Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Nispen over het verlagen van drempels voor de herziening van afgesloten strafzaken
Vragen van het lid Van Nispen (SP) aan de Minister voor Rechtsbescherming over het verlagen van drempels voor de herziening van afgesloten strafzaken (ingezonden 3 juni 2019).
Antwoord van Minister Dekker (Rechtsbescherming) (ontvangen 4 juli 2019). Zie ook
Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 3151.
Vraag 1
Deelt u de mening dat onterechte veroordelingen het vertrouwen in een goed functionerende
rechtsorde kunnen aantasten, ook wanneer het niet om de zwaarste zaken gaat, mede
omdat dit betekent dat de eigenlijke dader vrij rondloopt?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Wat is uw reactie op de vraag die de Adviescommissie afgesloten strafzaken (ACAS)
opwerpt of niet vaker dan nu gebeurt, moet worden bekeken of sprake is van onterechte
veroordelingen? Zo ja, wat gaat u daar aan doen teneinde dat te bewerkstelligen?1
Antwoord 2
De ACAS suggereert in haar jaarverslag 2018 dat het in het licht van de onder vraag
1 verwoorde gedachte, een optie kan zijn de drempel die is opgeworpen alvorens de
ACAS een verzoek in behandeling kan nemen, in de toekomst enigszins te verlagen. Een
veroordeelde die van mening is dat hij onterecht is veroordeeld kan altijd een verzoek
indienen bij
de Hoge Raad om de veroordeling te herzien. Daarvoor geldt geen drempel. De drempel
waarnaar de ACAS verwijst betreft de mogelijkheid om ter voorbereiding op een herzieningsverzoek
de procureurgeneraal bij de Hoge Raad te verzoeken nader onderzoek te doen en daarover
de ACAS te laten adviseren. Een dergelijk verzoek tot nader onderzoek aan de PG is
alleen mogelijk als het strafbare feit waarvoor is veroordeeld een strafmaximum kent
van twaalf jaar gevangenisstraf of meer. Deze eis geldt in abstracto, zodat het niet
uitmaakt welke straf uiteindelijk is opgelegd aan de gewezen verdachte.
Bij minder ernstige zaken geldt, zoals gezegd, geen drempel voor de gewezen verdachte
om rechtstreeks een herzieningsverzoek in te dienen. Hij kan daarbij ook een verzoek
doen tot een nader onderzoek. Anders dan bij de bovengenoemde ernstige zaken is de
procureur-generaal dan niet in beginsel verplicht tot een nader onderzoek, maar kan
hij wel hiertoe besluiten indien hij een dergelijk onderzoek noodzakelijk acht voor
een goede beoordeling van het herzieningsverzoek. De Hoge Raad is overigens ook zelf
bevoegd om dat onderzoek in te stellen indien hij dat noodzakelijk acht voor een goede
beoordeling van een herzieningsaanvraag.
Het is van belang dat het nader onderzoek zorgvuldig kan gebeuren en ik acht een drempel
om die mogelijkheid alleen in te zetten in de ernstigere zaken, waarin sprake is van
een hoog strafmaximum en dikwijls complexe bewijsvoering, alleszins te rechtvaardigen.
De mogelijkheid tot een nader onderzoek ter voorbereiding van een herzieningsverzoek
en advisering door de ACAS is in 2012 ingevoerd. Uit de recente Evaluatie van de Wet
hervorming herziening ten voordele komt naar voren dat over het algemeen wordt onderschreven
dat deze mogelijkheid alleen moet open staan voor de ernstigere zaken en dat deze
twaalfjaarsdrempel goed verdedigbaar is.2 De evaluatie noemt de wet op dit punt doeltreffend en vormt geen aanleiding de twaalfjaarsdrempel
te verlagen. Ook overigens is er geen aanwijzing dat sprake is van een daadwerkelijk
tekort voor wat betreft de mogelijkheid tot nader onderzoek naar een novum als grond
voor herziening ter voorbereiding op een herzieningsverzoek. Gelet hierop zie ik geen
aanleiding aan de door de ACAS geopperde gedachte gevolg te geven.
Vraag 3
Wat vindt u van het voorstel de drempel te verlagen zodat ook zaken waarop minder
dan twaalf jaar gevangenisstraf staat voor herziening in aanmerking komen?3
Antwoord 3
Om voor herziening in aanmerking te komen geldt niet, zoals de vraag veronderstelt,
dat het moet gaan om een zaak waarin sprake is van een strafbaar feit dat wordt bedreigd
met een gevangenisstraf van tenminste twaalf jaar. Om redenen die ik in het antwoord
op vraag 2 heb aangegeven, zie ik geen aanleiding de drempel voor de mogelijkheid
om de procureur-generaal bij de Hoge Raad te doen verzoeken een nader onderzoek in
te stellen (over de wenselijkheid en de inhoud waarvan de ACAS kan adviseren), te
verlagen.
Vraag 4
Wat vindt u van het voorstel, zoals dat geuit werd tijdens en na het rondetafelgesprek
Evaluatie wet hervorming herziening ten voordele op 22 mei 2019, het novum-criterium
te verruimen?4 Zou het niet beter zijn onschuldige veroordeelden een betere kans op herziening te
bieden door bijvoorbeeld als criterium te hanteren dat er een reële mogelijkheid van
een onterechte veroordeling is of dat er sprake moet zijn van gerede twijfel aan de
juistheid van de veroordeling?
