kopen. Gelet op de beoogde
bredere doelgroep van het uitstalverbod is er geen uitzondering gemaakt voor sigaren,
cigarillo’s, pijptabak of andere tabaksproducten en aanverwante producten. Bovendien
willen we voorkomen dat jongeren deze producten alsnog aantrekkelijk zouden kunnen
gaan vinden. Dit sluit bovendien aan op het Amendement Dik-Faber (Kamerstuk 34 470, nr. 8) op de Tabaks- en Rookwarenwet waarin wordt verzocht geen onderscheid te maken tussen
de verschillende tabaksproducten en aanverwante producten. Een speciaalzaak die enkel
sigaren verkoopt, kan onder de uitzondering van het uitstalverbod vallen zolang deze
producten niet zichtbaar zijn van buiten de winkel.
De leden van de VVD-fractie vragen ook of ik kan toelichten welke gevolgen het ontwerpbesluit
heeft voor de exploitanten van tabaksautomaten, of ik kan motiveren waarom er geen
MKB-toets is uitgevoerd en of ik bereid om alsnog een MKB-toetsing op het verbod op
zelfbedieningstabaksautomaten uit te laten voeren. Verder vragen deze leden of de
investeringen die de branche heeft gedaan om automaten te voorzien van een systeem
voor leeftijdscontrole moeten worden meegenomen bij de bepaling van de overgangstermijn
of een mogelijke nadeelcompensatie en zo nee, waarom niet.
Het uitstalverbod en het verbod op zelfbedieningsautomaten zijn getoetst op de regeldruk
voor en de impact op bedrijven en ondernemers. Hierbij is ook gekeken naar de kosten
die bedrijven en ondernemers zullen maken om de maatregel na te leven. Om de economische
gevolgen van het verbod op zelfbedieningsautomaten te ondervangen is met het conceptbesluit
in 2017 een redelijke overgangstermijn voorgesteld tot 2022. Dit geeft de branche
voldoende ruimte voor aanpassing aan de nieuwe situatie. Zie hiertoe ook de antwoorden
op de feitelijke vragen bij het Nationaal Preventie Akkoord (Kamerstuk 32 793, nr. 339).
De leden van de VVD-fractie vragen mij om inzicht te geven in bestaande onderzoeken
die gekeken hebben naar het actief stimuleren van rokers met een lage sociaaleconomische
status om over te stappen op e-sigaretten, in plaats van een uitstalverbod en reclameverbod
voor e-sigaretten.
Ik ben niet bekend met Nederlandse onderzoeken die specifiek het effect hebben onderzocht
van het actief stimuleren van rokers met een lage sociaaleconomische status om over
te stappen op e-sigaretten, in vergelijking met een uitstalverbod en reclameverbod
voor e-sigaretten. Er zijn wel enkele kleinere, Britse studies die erop wijzen dat
zichtbaarheid van e-sigaretten in winkels, juist ook in wijken met inwoners met een
lage sociaaleconomische status, zou kunnen bijdragen aan het opnieuw normaliseren
van roken. Ook zouden sommige rokers met een klein budget de e-sigaret niet zien als
een product om te stoppen met roken maar als een betaalbaar substituut op momenten
dat zij onvoldoende geld hebben om een tabakssigaret te kopen.
Het beleid is erop gericht om rokers optimaal te ondersteunen bij het stoppen met
roken. De e-sigaret is daarvoor niet de eerstekeus-methode. Ik zet in op het toeleiden
van alle rokers, ongeacht hun sociaaleconomische status, naar de meest effectieve
vorm van stoppen met roken zonder financiële drempels voor eerstelijnszorg programma’s
en op het de-normaliseren van tabaksproducten en andere rookwaar in het straatbeeld.
Daarin past een uitstalverbod en reclameverbod voor e-sigaretten.
Op grond van de Drank- en Horecawet is het verboden een horecalokaliteit tevens in
gebruik te hebben voor het uitoefenen van de kleinhandel. De verkoop van tabaksproducten
vanachter een bar in een horecalokaliteit valt onder de definitie van kleinhandel.
