Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van den Hul en Nijboer over het bericht dat de doorstroming vanuit de vrouwenopvang naar huurwoningen problematisch verloopt
Vragen van de leden Van den Hul en Nijboer (beiden PvdA) aan de Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het bericht dat de doorstroming vanuit de vrouwenopvang naar huurwoningen problematisch verloopt (ingezonden 20 mei 2019).
Antwoord van Minister Ollongren (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) (ontvangen
25 juni 2019).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Doorstromen naar huurwoning problematisch»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2, 3
Wat is uw reactie op het bericht?
Erkent u dat er sprake is van woningnood en een groot tekort aan sociale huurwoningen?
Deelt u de analyse dat dit grote tekort doorstroming van de maatschappelijke opvang
voor vrouwen naar een huurwoning bemoeilijkt?
Antwoord 2, 3
Lokale druk op de woningmarkt kan het vrouwen en mannen die na een verblijf in de
maatschappelijke opvang (waaronder de vrouwenopvang) er aan toe zijn zelfstandig (al
dan niet begeleid) te gaan wonen bemoeilijken een passende woning te vinden. In alle
segmenten van de woningmarkt zijn momenteel tekorten, op lokaal niveau verschillen
die sterk. Ik ben daarom volop bezig met maatregelen op alle terreinen van de woningmarkt.
Zo werk ik aan de uitvoering van de Nationale woonagenda, woondeals in gebieden met
de meeste druk op de woningmarkt, en de stimuleringsaanpak flexwonen om te zorgen
voor meer tijdelijke woonruimte voor spoedzoekers.
Gemeenten en woningcorporaties hebben de mogelijkheid slachtoffers van huiselijk geweld
op diverse wijzen voorrang voor vervolghuisvesting te geven. Indien een gemeente gebruik
maakt van een huisvestingsverordening waarin urgentiecategorieën zijn bepaald, dan
behoren «personen die in een voorziening voor tijdelijke opvang van personen, die
in verband met problemen van relationele aard of geweld verblijven» (blijf-van-mijn-lijf
huizen) volgens artikel 12 van de Huisvestingswet in ieder geval tot de urgente woningzoekenden.
Gemeenten die geen huisvestingsverordening met urgentiecategorieën hebben, kennen
vaak wel een urgentieregeling die uitgevoerd wordt door woningcorporaties. Ook dan
kunnen vrouwen uit de vrouwenopvang voorrang krijgen op huisvesting. Bijvoorbeeld
als uitvoering van prestatieafspraken tussen gemeenten, woningcorporaties en huurdersorganisaties.
Uit recent onderzoek2 bleek dat 72%3 van de ondervraagde corporaties cliënten die (tijdelijk) hebben verbleven in instellingen
voor maatschappelijke opvang (bijvoorbeeld daklozenopvang, blijf-van-mijn-lijf-huis
of geestelijke gezondheidszorg) met voorrang huisvesten in hun werkgebied.
Vraag 4
Is bekend hoe groot de tekorten aan opvangplekken in de vrouwenopvang zijn, mede als
gevolg van de achterblijvende doorstroom vanuit de opvang naar sociale huurwoningen?
Antwoord 4
Er is geen landelijk beeld van de (eventuele) tekorten aan opvangplekken in de vrouwenopvang.
Gemeenten zijn op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015)
verantwoordelijk voor het bieden van opvang aan slachtoffers van huiselijk geweld.
In de praktijk wordt dit uitgevoerd door 35 centrumgemeenten Vrouwenopvang. De 35
centrumgemeenten zijn mede namens hun regiogemeenten opdrachtgever voor de vrouwenopvang
in hun regio. Slachtoffers van huiselijk geweld en kindermishandeling kunnen echter
vanwege veiligheidsredenen niet altijd in hun eigen regio worden opgevangen. Daarom
zijn de gemeenten gezamenlijk verantwoordelijk voor het in stand houden van een goed
landelijk stelsel waarin slachtoffers van huiselijk geweld en kindermishandeling die
wegens veiligheidsredenen niet in hun eigen regio kunnen worden opgevangen, in een
andere regio kunnen worden opgevangen. Gemeenten hebben hierover afspraken gemaakt
in het «Beleidskader landelijke in-, door- en uitstroom crisisopvang & opvang in acute
crisissituaties van slachtoffers huiselijk geweld in de vrouwenopvang».
Vraag 5
Welke maatregelen bent u bereid te nemen om voldoende opvangplekken te waarborgen?
Antwoord 5
Zoals gezegd, gemeenten zijn verantwoordelijk voor het bieden van veilige opvang aan
slachtoffers van huiselijk geweld. Gemeenten krijgen hiervoor een financiële bijdrage
via de decentralisatie-uitkering vrouwenopvang. De vrouwenopvang is een belangrijk
onderdeel van de aanpak van huiselijk geweld. Het is van belang om ons te realiseren
dat niet alle slachtoffers van huiselijk geweld die bescherming zoeken terecht komen
in de opvang. Een steeds groter aantal van deze slachtoffers wordt in een thuisomgeving
ambulant begeleid. Dit is in het belang van vrouwen. Instellingen voor vrouwenopvang
kunnen deze ambulante begeleiding bieden. Wanneer de veiligheid van slachtoffers ernstig
in het geding is, is opvang in een instelling noodzakelijk. Slachtoffers kunnen dan
tot rust komen en werken aan hun weerbaarheid en herstel, samen met hun kinderen.
