Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Kooten-Arissen over het bericht waaruit blijkt dat Nederland de wettelijke verplichting om te stoppen met overbevissing uiterlijk in 2020 bij lange na niet gaat halen
Vragen van het lid Van Kooten-Arissen (PvdD) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over het bericht waaruit blijkt dat Nederland de wettelijke verplichting om te stoppen met overbevissing uiterlijk in 2020 bij lange na niet gaat halen (ingezonden 3 mei 2019).
Antwoord van MinisterSchouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) (ontvangen 2 juli
2019). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 2762.
Vraag 1
Kent u het rapport van de Scientific, Technical and Economic Committee for Fisheries
(STECF) en het persbericht hierover van verschillende natuurorganisaties waaruit blijkt
dat Nederland de wettelijke verplichting om uiterlijk in 2020 te stoppen met overbevissing
bij lange na niet gaat halen?1 2
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Wat is uw reactie op het STECF-rapport en het bericht van de natuurorganisaties?
Antwoord 2
Ieder jaar worden tijdens de laatste Landbouw- en Visserijraad in december de vangstmogelijkheden
voor het jaar daarop vastgelegd in de TAC (Total allowable catch) en Quota Verordening. Het voorstel van de Europese Commissie hiertoe is gebaseerd
op de uitgangspunten die vastliggen in het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB),
te weten meerjarenbeheerplannen waar die van kracht zijn, bevissing op Maximum Sustainable Yield (maximale duurzame opbrengst, MSY) waar mogelijk en toepassing van de voorzorgbenadering
in alle andere gevallen. Dit beleid is erop gericht een ecologisch, economisch en
sociaal duurzame visserij te bereiken en wordt door Nederland gesteund.
Uit het STECF-rapport blijkt dat de bestanden in de Noordoostelijke Atlantische Oceaan,
waar ook de Noordzee onder valt, steeds minder overbevist worden en dat het aantal
bestanden dat buiten biologisch veilige grenzen valt gedaald is van circa 65% in 2003
naar 35% in 2017. Dit is een goede ontwikkeling. Het STECF-rapport beschrijft de voortgang
van het gemeenschappelijk visserijbeleid tot en met 2017. De mogelijke effecten van
de stappen die in 2018 en 2019 zijn gezet richting de MSY benadering in 2020, zijn
hierin nog niet meegenomen. Ook dit jaar blijf ik mij inzetten voor het bereiken van
een visserijdruk volgens de in het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB) opgenomen
uitgangspunten.
Vraag 3
Kent u het rapport van de New Economics Foundation (NEF) waaruit blijkt dat Nederland
op nummer 6 van grootste Europese overbevissers staat?3 4
Antwoord 3
Ja.
Vraag 4 en 5
Wat is uw reactie op het NEF-rapport?
Wat is uw reactie op de conclusie van het NEF-rapport dat Nederlandse vissers in 2019
nog 13,5% boven wetenschappelijk advies mogen wegvangen, wat neerkomt op 31.910 ton
vis die eigenlijk ongemoeid zou moeten blijven?5 6
Antwoord 4 en 5
ICES (the International Council for the Exploration of the Sea) adviseert een optimale TAC volgens het MSY (maximum sustainable yield) principe. De NEF vergelijkt dit getal in het ICES-advies met de vastgestelde TAC.
Het ICES-advies bevat echter ook enkele alternatieven adviezen, waarbij de mate waarin
die duurzaam zijn wordt toegelicht. Het is dus mogelijk om een hogere TAC vast te
stellen zonder dat er sprake is van onverantwoorde overbevissing.
Verder kan het voorkomen dat het advies onzekerheden of onjuistheden bevat. Zo adviseerde
ICES aanvankelijk dat de TAC voor makreel in 2019 niet hoger zou moeten zijn dan 318.403 ton.
In het gewijzigde advies (gepubliceerd op 15 mei 2019) heeft ICES het advies gewijzigd,
naar 709.253 ton (+223%). De kuststaten hadden dit voorzien en de TAC daarom vastgesteld
op 653.438 ton.
Vraag 6
Aangezien Nederland 53% van het quotum in handen heeft voor Noordzeeharing, erkent
u dat u daarmee medeverantwoordelijk bent voor het overbevissingspercentage van Noordzeeharing
van 32%? Zo ja, welke maatregelen gaat u nemen? Zo nee, waarom niet?7 8
Antwoord 6
Nee. Nederland heeft circa 14% van het quotum voor Noordzeeharing in de Noordzee (ICES
gebied 4ab).