Dit betekent dat er in de horecalokaliteit geen tabaksproducten verkocht mogen worden
vanachter de bar. Indien de horeca-inrichting geen vergunning heeft op grond van de
Drank- en Horecawet, blijft de verkoop van tabaksproducten mogelijk. Het gaat dan
om gelegenheden waar geen alcoholhoudende dranken worden geschonken.
De leden van de SP-fractie vragen waarom er, in navolging van IJsland, Kroatië, Nieuw-Zeeland,
Canada, Thailand en Rusland, niet voor is gekozen om bij alle verkooppunten alle tabaksproducten
aan het zicht van de klant te onttrekken en geen uitzonderingen te maken.
Een uitstalverbod zonder uitzonderingen voor alle verkooppunten is overwogen, maar
zou speciaalzaken die hoofdzakelijk tabaksproducten en aanverwante producten verkopen,
op dit moment naar verhouding te veel treffen in hun bedrijfsvoering.
Daarnaast vragen de leden van de SP-fractie waarom er een uitzondering gemaakt dient
te worden voor kleine zaken die hun omzet voor 75% of meer uit de verkoop van tabaksproducten
en aanverwante producten halen. Deze leden lezen dat de grens van 700.000 euro jaaromzet
gebaseerd is op wetgeving (Burgerlijk Wetboek), maar vragen waarop (op welke wetgeving)
is het percentage van 75% precies is gebaseerd.
Van alle 1500 tabakspeciaalzaken zijn er in 2019 ongeveer 125 zaken die 75% van hun
omzet uit de verkoop van tabaksproducten en aanverwante producten haalt. Zie hiertoe
de monitor die brancheorganisatie NSO gepubliceerd heeft: https://www.tabaksdetailhandel.nl/assortimenten/informatie_over_de_gema…. De NSO gebruikt dit percentage om de tabakspeciaalzaak van de gemakszaak te onderscheiden.
Hiermee maakt NSO duidelijk welke groep speciaalzaken in grote mate afhankelijk is
van de verkoop van tabaksproducten. Het wordt redelijk geacht om deze bestaande zaken
uit te zonderen van het uitstalverbod. De meerderheid (92%) van de speciaalzaken kan
overigens getypeerd worden als een gemakszaak met een zeer breed assortiment.
De leden van de SP-fractie vragen wat er gebeurt als uitgezonderde speciaalzaken met
een jaaromzet van maximaal 700.000 euro deze jaaromzet overschrijden en of zij dan
vervolgens hun rookwaar permanent uit het zicht dienen te onttrekken. Ze vragen of
deze ondernemers dit tussentijds moeten doorgeven aan de NVWA.
Verwacht wordt dat een speciaalzaak die onder deze uitzondering valt, eens in de vijf
jaar een samenstellingsverklaring kan overleggen over het voorgaande boekjaar. Uit
deze verklaring moet blijken dat de omzet over dat boekjaar maximaal 700.000 euro
is en het aandeel tabaksproducten en aanverwante producten minimaal 75%. Als blijkt
dat in het jaar waarover een verklaring moet worden afgegeven, de maximale omzet is
overschreden, dan is de uitzondering niet meer van toepassing en moeten tabaksproducten
en aanverwante producten worden afgedekt. Dit hoeft niet te worden doorgegeven aan
de NVWA om daarmee de administratieve lasten te beperken, maar kan wel bij controles
worden vastgesteld.
De leden van de SP-fractie vragen of ik verwacht dat de nu voorgestelde wijzigingen
leiden tot een afname van het aantal verkooppunten van tabak en of tabaksproducten
en zo ja hoe groot die afname in verkooppunten naar verwachting zal zijn.
Het uitstalverbod heeft niet als doel het aantal verkooppunten te verminderen. Het
is wel denkbaar dat een ondernemer op basis van de regelgeving een afweging maakt
en besluit geen tabaksproducten en aanverwante producten meer te verkopen.
