Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Becker over de ongerustheid in Amsterdam rond de pilot landelijke vreemdelingen voorziening (LVV)
Vragen van het lid Becker (VVD) aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over de ongerustheid in Amsterdam rond de pilot landelijke vreemdelingen voorziening (LVV) (ingezonden 15 mei 2019).
Antwoord van Staatssecretaris Broekers-Knol (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 3 juli
2019). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 2933.
Vraag 1
Kent u het bericht «Inspraak over locatie 24 uursopvang was een farce»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Klopt het dat u met vijf steden, waaronder Amsterdam, via een landelijk programma
stapsgewijs wil onderzoeken hoe een landelijke vreemdelingenvoorziening kan leiden
tot een bestendige oplossing voor de illegaliteit, waarbij het uitgangspunt is vertrek
uit Nederland, tenzij zich alsnog nieuwe feiten zouden voordoen waardoor iemand recht
heeft op verblijf?
Antwoord 2
Ja.
Vraag 3
Is dit ook de insteek van de gemeente Amsterdam, gelet op eerdere uitspraken van wethouder
Groot Wassink dat hij niet zal meewerken aan gedwongen uitzettingen van illegalen2 en zijn voornemen Dublin claimanten op te vangen?
Antwoord 3
Ja. Ik heb geen aanleiding om te twijfelen aan de insteek van de gemeente Amsterdam.
Het bieden van onderdak aan Dublin claimanten doet de gemeente Amsterdam overigens
onder eigen verantwoordelijkheid, buiten het samenwerkingsverband voor de pilot-LVV.
Vraag 4
Hoe beoordeelt u het recente bericht «gemeente vraagt Vreemdelingenpolitie om terughoudendheid»3, waaruit blijkt dat wethouder Groot Wassink stelt dat ongedocumenteerden die straks
een plek krijgen in de opvang, niet bang hoeven te zijn voor uitzetting en de gemeente
afspraken hierover wil maken met de Vreemdelingenpolitie? Klopt het dat dit niet de
bevoegdheid van de wethouder is en de Vreemdelingenpolitie over moet kunnen gaan tot
uitzetting van uitgeprocedeerden, zeker wanneer zij overlast veroorzaken en de wet
overtreden?
Antwoord 4
Ja. Als Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heb ik het gezag over de vreemdelingenrechtelijke
taken van de Politie. Daarbij geldt in beginsel dat wanneer de politie een vreemdeling
aantreft zonder rechtmatig verblijf, deze vreemdeling wordt overgedragen aan de Afdeling
Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel (AVIM).
In de resultaatafspraken over de politiële migratietaken is wel ruimte geboden aan
regionale prioriteiten, mits deze passen binnen het huidige vreemdelingrechtelijke
kader. Het gaat hierbij om het leggen van lokale accenten. Indien op dit gebied strategische
keuzes moeten worden gemaakt, onder andere ten aanzien van capaciteit, dan vindt hier
overleg over plaats tussen politie, de Minister van Justitie en Veiligheid en het
bevoegd gezag.
In meer algemene zin benadruk ik dat vreemdelingen die in een pilot-LVV zitten aan
het Nederlandse straf- en bestuursrecht gehouden zijn. Wanneer deze personen de wet
overtreden, is het normale handhavingskader van toepassing. De AVIM kan de toepassing
van maatregelen bespreken in het lokale casusoverleg en de lokale stuurgroep waar
zij lid van is. Ze zal daarbij de context betrekken van de betreffende vreemdeling
en zijn of haar begeleidingstraject. Het uitgangspunt is dat er geen rechtsongelijkheid
tussen onrechtmatig verblijvende vreemdelingen binnen en buiten Amsterdam mag ontstaan.
Vraag 5
Welke mogelijkheden heeft u teneinde een gemeentebestuur aan de gemaakte afspraken
uit het regeerakkoord te houden, namelijk dat men alleen in aanmerking komt voor opvang
in een LVV als men na twee weken meewerkt aan het vertrek uit Nederland?
Antwoord 5
De gemaakte afspraken uit het regeerakkoord zijn per gemeente nader uitgewerkt in
convenanten. Daarbij is leidend dat de lokale convenantspartners, te weten mijn ministerie,
de betrokken gemeente, de DT&V, de IND en de AVIM, een gezamenlijke beslissing nemen
over de toelating tot de pilot-LVV, het begeleidingsscenario en de uitstroom van een
vreemdeling uit de pilot-LVV. Ik stuur de convenanten die met Amsterdam en de andere
vier pilotgemeenten zijn gesloten in de bijlage toe4.
Vraag 6
Hoe heeft u tot nu toe de stappen gemonitord die de gemeente Amsterdam heeft gezet
om binnen de pilot tien locaties in de stad te openen en hoe ziet u toe op het verdere
proces richting totstandkoming?
Antwoord 6
Het is niet aan mij, als Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, om te treden
in lokale besluitvorming over de locaties van de pilot-LVV’s. Het vinden van locaties
is binnen het LVV-samenwerkingsverband een taak van de gemeenten. De samenwerkende
partijen in Amsterdam hebben regulier overleg met elkaar via de lokale stuurgroep
voor de pilot-LVV, waar ook over de locaties voor de pilot-LVV´s wordt gesproken.
