Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Bisschop over het bericht ‘IND schendt godsdienstvrijheid Chinese christenen’
Vragen van het lid Bisschop (SGP) aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over het bericht «IND schendt godsdienstvrijheid Chinese christenen» (ingezonden 17 mei 2019).
Antwoord van Staatssecretaris Broekers-Knol (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 3 juli
2019). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 3010.
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het bericht «IND schendt godsdienstvrijheid Chinese christenen»
en het bijgevoegde expertiserapport?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2, 3
Hoe gebruikelijk is het dat de IND zich uitspreekt en oordeelt over theologische discussies
betreffende de interpretatie van de Bijbel, zoals de visie op de doop of de reïncarnatie?
Vindt u een dergelijke praktijk wenselijk?
Antwoord 2, 3
Het is niet de taak en ook niet de intentie van de IND om een eigen standpunt in te
nemen ten aanzien van theologische kwesties en de interpretatie van de Bijbel. Als
de vreemdeling theologische kwesties aandraagt kan de IND wel nadere vragen stellen
naar aanleiding van de verklaringen van de vreemdeling en ingaan op de aangevoerde
argumenten. Deze vragen zijn onder andere van belang om duidelijkheid te krijgen over
de wijze waarop de vreemdeling bij terugkeer uiting wil geven aan zijn geloofsovertuiging
en waarom deze godsdienstige handelingen voor hem persoonlijk bijzonder belangrijk
zijn om zijn godsdienstige identiteit te bewaren.
De IND hecht belang aan het intern delen van kennis en informatie ten aanzien van
de beoordeling van zaken waarin bekering een rol speelt. Zo zullen voor de zomer op
alle aanmeldcentra workshops hebben plaatsgevonden. Deze workshops zijn opgezet en
worden gegeven door de bekeringscoördinatoren en staan in het teken van verdieping
van de onderwerpen die aan de orde komen bij de beoordeling van bekeringszaken. De
aanleiding voor deze workshops vormde de aanpassing van de werkinstructie. Daarnaast
zal de IND nog eens extra aandacht vragen bij de hoor- en beslismedewerkers voor de
vraag hoe om te gaan met een situatie waarin een vreemdeling theologische vraagstukken
ter sprake brengt. Met de nieuwe werkinstructie alsmede het bevorderen en verdiepen
van de kennis van medewerkers wordt zoveel mogelijk voorkomen dat een IND medewerker
in een individuele zaak een eigen standpunt inneemt over een theologische kwestie.
Vraag 4
Deelt u de mening dat de overwegingen die de IND aanvoert inzake asielverzoeken van
Chinese christenen in overeenstemming dienen te zijn met de analyse van de Minister
van Buitenlandse Zaken dat er in China sprake is van «een toegenomen inperking van
vrijheid van religie en levensovertuiging», wat zowel doelt op het verbod op religieuze
activiteiten van ongeregistreerde kerken als de strenge controle van geregistreerde
kerkelijke gemeenten?2
Antwoord 4
De IND betrekt bij de beoordeling van asielaanvragen informatie uit (algemene) ambtsberichten,
opgesteld door het Ministerie van Buitenlandse Zaken alsmede uit andere relevante
bronnen. Het ambtsbericht is een feitelijke beschrijving van de situatie in een land
in een afgebakende periode. Het ambtsbericht geeft dus geen interpretatie of mening
over de veiligheidssituatie in een land in relatie tot de vraag of een vreemdeling
uit een bepaald land een reëel en voorzienbaar risico loopt op vervolging, dan wel
op een behandeling die strijdig is met artikel 3 EVRM. De IND gebruikt de uit ambtsberichten
en andere relevante bronnen beschikbare informatie om deze beoordeling te verrichten.
Vraag 5
Deelt u de mening dat er in China derhalve sprake is van ongeoorloofde staatsinmenging
in de godsdienstuitoefening?
Antwoord 5
Het is bekend dat in China sprake is van staatsinmenging in de godsdienstuitoefening.
Aan de hand van individuele asielrelazen wordt beoordeeld of en in hoeverre staatsinmenging,
voor zover aan de orde, in de betreffende individuele zaak tot inwilliging van een
asielverzoek dient te leiden.
Vraag 6, 7
Erkent de IND het recht van Chinese asielzoekers zich te voegen bij welke kerkelijke
gemeente dan ook, ook als dat een kerk betreft die niet geregistreerd is en dus door
de Chinese overheid wordt verboden?
Deelt u de mening dat wanneer de IND zich op het het standpunt stelt dat het niet
aannemelijk is dat een asielzoeker zich in China niet bij de geregistreerde protestantse
kerk zou kunnen aansluiten, dit een inperking van de godsdienstvrijheid van Chinese
christelijke asielzoekers betreft?
Antwoord 6, 7
De IND oordeelt in het kader van een individuele asielaanvraag of de vreemdeling bij
terugkeer naar zijn land van herkomst, op grond van zijn geloofsovertuiging, een reëel
en voorzienbaar risico loopt op vervolging, dan wel op een behandeling die strijdig
is met artikel 3 EVRM. De vreemdeling dient in dit kader aan te geven op welke wijze
hij bij terugkeer uiting zal geven aan zijn nieuwe geloofsovertuiging en waarom de
door hem gestelde godsdienstige uitingen bij terugkeer voor hem persoonlijk bijzonder
belangrijk zijn om zijn godsdienstige identiteit te bewaren. Daarbij komt – indien
relevant – tevens de vraag aan de orde of en bij welke kerkelijke gemeente hij stelt
zich bij terugkeer aan te zullen sluiten. De IND toetst de hieromtrent door de vreemdeling
afgelegde verklaringen op de aannemelijkheid daarvan. Dit geldt eens te meer in het
geval de vreemdeling stelt zich bij terugkeer – vanwege zijn geloofsovertuiging –
enkel bij een specifieke kerk aan te zullen kunnen sluiten en zeker indien het risico
op vervolging, dan wel een 3 EVRM behandeling daarmee mogelijk sneller zou moeten
worden aangenomen. Een enkele stelling van de vreemdeling dat hij zich bij terugkeer
bij een specifieke kerk aan wil sluiten is in dit kader niet voldoende. Het gaat er
immers om dat de vreemdeling moet kunnen uitleggen dat en waarom het voor hem van
(essentieel) belang is om zich juist bij die kerkgemeenschap aan te sluiten.
Als de IND de vreemdeling volgt in zijn verklaring dat hij zich bij een niet-geregistreerde
kerk aan zal sluiten omdat dit voor hem persoonlijk bijzonder belangrijk is om zijn
godsdienstige identiteit te bewaren, zal niet van hem worden verlangd dat hij zich
bij een andere, geregistreerde kerk aansluit. Uitgaande van de aansluiting bij de
door hem gestelde kerk, wordt vervolgens beoordeeld of hij om die reden een reëel
en voorzienbaar risico op vervolging dan wel een 3 EVRM behandeling loopt. Ook dit
betreft een individuele beoordeling.
Hierbij wordt verder nog opgemerkt dat van een vreemdeling niet wordt verwacht dat
hij uitingen van zijn godsdienst in zijn land van herkomst verborgen houdt en ook
niet dat hij moet afzien van godsdienstige handelingen om vervolging te voorkomen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. Broekers-Knol, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.