Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over geweld tegen gerechtsdeurwaarders (Kamerstuk 28684-493)
2019D25465 Inbreng verslag van een schriftelijk overleg
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Minister van Justitie en Veiligheid over agressie tegen gerechtsdeurwaarders
(Kamerstuk 28 684, nr. 493).
De voorzitter van de commissie, Van Meenen
De waarnemend-griffier van de commissie, Tielens-Tripels
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
De leden van de VVD-fractie merken de bezorgdheid op in het werkveld over de onafhankelijkheid
van de gerechtsdeurwaarder. Die bezorgdheid komt eruit voort dat schuldeisers een
groot aandeel kunnen verkrijgen van de gerechtsdeurwaarderskantoren, iets wat een
vreemde figuur is en wat deze leden betreft ook niet logisch. Het beroep van gerechtsdeurwaarder
is ingevoerd om te voorkomen dat mensen zelf hun geld gaan halen en onafhankelijkheid
is een wezenskenmerk van de gerechtsdeurwaarder. In 2016 heeft de VVD-fractie samen
met de PvdA-fractie een amendement ingediend om te regelen dat de Kamer door middel
van een lichte voorhangprocedure de gelegenheid kreeg zich uit te spreken over de
algemene maatregelen van bestuur (AMvB) die gaat over de onafhankelijkheid van de
deurwaarder (Kamerstuk 34 047, nr. 11). Een aantal jaar later is van onafhankelijkheid van de gerechtsdeurwaarder nog steeds
geen sprake. De toezichthouder heeft zich in het verleden in het geval van derdenparticipatie
binnen gerechtsdeurwaarderskantoren, door anderen dan gerechtsdeurwaarders, op het
standpunt gesteld dat zij geen jurisdictie heeft over een participerende derde en
derhalve in de onmogelijkheid verkeert haar toezichthoudende rol in volle omvang uit
te voeren. Deelt u die mening van de toezichthouder en bent u van mening dat ook de
thans ter goedkeuring voorliggende verordening, waarin wederom derden participatie
door anderen dan gerechtsdeurwaarders wordt opgevoerd, niet door de toezichthouder
te handhaven is? De wetgever heeft expliciet bij andere juridische beroepsbeoefenaars,
zoals de advocatuur en het notariaat, de mogelijkheid van derdenparticipatie in het
kader van de als noodzakelijk ervaren onafhankelijke positie uitgesloten, zo merken
de aan het woord zijnde leden op. Kunt u aangeven waarom een dergelijke uitsluiting,
gezien juist de bijzondere positie die de gerechtsdeurwaarder in het rechtsbestel
heeft, met name die tussen schuldeiser en schuldenaar als niet noodzakelijk is ervaren?
Op 20 mei 2010 is de thans vigerende Verordening Onafhankelijkheid van de Gerechtsdeurwaarder
(VO) goedgekeurd, met de opmerking dat de verordening reparatie behoefde. Daarbij
werd aangedrongen op een duidelijker en gemakkelijker te handhaven regeling door participatie
door anderen dan gerechtsdeurwaarders als hoofdregel uit te sluiten. Uit de, nu aan
de Minister ter goedkeuring voorgelegde, verordening komt naar voren dat de beroepsorganisatie
de in 2010 gegeven aanwijzing niet heeft geïmplementeerd. Bent u van mening dat de
in 2010 gegeven aanwijzing ten onrechte niet is opgevolgd en daarom de voorgelegde
verordening geen goedkeuring verdient? Zo nee, kunt u dan uitleggen waarom het niet
volgen van het aangegeven uitgangspunt toch tot goedkeuring van de verordening zou
moeten leiden? De concept-verordening die aan u is voorgelegd blijft het mogelijk
maken dat derden voor 49% blijven of gaan participeren in deurwaarderskantoren. Deze
aandeelhouders zullen fors investeren door kapitaal te verstrekken aan de betrokken
gerechtsdeurwaarder. Deze kapitaalsverstrekking leidt tot de noodzaak ook aandeelhouderswaarde
te realiseren. Deze aandeelhouders zullen aanspraak kunnen maken op 49% van de winst
in de onderneming van de gerechtsdeurwaarder. De leden van de VVD-fractie vragen of
u kunt uitleggen waarom de momenteel onder vuur liggende tariefafspraken, zoals «kickback-fees»
en no cure no pay-afspraken, niet gelijk te stellen zijn aan de winstaanspraak van
bijna 50%.
