Memorie van toelichting : Memorie van toelichting
35 243 Goedkeuring van de op 7 augustus 2017 te Manilla tot stand gekomen Kaderovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Australië, anderzijds (Trb. 2018, 30)
Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING
Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt,
omdat het zonder meer instemmend luidt (artikel 26, zesde lid j° vijfde lid, van de
Wet op de Raad van State).
1. ALGEMENE INLEIDING
1.1 De Europese Unie en Australië
De Europese Unie en Australië zijn gelijkgezinde partners die op veel internationale
kwesties hetzelfde standpunt innemen en gezamenlijk optrekken. Naast economische samenwerking
en handel, hetgeen traditioneel een van de belangrijkste pijlers van de samenwerking
vormt, wordt in toenemende mate ook samengewerkt op mondiale en regionale uitdagingen
zoals milieu, klimaatsverandering, energie, veiligheid en terrorismebestrijding, stabiliteit
in de Aziatisch-Pacifische regio en samenwerking binnen de Wereldhandelsorganisatie
(World Trade Organization, WTO). Ook Nederland onderhoudt van oudsher nauwe banden met Australië. De op 7 augustus
2017 tot stand gekomen Kaderovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten,
enerzijds, en Australië, anderzijds (hierna «de Kaderovereenkomst» dan wel «de Overeenkomst»)1 getuigt van de goede relatie tussen de EU en Australië, alsmede van de wens de betrekkingen
te verdiepen en strategischer vorm te geven.
De Overeenkomst bevat achtereenvolgens bepalingen over politieke dialoog en samenwerking
inzake buitenlands beleid en veiligheid; samenwerking inzake mondiale ontwikkeling
en humanitaire hulp; samenwerking inzake economische en handelsaangelegenheden; samenwerking
inzake justitie, vrijheid en veiligheid; samenwerking op het gebied van onderwijs
en cultuur; en samenwerking op het gebied van duurzame ontwikkeling, energie en vervoer.
De Overeenkomst biedt hiermee een nieuwe contractuele basis voor de versterking van
de politieke en economische samenwerking. Het verdrag vervangt het EU-Australië Partnerschapskader
dat tijdens de Raad Buitenlandse Zaken van oktober 2008 werd aangenomen en in 2009
werd geactualiseerd. Dit partnerschapskader was geen verdrag maar een gezamenlijk
document waarin de prioriteiten voor de bilaterale betrekkingen overeen waren gekomen.
De Kaderovereenkomst zal na de inwerkingtreding een coherent, wettelijk bindend algemeen
kader bieden voor de betrekkingen van de EU met Australië. Overigens beoogt de Kaderovereenkomst
met Australië daarmee hetzelfde doel als de op 5 oktober 2016 te Brussel tot stand
gekomen Kaderovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en
Nieuw-Zeeland, anderzijds (Trb. 2016, 174). Beide verdragen zijn dan ook vrijwel gelijk aan elkaar.
In november 2015 hebben de voorzitter van de Europese Raad, de president van de Europese
Commissie en de premier van Australië de wens uitgesproken om tevens onderhandelingen
over een handelsakkoord op te starten. De Europese Commissie heeft in het voorjaar
van 2018 een effectbeoordeling uitgevoerd, inclusief een publieke consultatie, om
de belangrijkste mogelijkheden te identificeren voor een dergelijk handelsakkoord.
Op 13 september 2018 heeft de Commissie een aanbeveling aan de Raad gedaan om de onderhandelingen
te openen, inclusief een voorstel voor een mandaat. Het beoogde vrijhandelsakkoord
vormt een verdieping van de economische samenwerking, zoals beschreven in titel IV,
waarin de Kaderovereenkomst voorziet.
1.2 Geschiedenis en totstandkoming van de Kaderovereenkomst
De Raad van de Europese Unie heeft op 10 oktober 2011 de Europese Commissie en de
Hoge Vertegenwoordiger van de Unie voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid gemachtigd
om te onderhandelen over een kaderovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten,
enerzijds, en Australië, anderzijds.2 De onderhandelingen gingen in december 2011 van start en werden met succes afgesloten
met de parafering van de Overeenkomst op 5 maart 2015. De Overeenkomst is ondertekend
op 7 augustus 2017. In afwachting van de inwerkingtreding worden overeenkomstig artikel
61 bepaalde onderdelen voorlopig toegepast, zoals wederzijds overeengekomen door de
EU en Australië.
De Europese Dienst voor extern optreden en de diensten van de Commissie waren bij
het onderhandelingsproces betrokken. De lidstaten werden tijdens het onderhandelingsproces
geraadpleegd in de vergaderingen van de bevoegde werkgroepen van de Raad. Het Europees
parlement werd tijdens de onderhandelingen regelmatig op de hoogte gehouden.
1.3 Doel en inhoud van de Kaderovereenkomst
Met de Kaderovereenkomst beogen de partijen een versterkt partnerschap te bewerkstelligen,
een kader te bieden om samenwerking te faciliteren en te stimuleren op talrijke terreinen
van wederzijds belang. Door samenwerking te bevorderen kunnen oplossingen worden gevonden
voor regionale en mondiale problemen (zie artikel 1 van de Kaderovereenkomst). De
nauwere samenwerking wordt beoogd op een groot aantal beleidsterreinen en kan op verschillende
beleidsterreinen verschillende vormen aannemen. Zo kan de samenwerking onder andere
bestaan uit het voeren van een dialoog op politiek of ambtelijk niveau, het uitwisselen
van ideeën, ervaringen en informatie, en het op elkaar afstemmen van standpunten in
regionale en internationale fora.