Antwoord 4
Zoals ik ook in mijn beleidsreactie op de Evaluatie hervorming herziening ten voordele
uiteen heb gezet, ben ik geen voorstander van het voorstel, opnieuw geuit tijdens
het Rondetafelgesprek, om het novumcriterium verder te verruimen.5 In de kern komt het neer op een zorgvuldige afweging van belangen. Het belang van
rechtsbescherming vergt enerzijds dat zoveel mogelijk zekerheid wordt geboden dat
recht wordt gedaan en gebleken onrecht zo nodig wordt hersteld. Het belang van de
rechtszekerheid vergt anderzijds dat onherroepelijke rechterlijke uitspraken niet
voortdurend in twijfel kunnen worden getrokken; op een gegeven moment moet een strafvorderlijke
procedure als beëindigd worden beschouwd. Dit is een reden om de herzieningsprocedure
te beperken tot uitzonderlijke gevallen en deze – door binding aan het novumcriterium
– niet in te richten als een vierde instantie.
Ten opzichte van de oorspronkelijke wettelijke regeling, waarbij gold dat sprake moest
zijn van een
«nieuwe feitelijke omstandigheid», is met het vereiste dat sprake moet zijn van een
«nieuw gegeven», het criterium aanzienlijk verruimd. In het valuatieonderzoek naar
de Wet hervorming herziening ten voordele is verder uitdrukkelijk aandacht besteed
aan de vraag of een reële mogelijkheid van een
onterechte veroordeling voldoende zou moeten zijn om een afgesloten strafzaak opnieuw
te beoordelen. Aanleiding daarvoor was de motie, ingediend bij de behandeling van
de begrotingsbehandeling 2017.6 De onderzoekers komen tot de conclusie dat er geen reden is voor een dergelijke (verdere)
verruiming of verandering van het novumbegrip of de omschrijving daarvan in de wet.
Ook merken de onderzoekers op dat voor het handhaven van het uitzonderlijke karakter
van de herziening als buitengewoon rechtsmiddel goede, breed geaccepteerde gronden
bestaan. Er zullen zich met elk criterium altijd strafzaken blijven voordoen waarover
de discussie ook na jaren van onderzoek en meerdere rechterlijke oordelen niet verstomt.
Vraag 5
Deelt u de mening dat een dergelijk verruimd novum-criterium het voordeel heeft dat
niet ingeschat hoeft te worden hoe het Hof geoordeeld zou hebben en deze nieuwe formulering
zich richt op de kernvraag, namelijk of de persoon onterecht veroordeeld is?
Antwoord 5
Die mening deel ik niet, zoals blijkt uit het antwoord op vraag 4. Er moet sprake
zijn van een gegeven dat een nieuw licht op de zaak werpt. Dat wordt in de wet uitgedrukt
met de formulering dat dit gegeven bij het onderzoek op de terechtzitting aan de rechter
niet bekend was en dat op zichzelf of in verband met
de vroeger geleverde bewijzen met de uitspraak niet bestaanbaar schijnt, zodanig dat
het ernstige vermoeden ontstaat dat indien dit gegeven bekend zou zijn geweest, het
onderzoek van de zaak zou hebben geleid tot (kort gezegd) een andere uitkomst. Als
een herzieningsverzoek ook ontvankelijk zou zijn op basis van gegevens die geen nieuw
licht op de zaak werpen – en die dus niet tot de conclusie kunnen leiden dat de rechter
anders zou hebben geoordeeld – dan zou er een gerede kans zijn dat de veroordeling
in herziening in stand blijft. Dat zou verkeerde verwachtingen wekken bij de gewezen
verdachte en kunnen leiden tot onrust bij slachtoffers. Als een ruimere formulering
van de grond voor herziening ertoe leidt dat een veroordeling ongedaan kan worden
gemaakt louter en alleen op grond van een andere weging van het bewijsmateriaal, dan
zou bovendien eigenlijk een vierde beroepsinstantie worden gecreëerd. Dit zou tot
gevolg hebben dat de herziening haar karakter van buitengewoon rechtsmiddel verliest
en in feite een gewoon rechtsmiddel zou worden.
Vraag 6
Bent u bereid de voordelen van dergelijke verruimingen, te weten dat het van groot
belang is justitiële dwalingen te kunnen herstellen, nogmaals af te wegen tegen uw
bezwaren tegen deze voorgestelde verruimingen? Kunt u deze afweging motiveren en inzichtelijk
maken?
Antwoord 6
Ik meen dat het zeer twijfelachtig is of verruimingen zoals gesuggereerd voordelen
bieden. Ik zie daarentegen wel duidelijk bezwaren tegen andere formuleringen. Eén
ervan heb ik benoemd in het antwoord op vraag 5. Maar er zijn er nog meer, waarop
ook in het evaluatieonderzoek wordt gewezen.
Als een ruimer criterium ertoe leidt dat weliswaar meer strafzaken worden herbeoordeeld
maar de kans niet groter is dat dit tot een andere uitkomst van de strafzaak leidt,
rechtvaardigt dit niet zodanig aan
het onherroepelijk gewijsde te twijfelen dat nieuw onderzoek van de zaak in herziening
noodzakelijk is. Ook indien voor herziening als criterium zou worden gekozen dat sprake
is van «gerede twijfel aan de juistheid van een veroordeling», is nader onderzoek
naar (aanwijzingen van) gerede twijfel niet gerechtvaardigd als gerede twijfel nog
niet betekent dat de veroordeling in herziening sneuvelt. In die gevallen steeds nieuwe
onderzoeken doen, schept onterechte verwachtingen, leidt tot onrust in de samenleving
en niet in de laatste plaats bij slachtoffers en nabestaanden en vormt ook geen adequate
inzet van rechterlijke en andere opsporingscapaciteit. Alles afwegende zie ik dan
ook, mede op basis van
de recente evaluatie, geen reden voor een (verdere) verruiming of verandering van
het novumbegrip of de omschrijving daarvan in de wet.
Vraag 7
Kunt u deze vragen afzonderlijk beantwoorden?
Antwoord 7
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.