De leden van de CDA-fractie hebben bezorgd kennisgenomen van de brief over geweld
tegen gerechtsdeurwaarders. Ook hebben zij kennisgenomen van het jaarverslag van de
gerechtsdeurwaarders 2018, het jaarverslag Bureau Financieel Toezicht 2018 en het
rapport «De Toekomstbestendige Gerechtsdeurwaarder». Deze leden maken zich zorgen
over de huidige stand van de sector. 2018 was wederom een moeizaam jaar binnen de
branche. De winstgevendheid van de sector staat onder druk en kantoren zien zich gedwongen
te fuseren of te reorganiseren. In 2018 is de omzet van de branche met 20% gedaald
ten opzichte van 2017. De leden van de CDA-fractie zien dat de marktwerking in deze
sector, die een publieke taak vervult, is doorgeslagen. Zij vragen u te reflecteren
op de staat van de sector. Het rapport «De Toekomstbestendige gerechtsdeurwaarder»
schetst een somber beeld van de huidige stand van de beroepsgroep gerechtsdeurwaarders,
zo constateren de voorgenoemde leden. Erkent en herkent u deze zorgwekkende constatering?
Zo studeren er bijvoorbeeld steeds minder mensen af van de beroepsopleidingen, met
een dieptepunt in 2018 van 20 nieuwe studenten. Hoe beoordeelt u deze zorgwekkende
ontwikkeling? Bent u in overleg getreden met de Minister van Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap om te kijken hoe deze instroom verbeterd kan worden? Bestaan er omscholingstrajecten
voor mensen die op latere leeftijd gerechtsdeurwaarder willen worden? De leden van
de CDA-fractie lezen in het jaarverslag van de gerechtsdeurwaarders van 2018 dat de
Koninklijke Beroepsorganisatie voor Gerechtsdeurwaarders (KBvG) zich zorgen maakt
over de ontwikkelingen dat de overheid geen gebruik maakt van het digitaal beslagregister
en zelf onderzoek doet naar andere ICT-oplossingen. Kunt u aangeven wat de bezwaren
zijn tegen het gebruik te maken van het digitaal beslagregister door de overheid?
Moeten daarvoor barrières weg worden genomen?
Zo ja, welke?
In het jaarverslag van het Bureau Financieel Toezicht van 2018 lezen de leden van
de CDA-fractie dat de macht van opdrachtgevers bijzonder groot is in de deurwaarderssector.
Ook is sprake van een hoog aantal risicokantoren dat de afgelopen jaren in de sector
actief is geweest. De inkoopmacht van grote opdrachtgevers in een krimpende markt
heeft een dempend effect op de tarieven van de dienstverlening. Diverse kantoren zijn
in sterke mate afhankelijk van overheidsopdrachten en repeat-players van gerechtelijke
zaken, zo constateren deze leden. Daarom leidt ook de nieuwe aanbesteding van het
Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) in 2019 tot onrust in de sector. Ziet u ook
dat bij een sector als de gerechtsdeurwaarders, die een publieke taak vervullen, de
marktwerking is doorgeschoten en tot problemen aan het leiden is? Wat gaat u doen
teneinde deze perverse prikkels uit de sector weg te nemen? Is het bijvoorbeeld een
mogelijkheid om opdrachten van het CJIB te verdelen, zoals eerder gebeurde? Zo nee,
waarom niet? Dit schriftelijk overleg geeft de voorgenoemde leden aanleiding te vragen
of er al resultaten zijn van de Commissie tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders?
Wanneer kunnen zij dit rapport verwachten? Heeft u zicht op de gevolgen van de doorberekening
van toezicht en tuchtrecht op de gerechtsdeurwaarders? Acht u het mogelijk dat de
winsten in de sector zijn gedaald vanwege deze doorberekening? Heeft u cijfers die
een ander resultaat laten zien? Ook leven er zorgen in de sector voor wat betreft
de onafhankelijkheid van de gerechtsdeurwaarder, zo signaleren de leden van de CDA-fractie.
Onder meer in de brief van Deurwaardersbelangen van 14 mei 2019 wordt daadwerkelijk
de oproep gedaan via AMvB de onafhankelijkheid van gerechtsdeurwaarders te borgen.
Kunt u reageren op deze brief?
