Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Bruins en Özdil over het bericht ‘RIVM en CBS: psychische gezondheid jongeren achteruit in afgelopen tien jaar’
Vragen van de leden Bruins (ChristenUnie) en Özdil (GroenLinks) aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het bericht «RIVM en CBS: psychische gezondheid jongeren achteruit in afgelopen tien jaar» (ingezonden 29 mei 2019).
Antwoord van Minister Van Engelshoven (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap), mede namens
de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (ontvangen 1 juli 2019).
Vraag 1
Bent u bekend met het onlangs verschenen rapport van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid
en Milieu (RIVM) en de nieuwsberichten hierover?1
Antwoord 1
Ja. Ik ben bekend met de resultaten van het onderzoek.
Vraag 2
Wat is uw reactie op de bevinding dat de psychische gezondheid van jongeren er de
afgelopen jaren op achteruit is gegaan?
Antwoord 2
Deze bevinding vind ik zorgelijk. Een bepaalde mate van stress hoort bij de verantwoordelijkheden
die naar school gaan en studeren met zich meebrengen, maar het is niet de bedoeling
dat die stress leidt tot psychische klachten of psychische ongezondheid.
Vraag 3
Wat is uw reactie op de volgende passage uit de conclusie van het RIVM-rapport: «De
ervaren druk (...) raakt alle levensdomeinen, variërend van beeldvorming op social
media, financiële zorgen, problemen thuis tot wereldproblematiek. (...) Het is belangrijk
om jongeren goed te blijven horen en te komen tot een gezamenlijke aanpak die recht
doen aan hun beleving en leefwereld.» Hoe ziet u uw rol in dezen?
Antwoord 3
De laatste tijd hebben mij veel signalen bereikt over toenemende stress onder studenten.
Over deze signalen maak ik mij zorgen. Om een goed, representatief beeld te krijgen
van psychische problematiek onder studenten in Nederland, zal ik daarom het RIVM de
opdracht geven voor een vervolgonderzoek: een grootschalige, kwantitatieve nulmeting.
Zie hiervoor ook de brief die ik aan uw Kamer heb gestuurd met daarin mijn reactie
op het RIVM-onderzoek naar mentale gezondheid van jongeren.2 Om recht te doen aan de beleving van studenten heb ik het RIVM gevraagd om ook studenten
bij het onderzoek te betrekken.
Vraag 4
Wat is uw reactie op de conclusie van het RIVM dat het ontbreekt aan een helder begrippenkader,
terwijl dat van groot belang is om de (ontwikkeling in de) omvang van psychische problemen
bij jongeren in kaart te brengen? Hoe kunt u bijdragen aan het realiseren van een
dergelijk gezamenlijk begrippenkader?
Antwoord 4
Een helder begrippenkader en overeenstemming over meetinstrumenten is nodig om uitspraken
te kunnen doen over de hele studentenpopulatie. Op dit moment wordt er door een aantal
instellingen zelf al onderzoek gedaan naar psychische problematiek onder studenten,
maar omdat er van verschillende vragenlijsten gebruik wordt gemaakt, zijn de resultaten
tot op heden niet goed te vergelijken. Voor de uitvoering van de grootschalige, kwantitatieve
nulmeting zal het RIVM met verschillende betrokkenen, zoals de studentenbonden, de
koepels en experts op het gebied van psychische problematiek, in gesprek gaan om tot
overeenstemming te komen over begrippen en instrumenten.
Vraag 5
Herinnert u zich dat de Minister van OCW heeft aangegeven dat dit onderzoek uitspraken
zou doen over de oorzaken van mentale druk onder studenten? Deelt u de mening dat
dit onderzoek veeleer een verzameling is van statistieken en dat het weinig inzicht
geeft in de daadwerkelijke oorzaken van psychische problematiek onder studenten en
bijvoorbeeld de relatie met het leenstelsel?
