Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Özütok over het bericht ‘Burgemeester moet slapende rekenkamer wekken’
Vragen van het lid Özütok (GroenLinks) aan de Minister van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties over het bericht «burgemeester moet slapende rekenkamer wekken» (ingezonden 15 mei 2019).
Antwoord van Minister Ollongren (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) (ontvangen
19 juni 2019)
Vraag 1
Kent u het bericht «burgemeester moet slapende rekenkamer wekken» en heeft u kennisgenomen
van het advies van de werkgroep lokale rekenkamers?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2 en 3
Hoeveel gemeenten houden zich niet aan de Gemeentewet doordat zij op dit moment geen
rekenkamer hebben? Welke gemeenten zijn dit?
Hoeveel gemeenten hebben op dit moment een zogenaamde slapende rekenkamer? Welke gemeenten
zijn dit?
Antwoord 2 en 3
In een representatief onderzoek dat Berenschot in 2015 heeft uitgevoerd in opdracht
van BZK gaf 8% van de griffiers aan dat er in de eigen gemeente een slapende rekenkamer
was.2 Uit de gesprekken die de werkgroep lokale rekenkamers in 2018 en 2019 heeft gevoerd
met gemeenten over het functioneren van rekenkamers blijkt dat 16 gemeenten een slapende
rekenkamer hebben of die momenteel aan het activeren zijn. Daarnaast heeft de werkgroep
(nog) niet gesproken met zeven gemeenten die een slapende rekenkamer hebben of die
aan het activeren zijn. Het rapport van de werkgroep geeft geen landelijk dekkend
beeld over het al dan niet bestaan en functioneren van lokale rekenkamers, maar dat
gedeeltelijke beeld zal de komende periode wel vervolmaakt gaan worden.
Zowel de onderzoekers van Berenschot als de werkgroep lokale rekenkamers hebben aan
de gemeenten toegezegd vertrouwelijk met de verkregen informatie om te gaan en derhalve
is in beide rapporten niet openbaar gemaakt welke gemeenten een slapende rekenkamer
hebben. Die afspraak wil ik respecteren. Mijn beleid is er in de eerste plaats op
gericht om structurele verbetering in de breedte te bewerkstelligen voor alle rekenkamers
en indien nodig ga ik met individuele gemeenten in gesprek over de activering van
hun rekenkamer.
Vraag 4 en 5
Deelt u de mening dat gemeenten zich aan de Gemeentewet moeten houden en een rekenkamer
moeten instellen? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de mening dat het de bedoeling van de wetgever is om een actieve rekenkamer
in elke gemeente te laten instellen en dat een zogenaamde slapende rekenkamer in strijd
is met de geest van de Gemeentewet? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4 en 5
Vanzelfsprekend moeten gemeenten zich aan de Gemeentewet houden. Zij moeten derhalve
een rekenkamer(commissie) instellen en die ook zodanig ondersteunen dat deze actief
onderzoek kan verrichten. Zo heeft de wetgever het bedoeld. Een slapende rekenkamer
is in strijd met de Gemeentewet.
Vraag 6 en 7
Hoe beoordeelt u het feit dat vijf gemeenten met een slapende rekenkamer hebben aangegeven
niet met de door u ingestelde werkgroep in gesprek te willen?
Wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat alle gemeenten een functionerende rekenkamer
zullen instellen? Welke rol speelt de provincie als interbestuurlijk toezichthouder
bij het toezichthouden op het goed naleven van de Gemeentewet?
Antwoord 6 en 7
Ik heb uw Kamer bij brief van 29 januari jl. geïnformeerd over mijn beleid ter versterking
van lokale rekenkamers.3 Uw Kamer heeft deze brief geagendeerd voor het AO lokale democratie van 27 juni a.s.
Met het beleid ter versterking van lokale rekenkamers wil ik bewerkstelligen dat in
alle gemeenten een rekenkamer functioneert dan wel wordt ingesteld om daarmee de controlerende
rol van de raad te versterken. Zoals ik in die brief reeds aankondigde heb ik een
wetsvoorstel versterking decentrale rekenkamers, mede namens de Minister van Financiën,
voor advies naar de afdeling advisering van de Raad van State gezonden. Met het wetsvoorstel
wordt beoogd een sluitend stelsel voor gedegen rekenkameronderzoek tot stand te brengen
ter ondersteuning van de controlerende rol van de raad. Het wetsvoorstel is een noodzakelijke
voorwaarde voor gedegen rekenkameronderzoek in elke gemeente. Ter verdere ondersteuning
van mijn beleid heeft de werkgroep lokale rekenkamers gesprekken met afzonderlijke
gemeenten gevoerd om de toegevoegde waarde van rekenkameronderzoek voor het voetlicht
te brengen. Ten slotte verstrek ik subsidie aan de Nederlandse Vereniging van Rekenkamers
en Rekenkamercommissies.