Het is daarom belangrijk dat wanneer de veiligheid in gevaar is door huiselijk geweld,
dat men terecht kan in de opvang. Desalniettemin is het ook in die gevallen in het
belang van vrouwen en kinderen dat de periode in de opvang niet langer duurt dan nodig
en dat zij kunnen doorstromen naar een woning wanneer de situatie weer voldoende veilig
is. In de rapporten van de Ombudsman «Vrouwen in de knel. Een onderzoek naar knelpunten in de vrouwenopvang» en «Vrouwen uit de knel? Het vervolg» worden knelpunten geschetst waar vrouwen in de opvang tegenaanlopen, onder andere
bij de uitstroom uit de opvang. In de antwoorden hieronder ga ik in op hoe deze knelpunten
momenteel worden opgepakt.
Vraag 6
Wat vindt u ervan dat vrouwen die mishandeld zijn nergens terecht kunnen? Wat kan
en wilt u eraan doen dat zij zo snel mogelijk fatsoenlijk kunnen wonen?
Antwoord 6
Ik heb geen signalen ontvangen dat vrouwen die mishandeld zijn nergens terecht kunnen.
Slachtoffers van huiselijk geweld hebben recht op veilige opvang. Zoals gezegd kan
dit op verschillende manieren worden vormgegeven, in een thuissituatie met ambulante
begeleiding of wanneer de veiligheid ernstig in het geding is in een opvanginstelling.
Gemeenten zijn op grond van de Wmo 2015 verantwoordelijk voor het bieden van veilige
opvang.
Zoals hierboven ook benadrukt, hebben gemeenten en woningcorporaties de mogelijkheid
slachtoffers van huiselijk geweld na een verblijf in de opvang op diverse wijzen voorrang
voor vervolghuisvesting te geven en wordt dit ook in veel gemeenten toegepast. Wij
stimuleren dat partijen lokaal (prestatie)afspraken maken over de huisvesting van
mensen uit de maatschappelijke opvang (waaronder de vrouwenopvang). Uit het rapport
«Vrouwen in de knel. Een onderzoek naar knelpunten in de vrouwenopvang» van de Nationale ombudsman uit 2017 bleek dat er een aantal knelpunten speelt bij
de uitstroom richting zelfstandig (begeleid) wonen. Recent heeft de Minister van VWS
ter verduidelijking van het beleid de wethouders van de centrumgemeenten vrouwenopvang
door middel van een brief4 geïnformeerd over de mogelijkheden die de huidige wet- en regelgeving aan gemeenten
biedt om deze knelpunten aan te pakken.
Vraag 7, 8
Heeft u kennisgenomen van het rapport van de Ombudsman, «Vrouwen in de knel – het
vervolg,»? Wat is uw reactie op het rapport? Deelt u de conclusies? Welke verbeteringen
en verslechteringen ten opzichte van het rapport uit 2017 schetst het nieuwe rapport?
Welke aanbevelingen uit «Vrouwen in de knel» van juli 2017 heeft u overgenomen en
uitgevoerd? Wat is daarvan het resultaat? Gaat u de overige aanbevelingen alsnog overnemen
en uitvoeren?
Antwoord 7, 8
Ja, ik heb kennisgenomen van beide rapporten van de Ombudsman. De Nationale ombudsman
geeft in zijn rapport «Vrouwen in de knel. Een onderzoek naar knelpunten in de vrouwenopvang» uit juli 2017 aan tegen welke knelpunten vrouwen aanlopen wanneer zij gebruik maken
van de vrouwenopvang. Mede naar aanleiding van het rapport van de Nationale ombudsman
en het rapport «Moeder en kind verlaten de vrouwenopvang: (wie) is dat een zorg?» van het Toezicht Sociaal Domein/Samenwerkend Toezicht Jeugd uit mei 2017 hebben gemeenten
en het kabinet de nodige acties in gang gezet. Zo is er een werkgroep die zich bezig
houdt met de aanpak van knelpunten op landelijk niveau en een werkgroep die zich richt
op de knelpunten op gemeentelijk niveau. De Minister van VWS heeft u hier met de 1e voortgangsrapportage van het programma Geweld hoort nergens thuis5 over geïnformeerd. Beide werkgroepen werken aan het maken van praktische afspraken.
In de Commissiebrief van 19 april 2019 heeft de Minister van VWS u geïnformeerd over
de laatste stand van zaken van beide werkgroepen6.
Aangezien het gaat om ingewikkelde vraagstukken die niet van de ene op de andere dag
zijn op te lossen, kosten de oplossingen tijd. De eerste verbeteringen zijn zichtbaar,
zoals ook de Nationale ombudsman constateert in zijn rapport «Vrouwen uit de knel? Het vervolg». Maar, zoals de Nationale ombudsman ook terecht constateert, is verdere actie noodzakelijk.
De Nationale ombudsman noemt enkele belangrijke aandachtspunten voor het vervolg die
mee worden genomen in de daarvoor ingerichte trajecten. De Minister van VWS zal uw
Kamer hierover op korte termijn nader informeren.
Vraag 9, 10
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat vrouwen in de vrouwenopvang in financiële
problemen worden gebracht door het terugvorderen van de huurtoeslag? Zo nee, waarom
niet?
Bent u bereid maatregelen te treffen om te voorkomen dat de huurtoeslag bij deze vrouwen
wordt teruggevorderd en vrouwen te compenseren bij wie dit reeds is gebeurd?
Antwoord 9, 10
Omdat het kabinet het onwenselijk vindt dat vrouwen die na een verblijf in de maatschappelijke
opvang of blijf-van-mijn-lijfhuizen zelfstandig (begeleid) gaan wonen, als gevolg
van terugvorderingen van huurtoeslag soms in de financiële problemen komen, is naar
een oplossing gezocht. Op 3 juni jl. informeerde ik uw Kamer per brief7, mede namens de staatssecretarissen van VWS en Financiën, over welke oplossing inmiddels
is gevonden voor deze problematiek van terugvorderingen van huurtoeslag.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
Mede namens
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.