Antwoord 5
Ik had gehoopt dat dit onderzoek meer inzicht zou geven in welke factoren nu precies
stress veroorzaken bij studenten. Het onderzoek is conform de opdracht gebaseerd op
een analyse van bestaande cijfers. Deze geven echter nog geen inzicht in de oorzaken
van psychische problematiek van studenten en de invloed van culturele en maatschappelijke
veranderingen hierop.
Vraag 6
Deelt u de mening dat er nader onderzoek nodig is naar de relatie tussen het leenstelsel
en de ervaren prestatiedruk en psychische klachten onder studenten, ook gezien de
uitkomsten van het onderzoek dat Motivaction heeft verricht in opdracht van het Interstedelijk
Studenten Overleg (ISO)?3
Antwoord 6
Ja.
Vraag 7
Bent u bereid nader aanvullend en verdiepend onderzoek te laten verrichten?
Antwoord 7
Ja, zie mijn antwoord op vraag 3.
Vraag 8
Hoe staat het met de uitvoering van de motie-Özdil c.s. om een grootschalige nulmeting
te verrichten om de problematiek van depressies en stress onder studenten per instelling
in kaart te brengen?4
Antwoord 8
Met het vervolgonderzoek van het RIVM, waartoe ik opdracht zal geven, zal ik uitvoering
geven aan deze motie. Ik moet daarbij aantekenen dat in de gewijzigde motie niet gevraagd
wordt om een onderzoek «per instelling». Het RIVM zal voor dit onderzoek studenten
van verschillende instellingen bevragen die samen een representatief geven van de
Nederlandse studentenpopulatie.
Vraag 9
Deelt u de opvatting dat er aanvullend onderzoek nodig is, maar dat daar niet op kan
worden gewacht, nu er al veel indicaties zijn dat er bij jongeren sprake is van psychische
problemen, stress en grote druk? Welke acties gaat u ondernemen om nu al de druk op
jongeren te verminderen?
Antwoord 9
Er is inderdaad aanvullend onderzoek nodig om de psychische problematiek onder studenten
in kaart te brengen. Om ervoor te zorgen dat het vervolgonderzoek waardevolle resultaten
oplevert die door alle betrokkenen onderschreven worden, is het nodig om nu grondig
en zorgvuldig onderzoek te doen. Zo zal het RIVM het najaar van 2019 gebruiken om
met betrokkenen om de tafel te gaan om overeenstemming te bereiken over begrippen
en methodes. Hieruit zal de opzet van het onderzoek volgen. Het onderzoek zal uitgevoerd
worden in 2020 en de resultaten verwachten we eind 2020. Deze manier van onderzoeken
kost tijd, maar ik ben van mening dat we die tijd met het oog op de gewenste grondigheid
en zorgvuldigheid nu moeten nemen.
Daarnaast is er de werkgroep Studentenwelzijn, waar de koepels, de studentenbonden,
expertisecentrum Handicap en Studie en OCW aan deelnemen. In deze werkgroep worden
problemen besproken die studenten ervaren en wordt samen nagedacht over oplossingen.
De leden van de werkgroep zetten vervolgens hun eigen netwerk in om deze problemen
te agenderen en aan te pakken.
Ook het Ministerie van VWS zal vervolgonderzoek uitzetten. Dit zal mede gericht zijn
op een handelingsperspectief voor gemeenten om te bevorderen dat kinderen en jongeren
mentale gezondheidsvaardigheden ontwikkelen.
Vraag 10
Kunt u aangeven in hoeverre de Ministeries van OCW en VWS samenwerken op dit gebied?
Is er afstemming vanuit het landelijk netwerk studentenwelzijn met het Ministerie
van VWS en de plannen die daar worden uitgewerkt voor mentale gezondheidsvaardigheden
onder jongeren?
