Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over het ontwerpbesluit maatregelen kleine kunststof drankflessen
30 872 Landelijk afvalbeheerplan
Nr. 232 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 14 juni 2019
De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over de brief
van 4 maart 2019 over ontwerpbesluit maatregelen kleine kunststof drankflessen (Kamerstuk
30 872, nr. 226).
De vragen en opmerkingen zijn op 28 maart 2019 aan de Staatssecretaris van Infrastructuur
en Waterstaat voorgelegd. Bij brief van 13 juni 2019 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Agnes Mulder
De adjunct-griffier van de commissie, Schuurkamp
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Inhoudsopgave
Blz.
1.
Inleiding
2
2.
Algemeen
2
3.
Recycledoelstellingen
3
4.
Statiegeld
4
5.
Gevolgen
8
6.
Actieplan Nederland Schoon
9
1. Inleiding
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende ontwerpbesluit,
en hebben daarover nog een aantal vragen.
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het ontwerpbesluit. Zij hebben
nog enkele vragen.
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het genoemde ontwerpbesluit
en deze leden leggen de Staatssecretaris nog enkele vragen voor.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van de stukken en hebben hier
enkele vragen en opmerkingen over.
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van voorliggend ontwerpbesluit. Zij
stellen hierbij de volgende vragen en maken de volgende opmerkingen.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben met onvrede kennisgenomen van
het ontwerpbesluit en willen de Staatssecretaris nog enkele (kritische) vragen voorleggen.
De leden van de 50PLUS-fractie danken de Staatssecretaris voor de toezending van het
ontwerpbesluit. Deze leden willen hier graag nog enkele vragen bij stellen.
De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende ontwerpbesluit.
Zij hebben nog enkele vragen.
2. Algemeen
De leden van de D66-fractie geven aan dat zij grote ambities hebben als het gaat om
het terugdringen van zwerfafval en gebruik van plastic, waar dit ontwerpbesluit positieve
effecten op kan hebben.
De leden van de GroenLinks-fractie zijn verheugd dat er eindelijk concrete stappen
zijn gezet naar invoering van statiegeld op kleine flesjes. Alle voorgaande systemen
en afspraken hebben ruim onvoldoende gewerkt. Het zwerfvuil en het plastic in ons
milieu nemen toe. Recycling en daarmee de ontwikkeling van een circulaire economie,
blijven achter. Plastic drankverpakkingen hebben hier een groot aandeel in en deze
leden zijn van mening dat er al vele jaren geleden tot dwingende wetgeving had moeten
worden overgaan. De stappen die de Staatssecretaris nu zet, komen dus zeker niet te
vroeg.
De leden van de GroenLinks-fractie zijn wel teleurgesteld dat het voorgestelde systeem
nog steeds veel te veel uitgaat van de wensen van de industrie die het probleem veroorzaakt
en niet vanuit wat nodig is om het probleem van zwerfaval en plastic vervuiling maximaal
aan te pakken. Dat had wel gekund. Het is een keuze om het probleem niet echt aan
te pakken, om nu al mazen in het net in te bouwen en ruimte om te sjoemelen over te
laten. Dat is nergens voor nodig en deze leden roepen de Staatssecretaris dan ook
op om deze gebreken, in het ontwerpbesluit te herstellen voordat de behandeling verdergaat.
De leden van de GroenLinks-fractie laten weten dat de belangrijkste kritiek zich op
meerdere punten richt. Zo zijn een aantal onnodige mazen ingebouwd die straks vooral
gaan leiden tot andere productverpakkingen in de schappen en niet tot minder zwerfafval.
De leden van de SP-fractie vragen of de ministeriële regeling met de verdere uitwerking
ter informatie aan de Kamer wordt aangeboden.
De leden van de SGP-fractie geven aan dat zij liever hadden gezien dat gekozen was
voor definitieve invoering van het statiegeldsysteem voor kleine kunststofflessen,
gelet op de urgentie, de effectiviteit van de maatregel en de tijd die nodig is voor
invoering.
3. Recycledoelstelling
De leden van de GroenLinks-fractie hebben er weinig vertrouwen in dat de controle
en handhaving van het systeem, dat zwaar leunt op de sector zelf, werkt. Onafhankelijke
controle, toetsing en handhaving zijn onontbeerlijk. De realisatie van het doel, 90%
reductie, zou veel beter gehandhaafd kunnen worden door uitgifte en inname met elkaar
te vergelijken in plaats van te tellen wat er alsnog in de bosjes belandt.
De leden van de SP-fractie vragen waarom de doelstelling om kleine plastic flessen
in het zwerfafval terug te dringen is vastgesteld op 70 tot 90%. De door een brede
Kamermeerderheid gesteunde en door de toenmalig Staatssecretaris overgenomen petitiemotie
van de Plastic Soup Surfer in 2017 vraagt specifiek om 90% en niet minder.
De leden van de SP-fractie merken op dat er al decennia wordt gepoogd afspraken met
de sector te maken om de hoeveelheid plastic flesjes in het milieu terug te dringen.
Dit echter zonder noemenswaardig resultaat. Kan de Staatssecretaris toelichten waarom
zij er nu wel vertrouwen in heeft dat de doelstelling voor het najaar 2020 wordt gehaald?
