Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag schriftelijk overleg over het ontwerpbesluit adequate pensioenregeling payrollwerknemers (Kamerstuk 35074-65)
2019D25759 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid bestaat de behoefte
om enkele vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid over het Ontwerpbesluit adequate pensioenregeling payrollwerknemers
(Kamerstuk 35 074, nr. 65).
De voorzitter van de commissie, Rog
Adjunct-griffier van de commissie, Kraaijenoord
Inhoudsopgave
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
II Reactie van de Minister
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het onderhavige
ontwerpbesluit. Zij zijn van mening dat een goede pensioenregeling een vrijwel onmisbare
arbeidsvoorwaarde is geworden. Dit ontwerpbesluit past in het voornemen om arbeidsvoorwaarden
minder afhankelijk te maken van de juridische constructie waarin werk wordt verricht.
Deze leden hebben nog wel een aantal vragen.
De leden van de VVD-fractie lezen onder paragraaf 6.3.9 over het probleem van payrollkrachten
die frequent van inlener wisselen. Zij vragen of hier niet te gemakkelijk over de
doelstelling van de regeling wordt heengestapt, namelijk eenzelfde pensioenregeling
voor hetzelfde werk. Feitelijk betekent de hier gegeven uitleg dat payrollers steeds
de best mogelijke pensioenregeling krijgen, beter zelfs dan de meeste vaste werknemers
van hun inleners. Deelt de Minister deze uitleg? Waarom is er niet voor gekozen een
bepaalde peildatum te hanteren, bijvoorbeeld 1 januari, en payrollers de rest van
het jaar in de pensioenregeling van die datum te houden?
De leden van de VVD-fractie begrijpen uit het voorgestelde artikel 1:1a, lid 1 onder
b, dat geen enkele wachttijd wordt toegestaan. Hiermee wordt, zo begrijpen zij, aangesloten
bij de huidige praktijk van basispensioenregelingen die geen wachttijd meer kennen.
Kan de Minister toelichten waarom die praktijk met dit besluit wel wordt geformaliseerd
voor payrollconstructies, maar niet voor gewone arbeidscontracten? Ligt het niet meer
voor de hand om de mogelijkheid voor een wachttijd te behouden met het oog op kortlopende
arbeidsrelaties, vergelijkbaar met uitzendbanen, of dit gelijk te houden aan de wettelijke
voorwaarden in de pensioenwet?
De leden van de VVD-fractie vragen hoe het voorliggende voorstel zich verhoudt tot
de afspraken uit het pensioenakkoord met betrekking tot de afschaffing van de doorsneesystematiek.
Op basis waarvan acht de Minister het bijvoorbeeld logisch dat dit besluit leidt tot
fiscaal bovenmatige premieafdracht na afschaffing van de doorsneepremie? In hoeverre
biedt de fiscale gelijkstelling van de derde pijler een mogelijk alternatief om in
individuele gevallen maatwerk te leveren?
De leden van de VVD-fractie begrijpen dat een payrollkracht een schadevergoeding of
vordering tot afdracht van pensioenpremies kan indienen, wanneer de payrollwerkgever
verplicht is in een adequate pensioenregeling te voorzien, maar dit niet doet. Op
welke wijze zorgt de Minister ervoor dat payrollwerkgevers goed geïnformeerd worden
over de consequenties van dit besluit en de verantwoordelijkheden die zij op grond
hiervan hebben? Is er een termijnbepaling van toepassing op deze verplichting of kan
tot onbepaalde tijd teruggekeken worden? In hoeverre is in de afweging om geen wachttijd
op te nemen in het besluit meegenomen dat voor zeer kleine pensioenaanspraken geen
waardeoverdracht mogelijk is?
Dit besluit betekent een uitbreiding van de taken van de Inspectie Sociale Zaken en
Werkgelegenheid (SZW). De leden van de VVD-fractie vernemen graag hoe daaraan gestalte
wordt gegeven. Krijgt de Inspectie SZW extra budget of vervallen er andere taken?
