Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Bergkamp en Groothuizen over het bericht dat repressie niet meer voldoende is in drugsaanpak
Vragen van de leden Bergkamp en Groothuizen (beiden D66) aan de Ministers van Justitie en Veiligheid en voor Medische Zorg over het bericht dat repressie niet meer voldoende is in drugsaanpak (ingezonden 15 mei 2019).
Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid), mede namens de Staatssecretaris
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (ontvangen 3 juli 2019). Zie ook Aanhangsel
Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 2926.
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Nederlandse drugsaanpak onhoudbaar»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Hoe beoordeelt u het pleidooi van de Brabantse recherchechef, de heer R. de Groot,
dat alleen repressie niet meer voldoende is?
Antwoord 2
Er is in het Nederlandse drugsbeleid geen sprake van een eenzijdig repressieve aanpak.
Het drugsbeleid wordt gekenmerkt door een balans tussen volksgezondheids- en justitieaspecten.
Daarbij is ook zeker aandacht voor preventie en ontmoediging van drugsgebruik. De
Staatssecretaris van VWS heeft uw Kamer per brief van 25 april 2019 geïnformeerd over
het (hard)drugspreventiebeleid.2 Het preventiebeleid zet stevig in op het voorkomen van gebruik en van de normalisering
ervan binnen bepaalde groepen. De kern van het beleid is via zoveel mogelijk kanalen
– ouders, gemeenten, scholen, professionals, horeca, organisatoren van evenementen
en door informatievoorziening – zorgen dat jongeren en jongvolwassenen zich bewust
zijn van de risico’s.
Het beleid wordt de komende jaren aangevuld met vijf nieuwe maatregelen. Eén van deze
maatregelen is het ontwikkelen van innovatieve interventies, waarmee voorkomen wordt
dat jongeren beginnen met drugsgebruik. Daarnaast is een wetswijziging van de Opiumwet
in voorbereiding, waarmee in één keer veel gevaarlijke Nieuwe Psychoactieve Stoffen
(NPS) kunnen worden verboden. Om het drugsgebruik van een aantal middelen, zoals GHB,
XTC en lachgas, te ontmoedigen worden er specifieke maatregelen genomen.
Nog voor het zomerreces stuur ik uw Kamer een brief waarin ik inga op het beleid ten
aanzien van de problematiek van de synthetische drugs, waaronder het handhavingsbeleid
op festivals en evenementen, en de ontwikkelingen op het gebied van wetgeving.
Vraag 3
Deelt u de analyse van de heer De Groot dat vanwege de grote winstmarges steeds meer
criminelen toetreden tot die markt en dat eenmaal in die markt de kans dat ze ooit
nog op een eerlijke manier hun geld verdienen heel klein is? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3
Hoewel er geen «harde» gegevens beschikbaar zijn over het aantal in de illegale drugsindustrie
actieve criminelen, heb ik geen reden te twijfelen aan de analyse van de heer De Groot
op dit punt. Het is bekend dat de drugshandel een lucratieve industrie is. Daarom
zet ik stevig in op versterking en versnelling van de aanpak van ondermijning met
een focus op de illegale drugsindustrie, de grootste aanjager van georganiseerde criminaliteit,
en de criminele geldstromen. De versterking van die aanpak wordt ondersteund met financiële
middelen, het ondermijningsfonds van € 100 mln. en € 10 mln. structurele gelden, en
ondermijningswetgeving.
Vraag 4
Deelt u de analyse van emeritus hoogleraar, de heer C. Fijnaut, dat met het verbod
op het gebruik van drugs sprake is van een norm die in steeds mindere mate door de
bevolking wordt gedeeld? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4
Het Nederlandse drugsbeleid kent geen verbod op het gebruik van drugs. Bezit, productie en verkoop van middelen die in de Opiumwet staan, is
wel verboden. Dit onderscheid dient te voorkomen dat mensen geen hulp zoeken als zij
in de problemen komen als gevolg van drugsgebruik. Ik herken dat er binnen bepaalde
groepen een zekere normalisatie van harddrugsgebruik plaatsvindt. Over deze normalisatie
van drugs maak ik mij zorgen. Zoals in het antwoord op vraag 2 aangegeven zet het
preventiebeleid onder andere stevig in op het voorkomen van gebruik van drugs en de
normalisering van het gebruik. Voor de aanpak van de normalisering van drugs wordt
samengewerkt met verschillende partijen. Van alle kanten proberen we bijvoorbeeld
jongeren en jongvolwassenen te bereiken: via ouders, gemeenten, scholen, horeca, organisatoren
van evenementen en door informatievoorziening. De Staatssecretaris van VWS heeft hiernaast
het Trimbos-instituut gevraagd om samen met andere partijen een vernieuwde aanpak
te ontwikkelen om te voorkomen dat jongeren beginnen met drugsgebruik en om normalisering
tegen te gaan. Wij zullen de normalisering van drugsgebruik binnen bepaalde groepen
ter discussie blijven stellen en ons blijven inzetten om de beoogde doelgroepen met
de juiste boodschap te bereiken.