Wat is bereikt sinds de overgenomen petitiemotie van de Plastic Soup Surfer? Is er
een significante vermindering waar te nemen? Deze leden vragen naar het plan van aanpak
van het bedrijfsleven. Is dit plan er? Zo ja, kan het naar de Kamer worden gestuurd?
De leden van de SP-fractie vragen op welke manier de praktijk van inzameling, die
nodig is voor hoogwaardige recycling, afwijkt van de praktijk van inzameling met statiegeld.
Met andere woorden, hoe wordt gezorgd voor de juiste wijze van inzameling, zodat hoogwaardig
hergebruik mogelijk is?
De leden van de SP-fractie vragen op welk moment en op welke wijze de Kamer geïnformeerd
wordt over de prestatieafspraak van 90% recycling. Verder vragen zij hoe wordt bepaald
dat aan de doelstelling is voldaan. Kan de monitoring hiervan worden toegelicht?
De leden van de SP-fractie wijzen er op dat de Inspectie Leefomgeving en Transport
(ILT) nu al capaciteitsproblemen met betrekking tot handhaving kent. Met de uitbreiding
van het al overvolle takenpakket met monitoring en handhaving van de genoemde doelstellingen
zal de werkdruk verder toenemen. Hoe wordt de ILT gefaciliteerd voor deze nieuwe taak?
De leden van de SP-fractie vragen of alsnog per direct statiegeld ingevoerd wordt
wanneer op enig moment na 2021 wordt geconstateerd dat het afval toeneemt en de recycling
af. Wordt de hoogte van het statiegeld gelijkgesteld aan de huidige tarieven?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben kennisgenomen van de forse kritieken
door groene organisaties op het wetsontwerp. Met het ontwerp wordt ontzettend weinig
geregeld en het wijkt sterk af van de meest succesvolle statiegeldsystemen in het
buitenland, die zich allang bewezen hebben. Kan de Staatssecretaris vertellen waarom?
De doelstelling schiet tekort, er zijn te weinig garanties dat de doelen gehaald worden.
De verplichte recycledoelstelling is juridisch aanvechtbaar en de Europese doelstelling
van 90% gescheiden inzameling van alle plastic drankflessen wordt in dit ontwerp niet verankerd. Ook daarvoor de vraag,
waarom? Waarom worden naast blik ook andere drankverpakkingen als glas bij voorbaat
uitgesloten? Deze leden vragen wiens belang met dit wetsontwerp wordt gediend. Het
lijkt in ieder geval niet het milieu te zijn. Graag een reactie. Ook vragen deze leden
in hoeverre het wetsontwerp beïnvloed is door lobbyisten. Kan de Staatssecretaris
daarover uitweiden?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen of de Staatssecretaris erkent
dat de innameplicht voor verkooppunten geen onderdeel is van de regelgeving. Erkent
de Staatssecretaris dat er daardoor onvoldoende garanties zijn dat de wettelijke doelstellingen
gehaald worden en er een onduidelijke situatie voor de consument ontstaat? Graag een
reactie.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen of de Staatssecretaris erkent
dat de verantwoordelijkheid moet liggen bij producenten én retailers, maar dat het
wetsontwerp dat niet regelt. Is de Staatssecretaris bereid tot het invoeren van een
innameplicht voor verkooppunten?
De leden van de 50PLUS-fractie constateren dat de recycledoelstelling van 90% met
het ontwerpbesluit wordt opgenomen in het Besluit beheer Verpakkingen. Deze leden
zijn daar verheugd over. Met statiegeld is volgens onderzoek 70 tot 90% reductie mogelijk.
Als het streefpercentage op deze wijze op genoemde datum wordt gehaald, wordt geen
statiegeldplicht ingevoerd. Wordt in de jaren daarna de ontwikkeling gemonitord? Als
het percentage later weer zakt, is het dan een optie dat statiegeld later alsnog wordt
ingevoerd? Op welke wijze zal recycling worden gepromoot en bevorderd?
De leden van de SGP-fractie constateren dat het nog onduidelijk is op welke wijze
het recyclepercentage van kleine kunststof flessen in het najaar van 2020 vastgesteld
zal worden. Het maakt geen deel uit van bestaande of nieuwe rapportageverplichtingen.
Deze leden horen graag hoe de Staatssecretaris dit vorm wil gaan geven.
4. Statiegeld
De leden van de VVD-fractie constateren dat de Staatssecretaris heeft aangegeven te
zullen overgaan op de invoering van statiegeld, indien het verpakkende bedrijfsleven
in het najaar van 2020 de vermindering van kleine plastic flesjes in het zwerfafval
en recycling van kleine plastic flesjes niet heeft behaald. Deze leden vragen in hoeverre
er contact is met de sector over het behalen van de doelen. Zijn er knelpunten in
het behalen van deze doelen?
De leden van de VVD-fractie vragen aanvullend daarop of al meer zicht is op de prestaties
van het verpakkende bedrijfsleven. Wanneer kunnen cijfers worden verwacht die meer
duidelijkheid verschaffen over de huidige hoeveelheid kleine plastic flesjes in het
zwerfafval?
