Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van Raan en Wassenberg over kerosineprojecten in Rotterdam en Delfzijl
Vragen van de leden Van Raan en Wassenberg (beiden PvdD) aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat over kerosineprojecten in Rotterdam en Delfzijl (ingezonden 4 juni 2019).
Antwoord van Minister Van Nieuwenhuizen Wijbenga (Infrastructuur en Waterstaat) (ontvangen
8 juli 2019).
Vraag 1
Kent u het bericht «Schiphol en Rotterdam Airport gaan inzetten op synthetische kerosine»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Kunt inzichtelijk maken op welke wijze er publieke middelen (geld, materiaal, etc.)
ter beschikking staan aan de proefopstelling voor synthetische kerosine op Rotterdam
The Hague Airport? Hoe verhouden deze publieke middelen zich tot het privaat gefinancierde
deel van de begroting van de proefopstelling voor synthetische kerosine?
Antwoord 2
De studie naar een demonstratie installatie voor synthetische kerosine wordt op dit
moment gefinancierd door Rotterdam The Hague Airport en de Royal Schiphol Group. Onderdeel
van deze studie betreft ook het inzichtelijk maken van de financieringskosten van
de te bouwen demonstratie installatie en de wijze waarop deze financiering kan worden
ingevuld.
Vraag 3
Op welke wijze is er sprake van overheidsdeelname aan de stichting Innovatieprogramma
Rotterdam The Hague Innovation Airport die recent werd opgericht?
Antwoord 3
De stichting Rotterdam The Hague Innovation Airport is op 24 mei opgericht door Rotterdam
Airport B.V. De oprichting van de stichting is een uitkomst van de samenwerking tussen
Rotterdam Airport B.V. en de gemeente Rotterdam in het kader van het door hen opgestelde
uitvoeringsprogramma Rotterdam The Hague Innovation Airport.
Vraag 4
Kunt inzichtelijk maken op welke wijze er publieke middelen (geld, materiaal, etc.)
ter beschikking staan aan de stichting Innovatieprogramma Rotterdam The Hague Innovation
Airport?
Antwoord 4
In 2018 hebben de gemeente Rotterdam en Rotterdam Airport B.V. ieder € 500.000,– bijgedragen
aan het programma. In 2019 stelt Rotterdam Airport € 500.000,– beschikbaar en de gemeente
Rotterdam € 250.000,–. De gemeente Rotterdam is voornemens maximaal 3 jaar financiële
ondersteuning aan de stichting in de vorm van een subsidie ter beschikking te stellen.
De hoogte van de subsidiebijdrage zal jaarlijks worden vastgesteld. Als blijkt dat
de stichting te zijner tijd (financieel) zelfstandig is, wordt de subsidierelatie
afgebouwd.
Vraag 5
Kent u het bericht «Delfzijl krijgt grote raffinaderij voor biokerosine»?2
Antwoord 5
Ja.
Vraag 6
Kunt inzichtelijk maken op welke wijze er publieke middelen (geld, materiaal, etc.)
ter beschikking staan aan de biokerosinefabriek in Delfzijl?
Antwoord 6
Er zijn geen publieke middelen ter beschikking gesteld aan de biokerosinefabriek in
Delfzijl.
Vraag 7 en 8
Kunt u inzichtelijk maken wat er allemaal en in welke hoeveelheden zal worden bijgemengd
in het eindproduct van de biokerosinefabriek in Delfzijl?
Kunt u van al deze ingrediënten aangeven waar deze geproduceerd worden en wat de bijkomende
uitstoot is van broeikasgassen en schadelijke stoffen tijdens het productieproces
en het transport naar Delfzijl?
Antwoord 7 en 8
De biokerosinefabriek zal enkel duurzame kerosine produceren, welke tot 50% bijgemengd
kan worden met fossiele kerosine. Uitgangspunt voor de biokerosinefabriek is de inzet
van grondstoffen uit de rest- en afvalstromen van hoofdzakelijk regionale industrieën,
zoals gebruikt frituurvet en reststromen uit de oleochemische sector die lastig te
gebruiken zijn voor andere producten. Daarnaast wordt een duurzame vorm van waterstof
gebruikt, gemaakt uit water en windenergie. De productie van de grondstoffen zal voornamelijk
in Nederland plaatsvinden en levert over de hele keten een CO2-reductie van minimaal 85% op t.o.v. fossiele kerosine.