Antwoord 10
Uit het onderzoek van het RIVM blijkt dat er niet exclusief één factor is aan te wijzen
die zorgt voor stress en psychische klachten bij jongeren en studenten. Er is daarentegen
vaak sprake van een opeenstapeling van factoren. Deze factoren liggen verspreid over
de beleidsterreinen van zowel OCW als VWS en daarom ligt het voor de hand dat de twee
ministeries op dit gebied met elkaar in gesprek gaan. Zo proberen we bijvoorbeeld
onderzoeken op elkaar af te stemmen.
Het landelijk netwerk studentenwelzijn is een netwerk van het expertisecentrum Handicap
+ Studie. Er nemen vertegenwoordigers van instellingen aan deel die zich (willen gaan)
richten op studentenwelzijn binnen een instelling. OCW is geen onderdeel van dit netwerk,
maar blijft via Handicap + Studie en de werkgroep studentenwelzijn wel op de hoogte
van de onderwerpen die hier spelen. In het landelijk netwerk en in de werkgroep studentenwelzijn
komen onderwerpen aan bod die op het gebied van zowel onderwijs als zorg liggen. Waar
nodig vindt daarom op die onderwerpen afstemming plaats via OCW met VWS.
Vraag 11
Kunt u aangeven of er voldoende studentenpsychologen zijn op de instellingen voor
mbo, hbo en wo? Is er daadwerkelijk sprake van een dekkend aanbod van laagdrempelige
psychische hulpverlening, zoals bepleit in de motie-Bruins c.s?5 Wat is de gemiddelde wachttijd voor een student die hulp zoekt bij een studentenpsycholoog?
Wat doet u om deze wachttijd terug te brengen? Deelt u de opvatting dat bij elke instelling
de wachttijd voor een studentenpsycholoog maximaal 4 weken zou moeten zijn?
Antwoord 11
Op dit moment is het expertisecentrum Handicap en Studie bezig met een inventarisatie
van laagdrempelige psychische hulpverlening op instellingen in het hoger onderwijs
en het mbo. De resultaten van dit onderzoek verwacht ik medio augustus met uw Kamer
te kunnen delen. Hiermee geef ik uitvoering aan de motie-Bruins.
Vraag 12
Kunt u aangeven of er op opleidingen voldoende middelen beschikbaar zijn om goede
studentenbegeleiding vorm te geven? Hoe ziet u de experimenten waarbij studenten elkaar
coachen en ondersteunen?
Antwoord 12
Instellingen ontvangen via de lumpsum middelen die bedoeld zijn voor studentenbegeleiding.
Instellingen bepalen zelf hoe zij deze middelen inzetten en hoe zij de begeleiding
precies vormgeven. Projecten waarbij studenten elkaar coachen en ondersteunen, moedig
ik van harte aan. Een voorbeeld hiervan is de campagne Students-4-Students waarbij
studenten elkaar ondersteunen voor een inclusiever hoger onderwijs.
Vraag 13
Kunt u aangeven wat er gebeurt aan preventie om te voorkomen dat jongeren problematische
psychische druk ervaren?
Antwoord 13
Veel instellingen in het mbo en ho hebben op dit gebied al goede initiatieven genomen.
Zo heeft de Universiteit Maastricht bijvoorbeeld de Wellbeing Movement, die informatie
verstrekt over omgaan met stress en activiteiten organiseert rondom de thema’s gezondheid,
studievaardigheden en ontspanning. Andere voorbeelden zijn de Universiteit Utrecht,
die een «wellbeing week» organiseert en de VU die aangesloten is bij een internationaal
netwerk van «caring universities». Een voorbeeld uit het mbo is het Deltion JongerenTeam
(DJT). Dat is een proeftuin in het kader van de decentralisatie van de jeugdzorg en
zorgplicht van het mbo (passend onderwijs) en fungeert als een «sociaal wijkteam»
binnen de muren van de school. Door in de school aanwezig te zijn, worden signalen
snel opgemerkt en worden studenten (18- en 18+)op niveau 1 (Entree) en 2 eerder en
beter geholpen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede namens
P. Blokhuis, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.