De leden van de CDA-fractie zien dat in de ontwerpnota van toelichting bij het ontwerpbesluit
wordt verwezen naar een rapport van CE Delft over de effecten van wettelijke varianten
van statiegeld op kleine kunststof drankflessen. Graag vernemen deze leden of belanghebbenden,
zoals het verpakkende bedrijfsleven, gemeenten, enzovoort betrokken zijn bij dit onderzoek
en zo ja, op welke wijze. Ook vernemen zij graag of die belanghebbenden hebben ingestemd
met het advies.
De leden van de CDA-fractie menen dat het voorkomen en terugbrengen van de plasticsoep
het belangrijkste argument is om tot de heffing van statiegeld over te gaan.
De leden van de CDA-fractie zien graag bevestigd dat de Staatssecretaris statiegeld
zal invoeren als in het najaar van 2020 blijkt dat de reductiedoelstelling van 70
tot 90% minder kleine plastic flessen in het zwerfafval of het doel van 90% recycling
van plastic flesjes niet wordt gehaald door de industrie.
De leden van de CDA-fractie hebben zorgen over het noodzakelijke aantal inzamelpunten.
Graag vernemen zij hoe geborgd gaat worden dat er voldoende inleverpunten zijn, zodat
het inlevergemak voor de consument maximaal is.
De leden van de D66-fractie lezen in de nota van toelichting dat de statiegeldverplichtingen,
zoals opgenomen in dit wijzigingsbesluit, alleen gelden voor kleine kunststofflessen
die gebruikt worden voor het verpakken van frisdrank en water. Nadrukkelijk worden
de verpakkingen van sappen en zuivel uitgezonderd. Kan de Staatssecretaris toelichten
wat het gewichtsaandeel is van verpakkingen van sappen en zuivel in zwerfafval? Wat
zijn de ontwikkelingen in het recyclen van verpakkingen van sappen en zuivel? Wat
gebeurt er nu in de afvalinzameling en recycling van verpakkingen van sappen en zuivel?
Worden er ambities en doelstellingen opgesteld met de sector als het gaat om het recyclen
van verpakkingen van sappen en zuivel? Welk recyclingspercentage verwacht de Staatssecretaris
te bereiken met het statiegeldsysteem kijkend naar het huidige ontwerpbesluit en de
bestaande statiegeldsystemen in het buitenland? Wat zijn daar de behaalde recyclingspercentages?
Deze leden vragen de Staatssecretaris de antwoorden nader te onderbouwen. Als laatste
vragen deze leden of er een perspectief is waarin de verpakkingen van sappen en zuivel
wel onder het statiegeldsysteem gebracht kunnen worden, bijvoorbeeld wanneer blijkt
dat door technische innovaties in recyclingsystemen de hygiëne beter gegarandeerd
kan worden.
De leden van de D66-fractie lezen ook in het ontwerpbesluit dat er geen innameplicht
opgenomen is voor verkooppunten. De innameplicht geldt alleen voor producenten en
importeurs. Kan de Staatssecretaris toelichten waarom de innameplicht alleen van toepassing
is op een producent of importeur, die in principe niet beschikt over innamepunten,
en niet voor de verkooppunten? Waarom geldt dit niet voor beide? Zijn er in meer landen
statiegeldensystemen zonder innameplicht bij verkooppunten? Zo ja, wat is het effect
van een dergelijk systeem op de recyclingspercentages en de onderhandelingspositie
van de verkooppunten? Wat is het risico voor de recyclingdoelstelling met deze beperkte
innameplicht? In hoeverre schat de Staatssecretaris in dat producenten en importeurs
alleen hun eigen flessen gaan innemen? Op welke wijze wordt geborgd dat er geen «free
riders»-gedrag ontstaat bij betrokkenen in het statiegeld door het ontwerpbesluit?
Hoe gaat het systeem, in ieder geval voor de consumentenkant, worden samengevoegd
met het bestaande statiegeldsysteem? Hoe wordt gekomen tot één gebruiksvriendelijk
systeem dat consumenten begrijpen en leidt tot de hoogst mogelijke recyclingpercentages?
Wat is het effect van het «nieuwe» statiegeldsysteem op het nu niet wettelijk vastgelegde
systeem voor grote kunststof flessen en glazen flesjes?
De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat het voorgestelde ontwerpbesluit
zich onterecht beperkt tot kleine plastic flesjes. Dat zal naar verwachting ertoe
leiden dat veel meer kartonnen drankverpakkingen worden gebruikt en meer blikjes en
nieuwe verpakkingen waar het ontwerpbesluit niets over zegt. Het innemen en recyclen
van blikjes is technisch even makkelijk als dat van flesjes. Blikjes maken in veel
tellingen zelfs een groter deel uit van het zwerfafval. Er is wat deze leden betreft
dus geen enkele reden om blikjes geen onderdeel te laten zijn van de wet. Is de Staatssecretaris
bereid om de inname en recycling van blikjes toe te voegen?
De leden van de GroenLinks-fractie zien geen enkele goede reden om de statiegeldverplichting
en inname van grote flessen of glazen flessen af te schaffen. Dat systeem werkt. Mede
daardoor maken statiegeldplichtige verpakkingen nu amper deel uit van de zwerfvuilmix.
De verplichting tot inname en tot statiegeld van alle drankverpakkingen maakt het
systeem robuuster en uiteindelijk voor iedereen goedkoper per verpakking. De recyclingsector
kan een haalbare businesscase opbouwen, zich tot een volwaardige industrie ontwikkelen
en bij het ontwerp van een nieuw product kunnen fabrikanten hier makkelijk rekening
mee houden. Wat deze leden betreft hebben wegwerpproducten geen bestaansrecht meer
in een circulaire economie.