Vraag 9, 10 en 11
Erkent u dat de productie van biobrandstoffen wereldwijd gepaard gaat met grootschalige
vernietiging van natuur? Zo nee, waarom niet?
Onderschrijft u de stelling van de Europese koepel van wetenschapsacademies (easac)
dat we moeten erkennen dat houtige biomassa een enorm lange teruggroeitermijn kent?3 4 Zo nee, waarom niet?
Kunt u inzichtelijk maken wat de hoeveelheid boskap en biodiversiteitsverlies zal
zijn die direct of indirect gepaard zal gaan met de productie van biokerosine in Delfzijl?
Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke manier vindt u het verantwoord om dergelijke
grote hoeveelheden biobrandstoffen te produceren?
Antwoord 9, 10 en 11
De vernietiging van natuur, boskap en biodiversiteitsverlies zijn terechte aandachtspunten.
In deze casus is dit echter niet aan de orde omdat er geen gebruik gemaakt wordt van
houtige biomassa. Dat laat onverlet dat er aandacht moet zijn voor de duurzaamheid
van de gebruikte grondstoffen. In deze casus wordt ingezet op het gebruik van duurzame
biobrandstoffen op basis van regionale grondstoffen uit rest- en afvalstromen, die
niet ten koste gaan van biodiversiteit en voedselzekerheid, en geen ongewenste bijeffecten
in de keten, zoals het kappen van regenwoud en CO2-emissies. De initiatiefnemers hebben grote aandacht voor de duurzaamheidaspecten
van de productie van biokerosine en hebben de nodige maatregelen genomen om te zorgen
dat de gebruikte grondstoffen voor de biokerosinefabriek deze negatieve gevolgen niet
kent.
Een onafhankelijke Sustainability Board, bestaande uit WWF International, de European
Climate Foundation, het Solidaridad Network en de Rijksuniversiteit Groningen zal
op verzoek van SkyNRG adviseren over de duurzaamheidseisen, zodat er geen negatief
effect is op de voedselketen of op het milieu. Hierbij wordt tevens gekeken naar potentiële
verdringingseffecten in andere markten, waarbij volgens de initiatiefnemers in geen
geval producten op basis van voedselgewassen worden gebruikt, zoals sojaolie of palmolie.
De duurzaamheid van de keten en van de bijbehorende producten wordt daarnaast geborgd
door certificering op basis van de criteria van de Roundtable on Sustainable Biomaterials
(RSB), een duurzaamheidsysteem dat strengere sociale en milieucriteria hanteert dan
de EU richtlijn hernieuwbare energie (RED II) vereist.
Vraag 12
Kunt u uitsluiten dat de voorgenomen productie van biokerosine gepaard zal gaan met
fraude?
Antwoord 12
Als u doelt op vermeende fraude met duurzaamheidsbewijzen, zoals de situatie waarover
recentelijk veel publiciteit was in verband met onderzoek bij een biodieselproducent:
op dit moment zijn er geen directe parallellen te trekken tussen de productielocatie
voor de biokerosine en de biodieselproducent, die onderwerp is van het strafrechtelijk
onderzoek. Veel hangt af van de activiteiten die er plaatsvinden, zoals de mate waarin
bedrijven zowel duurzame als niet-duurzame biobrandstoffen verhandelen. We weten dat
de initiatiefnemers van de biokerosinefabriek veel aandacht besteden aan het inzichtelijk
maken van de grondstofketens en op deze wijze fraude in de grondstofketen proberen
te voorkomen.
Vraag 13
Kunt een uitgebreide toelichting geven op het fraudebeeld bij de productie van biokerosine,
inclusief aspecten van handhaving, ketencontrole en het aantal beschikbare FTE voor
handhaving en ketencontrole?