De leden van de SP-fractie vragen of het uitstalverbod voor alle webshops geldt via
waar inwoners van Nederland (tabaks)producten kunnen bestellen of alleen die webshops
die hun oorsprong in Nederland hebben. Ze willen weten hoe dit verbod precies vorm
gaat krijgen en of de NVWA ook op dit verbod toeziet. Ook vragen deze leden fractie
waarom er niet voor gekozen wordt verkoop via internet te verbieden.
Het uitstalverbod geldt voor alle online verkooppunten waar Nederlandse burgers tabaksproducten
en aanverwante producten kunnen kopen. Een buitenlands verkooppunt dient dus rekening
te houden met de Nederlandse regelgeving indien deze in Nederland tabaksproducten
en aanverwante producten wil verkopen. Overigens worden tabaksproducten in Nederland
nauwelijks online gekocht. De NVWA zal dit handhaven. Bij de invoering van de Tabaksproductenrichtlijn
is besloten om internetverkoop niet te verbieden Hierbij speelt mee dat via dit kanaal
nauwelijks tabaksproducten worden verkocht.
De leden van de SP-fractie zijn benieuwd naar de reactie op de opmerkingen van Schiphol
Airport Retail die zij via de commissie hebben ontvangen, dat «het verbod op verkoop
via zelfbedieningsautomaten ingrijpende, en mogelijk onbedoelde gevolgen heeft op
de verkoop van tabaksproducten in taxfree winkels op luchthavens en dat zonder selfservice
er geen efficiënte en bedrijfseconomisch verantwoorde exploitatie van tabaksproducten
meer mogelijk in taxfree winkels op luchthavens is».
Een uitzondering op het verbod op verkoop van zelfbedieningsautomaten geldt alleen
voor die speciaalzaken die onder de uitzondering van het uitstalverbod vallen. Zie
hiertoe de eerdere antwoorden op de vragen van de VVD-fractie.
De leden van de SP-fractie vragen vervolgens waarom er in de voorgestelde wijzigingen
van het Tabaks- en rookwarenbesluit niet voor wordt gekozen om rookruimtes onaantrekkelijker
te maken door een algeheel verbod in rookruimtes op faciliteiten zoals speelautomaten
en dartboards in te stellen. Zij vragen waarom er alleen voor is gekozen dat er niet
meer faciliteiten mogen zijn in de rookruimte dan buiten de rookruimte.
In de praktijk bleken er meer faciliteiten in rookruimtes voor te komen dan erbuiten.
Het gaat hier om een verduidelijking van de regels voor de rookruimtes die aansluit
op de praktijk en de wijze waarop NVWA daarop toezicht houdt. Overigens ben ik voornemens
deze rookruimtes af te schaffen.
De leden van de SP-fractie vragen ook in welke andere landen en Europese lidstaten
een vergelijkbare uitzondering voor verkooppunten geldt op het verbod om te koop aangeboden
tabaksproducten en aanverwante producten te tonen en in welke andere lidstaten tevens
een verbod op de verkoop van tabaksproducten en aanverwante producten zonder ter handstelling
door tussenkomst van een verstrekkende persoon geldt.
De volgende landen kennen een uitzondering op het uitstalverbod voor speciaalzaken,
waarbij wel geldt dat tabaksproducten niet zichtbaar mogen zijn van buiten de winkel:
Finland, Noorwegen en IJsland. Nederland wordt het 14de EU-land waar tabaksautomaten
zijn verboden of nooit waren toegestaan. Automaten zijn niet (meer) toegestaan in
Bulgarije, Cyprus, Estland, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Kroatië, Letland, Litouwen,
Polen, Roemenië, Slovenië en Verenigd Koninkrijk.
De leden van de SP-fractie vragen wat de verwachting is van mij met betrekking tot
de ontwikkeling van het aantal speciaalzaken na de doorvoering van voorgestelde wijzigingen.