De leden van de GroenLinks-fractie geven aan dat een derde onterechte uitzondering
flesjes voor sap en melkproducten betreft. Deze leden begrijpen dat hergebruik van
deze flesjes lastiger is, maar dat kan geen reden zijn om af te zien van statiegeld
en innameverplichting. Immers is dat systeem vooral bedoeld om zwerfvuil te voorkomen.
De secundaire doelstelling van hergebruik kan desnoods deels worden behaald door de
flesjes na inname door de shredder te halen en als makkelijk te zuiveren grondstof
her te gebruiken. Een generieke uitzondering voor bepaalde soorten drank leidt alleen
maar tot handhavingsproblemen en definitiediscussies. Want wanneer is een fruitdrank
sap? Hoeveel melk moet een product bevatten om voor de uitzondering in aanmerking
te komen? Deze leden vragen de Staatssecretaris om geen enkele uitzondering te maken.
Is de Staatssecretaris hiertoe bereid?
De leden van de GroenLinks-fractie beschouwen de ontbrekende innameverplichting als
een fundamentele fout in het systeem. De crux is uiteraard niet het betalen van statiegeld,
maar dat consumenten hun flesje weer inleveren en dat die worden hergebruikt. Zonder
innameplicht kan het systeem niet werken. Deze leden vragen de Staatssecretaris dan
ook met klem om dit gebrek te herstellen. Zonder innameplicht is het hele ontwerpbesluit
vooral een toeslag voor consumenten en draagt het te weinig bij aan een beter milieu.
De leden van de GroenLinks-fractie kunnen zich voorstellen dat voor kleine winkels
met weinig ruimte en omzet een uitzondering op de innameplicht wordt gemaakt. Maar
supermarkten, gespecialiseerde drankhandels en grote ketens, zouden verplicht moeten
worden om adequate en effectieve innamesystemen in te richten, die de consument aanmoedigen
om ook daadwerkelijk hun flessen en flesjes terug te brengen. Gemeenten, die er bijvoorbeeld
in de praktijk mee worden geconfronteerd dat in een bepaald gebied of verkooppunt
de uitzondering tot veel zwerfafval leidt, moeten de mogelijkheid krijgen om lokaal
af te wijken van de uitzondering van kleine winkels en ook daar met een eenvoudige
aanwijzing de inname kunnen verplichten.
De leden van de SP-fractie spreken nogmaals hun verbazing uit over het feit dat er
opnieuw is gekozen de sector weer enkele jaren uitstel te geven. Statiegeld is bewezen
effectief, convenanten blijken dat keer op keer niet te zijn. Dat dit ontwerpbesluit
er nu ligt, doet niets af aan de onnodige vertraging die is opgelopen. Klopt het dat
na doorlopen van het wetstraject van het voorliggend ontwerpbesluit alleen een koninklijk
besluit is vereist om tot de daadwerkelijke invoering van statiegeld voor kleine plastic
flesjes te komen, maar dat het dan nog minimaal anderhalf tot twee jaar duurt voor
de daadwerkelijke inwerkingtreding en invoering van het statiegeldsysteem?
De leden van de SP-fractie merken op dat er dan uiteindelijk vijf à zes jaar is verlopen
om tot 90% reductie van kleine plastic flessen in het zwerfafval te komen. Zeker gezien
het feit dat het maatschappelijk en politiek debat over uitbreiding van het statiegeldsysteem
al decennia loopt en net zolang bekend is dat statiegeld een effectieve methode is,
merken zij op dat dit een zeer teleurstellend tijdpad is en vragen zij de Staatssecretaris
hierop te reageren.
De leden van de SP-fractie merken op dat ook drankblikjes een groot aandeel vormen
in de overlast en vervuiling. Kan worden toegelicht waarom er niet voor is gekozen
dit mee te nemen in het ontwerpbesluit en ook hiervoor alvast een wettelijke basis
vast te leggen? Hoe hoog wordt het risico geschat dat er een verschuiving van gebruik
van plastic flesjes naar blikjes optreedt? Is de Staatssecretaris bereid nu de wettelijke
basis te leggen voor statiegeld op blikjes, zodat wanneer dit in de toekomst wenselijk
blijkt het direct ingevoerd kan worden?
De leden van de SP-fractie merken verder op dat er ook niet voor is gekozen het huidig
statiegeldsysteem alsnog wettelijk te verankeren. Zij zien dit als gemiste kans en
vinden de aangedragen argumentatie in de toelichting onvoldoende. Waarop is de aanname
gebaseerd dat het wel specificeren van flesjes met inhoud minder dan één liter bij
wet er automatisch toe leidt dat de inname van grotere flessen en glazen bierflessen
is geborgd? Graag zien zij deze keuze verder toegelicht.