Zo ja, welke? Hoe is geborgd dat de Inspectie SZW voldoende expertise heeft, aangezien
de Inspectie SZW momenteel geen taken heeft die te maken hebben met pensioenregelingen?
Waar gaat de Inspectie SZW op toetsen, aangezien de memorie van toelichting op pagina
18 stelt dat het formuleren van normen voor de kwaliteit van pensioenregelingen niet
het doel van dit besluit is en tevens onwenselijk wordt geacht door de regering?
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Minister dit besluit, op advies van de Stichting
Loonwijzer, zal evalueren. Kan de Minister aangeven op welke termijn dit zal gebeuren?
De leden van de VVD-fractie lezen dat de incidentele regeldruk leidt tot maximaal
€ 3,29 miljoen aan kosten voor payrollwerkgevers en € 0,2 miljoen voor payrollkrachten.
Er wordt niet gesproken over structurele regeldruk. Kan de Minister nader toelichten
hoe hij tot de incidentele bedragen komt? Op basis waarvan is geconcludeerd dat het
besluit niet tot structurele regeldruk leidt?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie vragen waarom ervoor gekozen is om het aan de payrollkracht
of vakbond over te laten om een civiele procedure te starten als de Inspectie SZW
heeft geconstateerd dat er geen adequate pensioenregeling is getroffen. Is het mogelijk
om de positie van de payrollwerknemer hierbij te verstevigen? Waarom is er niet gekozen
voor bestuursrechtelijke handhaving?
De leden van de D66-fractie vragen of de Minister nader kan toelichten dat de payrollwerkgever
geen eigen uitvoeringsovereenkomst met een pensioenuitvoerder hoeft te sluiten, maar
dat kan worden volstaan met aansluiting bij een bestaande basispensioenregeling door
een uitvoeringsovereenkomst te sluiten met dezelfde pensioenuitvoerder als de inlener.
Uit de internetconsultatie kwam de vraag naar voren of de uitvoeringsovereenkomst
dan niet alleen ziet op de eigen werknemers van de inlener, dus of aansluiting wel
mogelijk is. Kan de Minister hierop reflecteren?
De leden van de D66-fractie vragen of de Minister in kan gaan op het commentaar in
de internetconsultatie dat in de praktijk naar verwachting in veel situaties niet
kan worden overgegaan tot aansluiting bij het pensioen die geldt bij de inlener. Een
payrollwerkgever zal dan, afhankelijk van het aantal sectoren waarin zijn payroll-werknemers
werkzaam zijn, verschillende pensioenregelingen en uitvoeringsovereenkomsten moeten
regelen. Kunnen er straks situaties ontstaan waar een werkgever allemaal verschillende
pensioenregelingen moet aanbieden, of kan een werkgever dan kiezen voor de beste regeling
en die aan al zijn werknemers aanbieden? Wat is de verwachting van de uitwerking in
de praktijk?
Vragen en opmerkingen van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van het Ontwerpbesluit adequate
pensioenregeling payrollwerknemers en hebben daarbij nog enkele vragen.
Hoe gaat de Minister voorkomen dat werkgevers met creatieve oplossingen de maatregelen
uit dit ontwerpbesluit alsnog gaan ontwijken?
Hoe wordt er omgegaan met payrollwerkgevers die in meerdere sectoren zitten? Is vrijwillige
aansluiting dan nog steeds mogelijk bij een bedrijfstakpensioenfonds?
Is het waar dat er geen enkele wachttijd meer mag zijn? Dus pensioenopbouw vanaf de
eerste dag plaatsvindt?
Hoe zien premies eruit in de verschillende sectoren waar veel payroll voorkomt? Wat
is de gemiddelde werkgeversbijdrage voor alle pensioenregelingen van pensioenfondsen?
Is er een manier om te voorkomen dat er op decentraal niveau nog steeds concurrentie
op arbeidsvoorwaarden (pensioen) plaatsvindt? In hoeverre is een uniforme normpremie
voor alle payrollkrachten echt onvermijdelijk?