Antwoord 13
Het toezicht op de duurzaamheid van de grondstofketens voor biobrandstoffen is overeenkomstig
de Richtlijn hernieuwbare energie EU-breed belegd bij private auditors. Deze auditors
doen dat namens de door de Europese Commissie erkende duurzaamheidsystemen. Na een
succesvolle audit, zal de auditor een duurzaamheidscertificaat verstrekken aan (in
dit geval) de producent. De lidstaten hebben volgens de Europese regelgeving geen
handhavende bevoegdheden. In de REDII zijn geen maatregelen opgenomen die mogelijkheden
voor publiekrechtelijk toezicht en handhaving verbeteren. Op dit moment is het ministerie
met de Nederlandse Emissieautoriteit (NEa) in gesprek om verschillende scenario’s
te bekijken voor publiekrechtelijk toezicht en handhaving om de frauderisico’s in
de keten te beperken. Ten aanzien van de borging van de duurzaamheid van de keten
in deze casus verwijs ik u verder naar het antwoord op de vragen 9, 10 en 11.
Vraag 14
Kent u het bericht «Schoner vliegen met duurzame kerosine: goed begin, maar niet dé
oplossing»?5
Antwoord 14
Ja.
Vraag 15 en 16
Onderschrijft u de stelling van Paul Peeters (lector aan NHTV Breda University of
Applied Sciences) dat in 2030 circa 9 procent van de kerosine vervangen kan zijn door
biobrandstof en dat dat de «totale CO2-uitstoot in de luchtvaart naar schatting met 4 tot 6 procent terug zou dringen»?
Zo nee, waarom niet? Zo ja, erkent u dat we de tijd niet meer hebben om nog jarenlang
te wachten op de luchtvaartsector?
Onderschrijft u de stelling van Paul Peeters dat «als de luchtvaart in het huidige
tempo doorgroeit biokerosine geen zoden aan de dijk zet»? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 15 en 16
De komst van de biokerosinefabriek in Nederland, en de steun van de KLM hierin, is
een mooie stap in het verduurzamen van de luchtvaart. De betrokken partijen laten
hiermee zien dat zij de uitdaging om de sector te verduurzamen ook aan durven gaan.
Ik vind het een compliment waard dat de partijen nu zelf daadwerkelijk aan de slag
gaan met de bouw van een fabriek.
Aan de stelling van de heer Peeters dat maar 9% van de kerosine in 2030 vervangen
kan worden door biokerosine liggen veel aannames ten grondslag. Andere rapporten (bijv.
CE Delft 2018/CE Delft, TAKS, WUR LEI, 2017) hanteren andere aannames en komen tot
andere (hogere) percentages in 2030.
Vraag 17 en 18
Erkent u dat een stevige volumekrimp van het aantal vliegbewegingen meer winst oplevert
dan de voorliggende plannen rond brandstofinnovatie? Zo nee, waarom niet?
Erkent u dat een stevige volumekrimp van het aantal vliegbewegingen onvermijdelijk
is om de luchtvaart binnen de grenzen van het klimaat, leefomgeving en veiligheid
te krijgen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 17 en 18
Zoals aangegeven in de beantwoording van eerdere Kamervragen (onder andere Aanhangsel
Handelingen, vergaderjaar 2017–2018, nr. 3184, Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 2091) leidt een mondiale krimp van het aantal vliegbewegingen tot minder uitstoot van
CO2 door de internationale luchtvaartsector. Als alleen van en naar Nederland minder
gevlogen wordt is het effect onduidelijk als gevolg van onder andere uitwijkgedrag
en emissies door andere modaliteiten. Het streven van het kabinet is om CO2-reducties te realiseren op basis van de maatregelen die zijn beschreven in mijn brief
over het klimaatbeleid voor de luchtvaart van 27 maart 2019 (Kamerstuk 31 936, nr. 585). Daarin staat dat er naast de brandstofinnovatie inzet nodig is op meerdere sporen
om de luchtvaart verder te verduurzamen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga, minister van Infrastructuur en Waterstaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.