De leden van de SP-fractie zien graag dat het bedrijfsleven verantwoordelijk wordt
gehouden voor de inzameling van flesjes. Anderzijds merken zij op dat met name kleine
plastic flesjes juist op punten worden verkocht waar inzameling moeilijk is, zoals
attractieparken en festivals. Hoe wordt voorkomen dat alle daar gekochte flesjes alsnog
in de vuilnisbakken belanden? Verwachten dat de consument het flesje meeneemt om bij
de supermarkt in te leveren is niet realistisch, merken zij op.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie willen een zo snel mogelijke invoering
van statiegeld op plastic flesjes en blikjes. In veel Europese landen is het al een
gangbare en succesvolle praktijk. In Noorwegen en Duitsland komt 97% tot 99% van de
flessen en blikjes waar statiegeld op zit retour. Inmiddels hebben 328 gemeenten (95%)
zich via de Statiegeldalliantie uitgesproken voor een uitbreiding van statiegeld.
De leden van de PvdD-fractie constateren dat het voorliggende ontwerpbesluit ernstig
tekortschiet. Het ontwerpbesluit regelt slechts de invoering van statiegeld op plastic
flesjes, maar niet op blikjes. Daarmee wordt zwerfafval onvoldoende tegengegaan. Er
komen immers twee keer zoveel blikjes voor in het zwerfafval als plastic flesjes.
Erkent de Staatssecretaris dit? De focus van het ontwerpbesluit op plasticsoep
flesjes (circa 15% van het totale zwerfafval) is te beperkt om een nieuwe maatschappelijke
omgang met zwerfafval in brede zin te bewerkstelligen. Erkent de Staatssecretaris
dit? En erkent de Staatssecretaris het risico van substitutie, de overstap van plastic
naar blik als verpakking? Het zwerfafval neemt daardoor niet af en de CO2-uitstoot
juist toe, doordat de productie van aluminium toeneemt. Deze leden verzoeken de Staatssecretaris
om in het voorliggende ontwerpbesluit alsnog statiegeld voor blikjes op te nemen.
Graag zien deze leden een reactie tegemoet. Zowel Vereniging van Nederlandse Gemeenten
(VNG) als het bedrijfsleven heeft inmiddels aangeven geen voorstander te zijn van
een aparte aanpak voor blikjes. Het zou zonde van de tijd en moeite zijn als in een
later stadium opnieuw eenzelfde wetgevingstraject voor blik moet worden doorlopen
als nu voor kleine plastic flesjes. Graag ook hierop een reactie van de Staatssecretaris.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen of de Staatssecretaris bekend
is met de statiegeldsystemen in Kroatië, Estland, Finland, Litouwen, Noorwegen, Zweden,
Hawaii, New York en Oregon, waar sappen in plastic flessen zonder probleem via statiegeldsystemen
worden ingezameld. Deelt de Staatssecretaris daarom de mening dat sap- en zuivelverpakkingen
niet op «technische gronden» maar op «politieke gronden» worden uitgezonderd van statiegeld?
Deelt de Staatssecretaris de mening dat daarmee onnodig geen eenduidige boodschap
naar consumenten wordt gegeven en dat dat een negatief effect kan hebben op de omgang
met zwerfaval?
De leden van de 50PLUS-fractie constateren dat gesteld wordt dat de mogelijkheid om
statiegeld op andere drankverpakkingen dan kleine kunststof flesjes te heffen mogelijk
later per ministeriële regeling kan worden toegevoegd. De wettelijke grondslag hiervoor
zou nu ontbreken en het zou niet redelijk zijn. Kan de Staatssecretaris op beide aspecten
nog eens nader ingaan? Onder welke omstandigheden zou de visie van de Staatssecretaris
kunnen wijzigen? Waarom wordt een statiegeldregeling voor bijvoorbeeld blikjes op
voorhand uitgesloten met nauwelijks een opening bij voortschrijdend inzicht?
De leden van de SGP-fractie constateren dat de Staatssecretaris ervoor heeft gekozen
kleine kunststof flessen, die gebruikt worden voor het verpakken van sappen en zuivel,
uit te zonderen van de eventuele statiegeldverplichting. Zij hebben hier nog enkele
vragen over. Wat is het aandeel van dit type flessen ten opzichte van de kleine kunststof
flessen voor water en frisdrank? Is de veronderstelling juist dat met de recycledoelstelling
van 90% voor kleine kunststof flessen waar flessen met sappen en zuivel wel onder
vallen sowieso een groot deel van de flessen voor het verpakken van sappen en zuivel
gerecycled zal moeten worden?
De leden van de SGP-fractie constateren dat in zwerfafval niet alleen veel kleine
kunststof flessen zitten, maar ook veel blikjes, met alle gevolgen van dien. De leden
van de SGP-fractie horen graag wat de stand van zaken is van het overleg met het bedrijfsleven
over de recycling van blikjes. Waarom heeft de Staatssecretaris er niet voor gekozen
in het voorliggende ontwerpbesluit alvast een mogelijkheid voor invoering van een
statiegeldsysteem voor blikjes op te nemen?
5. Gevolgen
De leden van de SP-fractie merken op dat er een enorme bandbreedte is in de kosten
van een statiegeldsysteem. Deze ligt tussen de 2 en 27 miljoen euro. Kan dit worden
toegelicht? Waarom is deze bandbreedte niet kleiner te krijgen?