De Minister geeft aan het aanvaardbaar te vinden dat er een (gering) verschil in pensioenkosten
blijft. Hoe groot zal dit verschil naar verwachting zijn?
Zou het niet beter zijn om payrollwerkgevers en hun werknemers onder de werking van
de verplichtstelling te laten vallen? Waarom komt er geen plicht voor pensioenfondsen
om payrollwerkgevers en hun werknemers toe te laten tot de pensioenregeling?
Waarom blijft er keuzevrijheid voor de payrollwerkgever indien er kan worden aangesloten
bij de pensioenregeling van de inlener?
Wordt bij de verkenning van auto enrollment voor zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers)
ook auto enrollment voor payrollkrachten meegenomen?
Wat gaat er precies gebeuren met payrollwerknemers die in de transitie van de ene
naar de andere baan zitten? Blijft de pensioenregeling doorlopen totdat de payrollwerknemer
gaat werken bij een nieuwe inlener? Hoe worden pensioengaten en dekkingsproblemen
voorkomen?
Hebben de afspraken voor zzp’ers in het pensioenakkoord op hoofdlijnen nog gevolgen
voor dit ontwerpbesluit?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het Ontwerpbesluit
tot wijziging van het Besluit allocatie arbeidskrachten door intermediairs in verband
met het vastleggen van een nadere invulling van een adequate pensioenregeling. Kunnen
er rekenvoorbeelden worden gegeven waarbij de loonkosten voor een payrollmedewerker
lager zijn ten opzichte van een werknemer in loondienst die hetzelfde werk verricht?
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie zijn verheugd om te zien dat het initiatiefwetsvoorstel
Gijs van Dijk, Smeulders en Van Kent opgepakt en uitgewerkt is. Payrollwerknemers
zullen hierdoor ook echt collega’s op de werkvloer worden in plaats van concurrenten.
De leden van de PvdA-fractie hebben nog wel enkele vragen.
In het ontwerpbesluit worden verschillende opties voor payrollwerkgevers gegeven om
het pensioen te regelen. De leden van de PvdA-fractie zouden het liefst zien dat payrollwerkgevers
en hun werknemers onder de verplichtstelling van het pensioenfonds vallen. Waarom
is er niet alleen gekozen voor deze optie? Is de Minister bereid om pensioenfondsen
te verplichten payrollwerkgevers en hun werknemers te accepteren tot hun pensioenregeling?
Indien de Minister besluit om toch vast te houden aan meerdere opties tot het bieden
van een pensioenregeling voor payrollwerknemers, is de Minister dan wel bereid om
de verplichtstelling als default in de algemene maatregel van bestuur (AMvB) vast
te leggen? Is de Minister het met de leden van de PvdA-fractie eens dat hierbij dan
goed kan worden aangesloten bij de, in het recent gesloten principe pensioenakkoord,
auto enrollment van zzp’ers? Gaat de Minister daarom dan ook in de verkenning van
auto enrollment van zzp’ers payrollkrachten meenemen? Hebben de afspraken over zzp’ers
in het recent gesloten principe pensioenakkoord nog gevolgen voor dit ontwerpbesluit?
Verder zien de leden van de PvdA-fractie de payrollwerknemer in between jobs, de payrollwerknemer
die nog in dienst is bij de payrollwerkgever, maar even niet is uitgeleend, niet terug
in het ontwerpbesluit. Wat is de reden daarvoor? Betekent dit dat de pensioenregeling
blijft doorlopen totdat de payrollwerknemer gaat werken bij een nieuwe inlener? Zo
nee, is de Minister dan niet bezorgd voor pensioengaten en dekkingsproblemen?
Als laatste zien de leden van PvdA-fractie dat sommige werkgevers al aan de slag gaan
met het optuigen van nieuwe creatieve schijnconstructies. Heeft de Minister hier zicht
op? Welke maatregelen gaat de Minister hiertegen nemen? Hoe kan worden voorkomen dat
werkgevers met creatieve oplossingen deze wet gaan ontwijken?
II Reactie van de Minister
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.R.J. Rog, voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede ondertekenaar
S. Kraaijenoord, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.