De leden van de CDA-fractie constateren dat de agressie tegen deurwaarders niet is
afgenomen, zo blijkt ook uit het jaarverslag 2018 van de KBvG. Ondanks de maatregelen
zoals aangekondigd in uw brief, ziet de sector zich genoodzaakt eigen maatregelen
te treffen. Zij vragen hoe u dit beoordeelt. Uw brief bevestigt de ruimte die deurwaarders
hebben voor het gebruik van cameratoezicht door middel van bijvoorbeeld bodycams.
Wat zijn de ervaringen van de sector met deze camera’s? Ziet u verbeteringen op dit
punt?
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de brief van 23 februari 2017.
Zij hebben nog een aantal vragen, met name wat er sinds die brief is ondernomen teneinde
agressie tegen gerechtsdeurwaarders te voorkomen. Zij vragen op welke manier de aangiftebereidheid
van gerechtsdeurwaarders, die geconfronteerd worden met agressie, kan worden vergroot
en hoe de bewijspositie van gerechtsdeurwaarders in het proces kan worden versterkt.
De voorgenoemde leden lezen dat er op 13 december 2016 een gesprek heeft plaatsgevonden
tussen de KBvG, de politie en het openbaar ministerie (OM). U doet daar in de brief
van 23 februari 2017 verslag van. Tijdens dat gesprek heeft de KBvG verschillende
acties toegelicht die door de beroepsorganisatie zijn ondernomen ter voorkoming van
agressie en geweld. Ook is gesproken over de beleidsmaatregelen die genomen zijn met
Programma Veilige Publieke Taak (VPT) en is aan de KBvG de suggestie gedaan een VPT-coördinator
aan te stellen en aan te sluiten in een VPT-regio. De leden van de D66-fractie vinden
het goed dat dit soort gesprekken tussen partners worden aangegaan. Welke stappen
zijn in dat kader vervolgens ondernomen? Is er na het gesprek van 13 december 2016
nog overleg geweest tussen de KBvG, de politie en het OM in kader van agressie tegen
gerechtsdeurwaarders? Kunt u meer inzicht geven in de samenwerking tussen deze partners
in het kader van het waarborgen van de veiligheid van deurwaarders?
Voorts lezen de leden van de D66-fractie in het jaarverslag 2018 van de KBvG dat het
aantal agressiemeldingen sinds 2016 is afgenomen (in 2016 894 meldingen, in 2017 779
meldingen, in 2018 709 meldingen). Toch verklaart de KBvG in dat jaarverslag dat deze
afname onvoldoende is. De KBvG geeft aan dat genomen maatregeling en agendering bij
het Ministerie van Justitie en Veiligheid onvoldoende hebben geleid tot het terugdringen
van het aantal incidenten. Deelt u de mening van de KBvG dat de afname van incidenten
onvoldoende is? Kunt u uiteenzetten welke concrete maatregelen u sinds 23 februari
2017 heeft genomen teneinde het aantal agressie incidenten verder terug te dringen?
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het artikel «Bedreigde deurwaarder
niet serieus genomen», waaruit blijkt dat aangiftes door gerechtsdeurwaarders van
bedreigingen of andere vormen van agressie door het OM vaak worden geseponeerd. Deze
in de praktijk geringe kans op vervolging zou leiden tot een lage aangiftebereidheid
bij gerechtsdeurwaarders, zo meent de KBvG. In dat kader vragen de aan het woord zijnde
leden of u ook dit verband ziet tussen lage kans op vervolging en lage aangiftebereidheid
onder gerechtsdeurwaarders. Kunt u dit toelichten?
In de genoemde berichtgeving lezen de leden van de D66-fractie dat het feit dat veel
van de aangiftes van gerechtsdeurwaarders geseponeerd worden te maken zou hebben met
de zwakke bewijskracht die een verklaring van de gerechtsdeurwaarder heeft. De verklaring
van de gerechtsdeurwaarder moet worden aangevuld door steunbewijs en dat zou vaak
ontbreken. In de brief van 27 februari 2017 geeft u aan dat het toekennen van bijzondere
bewijskracht aan een verklaring van een gerechtsdeurwaarder die slachtoffer is van
geweld niet mogelijk is aangezien deze bewijskracht enkel is voorbehouden aan opsporingsambtenaren.