In 2018 is bij de vaststelling van de TAC er voor gekozen om deze te baseren op de
voorzorgsbenadering (Fpa) zoals opgenomen in het ICES advies. Zo worden grote fluctuaties
in de vaststelling van de TAC voorkomen én kan het Noordzeeharingbestand groeien.
Dit betekent een minder sterke daling van de TAC, zonder dat het bestand in gevaar
komt. Additionele maatregelen zijn hierdoor vooralsnog niet aan de orde.
Vraag 7
Aangezien Nederland 18% van het quotum in handen heeft voor makreel in de Ierse zee
en ten Westen van Schotland en 10% van het quotum voor makreel in de Noordzee en overige
noordelijke wateren, erkent u dat u daarmee medeverantwoordelijk bent voor de overbevissingspercentages
van respectievelijk 11% en 14%? Zo ja, welke maatregelen gaat u nemen? Zo nee, waarom
niet?9 10
Antwoord 7
Nee. Zie antwoord bij vraag 4 en 5.
Vraag 8
Aangezien de onderhandelingen over deze quota achter gesloten deuren plaatsvinden,
bent u bereid de Kamer binnen drie weken na het uitkomen van de adviezen van de International
Council for the Exploration of the Sea (ICES) te informeren over de Nederlandse inzet
voor makreel en haring bij de quota onderhandelingen voor deze soorten van dit najaar?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 8
Ja. Ik zal u binnen drie weken informeren over de adviezen van makreel en Atlanto
Scando haring. Ik zal u daarbij ook de Nederlandse inzet melden, die overigens gebaseerd
zal zijn op de uitgangspunten van het GVB, zoals benoemd in vraag 2. Ik wil u er wel
op wijzen dat de onderhandelingen snel na het uitkomen van de adviezen al starten
en in de regel een uitermate dynamisch verloop kennen. Daarbij wil ik ook opmerken
dat in de afgelopen jaren is gebleken dat verschillende kuststaten (niet zijnde lidstaten
van de EU), vanzelfsprekend andere uitgangspunten kunnen hanteren dan in het Europese
GVB opgenomen. Vanwege het genoemde dynamische karakter houd ik gedurende het proces
contact met stakeholders, zowel vanuit het bedrijfsleven als het Ngo’s.
Vraag 9
Erkent u dat u bijdraagt aan overbevissing door structureel in te stemmen met quota
hoger dan het wetenschappelijk advies voor soorten waarvan Nederland een kleiner «bijvangst»
quotum in handen heeft, zoals bijvoorbeeld kabeljauw in de Noordzee (overbevissing
25%)? Zo ja, bent u bereid voortaan tegen te stemmen wanneer quota hoger liggen dan
het wetenschappelijk advies? Zo nee, waarom niet?11 12
Antwoord 9
Nee. Nederland zet zich in voor visserijdruk volgens de in het GVB opgenomen uitgangspunten.
Het bereiken van visserij op MSY-niveau waar mogelijk in 2019 en uiterlijk in 2020
is de afgelopen jaren de basis geweest in het Nederlandse inzet bij de vaststelling
van de vangstmogelijkheden tijdens de jaarlijkse Decemberraad.
Vraag 10
Wat is uw reactie op het feit dat de Europese controleautoriteit aangeeft dat het
handhaven van de aanlandplicht op dit moment grote problemen oplevert en dat dit door
de wetenschappelijke autoriteit van de Europese Unie wordt beaamd?13 14
Antwoord 10
De controle op de aanlandplicht op zee is niet eenvoudig. Dat is de reden dat Nederland
enkele jaren geleden al een voorstel heeft gedaan om samen met andere lidstaten een
nalevingsinstrument in te voeren. Hierdoor is beter inzichtelijk te maken hoe de aanlandplicht
op zee wordt nageleefd. Daarnaast heeft de Commissie in het voorstel voor de herziening
van de Controleverordening de verplichte CCTV opgenomen. Ook voert de NVWA kruiscontroles
uit om de opgegeven vangsten in het logboek te checken met de daadwerkelijke aanlanding.
Vraag 11
Erkent u dat daarmee een groot risico bestaat dat tong en schol overbevist worden?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 11
Nee. Volgens ICES zijn beide bestanden gezond, daarbij word het quotum voor beide
bestanden al jaren niet volledig opgevist.
Vraag 12 en 13
Kunt u aangeven hoeveel ondermaatse schol, tong en kabeljauw er sinds de aanlandplicht
in werking is getreden wordt aangeland en hoe dit zich verhoudt tot de schattingen
die ICES hiervan maakt?