De beoogde samenwerking berust op drie pijlers:
• Politieke samenwerking inzake buitenlands beleid en veiligheidskwesties van gemeenschappelijk
belang, met inbegrip van massavernietigingswapens, handvuurwapens en lichte wapens,
terrorismebestrijding, de bevordering van internationale vrede en veiligheid en samenwerking
op internationale fora. De Overeenkomst omvat bindende bepalingen gebaseerd op de
door beide partijen gedeelde waarden. Deze formuleringen komen overeen met de standaardformuleringen
van andere associatie- en partnerschapsovereenkomsten tussen de EU en derde landen.
• Samenwerking inzake economische en handelsaangelegenheden, met inbegrip van het faciliteren
van handel en investeringsstromen, en inzake sanitaire en fytosanitaire kwesties en
dierenwelzijn, technische handelsbelemmeringen, overheidsopdrachten en intellectueel
eigendom.
• Sectorale samenwerking, onder meer inzake onderzoek en innovatie, onderwijs en cultuur,
landbouw en plattelandsontwikkeling migratie, terrorismebestrijding, de strijd tegen
de georganiseerde misdaad en cybercriminaliteit, en gerechtelijke samenwerking.
1.4 Beoordeling van de Kaderovereenkomst
De regering verwelkomt de totstandkoming van de Overeenkomst. Het is de eerste keer
dat de EU en Australië als gelijkgezinde partners een dergelijke politieke Kaderovereenkomst
sluiten, waarmee onder andere de politieke dialoog en de samenwerking op het gebied
van economie en handel worden gestructureerd en versterkt. Gezien de nauwe historische
en culturele banden van de EU – en met name ook van Nederland – met Australië, acht
het kabinet het opportuun de samenwerking in termen van deze Overeenkomst vorm te
geven. Daarnaast is het aangaan van de Overeenkomst van belang in het licht van geopolitieke
ontwikkelingen, die tot gevolg hebben dat het westers model van democratie, gelijke
rechten en open economieën in toenemende mate onder druk komt te staan. De Overeenkomst
draagt naar het oordeel van de regering bij aan het versterken van een gezamenlijke
aanpak, waardoor de EU en Australië beter in staat zijn om toekomstige uitdagingen
gezamenlijk het hoofd te bieden. De regering ziet de Kaderovereenkomst met Australië
dan ook als een belangrijke stap naar een meer gestructureerde samenwerking met een
vertrouwde politieke en economische partner.
1.5 Aard van de Kaderovereenkomst
De onderhavige Overeenkomst heeft een gemengd karakter. Naast de Unie dienen daarom
ook de lidstaten partij te worden bij het Verdrag. De EU heeft enkel die bevoegdheden
die door de EU-lidstaten aan de EU zijn overgedragen in het Verdrag van Lissabon.
De artikelen 2 tot en met 6 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese
Unie (hierna: VWEU) bakenen de EU-bevoegdheden af.
De Overeenkomst omvat verschillende onderwerpen. Het bevat onderwerpen die tot de
exclusieve bevoegdheid van de EU behoren, zoals handelspolitiek en douane (zie artikel
3 VWEU). Een exclusieve bevoegdheid houdt in dat in het betreffende gebied enkel de
EU regelstellend mag optreden. Lidstaten mogen enkel regels stellen als die bevoegdheid
aan hen is toegekend door de EU of ter implementatie van EU-regels. Het gaat in deze
met name om bepalingen in Titel IV («Samenwerking inzake economische en handelsaangelegenheden»)
van de Overeenkomst.
De Overeenkomst bevat ook onderwerpen die onder de gedeelde bevoegdheid van de EU
en de lidstaten vallen (zie artikel 4 VWEU). Bij gedeelde bevoegdheden kunnen zowel
de Unie als de lidstaten regelstellend optreden. Artikel 2, lid 2, VWEU schrijft echter
voor dat de lidstaten hun bevoegdheid slechts kunnen uitoefenen voor zover de Unie
haar bevoegdheid nog niet heeft uitgeoefend. Het gaat in onderhavige Overeenkomst
met name om bepalingen in titel V («Samenwerking inzake justitie, vrijheid en veiligheid»)
en titel VIII («Samenwerking op het gebied van duurzame ontwikkeling, energie en vervoer»).
Daarnaast bevat de Overeenkomst bepalingen op gebieden die niet tot de gedeelde of
exclusieve bevoegdheden van de Unie behoren. Het gaat dan bijvoorbeeld om parallelle
bevoegdheden die de lidstaten en de EU gelijktijdig kunnen uitoefenen (zie artikel
4, lid 3, VWEU). In dit verband kan (o.a.) gewezen worden op titel III («Samenwerking
inzake mondiale ontwikkeling en humanitaire hulp») en titel VI («Samenwerking op het
gebied van onderzoek, innovatie en de informatiemaatschappij»).
Voorts bevat de Overeenkomst ondersteunende, coördinerende of aanvullende bevoegdheden
in de zin van artikel 6 VWEU. Met name gaat het dan om de genoemde titel IV, dat onder
andere een bepaling bevat over toerisme, en titel VII («Samenwerking op het gebied
van onderwijs en cultuur»). Ten slotte bevat de Overeenkomst ook bepalingen die vallen
onder het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid (GBVB). Zie in dit verband
in het bijzonder titel II («Politieke dialoog en samenwerking inzake buitenlands beleid
en veiligheid») van de Overeenkomst.
