Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Westerveld over bureaucratie in de jeugdzorg
Vragen van het lid Westerveld (GroenLinks) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over bureaucratie in de jeugdzorg (ingezonden 14 mei 2019).
Antwoord van Minister De Jonge (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 3 juli
2019).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Gesprekken met gemeenten gaan alleen nog over geld»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Herkent u de zorg uit het artikel dat gesprekken altijd gaan over geld en dit ten
koste gaat van de vraag welke zorg het beste is voor jongeren?
Antwoord 2
Nee dat herken ik niet. Gesprekken tussen de gemeenten en met het veld gaan over de
volledige breedte van de jeugdwet, waaronder geld. Daar waar gemeenten te maken hebben
met een stijgend jeugdhulpgebruik zal er waarschijnlijk wel meer over geld worden
gesproken.
Vraag 3
Deelt u deze analyse van zorgprofessionals dat jeugdzorgaanbestedingen voor gemeenten
zo ingewikkeld zijn, dat een groot deel van het budget blijft hangen in het ambtelijk
apparaat?
Antwoord 3
Ja, ik deel deze zorg. Om deze reden werk ik er – samen met alle betrokkenen – hard
aan om zowel de financiële als administratieve lasten die met aanbesteding zijn gemoeid
te verminderen, ook in Europees verband. Voor een nadere toelichting hierover verwijs
ik graag naar mijn Kamerbrief van 17 maart.2
Met het programma Inkoop en aanbesteden in het sociaal domein wordt gewerkt aan het
verder professionaliseren van de inkoop en aan het verminderen van de administratieve
en financiële lasten als gevolg van aanbesteden.
In mijn brief van 27 mei jl. over de uitkomsten van de voorjaarsnotabesluitvorming
heb ik u ook laten weten dat ik met de VNG verder bestuurlijke afspraken ga maken
over het verminderen van verminderen regeldruk en administratieve lasten. Dit alles
zal er aan bijdragen dat minder budget blijft hangen in het ambtelijk apparaat van
de gemeenten.
Vraag 4
Herkent u het signaal dat er steeds meer eisen worden gesteld aan aanbieders en aanbestedingen
steeds meer op een bezuiniging lijken? Heeft dit volgens u een relatie met de knellende
budgetten van gemeenten?
Antwoord 4
De aard van aanbestedingen en financieringsmodellen hangen vooral samen met het vertrouwen
dat gemeenten en aanbieders in elkaar hebben. Stijgen de kosten om voor de financier
niet begrijpelijke en verwachte redenen, dan zal dat extra controlevragen uitlokken.
Dit blijkt uit een onderzoek dat ik heb laten uitvoeren in drie jeugdhulpregio’s naar
administratieve lasten bij hoofdaannemer- en onderaannemerschap, in relatie tot verantwoordingseisen
van jeugdhulpregio’s en gemeenten. Dit onderling vertrouwen, en dus ook de controle
eisen en administratieve lasten, verschilt per regio.3
Hierbij zijn meer redenen waarom een aanbieder niet of minder wordt ingekocht, die
losstaan van de hoogte van het beschikbare budget. De Jeugdwet heeft tot doel dat
er meer integraal aanbod wordt geleverd op maat. Dit betekent dat het jeugdhulpaanbod
verandert en dat kan betekenen dat het bestaande aanbieders die hetzelfde willen blijven
doen, minder worden ingekocht. De mate van verandering verschilt weer per aanbieder,
gemeente en/of regio.
Voor wat betreft de relatie met knellende budgetten, heb ik uw Kamer op 27 mei jl.
geïnformeerd over de uitkomsten van de voorjaarsnotabesluitvorming. Het kabinet heeft
daarom besloten om gemeenten tegemoet te komen door in 2019 € 420 miljoen extra beschikbaar
te stellen en in 2020 en 2021 jaarlijks € 300 miljoen (€ 1.020 miljoen in 3 jaar).
Alleen extra financiële middelen zijn niet de oplossing, bijvoorbeeld als aanbieders
flink last hebben van toegenomen bureaucratie. Aanvullend op het lopende programma
«zorg voor de jeugd» zal het kabinet dan ook afspraken met de VNG maken hoe we het
jeugdhulpstelsel effectiever, efficiënter en beter kunnen maken.
Vraag 5
Klopt het dat gemeenten van 70.000 inwoners soms rond de 100 ambtenaren in dienst
hebben om inkoopprocedures in de jeugdzorg te regelen?