U vindt het ook onwenselijk een verklaring van een gerechtsdeurwaarder gelijk te schakelen
met die van een opsporingsambtenaar. U geeft aan dat de opsporingsambtenaar is opgeleid
om een zodanig proces-verbaal op te maken dat daarin alle elementen van de toepasselijke
delictsomschrijving aan de orde komen die nodig zijn voor de bewijsbaarheid en de
strafbaarheid van het feit. De gerechtsdeurwaarder is zo niet per se opgeleid. Kunt
u toelichten waarom het opgeleid zijn om dergelijke bijzondere proces-verbalen op
te maken een noodzakelijke vereiste is bij de toekenning van bijzondere bewijskracht?
Kunt u voorts aangeven welke mogelijkheden u wel ziet de bewijspositie van de gerechtsdeurwaarder
in het proces te versterken? Op welke manier kan gezorgd worden dat het steunbewijs
afdoende is om over te kunnen gaan tot vervolging?
De leden van de D66-fractie zijn van mening dat een gerechtsdeurwaarder niet alleen
de belangen moet dienen van zijn opdrachtgever, maar ook die van de schuldenaar. Een
deurwaarder die zijn werk op een maatschappelijk verantwoorde manier wil uitvoeren,
past waar mogelijk maatwerk toe. Dat betekent bijvoorbeeld een betalingsregeling treffen,
in plaats van loonbeslag leggen. Deze leden lezen in het artikel «Voorzitter KBvG:
«Marktwerking voor gerechtsdeurwaarders is doorgeslagen» van 11 maart 2019 dat de
doorgeslagen marktwerking in de gerechtsdeurwaardersbranche deze onafhankelijke positie
van deurwaarders schaadt. De hoge competitie zou de gerechtsdeurwaarder prikkelen
meer de belangen van de schuldeiser te behartigen en af te zien van regelingen die
in het belang kunnen zijn van de schuldenaar, zoals schuldhulpverlening. Ziet u een
spanningsveld tussen deze ontwikkeling binnen de beroepsgroep van gerechtsdeurwaarders
en het verantwoordelijk innen van schulden? Zou volgens u het onder druk komen staan
van het verantwoordelijk innen van schulden door gerechtsdeurwaarders verband kunnen
houden met een minder begripvolle of agressieve houding van de schuldenaar naar de
gerechtsdeurwaarder toe? Kunt u uw antwoord toelichten en bent u bekend met de oorzaken
van agressie tegen gerechtsdeurwaarders?
De leden van de D66-fractie lezen in het artikel ««Aanbesteding Centraal Justitieel
Incasso Bureau jaagt schuldenaren op kosten» van 10 april 2019 dat de nieuwe aanbestedingsronde
van het CJIB de schuldenaar op kosten jaagt. Bent u van mening dat dit soort ontwikkelingen
de spanningen tussen de gerechtsdeurwaarder en de schuldenaar kunnen vergroten? Bent
u bekend met het feit dat er binnen het totale deurwaarderscorps een aanzienlijk aantal
gerechtsdeurwaarders de mening is toegedaan dat de participatie door derden binnen
gerechtsdeurwaarderskantoren dient te worden uitgesloten, anders dan medewerkers van
die kantoren en oud gerechtsdeurwaarders in het kader van overdracht van hun praktijk
en dat deze gerechtsdeurwaarders nadrukkelijk opteren voor de zogeheten 0 + optie.
Bent u in dit kader bekend met het feit dat van de ongeveer 710 stemgerechtigde leden
van de KBvG, slechts 67 leden voor de verordening hebben gestemd, die thans aan u
ter goedkeuring is aangeboden en dat in die context van draagvlak binnen de beroepsgroep
niet kan worden gesproken?
De leden van de SP-fractie constateren dat buiten een paar hele grote spelers eigenlijk
niemand heel blij lijkt te worden van de nieuwe CJIB aanbestedingsronde onder deurwaarders.
Kan het oude verdeelmodel, waarbij gerechtsdeurwaarders op basis van persoonsgegevens
aan schuldenaren werden gekoppeld, nog gebruikt worden? Zo ja, waarom wordt dan toch
voor een aanbesteding gekozen? Zo nee, waarom niet? Erkent u dat marktwerking ervoor
zorgt dat de marges van deurwaarderskantoren lager worden en dat daardoor de kwaliteit
en de zorgvuldigheid onder druk komen te staan? Zo nee, waarom niet?