1.6 Voorlopige toepassing
In Besluit 2017/1546/EU van de Raad van 29 september 2016 (PbEU 2017, L 237) is bepaald welke delen van de Overeenkomst voorlopig toegepast zullen
worden tussen de EU en Australië. De voorlopige toepassing betreft een voorlopige
toepassing door de EU en kan daarom ook alleen maar op die onderdelen van de Overeenkomst
zien die onder de EU-bevoegdheden vallen. In artikel 2 van het besluit 2017/1546/EU
is dit geëxpliciteerd. Het is aan de Raad om een Besluit tot ondertekening en voorlopige
toepassing van deze internationale overeenkomst namens de Unie aan te nemen. De lidstaten
hebben via de Raad op 29 september 2016 met het Besluit tot ondertekening en voorlopige
toepassing van de Overeenkomst ingestemd.
De Europese Unie kan onderdelen van de Overeenkomst met Australië die onder de EU-bevoegdheden
vallen voorlopig toepassen. Het karakter van een EU-bevoegdheid (exclusief, gedeeld,
parallel, ondersteunend, GBVB) is daarbij niet beslissend. De voorlopige toepassing
geeft geen indicatie welke bepalingen van het verdrag onder de exclusieve EU-bevoegdheden
vallen. In Raadsbesluit 2017/1546/EU wordt het precieze karakter van de desbetreffende
bevoegdheden van de EU in het midden gelaten. Voor de vraag wanneer een bepaling aangelegenheden
betreft die onder de bevoegdheid van de Unie vallen, wordt verwezen naar de vorige
paragraaf.
Met ingang van 4 oktober 2018 worden de volgende delen van de Overeenkomst voorlopig
toegepast3, echter slechts voor zover deze aangelegenheden betreffen die onder de bevoegdheid
van de Unie vallen, waaronder aangelegenheden die vallen onder de bevoegdheid van
de Unie om een gemeenschappelijk buitenlands- en veiligheidsbeleid te bepalen en uit
te voeren:
– Artikel 3 («Politieke dialoog»);
– Artikel 10 («Samenwerking in regionale en internationale organisaties»);
– Artikel 56 («Gemengde Commissie»), met uitzondering van de punten (g), en (h) van
lid 3;
– Titel X Slotbepalingen, met uitzondering van artikel 61, leden 1 en 3, voor zover
noodzakelijk voor de effectieve voorlopige toepassing van de in dit artikel bedoelde
bepalingen van de Overeenkomst.
2. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING
TITEL I:
DOEL EN GRONDSLAG VAN DE OVEREENKOMST
Artikel 1
De doelstellingen van de Overeenkomst zijn 1) het bewerkstelligen van een sterker
partnerschap tussen de partijen, 2) het bieden van een kader om samenwerking op terreinen
van wederzijds belang te faciliteren en stimuleren en 3) om deze samenwerking ook
te bevorderen om oplossingen voor regionale en mondiale problemen te vinden. De partijen
bevestigen hun commitment om de politieke dialoog op hoog niveau te intensiveren en
bevestigen tevens hun gedeelde waarden en gemeenschappelijke beginselen als grondslag
van de samenwerking.
Artikel 2
De partijen komen in dit artikel overeen intensiever samen te werken op bilateraal,
regionaal en mondiaal niveau op basis van gedeelde waarden en gemeenschappelijke belangen.
Hierbij wordt eerbiediging van democratische beginselen en mensenrechten, de fundamentele
vrijheden en de rechtsstaat zoals vastgelegd in verdragen bevestigd. Ook zullen de
partijen zich inzetten voor duurzame ontwikkeling, economische groei en het aanpakken
van wereldwijde milieuproblemen. Deze beginselen zijn aangemerkt als essentieel element
van de overeenkomst.
TITEL II:
POLITIEKE DIALOOG EN SAMENWERKING INZAKE BUITENLANDS BELEID EN VEILIGHEIDSKWESTIES
Artikel 3
De partijen zullen regelmatig een politieke dialoog voeren, met als doel het bevorderen
van bilaterale betrekkingen en de versterking van een gezamenlijke aanpak en samenwerking
ten aanzien van regionale en mondiale problemen. Deze dialoog kan verschillende vormen
aannemen en op meerdere overheidsniveaus gevoerd worden.
Artikel 4
In dit artikel bevestigen de partijen democratische beginselen, mensenrechten en de
rechtsstaat te bevorderen, ook internationale fora, en hiertoe samen te werken en
acties te coördineren. Ook zullen zij elkaars inspanningen bevorderen.
Artikel 5
De partijen zullen de mogelijkheden voor coördinatie van activiteiten voor crisisbeheersing
en samenwerking in crisisbeheersingsoperaties onderzoeken. Ook zullen zij een kader
voor deelname van Australië aan crisisbeheersingsoperaties van de EU vaststellen.
Artikel 6
In dit artikel komen de partijen overeen samen te zullen werken en bij te dragen aan
de bestrijding van de verspreiding van massavernietigingswapens en de overbrengingsmiddelen
daarvoor door naleving van verdragen en overeenkomsten. Gezien het belang dat beide
partijen hechten aan het tegengaan van de verspreiding van massavernietigingswapens
is deze bepaling als essentieel element van de overeenkomst aangemerkt. In dit kader
zullen de partijen ook samenwerken door maatregelen te nemen gericht op bekrachtiging
of toegang tot internationale instrumenten, handhaving van een effectief systeem van
nationale uitvoeringscontroles, bevordering van de uitvoering van VN-Veiligheidsraad resoluties, door samen te werken in multilaterale fora en op het terrein van
bewustmakingsactiviteiten en door relevante informatie uit te wisselen. Deze inzet
zal ondersteund worden door een regelmatige politieke dialoog.