Vraag 5
Deelt u de analyse van de heer Fijnaut dat handhaving van het drugsverbod onbedoeld
leidt tot een ernstig neveneffect, namelijk een illegale markt die wordt bediend door
criminele organisaties? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
Een verbod op enig product leidt, als dat verbod overtreden wordt, per definitie tot
een illegale markt. Harddrugs worden dermate schadelijk geacht voor mens en maatschappij,
dat de overheid zich genoodzaakt heeft gezien de productie, distributie, verkoop etc.
ervan te verbieden. Dit is een principe dat internationaal breed wordt onderschreven
en is vastgelegd in internationale verdragen. Tegen criminele netwerken die dit verbod
overtreden zullen wij als overheid altijd optreden.
Vraag 6
Deelt u de analyse van de heer Fijnaut, dat de strijd tegen de georganiseerde misdaad
zo'n grote prijs heeft dat de vraag opkomt of die aanpak nog wel houdbaar is? Zo nee,
waarom niet?
Antwoord 6
Hoe de strijd tegen de georganiseerde misdaad gevoerd moet worden, is onderwerp van
permanente discussie met alle partners in die aanpak. De aanpak van de georganiseerde
misdaad is geen vaststaand gegeven: door middel van instrumenten als de vierjaarlijkse
Veiligheidsagenda wordt deze aanpak zeer regelmatig tegen het licht gehouden en prioriteiten
zo nodig anders gelegd.
Vraag 7
Bent u van mening dat de huidige aanpak nog wel houdbaar is? Zo ja, waarom? Zo nee,
wat gaat u daaraan doen?
Antwoord 7
Het is voor het kabinet evident dát de strijd tegen de georganiseerde misdaad gevoerd
moet worden. Dit kabinet investeert fors in de aanpak van ondermijnende criminaliteit.
Het kabinet investeert incidenteel 100 miljoen euro en structureel 10 miljoen euro
in concrete projecten gericht op de aanpak van de drugsindustrie en bijbehorende geldstromen.
Zoals aangegeven bij het antwoord op vraag 6, zoekt het kabinet daarnaast in samenwerking
met alle partners continu naar verbeteringen in de huidige aanpak.
Vraag 8
Deelt u de opvatting van de heer De Groot dat teneinde het verdienmodel van de drugshandel
succesvol aan te pakken een grondige evaluatie van aanpak en beleid nodig is? Zo nee,
waarom niet?
Antwoord 8
Dit kabinet investeert in de aanpak van de harddrugsindustrie en de bijbehorende criminele
geldstromen (zoals aangegeven in het antwoord op vraag 7) en voert daarnaast een experiment
uit met een gesloten cannabisketen om te bezien of het mogelijk is die keten te sluiten
en wat de effecten zijn op de criminaliteit, veiligheid, overlast en volksgezondheid.
Deze beide beleidstrajecten worden grondig gemonitord en geëvalueerd. Op grond van
de bevindingen die daaruit volgen kunnen door het dan zittende kabinet beslissingen
over de toekomst van het beleid worden genomen.
Vraag 9
Bent u bereid, zoals de heer De Groot suggereert, een brede commissie van wetenschappers
in te stellen die moet adviseren of regulatie of legalisatie in Europees verband een
oplossing van het probleem vormt? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 9
In het regeerakkoord staat opgenomen dat wij als kabinet een experiment starten met
een gesloten cannabisketen, om te bezien wat de effecten zijn op de criminaliteit,
veiligheid, overlast en volksgezondheid. Hier wordt momenteel uitvoering aan gegeven.
Dit experiment past binnen een voorzichtige internationale trend om anders te kijken
naar de regelgeving voor cannabis.
Over harddrugs zoals XTC bestaat een internationale consensus dat ze een onaanvaardbaar
risico voor mens en maatschappij vormen. Daarom staan ze in Nederland op lijst I van
de Opiumwet. Het in het leven roepen van een commissie acht ik dan ook niet opportuun.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid -
Mede namens
P. Blokhuis, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.