De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat in een circulaire economie producenten
verantwoordelijk blijven voor hun product. Deze leden betreuren dat dit uitgangspunt
niet het uitgangspunt van het ontwerpbesluit is geworden. Voor de handhaving en controle
van de afspraken is het volgens deze leden nodig dat er een sluitende administratie
komt van alle drankverpakkingen die worden verkocht en weer worden ingenomen. Alleen
zo kan worden nagegaan of het systeem voldoende werkt en waar extra controle of aanscherping
van regels nodig is. Het ontwerpbesluit moet ook de mogelijkheid bevatten om een ongewenste
verschuiving naar drankkartons of andere «innovatieve» verpakkingen die zijn ontworpen
om buiten het systeem te vallen, aan te pakken. Ook dat ontbreekt nu. Deze leden willen
graag weten welke mogelijkheden de Staatssecretaris ziet om dit ook op te nemen.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben heel veel reacties uit de maatschappij ontvangen
over het probleem van plasticsoep, zwerfafval en de kansen die een statiegeldsysteem
biedt om dit op te lossen. Deze leden gaan ervan uit dat dit ook tot uiting komt in
de inspraakreacties. Deze leden ontvangen daarom graag ook de gebundelde ingediende
zienswijzen en de reactie van de Staatssecretaris hierop. Hoe gaat de Staatssecretaris
de vragen en suggesties betrekken bij de verdere behandeling?
6. Actieplan Nederland Schoon
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie constateren dat met het Actieplan Nederland
Schoon (hierna: Actieplan) de industrie uitstel heeft weten te verkrijgen van de uitbreiding
van het statiegeldsysteem en mogelijk zelf afstel. Daarom is het belangrijk om niet
alleen te reflecteren op het ontwerpbesluit, maar ook op het Actieplan. Deze leden
hebben daarom enkele opmerkingen en vragen.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vinden het zeer opmerkelijk en verontrustend
dat de industrie in het Actieplan zichzelf tot doel heeft gesteld om «in de ontwerpfase
van een verpakking al rekening te houden met het idee dat de verpakking weggegooid
zal worden». Deelt de Staatssecretaris de mening dat het bedrijfsleven bezig zou moeten
zijn met het beëindigen van de wegwerpcultuur, in plaats van die wegwerpcultuur te
versterken? Deelt de Staatssecretaris de observatie dat de verpakkingsindustrie onvoldoende
inzet op het verhogen van recyclingpercentages en helemaal niet inzet op het verminderen
van het plasticgebruik? Voor deze leden wordt met het Actieplan opnieuw pijnlijk duidelijk
dat de vrijwillige inzet van het bedrijfsleven onvoldoende is om serieus een einde
te maken aan het plasticprobleem. Deelt de Staatssecretaris deze mening?
De leden van de PvdD-fractie merken op dat het Actieplan sterk leunt op de inzet van
gemeenten, terwijl juist het bedrijfsleven aan zet is om zijn verantwoordelijkheid
te nemen. In het Actieplan staat dat gemeenten hun acties onverminderd voort zullen
zetten, ongeacht het Actieplan. Met andere woorden: hun acties staan los van het Actieplan.
Wat blijft er van het Actieplan over als de inzet van gemeenten buiten beschouwing
wordt gelaten? Het Actieplan leunt ook stevig op vrijwilligers. Welke maatregelen
blijven over in het Actieplan als de inzet van vrijwilligers buiten beschouwing wordt
gelaten? Graag een reactie.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie steunen bepaalde voorstellen in het
Actieplan, zoals handhavingsacties die toegesneden zijn op opruimacties en de plaatsing
van toegankelijke afvalbakken. Daarbij merken deze leden op dat deze maatregelen slechts
vormen van symptoombestrijding zijn. Zij dragen bij tot het (tijdelijk) tegengaan
van zwerfaval, maar niet tot hogere recyclingpercentages. Deelt de Staatssecretaris
de mening dat hier kansen blijven liggen om plasticgebruik werkelijk tegen te gaan?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie constateren dat het Actieplan een verdere
grootschalige plaatsing van flesjesbakken, waar een aparte ophaalstructuur voor wordt
ontwikkeld, behelst. Wat is de extra milieubelasting daarvan? Net als voor de outdoor-reclameposters
en consumentenbeloning via goodiebags? Het doel zou toch vooral minder milieubelasting
en minder materiaalgebruik moeten zijn in plaats van meer? Graag een reactie.
Reactie van de bewindspersoon
In het schriftelijk overleg van 28 maart 2019 zijn door verschillende Kamerfracties
vragen gesteld over het ontwerpbesluit kleine drankflessen. Deze vragen worden hieronder,
geclusterd per onderwerp, beantwoord.
Besluitvorming tot invoering
De leden van de CDA-fractie zien graag bevestigd dat statiegeld wordt ingevoerd als
in het najaar van 2020 blijkt dat de reductiedoelstelling van 70 tot 90% minder kleine
plastic flessen in het zwerfafval of het doel van 90% recycling van plastic flesjes
niet wordt gehaald door de industrie.
Ik voer inderdaad statiegeld in als na de laatste meting in 2020 blijkt dat één van
de afgesproken doelen (70%–90% reductie van het zwerfafval van kleine flesjes of 90%
recycling van kleine flesjes) niet gehaald is.
Voorts vragen de leden van de 50PLUS-fractie of met het voorliggende voorstel statiegeld
later alsnog kan worden ingevoerd?
Zodra de voorliggende regelgeving van kracht is, is het mogelijk om op ieder gewenst
moment middels een koninklijk besluit te besluiten tot de invoering van statiegeld
rekening houdend met een redelijke invoeringstermijn.