Artikel 7
De partijen komen overeen hun verplichtingen in het kader van internationale overeenkomsten
om de illegale handel in handvuurwapens en lichte wapens tegen te gaan volledig na
te komen. Daarvoor zijn binnenlandse controlesystemen voor de overdracht van conventionele
wapens in overeenstemming met internationale normen van belang en verplichten de partijen
zich ertoe het Wapenhandelverdrag volledig uit te voeren en in dit kader samen te
werken. De partijen zullen op alle relevante niveaus van de overheid samenwerken en
de uitvoering van wapenembargo’s overeenkomstig het VN-Handvest verzekeren.
Artikel 8
Dit artikel bevestigt de samenwerking van de partijen voor het waarborgen van effectieve
vervolging van ernstige misdaden die de gehele internationale gemeenschap aangaan,
onder meer via het Internationaal Strafhof. Zij zullen stappen blijven zetten ter
uitvoering van het op 17 juli 1998 te Rome tot stand gekomen Statuut van Rome inzake
het Internationaal Strafhof (Trb. 1999, 13) en de ratificatie en tenuitvoerlegging van verwante instrumenten overwegen. Ook
zullen de partijen toetreding van andere landen tot het Statuut van Rome blijven bevorderen
en de integriteit ervan beschermen, onder meer door te weigeren niet-uitleveringsovereenkomsten
met derde landen aan te gaan.
Artikel 9
In dit artikel komen de partijen overeen samen te werken aan de preventie en bestrijding
van terrorisme, rekening houdend met de mondiale strategie voor terrorismebestrijding
van de VN. Deze samenwerking omvat uitwisseling van informatie over terroristische
groepen en netwerken die hen ondersteunen, uitwisseling van ideeën over middelen en
methoden voor het bestrijden van terrorisme, het vaststellen van gebieden voor toekomstige
samenwerking, steun aan regionale samenwerking op het gebied van rechtshandhaving,
verdieping van internationale consensus over de bestrijding van terrorisme en het
normatieve kader hiervoor, bevordering van de samenwerking tussen de VN-lidstaten
om de mondiale strategie uit te voeren en uitwisseling van best practices. Ook zullen de partijen nauw samenwerken in het kader van het Mondiaal Forum Terrorismebestrijding
en zullen de partijen regelmatig een dialoog onderhouden.
Artikel 10
De partijen verbinden zich ertoe samen te werken in internationale en regionale organisaties
en fora door van gedachten te wisselen en waar passend standpunten op elkaar af te
stemmen.
Artikel 11
De partijen erkennen het belang van samenwerking op het gebied van internationale
veiligheid en cyberspace door uitwisseling van gedachten over gedragsnormen, toepassing
van internationaal recht en ontwikkeling van maatregelen en capaciteitsopbouw.
TITEL III:
SAMENWERKING INZAKE MONDIALE ONTWIKKELING EN HUMANITAIRE HULP
Artikel 12
In dit artikel maken de partijen afspraken om de impact, het bereik en de invloed
van ontwikkelingsactiviteiten te vergroten door een regelmatige beleidsdialoog, uitwisseling
van gedachten in regionale en internationale fora en waar passend afstemming van standpunten,
uitwisseling van informatie over ontwikkelingsprogramma’s en het ondernemen van gedelegeerde
ontwikkelingssamenwerking ten behoeve van elkaar.
Artikel 13
De partijen herbevestigen hun commitment aan humanitaire hulp en streven waar passend
naar een gecoördineerde respons.
TITEL IV:
SAMENWERKING INZAKE ECONOMISCHE EN HANDELSAANGELEGENHEDEN
Artikel 14
In dit artikel komen de partijen overeen de dialoog over economisch beleid te blijven
voeren en hiertoe ervaringen en informatie over de coördinatie van dit beleid uit
te wisselen.
Artikel 15
Inzake handel en investeringen verbinden de partijen zich tot samenwerking om de voorwaarden
tot toename en ontwikkeling van handel en investeringen te scheppen. De partijen voeren
hierover dialoog op hoog niveau en werken samen om handel en investeringen en het
multilaterale handelsstelsel te bevorderen en belemmeringen te voorkomen. Dit omvat
onder andere een jaarlijkse bijeenkomst op hoogambtelijk niveau over handelsbeleid
en dialogen over handel in en afzet van landbouwproducten en over (fyto)sanitaire
aangelegenheden. Informatie wordt uitgewisseld over beleidsaanpak inzake vrijhandelsovereenkomsten.
De partijen erkennen het belang van liberalisering van handel en bevestigen hiertoe
hun commitment voor samenwerking binnen de WTO.
Artikel 16
De partijen voeren dialoog om de samenwerking op investeringsgebied te vergroten,
voor het vinden van mechanismen om dit te faciliteren en voor stabiele en transparante
regels zonder afbreuk aan internationale verplichtingen.
Artikel 17
In dit artikel bevestigen de partijen hun commitment voor een open en transparant
kader voor overheidsopdrachten; hiertoe zullen zij overleg, samenwerking en uitwisseling
van best practices versterken. Ook zullen mogelijkheden onderzocht worden om de toegang tot elkaars markten
op dit gebied te bevorderen.
Artikel 18
In dit artikel erkennen de partijen het wederzijds belang technische handelsbelemmeringen
terug te brengen en committeren zij zich tot samenwerking op dit terrein in het kader
van de WTO-Overeenkomst (Trb. 1994, 235) en de Overeenkomst inzake wederzijdse erkenning van overeenstemmingsbeoordeling,
certificaten en markeringen tussen de Europese Gemeenschap en Australië (PbEG 1998, L 229).
