Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Sienot over het artikel 'The hidden subsidy of fossil fuels'
Vragen van het lid Sienot (D66) aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat over het artikel «The hidden subsidy of fossil fuels» (ingezonden 16 mei 2019).
Antwoord van Minister Wiebes (Economische Zaken en Klimaat) (ontvangen 2 juli 2019).
Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 2914.
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «The hidden subsidy of fossil fuels»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2, 3, 4, 5, 6
Bent u ermee bekend dat er in 2017 wereldwijd voor 5,2 miljard dollar werd gesubsidieerd
aan fossiele brandstoffen, gelijk aan 6,5 procent van het wereldwijde GDP en dat als
dit niet het geval was er in 2015 alleen al 28 procent minder wereldwijde CO2-uitstoot zou zijn?
Kunt u inzicht geven wat het aandeel is van Nederland binnen de 289 miljard dollar
die de Europese Unie in 2017 uitgaf aan directe subsidies en belastingvoordelen voor
fossiele brandstoffen?2
Kunt u toelichten welke maatschappelijke kosten in Nederland jaarlijks verbonden zijn
aan directe subsidies voor fossiele brandstoffen en welke aan indirecte kosten zoals
de rekening van milieu en gezondheidskosten voor de samenleving ten gevolge van fossiele
uitstoot?
Kunt u inzicht geven in de hoeveelheid subsidies die Nederland geeft op fossiele brandstoffen
in verhouding tot schone brandstoffen? Zo nee, waarom niet?
Kunt u toelichten welke vormen van subsidies aan fossiele brandstoffen in Nederland
bestaan en in welke mate de producent dan wel de consument van deze subsidies profiteert?
Antwoord 2, 3, 4, 5, 6
Er verschijnen regelmatig internationale rapporten waarin wordt getracht inzicht te
geven in het totale bedrag aan subsidies voor fossiele brandstoffen. Een eensluidend
beeld komt uit deze rapporten niet naar voren omdat doorgaans een eenduidige definitie
voor fossiele subsidies ontbreekt.
Ik kan geen inzicht geven in een aandeel van Nederland in directe subsidies en belastingvoordelen
in een totaal ingeschat Europees bedrag. Overigens gaat het in het artikel van The
Atlantic niet alleen om daadwerkelijke uitgaven. Het artikel refereert aan de analyse
van het IMF dat de negatieve externe effecten in relatie tot milieu en volksgezondheid
niet in de energieprijzen worden doorbelast.
Het is een bekend feit dat in een aantal ontwikkelingslanden de energieprijzen, bijvoorbeeld
motorbrandstoffen, kunstmatig laag worden gehouden. Dit gebeurt vaak met een sociale
doelstelling, zoals het steunen van kwetsbare delen van de bevolking. Er is breed
begrip en steun voor de noodzaak om «ineffectieve fossiele subsidies» te hervormen.
Dit is in de mondiale duurzame ontwikkelingsagenda opgenomen onder Sustainable Development
Goal 12. Ook Nederland steunt deze Duurzame Ontwikkelingsdoelen. Internationaal heeft
het kabinet via de Energy Subsidy Reform Technical Assistance Facility van de Wereldbank
al 55 ontwikkelingslanden ondersteund die hun fossiele subsidies willen hervormen.
De steun betreft een combinatie van advisering bij beleidsontwikkeling, publiekscommunicatie
en inrichting van alternatieve sociale vangnetten.
In Nederland wordt het gebruik van fossiele brandstoffen niet gestimuleerd. Nederland
is een van de koplopers binnen de OESO-landen wat milieubelastingen betreft. Uit een
rapport van de OESO onder de titel «Effective Carbon Rates» (gepubliceerd op 18 september
2018) bleek dat Nederland als een van vijf OESO-lidstaten meer dan 90% van de totale
broeikasgasemissies beprijsd heeft in 2015.
Niet alle externe milieueffecten worden echter volledig beprijsd. Zo kent Nederland
een aantal vrijstellingen van accijns en energiebelasting die ook in de ons omringende
landen bestaan.
Vraag 7
Wanneer kan de Kamer de uitkomsten van het onderzoek naar de uiteenlopende definities
van milieuschadelijke subsidies verwachten, naar aanleiding van de motie-Van Raan
c.s.?3
Antwoord 7
Uw Kamer heeft mij in de motie van het lid Van Raan op 16 januari 2018 gevraagd om
deel te nemen aan het G20-peerreviewproces over subsidiëring van fossiele brandstoffen.
Aangezien Nederland geen permanent lid is van de G20, is die deelname niet mogelijk
gebleken. Ik heb daarom gekozen voor een alternatieve aanpak om de motie toch zo goed
mogelijk uit te voeren. De aanpak houdt in dat onderzoek gedaan wordt naar de uiteenlopende
definities van subsidies van onder andere het IMF en de OESO. Vervolgens zullen zowel
nationale als internationale stakeholders worden geconsulteerd over de vraag welke
definitie het meest passend is om in Nederland te hanteren. Daarna zal een inventarisatie
van bestaande subsidies worden uitgevoerd en een concrete beleidslijn worden geformuleerd.
Deze wordt vervolgens getoetst in de In-Depth Review van het International Energy
Agency, waarvoor een team van internationale experts Nederland in november dit jaar
zal bezoeken. Het rapport volgt meestal enkele maanden later. Wanneer het gereed is,
zal ik uw Kamer nader informeren.
Vraag 8
Deelt u de mening dat het cruciaal is dat het stimuleren van fossiele brandstoffen
spoedig wordt afgebouwd? Wat doet het Kabinet om dit te versnellen?
Antwoord 8
Het kabinet onderschrijft de wenselijkheid om wereldwijd het subsidiëren van fossiele
brandstoffen af te bouwen. Nederland is een van de koplopers binnen de OESO-landen
wat milieubelastingen betreft. Ook internationaal steunt Nederland hervorming van
de fossiele subsidies via de Energy Subsidy Reform Technical Assistance Facility van de Wereldbank. Daarnaast voert het kabinet beleid gericht op het stimuleren van
hernieuwbare energie, zoals onder andere blijkt uit de SDE+-regeling.
Ik wacht de bevindingen van het nog af te ronden onderzoek af. Aan de hand van de
uitkomsten zal het kabinet besluiten of en zo ja welke verdere actie ondernomen moet
worden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.