Antwoord 5
Ik heb geen zicht op het aantal ambtenaren dat een gemeenten in dienst heeft om inkoopprocedures
te regelen.
Vraag 6
Bent u bereid om samen met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) in kaart
te brengen hoeveel personen gemeenten in dienst hebben en inhuren voor het afhandelen
van administratieve processen en inkoopprocedures in de jeugdzorg, uitgedrukt in fte?
Antwoord 6
Neen. Dit is een verantwoordelijkheid van individuele gemeenten.
Vraag 7
Kunt u een overzicht geven van de stijging van het aantal fte op inkoop- en administratieve
processen in de jeugdzorg sinds de decentralisatie? Zo nee, bent u bereid om de aantallen
na te vragen bij gemeenten?
Antwoord 7
Zie mijn antwoord op vragen 5 en 6.
Vraag 8
Bent u bereid om ook navraag te doen bij gemeenten over de kosten van inkoopprocessen
om zo meer duidelijkheid te krijgen? Kunt u daarbij inzichtelijk maken welke bedragen
gaan naar ambtelijke ondersteuning en hoe veel naar extern advies?
Antwoord 8
Ik ben voornemens een onderzoek te doen naar de besteding van de middelen jeugdhulp.
Daarin zal ook aan dit punt aandacht worden besteed.
Vraag 9
Is bekend in hoeverre de administratieve druk van aanbieders en zorgprofessionals
is gestegen sinds de decentralisatie? Weet u of de administratiekantoren van zorgaanbieders
zijn uitgebreid in de afgelopen jaren? Zo nee, wilt u dit navragen?
Antwoord 9
Ervaren vermijdbare administratieve lasten bij professionals zijn lastig te meten.
Vanwege doorstroom van personeel en de tijdsfactor vervagen ervaringen met administratieve
lasten uit de tijd dat jeugdhulp vanuit 4 wettelijke kaders (Wet op de jeugdzorg (Wjz),
Algemene wet bijzondere ziektekosten (Awbz), Zorgverzekeringswet (Zvw) en Wmo) werd
aangeboden. De beroepsverenigingen hebben wel een enquête uitgezet bij hun achterban
naar ervaren vermijdbare administratieve lasten.4 Deze enquête zal in het kader van Ontregel de Zorg (ORDZ) in april 2020 worden herhaald
zodat een beeld ontstaat over voor- of achteruitgang bij ervaren administratieve lasten
door professionals.
Vraag 10
Is er een verband tussen de administratieve lasten en het grote verloop van mensen
uit de sector?
Antwoord 10
Ik ken geen onderzoek die dat verband aantonen. Werken is de zorg is belangrijk, maar
het is ook belastend werk, onregelmatig werk en gaat gepaard met hoge afbreukrisico’s
bij suboptimale behandelresultaten, waar de professionals zelf niet altijd invloed
op hebben. Het verloop van professionals is hierom hoog in de gehele zorgsector en
naast de genoemde afbreukrisico’s spelen schaarste op de arbeidsmarkt, werkdruk, lonen,
secundaire arbeidsvoorwaarden, ook ervaren vermijdbare administratieve lastendruk
een rol.
Administratieve lasten pak ik daarom aan met de speciaal adviseur Rita Verdonk, die
onlangs op 12 juni een landelijke schrapdag voor de jeugdprofessionals heeft georganiseerd.
De uitkomsten worden 4 september bij de bestuurders van aanbieders en regio’s neergelegd.
Ook is er het Informatieprogramma Sociaal Domein van aanbieders en gemeenten, dat
de i-standaarden voor het berichtenverkeer heeft aangescherpt. Zo is vastgelegd dat
er voortaan alleen nog per maand en niet per vier weken wordt gedeclareerd. Dit lijken
kleine stappen, maar ze hebben een groot effect op het beperken van de administratieve
last van zowel aanbieders als gemeenten.
Vraag 11
Kunt u mij informeren over de stand van zaken naar aanleiding van het door de Kamer
aangenomen wetsvoorstel dat door het ministerie werd aangekondigd als «Nieuw wetsvoorstel
zorgt voor minder papier en meer zorg»?5 Heeft u inmiddels bindende regels opgesteld die ook in praktijk gaan zorgen voor
minder papier en meer zorg?
Antwoord 11
Het wetsvoorstel is aangenomen in de Eerste en Tweede Kamer. De ministeriële regeling
die nader inhoud geeft aan het wetsvoorstel, hangt nu voor in de Tweede Kamer.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.