Artikel 19
Op het gebied van sanitaire en fytosanitaire kwesties en dierenwelzijn komen de partijen
overeen hun samenwerking te vergroten, met inachtneming van de WTO-Overeenkomst inzake
sanitaire en fytosanitaire maatregelen (SPS-overeenkomst). In het kader van de Overeenkomst
en op basis van de relevante internationale normen wisselen de partijen informatie
uit door regelmatige vergaderingen in passende fora en door te streven naar de toepassing
van invoervoorschriften op het grondgebied van de uitvoerende partij. Ook de erkenning
van ziekte- of plagenvrije gebieden en gebieden met een lage ziekte- of plagenprevalentie
en de verificatie van inspectie- en certificeringssystemen behoren hiertoe. De partijen
zullen informatie over SPS en dierenwelzijnskwesties uitwisselen en samenwerken via
relevante multilaterale kaders.
Artikel 20
De partijen werken samen op douanegebied overeenkomstig bilaterale en multilaterale
respectieve wetgeving. Zij wisselen ervaringen uit en onderzoeken mogelijkheden om
procedures te vereenvoudigen, transparantie te verzekeren en samenwerking te verbeteren,
onder andere op het gebied van veiligheid, zekerheid en bestrijding van fraude.
Artikel 21
In dit artikel bevestigen de partijen het belang van rechten en plichten inzake intellectueel
eigendom. Zij zullen informatie en ervaringen uitwisselen over de bescherming en naleving
van intellectuele eigendomsrechten.
Artikel 22
Ter bevordering van economische concurrentie door mededingingswet- en regelgeving
zullen de partijen informatie uitwisselen en samenwerking intensiveren.
Artikel 23
De partijen gaan diepgaande samenwerking aan ter bevordering van bilaterale handel
in diensten en uitwisseling van informatie over respectieve regelgeving.
Artikel 24
Ten aanzien van financiële diensten blijven de partijen informatie en ervaringen uitwisselen
over toezicht en regelgeving en versterken zij samenwerking ter verbetering van systemen
binnen de financiële sector, waaronder boekhouding, financiële controle, toezicht
en regelgeving.
Artikel 25
Op het gebied van belastingen erkennen de partijen de beginselen van goed bestuur
op fiscaal gebied, en verbinden zij zich tot toepassing van deze beginselen. Zij werken
samen voor verbetering van internationale samenwerking op fiscaal gebied en vereenvoudiging
van inning van krachtens de wet verschuldigde belastingen.
Artikel 26
De partijen zullen samenwerking vergroten en informatie uitwisselen op het gebied
van transparantie en een behoorlijke rechtsgang bij het beheer van handelsgerelateerde
wet- en regelgeving teneinde kwaliteit, efficiëntie en correcte wijze van administratie
voeren te bevorderen.
Artikel 27
De partijen erkennen in dit artikel een transparante en marktgebaseerde aanpak als
beste manier om een gunstig klimaat te scheppen voor investeringen in de productie
van en de handel in grondstoffen met het oog op de bevordering van efficiënte toewijzing
en gebruik. Ter versterking van een op regels gebaseerd mondiaal kader en meer transparantie
van mondiale markten van grondstoffen werken de partijen via bilaterale dialoog of
in multilaterale fora onder meer samen op kwesties inzake vraag en aanbod, bilaterale
en multilaterale handel, regelgevende kaders en optimale werkwijzen met betrekking
tot duurzame ontwikkeling van mijnbouw.
Artikel 28
In dit artikel bevestigen de partijen bevordering van de duurzame ontwikkeling van
handel en investeringen. Hierbij hebben de partijen het recht om overeenkomstig internationale
normen eigen niveaus van binnenlandse milieu en arbeidsbescherming vast te stellen,
waarbij verlaging van beschermingsniveaus vermeden dient te worden. De partijen wisselen
informatie uit en werken samen om wederzijds versterkende handels-, sociale en milieudoelstellingen
te bevorderen.
Artikel 29
De partijen moedigen nauwere samenwerking tussen bedrijven en betrekkingen tussen
overheid en bedrijfsleven aan via wederzijdse bezoeken, meer bepaald ter verbetering
van het concurrentievermogen van kleine en middelgrote ondernemingen. Dit omvat onder
meer overdracht van technologie, uitwisseling van best practices ten aanzien van toegang tot financiering, bevordering van maatschappelijk verantwoord
ondernemen en ontwikkeling van samenwerking inzake normen en conformiteitsbeoordeling.
Hiertoe worden dialoog en samenwerking tussen bevoegde agentschappen opgezet.
Artikel 30
In dit artikel moedigen de partijen de dialoog met het maatschappelijk middelveld
aan, zoals met vakbonden, werkgevers en ondernemersorganisaties.
Artikel 31
De partijen komen overeen samen te werken om toerisme te stimuleren voor een beter
wederzijds begrip en waardering tussen de volkeren van de partijen, alsmede voor economische
voordelen.
TITEL V:
SAMENWERKING INZAKE JUSTITIE, VRIJHEID EN VEILIGHEID
Artikel 32
Ter bevordering van internationale handel en investeringen en de mobiliteit van personen
zullen de partijen juridische en gerechtelijke samenwerking in civiele en handelszaken
versterken, onder meer via onderhandeling over ratificatie en uitvoering van internationale
overeenkomsten; waar mogelijk zullen zij arbitrale beslechting van internationale
handelsgeschillen faciliteren. Inzake strafzaken bevorderen de partijen samenwerking
voor wederzijdse rechtshulp op basis van internationale instrumenten, zoals toetreding
tot, uitvoering van of steun aan instrumenten van de VN en de Raad van Europa.