De deurwaardersmarkt is volgens de leden van de SP-fractie geen «gewone» markt. Deurwaarders
kunnen dwangmiddelen gebruiken tegen burgers. Dit moet zorgvuldig gebeuren. Ziet u
in dat door de op handen zijnde CJIB-aanbestedingsronde juist die zorgvuldigheid onder
druk kan komen te staan. Acht u dit wenselijk? Zo ja, waarom?
Het is wat de leden van de SP-fractie betreft absoluut onwenselijk als schuldenaren,
doordat zij bij de nieuwe aanbestedingsronde een nieuwe deurwaarder toegewezen krijgen,
op welke wijze dan ook, meer kosten voor hun rekening krijgen dan wanneer zij dezelfde
deurwaarder hadden gehouden. Kan worden bevestigd dat hier in geen geval sprake van
zal zijn? Zo nee, waarom niet? Bent u bekend met de juridische discussie tussen KBvG
en het CJIB over de op handen zijnde aanbesteding? Waarom wordt zo vastgehouden door
het CJIB aan de juridisch niet-verplichte aanbesteding, die volgens de KBvG en anderen
veel negatieve gevolgen zal hebben? Onlangs ontvingen de leden van de vaste commissie
voor Justitie en Veiligheid een brief van Deurwaardersbelangen.nu. De aan het woord
zijnde leden vragen u een reactie op de stelling van Deurwaardersbelangen.nu dat de
onafhankelijkheid van de Nederlandse gerechtsdeurwaarder niet afdoende geregeld is
en dat de KBvG er de afgelopen jaar niet in is geslaagd om afdoende regelgeving op
te stellen. Klopt het dat u steeds heeft vastgehouden aan de nuloptie: participatie
door derden in gerechtsdeurwaarderskantoren is onwenselijk? Klopt het ook dat deze
zienswijze was opgenomen in de verordening uit 2010, maar dat enkele gerechtsdeurwaarderskantoren
zich niets van deze zienswijze aantrokken? Hoe kan dat? Diende de verordening niet
juist als een tegenwicht tegen een onbeperkte marktwerking? Hoe ziet u dit? Bent u
nog steeds van mening dat het goed is participatie in gerechtsdeurwaarderskantoren
door anderen dan gerechtsdeurwaarders als hoofdregel uit te sluiten? Deelt u de mening
dat het raar is dat bij andere juridische beroepsbeoefenaars, zoals de advocatuur
en het notariaat, derdenparticipatie door anderen dan respectievelijk advocaten en
notarissen nadrukkelijk verboden is juist om de onafhankelijke positie van die beroepsbeoefenaars
te bewaken, maar dit bij gerechtsdeurwaarders niet geregeld is? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid de onafhankelijkheid van de gerechtsdeurwaarder te regelen in een AMvB?
Zo nee, waarom niet?
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de beslissing van de stichting
garantiefonds gerechtsdeurwaarders (GGDW) om eind 2019 te stoppen. Acht u dit wenselijk?
Zo ja, waarom? Komt er een nieuw garantiefonds in de plaats van het GGDW? Is er sprake
van een financieel slechte situatie bij één of meerdere van de deelnemers van het
fonds? Heeft de huidige financiële situatie van de gerechtsdeurwaardersmarkt iets
te maken met de opheffing van de stichting garantiefonds? Zo nee, kunt u dit onderbouwen?
Beschouwt u de huidige staat van de gerechtsdeurwaardersmarkt als (financieel) gezond?
De leden van de SP-fractie hebben kunnen lezen dat het gerechtsdeurwaarders is toegestaan
cameratoezicht door middel van bijvoorbeeld bodycams toe te passen om het personeel
te beschermen tegen geweld. Wordt bijgehouden hoe vaak hiervan gebruik wordt gemaakt
en wat voor resultaten dit oplevert? Wordt ook periodiek getoetst of rechtmatig wordt
omgegaan met deze bevoegdheid? Door wie wordt dit getoetst? De voorgenoemde leden
hebben vernomen dat de KBvG ontevreden is over de aanpak van geweld tegen gerechtsdeurwaarders1, hoe ziet u dit? Wordt volgens u genoeg gedaan om geweld tegen gerechtsdeurwaarders
aan te pakken? Zo ja, waarom ziet de KBvG dit dan verkeerd?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P.H. van Meenen, voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
P.F.L.M. Tielens-Tripels, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.