Ik kan niet geheel inschatten hoe de markt voor speciaalzaken zich ontwikkelt; daarom
blijf ik het monitoren. Het is denkbaar dat er meer speciaalzaken komen die enkel
tabaksproducten en aanverwante producten, rookaccessoires, dagbladen en loten verkopen.
Dit assortiment is echter niet bedoeld voor minderjarigen. Het is ook denkbaar dat
speciaalzaken hun tabaksproducten en aanverwante producten zullen afdekken omdat ze
de voorkeur geven aan het brede assortiment dat een speciaalzaak tot nu toe biedt.
Om tot uitdrukking te brengen dat de uitzondering enkel geldt voor de bestaande kleine
speciaalzaken is opgenomen dat deze zaken, voor de inwerkingtreding van het uitstalverbod,
moeten zijn geregistreerd bij de NVWA en ingeschreven in het handelsregister.
De leden van de SP-fractie vragen verder waarom er niet voor wordt gekozen om tabaksautomaten
in het geheel te verbieden en het gebruik van dergelijke automaten in speciaalzaken
toch blijft toegestaan.
In speciaalzaken die vallen onder de uitzondering, blijft het toegestaan om zonder
tussenkomst van een persoon tabak te pakken en af te rekenen bij een verkoopmedewerker.
Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn indien sigaren uitgestald worden in een zogenaamde
humidor. Daarom is het bij deze verkooppunten ook toegestaan gebruik te maken van
een zelfbedieningsautomaat.
De leden van de SP-fractie vragen waarom het voor speciaalzaken toegestaan blijft
om op de gevel aan te duiden dat ze tabaksproducten verkopen en of er daarmee niet
ook sprake is van een vorm van reclame.
Reclame heeft verschillende facetten. Gevelreclame is geen onderdeel van het uitstalverbod.
In het Nationaal Preventieakkoord is opgenomen dat het reclameverbod per 2021 van
toepassing is op speciaalzaken en dat gevelreclame dan wordt verboden. Voor speciaalzaken
die onder de uitzondering vallen van het uitstalverbod, is alleen reclame in de winkel
toegestaan. Het aanduiden op de gevel wordt meegenomen in de uitwerking van deze uitbreiding
van het reclameverbod in een wetsvoorstel.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen mij hoeveel speciaalzaken momenteel uitsluitend
tabaksproducten en aanverwante producten, rookaccessoires, loten en dagbladen verkopen.
Ook willen deze leden weten in hoeverre ik anticiperend gedrag verwacht van speciaalzaken
om onder de eerste uitzondering te kunnen vallen. Ook willen deze leden weten hoeveel
speciaalzaken er zijn met een omzet lager dan € 700.000.
Het is niet bekend hoeveel speciaalzaken er nu uitsluitend tabaksproducten en aanverwante
producten, rookaccessoires, loten en dagbladen verkopen. Er zijn naar schatting 150
zaken die tenminste 75% van hun omzet uit de verkoop van tabaksproducten en aanverwante
producten halen. De brancheorganisatie heeft op haar website staan dat er in 2019
naar schatting 125 speciaalzaken zijn die meer dan 75% van hun omzet uit tabaksproducten
halen1. Het is mij niet bekend hoeveel speciaalzaken een omzet van minder dan 700.000 euro
hebben. Zie het antwoord op de vraag met betrekking tot mogelijk anticiperend gedrag
van de SP.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen vervolgens welke mogelijkheden de houder
van een speciaalzaak die onder de tweede uitzondering valt (maximale omzet van € 700.000,
waarvan meer dan 75% uit tabaksproducten en aanverwante producten), heeft om zijn
speciaalzaak over te doen aan familieleden, zonder daarmee de uitzondering op het
uitstalverbod te verliezen.
De uitzondering op het uitstalverbod vervalt bij overlijden van de eigenaar op wiens
naam de zaak bij de NVWA is geregistreerd. Een eigenaar kan zijn zoon of dochter in
de zaak laten werken en zelf op een 0-uren contract werkzaam blijven. Hij kan de zaak
echter niet op naam van één van zijn kinderen zetten. Dan is er sprake van overdracht
en vervalt de uitzondering.