Artikel 33
De partijen komen overeen samenwerking tot stand te brengen op het gebied van rechtshandhaving
bij gemeenschappelijke dreigingen van grensoverschrijdende misdaad, onder meer via
bijstand bij onderzoek, uitwisseling van onderzoeksmethoden en gemeenschappelijke
opleiding.
Artikel 34
In dit artikel bevestigen de partijen samenwerking voor preventie en bestrijding van
terrorisme en het voorkomen van georganiseerde economische en financiële misdaad en
corruptie door te voldoen aan internationale verplichtingen. De partijen erkennen
het belang van de Overeenkomst tussen de EU en Australië inzake de verwerking en overdracht
van persoonsgegevens van passagiers door luchtvaartdiensten aan de Australische douane-
en grensbeveiligingsdiensten (PbEU 2012, L 186) en zij bevorderen toepassing van de VN-verdragen ter bestrijding van
grensoverschrijdende georganiseerde misdaad en corruptie.
Artikel 35
In dit artikel bevestigen de partijen samenwerking met het oog op een geïntegreerde
aanpak teneinde de schade die verdovende middelen aan personen, gezinnen en gemeenschappen
aan kan richten te beperken. Deze aanpak is gericht op het versterken van structuren
ter bestrijding van verdovende middelen, het terugdringen van het aanbod, handel in
en vraag naar verdovende middelen, als ook de consequenties van drugsmisbruik en het
voorkomen van onrechtmatig gebruik van chemische precursoren voor productie van drugs.
De partijen zullen samenwerken aan ontmanteling van grensoverschrijdende criminele
netwerken betrokken bij drugshandel en aan het probleem van nieuwe psychoactieve stoffen.
Artikel 36
De partijen wisselen informatie en best practices uit ter bestrijding van cybercriminaliteit, technologische criminaliteit en verspreiding
van illegale content via internet. Zij werken samen op het gebied van opleiding van
onderzoekers en onderzoek naar cybercriminaliteit en digitale forensische wetenschap
en bevorderen het Verdrag van Boedapest inzake cybercriminaliteit als mondiale norm.
Artikel 37
In dit artikel herbevestigen de partijen samenwerking ter preventie en bestrijding
van witwassen en de financiering van terrorisme, hetgeen zich uitstrekt tot inbeslagneming
van uit misdaad verkregen vermogensbestanddelen of gelden en informatie-uitwisseling
in het kader van respectieve wetgeving en maatregelen overeenkomstig de normen van
relevante internationale organisaties.
Artikel 38
Inzake migratie, asiel, participatie en diversiteit komen de partijen overeen samenwerking
te intensiveren door uitwisseling van informatie over manieren om onder meer illegale
immigratie, mensenhandel, sociale en economische participatie en documentbeveiliging
aan te pakken. Met betrekking tot illegale immigratie komen de partijen overeen dat
de onderdanen van een EU-lidstaat die illegaal op Australisch grondgebied verblijven
op verzoek van Australië door de EU-lidstaat overgenomen worden en vice versa. De partijen verstrekken hun onderdanen daartoe de nodige documenten. De partijen
onderzoeken de mogelijkheid tot het sluiten van een overeenkomst inzake overname.
Artikel 39
In dit artikel stemt Australië ermee in dat diplomatieke en consulaire autoriteiten
van EU-lidstaten met een vertegenwoordiging in Australië consulaire bescherming kunnen
bieden namens andere EU-lidstaten die niet over een vertegenwoordiging in Australië
beschikken. Ook stemmen de EU-lidstaten ermee in dat de vertegenwoordigingen van Australië
consulaire bescherming namens een derde land kunnen bieden in een EU-lidstaat en dat
derde landen dit namens Australië kunnen bieden in een EU-lidstaat waar Australië
geen vertegenwoordiging heeft.
Artikel 40
De partijen zullen samenwerken om te garanderen dat de beschermingsniveaus van persoonsgegevens
overeenstemmen met relevante internationale normen, dat onder meer uitwisseling van
informatie en deskundigheid omvat en samenwerking tussen regelgevende instanties in
organen zoals de OESO-werkgroep inzake informatieveiligheid.
TITEL VI:
SAMENWERKING OP HET GEBIED VAN ONDERZOEK, INNOVATIE EN DE INFORMATIEMAATSCHAPPIJ
Artikel 41
Met dit artikel bevestigen de partijen versterkte samenwerking op het gebied van wetenschap,
onderzoek en innovatie op basis van de Overeenkomst inzake wetenschappelijke en technische
samenwerking tussen Australië en de Europese gemeenschap (PbEG 1994, L 188). Hierbij streven de partijen aanpak van gemeenschappelijke maatschappelijke
problemen, deelname van openbare en particuliere innovatie-actoren ter bevordering
van gebruik van gezamenlijke onderzoeksresultaten, verdere uitbreiding van gebruik
van mogelijkheden van onderzoeks- en innovatieprogramma’s door onderzoekers van beide
partijen en bredere regionale en internationale samenwerking op dit gebied na. Civiel
onderzoek en innovatie omvat ook bevordering van sleuteltechnologieën, inclusief ruimteonderzoek
en onderzoek naar infrastructuur en versterking van mobiliteit van onderzoekers tussen
Australië en de EU.
Artikel 42
Op het gebied van de informatiemaatschappij komen de partijen overeen inzichten uit
te wisselen, met name inzake beleid en regelgeving voor elektronische communicatie
waaronder bescherming van persoonsgegevens, e-overheid en internetveiligheid. Ook
kan de samenwerking gericht zijn op interoperabiliteit van onderzoeksnetwerken, infrastructuur,
normalisatie en certificering van informatie- en communicatietechnologie, beveiligingsvraagstukken
en privacyaspecten en de uitwisseling van standpunten over maatregelen op het gebied
van internationale mobiele roamingkosten.