De leden van de SP-fractie vragen of de ministeriële regeling met de verdere uitwerking
ter informatie aan de Kamer wordt aangeboden.
De ministeriële regeling voorziet in het voorschrijven van het minimumbedrag van statiegeld
en in de aanduiding op de flesjes. Ik zal deze zo spoedig mogelijk opstellen en ter
informatie naar uw Kamer sturen.
De leden van de SP-fractie vragen of het klopt dat na het doorlopen van het wetstraject
van het voorliggend ontwerpbesluit alleen een koninklijk besluit is vereist om tot
de daadwerkelijke invoering van statiegeld voor kleine plastic flesjes te komen, maar
dat het dan nog minimaal anderhalf tot twee jaar duurt voor de daadwerkelijke inwerkingtreding
en invoering van het statiegeldsysteem?
Op basis van de voorliggende conceptregelgeving kan met een koninklijk besluit worden
besloten tot het invoeren van statiegeld. De vaste invoeringstermijn van een jaar
die in het besluit stond, is geschrapt. Er kan nu in overleg met betrokken partijen
een invoeringstermijn worden bepaald. Ik heb in het voorjaar van 2018 met het bedrijfsleven
afgesproken dat er in het voorjaar van 2021 een operationeel systeem is en dat daarover
het definitieve besluit valt na de laatste meting in 2020. Het bedrijfsleven heeft
toegezegd het statiegeldsysteem op het afgesproken moment in het voorjaar van 2021
gereed te hebben. Daarvoor hebben zij dan in totaal drie jaar de tijd gehad. Ik bespreek
de voortgang halfjaarlijks met het bedrijfsleven.
De leden van de SP-fractie stellen dat er uiteindelijk vijf à zes jaar is verlopen
om tot 90% reductie van kleine plastic flessen in het zwerfafval te komen en merken
op dat zij dit een zeer teleurstellend tijdpad vinden en vragen hierop te reageren.
Ik heb met het bedrijfsleven afgesproken dat de hoeveelheid flesjes in het zwerfafval
met 70%-90% afneemt. Daar is mijn tweesporenbeleid ook op gericht. Na de laatste meting
in 2020 wordt duidelijk of de afgesproken doelen zijn gehaald. Als dat het geval is,
is de doelstelling het zwerfafval van flesjes met 70%-90% te reduceren gehaald. Als
blijkt dat de hoeveelheid flesjes in het zwerfafval dan nog niet voldoende is afgenomen,
wordt statiegeld in het voorjaar van 2021 ingevoerd. Het proces heeft dan 3 jaar geduurd.
Voorts vragen de leden van de SP-fractie of alsnog per direct statiegeld ingevoerd
wordt wanneer op enig moment na 2021 wordt geconstateerd dat het afval toeneemt en
de recycling af.
De 90% norm voor gescheiden inzameling voor alle plastic flessen wordt in het Besluit
opgenomen en is per 1 januari 2021 van kracht. Daarmee is een blijvende inzet gewaarborgd.
Indien ik na de laatste meting in 2020 besluit om geen statiegeld in te voeren, omdat
de doelen gehaald zijn door het bedrijfsleven, kan daartoe op een later moment alsnog
besloten worden middels een koninklijk besluit op basis van de nu voorliggende regelgeving.
Voorts vragen de leden van de SP-fractie of de hoogte van het statiegeld gelijkgesteld
is aan de huidige tarieven.
De minimale hoogte van het statiegeld voor flessen wordt in een ministeriële regeling
opgenomen. Daarbij wordt gedacht aan een minimumbedrag van 10 of 15 cent voor kleine
flessen. Dit is de afspraak die ik vorig jaar met het bedrijfsleven heb gemaakt. Voor
grote flessen sluit ik aan bij bestaande statiegeld bedragen.
90% norm
De leden van de SP-fractie vragen op welke manier de praktijk van inzameling, die
nodig is voor hoogwaardige recycling, afwijkt van de praktijk van inzameling met statiegeld
en hoe wordt gezorgd voor de juiste wijze van inzameling, zodat hoogwaardig hergebruik
mogelijk is.
Ik neem in het Besluit een norm voor 90% gescheiden inzameling voor alle plastic flessen.
Het verpakkend bedrijfsleven is verantwoordelijk voor het halen van deze norm. Met
een norm voor gescheiden inzameling is recycling van hoge kwaliteit geborgd.
Mijn inzet is nadrukkelijk dat de flessen die als gevolg van de inzameldoelstelling
additioneel worden ingezameld, ook daadwerkelijk leiden tot extra plastic recycling.
Ik heb uw Kamer toegezegd om u voor de zomer te informeren over de nieuwe recyclingdoelstellingen.
Ik zal een recyclepercentage voor kunststof verpakkingen opnemen waarin groei is geborgd
en waarmee Nederland haar koploperspositie binnen Europa behoudt. Met de doelstelling
voor gescheiden inzameling van de plastic flessen en een ambitieus recycledoel voor
kunststof verpakkingen borg ik dat de totale hoeveelheid gerecycled plastic verpakkingen
toeneemt.