Vraag 7
Hoe moet in de toekomst door gemeenten aan u worden gerapporteerd over de werkwijze
in de LVV-locaties, waaronder de vraag of per uitgeprocedeerde asielzoeker actief
wordt meegewerkt aan zijn of haar vertrek en bent u bereid hierover ook periodiek
de Kamer te informeren?
Antwoord 7
Zoals hierboven reeds geantwoord, zijn de lokale convenantspartners voortdurend met
elkaar in gesprek, zowel op lokaal als landelijk niveau. Op lokaal niveau wordt door
alle convenantspartners over individuele casuïstiek gesproken, inclusief de vraag
of een vreemdeling voldoende meewerkt.
Ik zal uw Kamer na de zomer informeren over de stand van de zaken wat betreft de ontwikkeling
van de pilot-LVV’s. De pilot-LVV’s worden, zoals eerder aan uw kamer gemeld, in opdracht
van het WODC geëvalueerd door een onafhankelijk extern onderzoeksbureau. In de evaluatie
zal onder worden andere gekeken naar het aantal teruggekeerde vreemdelingen en de
vraag of actief wordt meegewerkt aan terugkeer. Over de uitkomsten van deze evaluatie
informeer ik uw Kamer begin 2021.
Vraag 8 t/m 11
Klopt het dat de gemeente Amsterdam binnen de gemaakte afspraken in eerste instantie
zelf aan zet is voor de keuze van de locaties en daarbij rekening dient te houden
met het draagvlak bij bewoners en mogelijke negatieve veiligheidsaspecten voor een
bepaalde buurt? Zo ja, op basis van welke criteria en randvoorwaarden beoordeelt u
of dit door gemeenten, en in dit geval Amsterdam, zorgvuldig wordt opgepakt? Doet
u dit tussentijds of aan het einde van de pilot?
Bent u bekend met het feit dat een van de gekozen locaties in Amsterdam dichtbij een
Joodse school ligt die al te maken heeft met beveiliging in verband met een verhoogd
veiligheidsrisico en waarvan de gemeenschap nu grote zorgen heeft over de extra negatieve
gevolgen voor de veiligheid?
Deelt u de mening dat voldoende draagvlak en veiligheid van omwonenden belangrijke
randvoorwaarden zouden moeten zijn voor het slagen van de pilots en dat het zorgelijk
is dat omwonenden in Amsterdam momenteel het gevoel hebben niet betrokken te zijn?
Zo ja, welke mogelijkheid ziet u voor de diverse partners in de LVV-pilot het draagvlak
en de veiligheid te verbeteren?
Welke formele mogelijkheden heeft u in het kader van de pilot en op welk moment in
de twee jaar durende testfase, om aanwijzingen te geven, dan wel in te grijpen, of
financiele middelen in te trekken, als een gemeentebestuur onvoldoende rekening houdt
met het draagvlak en de veiligheid en/of onvoldoende meewerkt aan het uitgangspunt
van de pilot namelijk vertrek uit Nederland? Bent u bereid tussentijds over de vorderingen
in de gemeenten en eventueel ingrijpen vanuit het rijk te rapporteren aan de Kamer?
Antwoord 8 t/m 11
Het klopt dat alle pilotgemeenten binnen de gemaakte afspraken zelf aan zet zijn voor
de keuze van en besluitvorming over de locaties. Ik ga er vanuit dat de gemeenten
bij de keuze voor de locaties de gangbare besluitvormingsprocedures hanteren. In Amsterdam
hebben bij alle beoogde locaties bijeenkomsten plaatsgevonden om omwonenden te informeren.
Ik onderschrijf dat voldoende draagvlak en veiligheid van omwonenden belangrijke randvoorwaarden
zijn voor het slagen van de pilot-LVV’s. Voldoende bestuurlijk en maatschappelijk
draagvlak zijn onontbeerlijk in de context van de pilot-LVV’s. Dat gezegd hebbende
heb ik begrip voor de zorgen van omwonenden van potentiele onderdakslocaties indien
zij niet het gevoel hebben adequaat te zijn geïnformeerd.
In algemene zin geldt dat alle convenantspartners op voet van gelijkwaardigheid met
elkaar samenwerken. Daar volgt uit dat er op landelijk niveau periodiek wordt gesproken
over de voortgang van de pilot-LVV’s. Van ingrijpen is in dit verband geen sprake.
Overigens is het uitgangspunt van de pilot-LVV’s het realiseren van bestendige oplossingen
voor de illegaliteit, niettegenstaande dat dit in veel gevallen neer zal komen op
vertrek uit Nederland.
Zoals hierboven reeds toegezegd, ben ik bereid om uw Kamer te informeren over de voortgang
van de pilot-LVV´s in de daarvoor gebruikelijke rapportages en overleggen en de hierboven
genoemde evaluatie in opdracht van het WODC.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. Broekers-Knol, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.