TITEL VII:
SAMENWERKING OP HET GEBIED VAN ONDERWIJS EN CULTUUR
Artikel 43
Inzake onderwijsbeleid verbinden de partijen zich ertoe de onderlinge dialoog over
onderwijs en opleidingsbeleid voort te zetten en samenwerkingsactiviteiten te ondersteunen
op het gebied van onderwijs, opleiding en jeugd. Dit kan bestaan uit samenwerking
inzake leermobiliteit van individuele personen en steun voor gezamenlijke projecten
van onderwijs- en opleidingsinstellingen in de EU en Australië. Ook kan dit institutionele
samenwerking zijn ter bevordering van de uitwisseling van ervaring en expertise en
ondersteuning van beleidshervormingen via onder meer dialoog, studies en conferenties,
vooral met het oog op de processen van Bologna en Kopenhagen.
Artikel 44
De partijen streven naar maatregelen ter bevordering van culturele uitwisselingen,
het bevorderen van de mobiliteit van culturele werkers en kunstwerken tussen Australië
en de EU en het bevorderen van de interculturele dialoog tussen maatschappelijk middenveld
en individuele personen van de partijen. De partijen werken hiertoe samen in internationale
fora, zoals Unesco ter bevordering van culturele diversiteit. Ook stimuleren de partijen
de uitwisseling, samenwerking en dialoog tussen instellingen en actoren op het gebied
van audiovisuele aangelegenheden en media.
TITEL VIII:
SAMENWERKING OP HET GEBIED VAN DUURZAME ONTWIKKELING, ENERGIE EN VERVOER
Artikel 45
Dit artikel betreft versterkte samenwerking op het gebied van milieubescherming in
internationale en regionale context, waaronder de handhaving van dialoog inzake milieu
en deelname aan en uitvoering van multilaterale milieuovereenkomsten. Ook omvat het
artikel bevordering van duurzaam gebruik van genetische hulpmiddelen overeenkomstig
nationale wetgeving en verdragen en uitwisseling van informatie, technische expertise
en milieupraktijken. Dit omvat onder meer hulpbronnen, biodiversiteit, afvalbeheer, waterbeleid en bescherming van het kust- en
zeemilieu.
Artikel 46
In dit artikel verbinden de partijen zich ertoe samenwerking op het gebied van klimaatverandering
te intensiveren. Dit beoogt de bestrijding van klimaatverandering door stabilisering
van concentraties van broeikasgassen in de atmosfeer, uitwisseling van expertise en
informatie inzake schadebeperkingsaanpak en -maatregelen en financieringsinstrumenten
voor klimaatactie. Ook omvat de samenwerking ontwikkeling en invoering van emissiearme
technologieën, steun voor schadebeperkings- en aanpassingsmaatregelen in ontwikkelingslanden
en samenwerking voor een robuuste en wettelijk bindende internationale klimaatovereenkomst.
Met dit doel zullen de partijen regelmatig dialoog voeren en samenwerken in plurilaterale
en multilaterale fora.
Artikel 47
Inzake natuurrampen en door de mens veroorzaakte rampen bevestigen de partijen hun
commitment voor bevordering van preventie-, mitigatie-, paraatheids- en responsmaatregelen
om de maatschappij en infrastructuur weerbaarder te maken en om waar passend hierbij
samen te werken.
Artikel 48
Voor wat betreft energie streven de partijen ernaar de samenwerking te intensiveren
met het oog op ontwikkeling van beleid voor grotere energiezekerheid, bevordering
van de mondiale energiemarkt en investeringen en concurrentievermogen, uitwisseling
via multilaterale energiefora, ontwikkeling en toepassing van schone en duurzame energietechnologieën,
energiegebruik en uitwisseling van optimale werkwijzen voor exploratie en productie
van energie.
Artikel 49
De partijen streven naar samenwerking op alle relevante terreinen van vervoersbeleid.
Hierbij zijn zij gericht op de bevordering van informatie-uitwisseling van vervoersbeleid
en -praktijk, versterking van luchtvaartbetrekkingen tussen Australië en de EU en
verbetering van markttoegang en veiligheid, en dialoog en samenwerking inzake de onbeperkte
toegang tot de internationale maritieme markten en handel, milieugerelateerde kwesties
en wederzijdse erkenning van rijbewijzen. Ook zullen de partijen samenwerken in internationale
vervoersfora.
Artikel 50
In dit artikel komen de partijen overeen samenwerking inzake landbouw en plattelandsontwikkeling
aan te moedigen met betrekking tot (onder meer) diversificatie en herstructurering
van de landbouwsector, duurzame landbouw en geografische aanduidingen.
Artikel 51
De partijen zullen samenwerking bevorderen met betrekking tot beleidsmaatregelen en
regelgeving inzake duurzaam bosbeheer, met inbegrip van goed bestuur op bosgebied
en bestrijding van illegale houtkap en gerelateerde handel.
Artikel 52
Inzake maritieme zaken en visserij zullen de partijen – met het oog op een meer duurzaam
beheer van visbestanden – de dialoog en samenwerking intensiveren, middels uitwisseling
in multilaterale fora, aanpak van illegale visserij-activiteiten en toepassing van
op het ecosysteem gebaseerd beheer.