Dat sommige gemeenten niet in gesprek willen met een door mij ingestelde werkgroep
over hoe lokaal rekenkameronderzoek de gemeenteraden bij het uitvoeren van de controlerende
taak kan ondersteunen, onderstreept voor mij het belang dat verbetering van de positie
van lokale rekenkamers het beste kan worden bewerkstelligd door de gecombineerde inzet
van bovenstaande instrumenten. De werkgroep doet in zijn rapport aanbevelingen om
rekenkamers verder te versterken, waaronder ook een aantal aanbevelingen om slapende
rekenkamers te activeren. Die aanbevelingen zal ik de komende periode verder oppakken
en uitwerken.
De provincie heeft geen taak om toe te zien op de naleving van de Gemeentewet. De
provincie is financieel toezichthouder op gemeenten. Het financieel toezicht ziet
op het bewaken van het begrotingsevenwicht, en niet op een beoordeling van de doelmatigheid,
doeltreffendheid en rechtmatigheid van het door het gemeentebestuur gevoerde bestuur.
Dat is aan een lokale rekenkamer om te onderzoeken. Verder is het interbestuurlijk
toezicht door de provincie alleen gericht op de uitvoering van wettelijke medebewindstaken
door gemeenten. Dit volgt uit artikel 124 van de Gemeentewet, waarin is bepaald dat
de provincie in de plaats kan treden als een gemeentebestuur krachtens een andere wet dan de Gemeentewet een besluit niet of niet naar behoren uitvoert.
Vraag 8 en 9
Bent u bereid om de gemeenteraden (nogmaals) te informeren over hun wettelijke plicht
om een rekenkamer in te stellen? Zo nee, waarom niet?
Zijn er sanctiemogelijkheden wanneer gemeenten zich niet houden aan de Gemeentewet
door geen rekenkamer in te stellen? Zo ja, welke zijn deze mogelijke sancties? Zo
nee, waarom niet? En zo nee, bent u bereid om te onderzoeken of en zo ja, welke mogelijke
sancties ingesteld zouden kunnen worden?
Antwoord 8 en 9
Mijn ministerie verstrekt regelmatig informatie aan gemeenten over de huidige en toekomstige
verplichtingen inzake de inrichting van de rekenkamer; ook is er overleg met de VNG
en de beroepsverenigingen. In het verleden heb ik gemeenten op grond van artikel 118
Gemeentewet om ambtsbericht gevraagd inzake de rekenkamer en daarbij gewezen op hun
wettelijke verplichtingen, en ben ik vervolgens daarover met gemeenten het gesprek
aangegaan. Dat zal ik waar nodig blijven doen. Er is op dit moment geen mogelijkheid
om in te grijpen als gemeenteraden een taak niet uitvoeren die op grond van de Gemeentewet
van gemeenteraden wordt gevraagd. Het heeft mijn voorkeur om in te blijven zetten
op de in antwoord op vraag 6 en 7 beschreven gecombineerde aanpak ter versterking
van lokale rekenkamers. Dat laat onverlet dat ik ook bereid ben om op basis van de
beschikbare rapporten over dit onderwerp het wettelijk instrumentarium nog eens tegen
het licht te houden.
Vraag 10
Hoe beoordeelt u de aanbeveling van de werkgroep dat het goed zou zijn om burgemeesters
een verantwoordelijkheid te geven bij het instellen en/of het activeren van gemeentelijke
rekenkamers? Bent u bereid om deze aanbeveling nadrukkelijk te onderzoeken? Zo ja,
wanneer kunt u de Kamer hierover informeren? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 10
De werkgroep doet een zestal aanbevelingen aan mij om het instrument lokale rekenkamer
verder te versterken, waarvan één aanbeveling is om de burgemeester, in samenspel
met de griffier, een verantwoordelijkheid te geven in het instellen of activeren van
een rekenkamer. De aanbevelingen apprecieer ik als ondersteuning van mijn beleid.
De burgemeester heeft een algemene verantwoordelijkheid ter bevordering van goed bestuur
(artikel 170 Gemeentewet), daarmee ligt het op zijn weg dat hij de raad actief wijst
op de wettelijke verlichtingen inzake lokale rekenkamers. Ik zal, zoals ik ook in
antwoord op vraag 6 en 7 heb geantwoord, de aanbevelingen de komende periode verder
oppakken en uitwerken, samen met de betrokkenen in het lokaal bestuur. Ik zal uw Kamer
over de verdere uitwerking nader informeren.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.