Deze leden vragen ook welke regels er precies gaan gelden voor de zichtbaarheid van
tabaksdisplays van buiten de winkel. Zij willen weten wat er wel en niet zichtbaar
mag zijn vanaf de straat en hoe de speciaalzaken vooraf geïnformeerd worden over het
uitstalverbod en over de uitzonderingen.
Bij speciaalzaken die onder de uitzondering vallen, mogen de tabaksdisplays van buiten
de winkel niet zichtbaar zijn. VWS zal de branches informeren zoals te doen gebruikelijk.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of ik verwacht dat fysieke verkooppunten
op luchthavens overgaan tot het uitsluitend verkopen van tabaksproducten en aanverwante
producten, rookaccessoires, loten en dagbladen om zo het uitstalverbod te omzeilen
en of dit betekent dat bij deze verkooppunten van buiten dan geen tabaksdisplays zichtbaar
mogen zijn.
Ik kan niet inschatten welke afweging de taxfree verkooppunten op de luchthavens maken.
Voor hen geldt dezelfde regelgeving als voor alle verkooppunten van tabaksproducten
en aanverwante producten. Indien zij willen vallen onder de uitzondering mogen er
geen tabaksdisplays zichtbaar zijn van buiten het verkooppunt.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen welke gevolgen ik verwacht van het verbod
op tabaksautomaten in de horeca en in hoeverre dit zal leiden tot de (verboden) verkoop
vanachter de bar. De leden van de ChristenUnie-fractie willen weten waar mijn aanname
dat het besluit zorgt voor een beperkte toename van de werkzaamheden van de NVWA op
is gebaseerd en of de NVWA voldoende capaciteit heeft om te handhaven.
De verkoop van tabaksproducten vanachter de bar is in verkooppunten met een DHW vergunning
reeds verboden op basis van de Drank- en Horecawet. De branches zullen op gebruikelijke
wijze geïnformeerd worden over de wijzigingen. De NVWA heeft de handhaafbaarheid en
uitvoerbaarheid van de regeling getoetst en geen aanvullende opmerkingen geplaatst.
Overigens wordt er extra budget beschikbaar gesteld voor het toezicht op de nieuwe
maatregelen. Elk jaar bij de jaarplanbespreking zal worden nagegaan welk extra budget
nodig is om de nieuwe regels te handhaven.
De hiervoor genoemde leden vragen op de verschillende data van inwerkingtreding (1 januari
2020, 1 januari 2021 en 1 januari 2022) toe te lichten.
Ik ben bereid het besluit voor het uitstalverbod voor supermarkten niet per 1 januari
maar per 1 juli 2020 in werking te laten treden. Supermarkten zijn overigens al langer
aan het experimenteren met het uit het zicht halen van tabaksproducten en aanverwante
producten. Enkele ketens zoals de JUMBO en de DIRK hebben op eigen initiatief tabaksproducten
al aan het zicht onttrokken. Het uitstalverbod voor andere verkooppunten dan supermarkten
gaat in per 1 januari 2021; één jaar eerder dan met het conceptbesluit van 6 juli
2017 in de internetconsultatie was voorgesteld. Bij deze verkooppunten speelt mee
dat het om kleinere verkooppunten dan supermarkten gaat en dat zij daarom langer nodig
hebben. Echter, de eerder voorgestelde termijn van 2 jaar is onwenselijk gebleken
vanuit het oogpunt van tabaksontmoediging. Zo bleek dat een dergelijke termijn in
het Verenigd Koninkrijk afbreuk deed aan het effect van de maatregel. Het verbod op
zelfbediening gaat in per 1 januari 2022; voor deze termijn is gekozen omdat hiermee
tabaksautomaten zoals die nu worden gebruikt, worden verboden en deze maatregel meer
economische consequenties kan hebben dan het uitstalverbod.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.J.H. Lodders, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
J. Bakker, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.