Indien de aanlandingen van ondermaatse vis achterblijven bij de schattingen van ICES,
bent u dan bereid het quotum tussentijds te verlagen zodat het quotum alleen beschikbaar
blijft voor de door ICES aangeraden hoeveelheid gewenste maatse vangst? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 12 en 13
Op Europees niveau wordt de TAC per bestand vastgesteld. De verdeling van het quotum
op nationaal niveau is aan de lidstaat zelf. LNV heeft ten behoeve van duurzaam beheer
en in overleg met de sector er op voorhand al voor gekozen om het quotum te splitsen
in een deel «maats» en «ondermaats», op basis van de wetenschappelijke gegevens van
ICES. Enkel het maatse deel van het quotum wordt aan de vissers uitgedeeld. Het ondermaatse
deel van het quotum wordt beheerd door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl)
en ingezet wanneer ondermaatse vis wordt aangeland.
Onderstaande tabel geeft de aanlandingen van kabeljauw, tong en schol in 2018 weer,
deze gegevens zijn gebaseerd op de in het logboek geregistreerde hoeveelheden. Het
is om een aantal redenen lastig om deze cijfers te vergelijken met de door ICES gemaakte
schattingen.
Allereerst zijn de aan lidstaten toegekende quota, waarvan een deel is bedoeld voor
de aanlanding van ondermaatse vis, niet gerelateerd aan de nationale samenstelling
van de vloot. Er zijn verschillen tussen de geschatte bijvangsten per visserij en
tussen de samenstellingen van de vloot per lidstaat. Hierdoor kunnen verschillen ontstaan
tussen de, op basis van door ICES geschatte hoeveelheden ondermaatse vangsten, aan
de lidstaten toegekende quota en de daadwerkelijke vangsten van ondermaatse vis op
nationaal niveau;
Daarnaast wordt de benutting van het ondermaatse quotum bepaald ten opzichte van het
initieel toegewezen quotum. Door ruilen kan het uiteindelijk quotum van een bepaald
bestand sterk afwijken. Dat is bijvoorbeeld bij kabeljauw het geval. Nederland heeft
een belangrijk aandeel in de TAC en daardoor een relatief grote hoeveelheid quotum
voor ondermaatse vis toegewezen gekregen. Nederland vist echter niet gericht op kabeljauw
en ruilt het quotum grotendeels weg. Hierdoor blijft de benutting van het ondermaatse
quotum heel erg laag.
Overigens blijft registratie van de ondermaatse vangsten aandacht vragen, zoals aangegeven
bij de beantwoording van vraag 10. Dit is een van de redenen dat het aandeel van het
ondermaatse quotum zoals beheerd door RVO.nl vooralsnog gebaseerd is op het ICES-advies.
Soort
Vangstgebied
Vastgesteld quotum voor Nederland quotum 2018 (ton)
Maatse vis (ton)
Ondermaatse quotum, beheerd door RVO.nl (ton)
benutting ondermaats quotum
Kabeljauw
IV, Uniewateren van IIa en IIIa tot aan het Skagerrak
4.140
2.853
1.287
1%
Tong
IV en Uniewateren van IIa
11.801
11.060
741
7%
Schol
IV en Uniewateren van IIa, IIIa exclusief Skagerrak en Kattegat
40.290
39.566
724
11%
Cijfers 2018
Vraag 14
Erkent u dat het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB) u wettelijk verplicht vanaf
2015 zo veel mogelijk, maar vanaf 2020 volledig te stoppen met overbevissing?
Antwoord 14
Ja.
Vraag 15
Erkent u dat wanneer het beleid op de huidige weg door gaat, dat doel in de Europese
Unie pas in 2034 gehaald zal worden? Zo nee, waarom niet?15
Antwoord 15
Het genoemde jaartal herken ik niet. Wel is de situatie in en rond de Middellandse
Zee en Zwarte Zee dusdanig dat die kuststaten meer tijd nodig zullen hebben voor het
bereiken van MSY. Hoeveel meer is mij niet bekend.
Vraag 16
Welke maatregelen gaat u nemen om te zorgen dat de wettelijke verplichting om vanaf
2020 overbevissing te stoppen wel wordt gehaald?
Antwoord 16
Het bereiken van visserij op MSY-niveau in 2020 is de afgelopen jaren de basis geweest
in het Nederlandse inzet bij de vaststelling van de vangstmogelijkheden tijdens de
jaarlijkse Decemberraad. Additionele maatregelen zijn voor Nederland op dit moment
niet aan de orde.
Vraag 17
Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden?
Antwoord 17
Met uitzondering van de vragen 4, 5 en 12, 13 heb ik dit gedaan.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.