Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Aalst over de noodzaak van de oeververbinding voor de Krimpenerwaard
Vragen van het lid Van Aalst (PVV) aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat over de noodzaak van de oeververbinding Krimpenerwaard (ingezonden 29 mei 2019).
Antwoord van Minister Van Nieuwenhuizen Wijbenga (Infrastructuur en Waterstaat) (ontvangen
8 juli 2019).
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «Kies voor oeververbinding Krimpenerwaard» van 27 mei
2019, waarin wordt opgeroepen om Zuid-Hollandse gemeenten met een extra oeververbinding
beter bereikbaar te maken?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Deelt u de mening dat een extra oeververbinding zeer gewenst is om zo het drukke verkeer
op de Van Brienenoordbrug te verminderen?
Antwoord 2
In het gebied is sprake van verschillende knelpunten en opgaven. De A16 Van Brienenoordcorridor
is een NMCA-knelpunt. Ook is sprake van NMCA-knelpunten met betrekking tot het binnenstedelijk
OV (metro en tram). Voorts is sprake van een forse woningbouwopgave. Tenslotte is
het streven om de leefbaarheid te vergroten en de bereikbaarheid van banen te verbeteren
(«kansen voor mensen»).
In het BO MIRT Zuidwest-Nederland najaar 2018 is geconstateerd dat een oostelijke
oeververbinding (zowel oost als oost-oost) het NMCA-knelpunt A16 Van Brienenoordcorridor
verlicht. Er is afgesproken om de MIRT-Verkenning te starten en medio 2019 de Startbeslissing
te nemen, op basis van een eenduidige bestuurlijke voorkeur van de opdracht gevende
partijen voor de locatie van de oeververbinding (oost dan wel oost-oost). Ook is afgesproken
om tot medio 2019 verder te werken aan het invullen van het pakket van maatregelen
voor de wegenknelpunten (Van Brienenoord- en Algeracorridor).
Een nieuwe oeververbinding is dus gewenst is om de A16 Van Brienenoordcorridor te
ontlasten. Het oplossend vermogen zal afhangen van de invulling van het gehele pakket
van maatregelen (Voorkeursbeslissing). Dit betreft vooral het aantal rijstroken op
de nieuwe oeververbinding en aanvullende maatregelen voor het verder ontlasten van
de A16 Van Brienenoordcorridor.
Vraag 3
Bent u bereid om gehoor te geven aan deze wens en stappen te ondernemen die leiden
tot de realisatie van deze nieuwe oeververbinding?
Antwoord 3
De nieuwe oeververbinding betreft regionale/lokale infrastructuur. De keuze voor een
nieuwe oeververbinding in Rotterdam (oost, lokale infrastructuur) dan wel bij Ridderkerk-Krimpen
(oost-oost, provinciale/regionale infrastructuur) is daarom aan de regio. Dat is ook
zo afgesproken in het BO MIRT Zuidwest-Nederland najaar 2018.
Vraag 4
Welke middelen denkt u nog nodig te hebben voor de realisatie van deze nieuwe oeververbinding?
Antwoord 4
In het BO MIRT Zuidwest-Nederland najaar 2018 is afgesproken, dat partijen (gemeente
Rotterdam, Metropoolregio Rotterdam, Provincie Zuid-Holland en Ministerie van IenW)
op basis van de resultaten van de MIRT-Verkenning afspraken zullen maken over de bekostiging
van het Voorkeursalternatief.
De bekostiging vanuit IenW zal plaatsvinden op basis van de dan geldende spelregels
van het Infrastructuurfonds of het Mobiliteitsfonds en op basis van het doelbereik
van Voorkeursalternatief ten aanzien van de projectdoelstellingen. Ik heb EUR 200
mln. gereserveerd voor het aanpakken van het NMCA-knelpunt A16 Van Brienenoordcorridor
in het wegenbudget Infrastructuurfonds. Ik zal op grond van de effecten van de nieuwe
oeververbinding op dit NMCA-knelpunt bepalen welke bijdrage passend is.
Op dit moment voert Rijkswaterstaat de verkeersstudie A16 Van Brienenoordcorridor
uit. In dit kader wordt gekeken naar aanvullende maatregelen ter ontlasting van de
A16, zoals afgesproken in het BO MIRT Zuidwest-Nederland najaar 2018. Maatregelen
die passen binnen de MIRT-Verkenning oeververbinding regio Rotterdam kunnen nader
worden uitgewerkt in het kader van de
MIRT-Verkenning. Over eventuele maatregelen ter ontlasting van de A16, die niet binnen
de MIRT-Verkenning passen (bijvoorbeeld maatregelen op het HWN op trajecten buiten
het studiegebied van de MIRT-Verkenning), zal separaat besluitvorming plaatsvinden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga, minister van Infrastructuur en Waterstaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.