Artikel 53
In dit artikel komen de partijen overeen intensiever samen te werken op het gebied
van werkgelegenheid en sociale zaken, wat onder meer uitwisseling inzake werkgelegenheidsbeleid,
regionale en sociale cohesie, socialezekerheidsstelsels, levenslang-leren, jeugdwerkgelegenheid,
non-discriminatie, gelijkheid en maatschappelijk verantwoord ondernemen omvat. In
het kader van de Verklaring van de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) bevestigen
de partijen de noodzaak om productieve werkgelegenheid en fatsoenlijk werk en internationaal
erkende arbeidsnormen en sociale normen te bevorderen. Dit kan via specifieke programma’s,
projecten en dialoog.
Artikel 54
Op het gebied van volksgezondheid en beheersing van grensoverschrijdende gezondheidsproblemen
moedigen de partijen uitwisseling van ervaringen en informatie aan.
TITEL IX:
INSTITUTIONEEL KADER
Artikel 55
De partijen kunnen de Overeenkomst aanvullen door het afsluiten van specifieke overeenkomsten
op samenwerkingsgebieden die binnen het toepassingsgebied van de Overeenkomst vallen.
Verder heeft de Overeenkomst geen gevolgen voor en doet deze geen afbreuk aan de interpretatie
of toepassing van andere overeenkomsten tussen de partijen. Wel kan een bijzonder
dringend geval (zoals beschreven in artikel 57) reden zijn voor schorsing of beëindiging
van andere overeenkomsten tussen de partijen.
Artikel 56
Dit artikel betreft het oprichten van een gemengde commissie door de partijen ter
vereenvoudiging van de uitvoering van de Overeenkomst, bevordering van de algemene
doelstellingen en garantie van de algemene samenhang van de betrekkingen tussen de
EU en Australië. De gemengde commissie besluit bij unanimiteit en kan subcommissies
en een werkgroep instellen voor specifieke kwesties. De gemengde commissie komt een keer per
jaar op hoogambtelijk of ministersniveau bijeen en wordt beurtelings door een van
beide partijen voorgezeten.
Artikel 57
In dit artikel komen de partijen overeen bij meningsverschillen over uitvoering van
de Overeenkomst overleg te plegen. Bij geschillen inzake toepassing of interpretatie
wordt naar de gemengde commissie verwezen. Indien de gemengde commissie op hoogambtelijk
niveau bij dringende zaken niet binnen 15 dagen tot een oplossing komt, wordt de kwestie
voor spoedberaad voorgelegd aan de ministers voor een verdere periode van 15 dagen.
Wanneer geen aanvaardbare oplossing gevonden wordt, kan elke partij beslissen tot
passende maatregelen, welke ingetrokken dienen te worden wanneer de aanleiding niet
meer bestaat. Een bijzonder dringend geval wordt gedefinieerd als een bijzonder ernstige
en zwaarwegende schending door een van de partijen van de verplichtingen als beschreven
in artikel 2, lid 2 en artikel 6, lid 2 van de Overeenkomst.
TITEL X:
SLOTBEPALINGEN
Deze titel bevat de gebruikelijke bepalingen inzake de definitie van partijen (artikel
58), ratificatie, duur en inwerkingtreding (artikel 61), kennisgevingen (artikel 62)
en werktalen (artikel 64).
Artikel 59
Inzake financiële samenwerking zijn steunprogramma’s uitgevoerd in de context van
ontwikkelingssamenwerking gericht op het voorkomen en bestrijden van illegale activiteiten
die de financiële belangen van de partijen schaden, zoals fraude en corruptie. Hiertoe
wisselen de partijen informatie uit, waaronder persoonsgegevens, en kunnen het Europees
Bureau voor fraudebestrijding en de autoriteiten van Australië verdere samenwerking
overeenkomen.
Artikel 60
Ten aanzien van de openbaarmaking van informatie zorgen de partijen voor passende
bescherming. Niets in de Overeenkomst mag zo uitgelegd worden dat een partij verplicht
is tot informatie-uitwisseling die schade berokkent aan de in het artikel genoemde
belangen. De Overeenkomst heeft niet als doel af te wijken van rechten of plichten
van andere bilaterale overeenkomsten.
Artikel 63
De overeenkomst is van toepassing op het grondgebied waarop het Verdrag betreffende
de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie van toepassing
zijn enerzijds, en op het grondgebied van Australië anderzijds. Op grond van artikel
52 lid 2, VEU, artikel 355, lid 2, VWEU en de jurisprudentie van het Europese Hof
van Justitie4 vallen de Landen en Gebieden Overzee (in casu de landen Aruba, Curaçao, Sint Maarten, en het Caribische deel van Nederland, te
weten Bonaire, Sint Eustatius en Saba) buiten dat toepassingsbereik.
3. Een ieder verbindende bepalingen
Naar het oordeel van de regering bevat de Partnerschapsovereenkomst geen een ieder
verbindende bepalingen in de zin van de artikelen 93 en 94 van de Grondwet, die aan
rechtssubjecten rechtstreeks rechten toekennen of plichten opleggen.
4. Koninkrijkspositie
De Kaderovereenkomst zal wat betreft het Koninkrijk alleen voor het Europese deel
van Nederland gelden. De geografische reikwijdte van de Kaderovereenkomst is vastgelegd
in artikel 63, dat de reikwijdte, waar het de EU-partij betreft, beperkt tot «elk
grondgebied waarop het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende
de werking van de Europese Unie van toepassing zijn, onder de in die verdragen neergelegde
voorwaarden». Op grond van artikel 52, lid 2, VEU en artikel 355, lid 2, VWEU en de
jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie vallen de Landen en Gebieden
Overzee (in casu de landen Aruba, Curaçao, Sint Maarten, en daarnaast Bonaire, Sint Eustatius en Saba)
buiten dat toepassingsbereik.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
S.A. Blok
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.