Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Kerstens over ondervoeding bij thuiswonende ouderen
Vragen van het lid Kerstens (PvdA) aan de Ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over ondervoeding bij thuiswonende ouderen (ingezonden 3 juni 2019).
Antwoord van Minister De Jonge (Volksgezondheid, Welzijn en Sport), mede namens de
Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (ontvangen 25 juni 2019).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Thuiswonende oudere kampt met ondervoeding,
screening ontbreekt»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Heeft u eerder signalen ontvangen dat ondervoeding bij wel dertig procent van de ouderen
voorkomt? Zo ja, heeft u naar aanleiding hiervan maatregelen genomen dit tegen te
gaan?
Antwoord 2
Ja. De schatting van de Stuurgroep Ondervoeding is dat 30–40% van de ouderen die thuiszorg
krijgt, ondervoed is. Bij thuiswonende ouderen zonder thuiszorg ligt dit percentage
lager: de prevalentie stijgt met de leeftijd. Zo is van de thuiswonende ouderen zonder
thuiszorg 3% van de 65 tot 69-jarigen ondervoed. Dit loopt op tot ongeveer 20% in
de oudste leeftijdsgroep (boven de 85 jaar).
De afgelopen jaren is er veel aandacht besteed aan ondervoeding. Het voorkomen van
ondervoeding in de thuissituatie vraagt alertheid van de mensen zelf en van hun omgeving,
zoals mantelzorgers en zorgverleners. Het is belangrijk dat er goede en begrijpelijke
informatie voor hen beschikbaar is. Zo heeft de Stuurgroep Ondervoeding met financiële
ondersteuning van het Ministerie van VWS de website Externe link:www.goedgevoedouderworden.nl ontwikkeld. Met deze beschikbare informatie over herkenning van ondervoeding zijn
ouderen zelf, hun mantelzorgers en zorgverleners beter in staat signalen tijdig te
herkennen en dat ze weten wat ze hieraan kunnen doen en hiermee aan de slag gaan.
Ook het Voedingscentrum heeft informatie over ondervoeding op zijn website staan.
Het beleid van het Ministerie van VWS is gericht op versterking van goede zorg en
ondersteuning in de buurt. Dit komt ook terug in het programma Langer Thuis. Een goede
samenwerking tussen zorg- en welzijnsprofessionals op lokaal niveau kan bijdragen
aan een goede herkenning en behandeling van ondervoeding. Om dit te ondersteunen zijn
de afgelopen jaren (o.a. met financiering van het Ministerie van VWS) screeningsinstrumenten,
behandelprotocollen, indicatoren, opleidingsmodules en een Landelijke Eerstelijns
Samenwerkings Afspraak Ondervoeding ontwikkeld.
Vraag 3
Bent u van mening dat dit onderzoek de noodzaak van actief screenen op ondervoeding
bij thuiswonende ouderen voldoende aantoont? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3
Ondervoeding is een complex probleem, er ligt geen eenduidige oorzaak aan ten grondslag.
Het gaat vaak samen met ziekte of aandoening of met sociale problemen zoals eenzaamheid.
Dit maakt dat één algemene aanpak niet toereikend is, maar dat verschillende aanpakken
toegespitst op de specifieke situatie nodig zijn. Ik ben van mening dat ondervoeding
niet als een geïsoleerd probleem gezien moet worden. Het is verstandig als zorgverleners
(zoals huisartsen en wijkverpleegkundigen) maar ook het sociaal wijkteam op deze problematiek
alert zijn en de ouderen waar nodig bijstaan/ondersteunen.
Ter ondersteuning hiervan zijn er de afgelopen jaren, onder andere met financiering
van het Ministerie van VWS, screeningsinstrumenten, behandelprotocollen, indicatoren,
opleidingsmodules en een Landelijke Eerstelijns Samenwerkings Afspraak Ondervoeding
ontwikkeld. De zorgverleners hebben hiermee goede ondersteunende instrumenten in handen.
De betrokken beroepsgroepen zouden dit kunnen opnemen in hun curricula, richtlijnen
en behandelprotocollen en de beroepsbeoefenaars hierover informeren, zodat zij dit
in hun dagelijkse praktijk kunnen meenemen.
Vraag 4
Welke praktische manieren voorziet u om het percentage thuiswonende ouderen dat ondervoed
is te doen dalen?
Antwoord 4
Zie hiervoor mijn antwoord op vraag 3.
Vraag 5
Deelt u de mening dat methoden om ondervoeding vast te stellen meer aandacht verdienen
binnen de opleiding verpleegkunde?
Antwoord 5
Zoals in het antwoord op vraag 3 genoemd, zijn er al de nodige instrumenten voor ondervoeding
ontwikkeld. Specifiek voor ondervoeding ontwikkelt de Stuurgroep Ondervoeding momenteel
op verzoek van het Ministerie van VWS onderwijsmodules voor zorgprofessionals op MBO
en HBO niveau. Onderwijsinstellingen kunnen deze onderwijsmodules gaan gebruiken en
hiermee ondervoeding opnemen in het onderwijsprogramma van zorgprofessionals. Of dit
gebeurt, is primair de verantwoordelijkheid van opleiders en beroepsgroepen. Zij zijn
verantwoordelijk voor de inhoud van de opleidingen. Wel zal ik in overleggen met de
vertegenwoordigers van relevante opleidingen aandacht vragen voor deze onderwijsmodules.
Vraag 6
Deelt u tevens de mening dat ook binnen de opleiding geneeskunde dit onderwerp meer
aandacht verdient?
Antwoord 6
Ook voor de opleiding geneeskunde geldt dat de beroepsgroepen en opleiders primair
verantwoordelijk zijn voor de inhoud van de opleiding. Het is aan hen om af te wegen
of het onderwerp ondervoeding meer of andere aandacht verdient in de opleiding. Het
is niet aan mij om in deze afweging te treden.
Vraag 7
Bent u bereid maatregelen te nemen om huisartsen beter te informeren over veelvoorkomendheid
van ondervoeding en huisartsen te stimuleren structureel te controleren op ondervoeding
bij oudere cliënten?
Antwoord 7
Nee. Zie mijn antwoord op vraag 3.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede namens
I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.