Voorts vragen de leden van de SP-fractie op welk moment en op welke wijze de Kamer
geïnformeerd wordt over de prestatieafspraak van 90% recycling. Verder vragen zij
hoe wordt bepaald dat aan de doelstelling is voldaan, of de monitoring kan worden
toegelicht en hoe de ILT wordt gefaciliteerd voor deze nieuwe taak. Ook de leden van
de SGP-fractie vragen op welke wijze het recyclepercentage van kleine kunststofflessen
vastgesteld zal worden.
Het is aan het verpakkend bedrijfsleven om medio 2020 overtuigend aan te tonen dat
de prestatieafspraak van 90% recycling van kleine plastic flessen is gerealiseerd.
Als dat niet overtuigend wordt aangetoond, voer ik statiegeld in. De rapportage van
het bedrijfsleven zal ik in 2020 onafhankelijk laten beoordelen door de ILT. De ILT
zal niet vooraf de manier waarop wordt gerapporteerd goedkeuren, dit om te voorkomen
dat hun onafhankelijke oordeelsvorming wordt beperkt. Deze aanpak is overigens gelijk
aan de methode waarmee over alle reeds geldende recyclingnormen wordt gerapporteerd
en is met de ILT afgestemd. Uw Kamer wordt hierover na de laatste meting in 2020 geïnformeerd.
Voorts vragen de leden van de PvdD-fractie waarom de Europese doelstelling van 90%
gescheiden inzameling van alle plastic drankflessen niet in dit ontwerp verankerd
wordt.
Ik heb in mijn ontwerpbesluit een norm voor 90% gescheiden inzameling van alle flessen
opgenomen, gelijk aan de Single Use Plastics-richtlijn.
De leden van de 50PLUS-fractie vragen op welke wijze zal recycling worden gepromoot
en bevorderd.
Daarvoor is de 90% gescheiden inzamelnorm voor kleine en grote flessen opgenomen in
de regelgeving. Deze waarborgt een goede kwaliteit en daarmee afzet van het materiaal
ten behoeve van recycling van dit materiaal bijvoorbeeld in nieuwe plastic flessen.
Voorts vragen de leden van de D66-fractie welk recyclingpercentage wordt bereikt met
het statiegeldsysteem kijkend naar het huidige ontwerpbesluit en de bestaande statiegeldsystemen
in het buitenland.
Volgens de onderzoeken van CE Delft is met een statiegeldsysteem een recyclingpercentage
van 80% tot 90% te verwachten. Dit is gelijk aan het percentage dat in andere landen
wordt bereikt.
Innameverplichting
De innameplicht voor statiegeld is in de conceptregelgeving belegd bij producenten
en importeurs. Er is geen innameplicht opgenomen voor verkooppunten. Verschillende
fracties vragen hierbij om een toelichting.
Mijn inzet met de regelgeving is om te komen tot een systeem dat in 2021 operationeel
werkt en effectief plastic flessen inzamelt en zwerfafval terugdringt met inzamelpunten
op plekken waar veel flessen vrijkomen. Daarvoor worden producenten en importeurs
als verantwoordelijken aangewezen. Hiermee is de verantwoordelijkheid duidelijk belegd.
Er geldt een innameplicht voor producenten en importeurs. Met de 90% norm voor gescheiden
inzameling heeft het bedrijfsleven een duidelijke, ambitieuze en afrekenbare norm,
die alleen gehaald kan worden met een fijnmazig en effectief systeem van inzamelpunten.
Een verplichting tot inname bij verkooppunten zoals door verschillende fracties voorgesteld
maakt geen partij verantwoordelijk voor het systeem als geheel en geeft daarmee geen
garantie op een landelijk dekkend netwerk, noch op een operationeel en effectief werkend
systeem. Verkooppunten zijn ook niet per definitie de plek waar flesjes vrijkomen
en met een innameverplichting bij verkooppunten wordt ook niets georganiseerd m.b.t.
de inzameling op andere locaties zoals stations of stadcentra. Tot slot zou een innameverplichting
bij verkooppunten betekenen dat de kosten van het systeem voor rekening komen van
de verkooppunten. In de bestaande maar niet inwerking zijnde artikelen in het Besluit
lagen de verantwoordelijkheid en de kosten volledig bij verkooppunten. Dit vormde
een belangrijke reden waarom veel ondernemers geen voorstander waren van uitbreiding
van het statiegeldsysteem. Door de verantwoordelijkheid bij producenten te beleggen,
is dit belangrijke pijnpunt in de Nederlandse discussie over statiegeld weggenomen.
De keuzes die in deze regelgeving gemaakt zijn, zijn gebaseerd op uitgebreide analyses
en is mede gebaseerd op de analyse en rapporten van CE Delft, waarbij ook gekeken
is naar systemen in het buitenland. Uit deze analyse blijkt dat het systeem ook goed
kan werken zonder een innameplicht bij verkooppunten.
De leden van de fractie van D66 en van de PvdD vragen of er in meer landen statiegeldsystemen
zijn zonder innameplicht bij verkooppunten.
Ook in Zweden is er geen innameplicht voor verkooppunten waar het systeem goed werkt.
In Zweden wordt 84% van plastic flessen geretourneerd via statiegeld. Dit is vergelijkbaar
met percentages in systemen met een innameplicht bij verkooppunten.
De leden van de CDA-fractie hebben zorgen over het noodzakelijke aantal inzamelpunten.
Graag vernemen zij hoe geborgd gaat worden dat er voldoende inleverpunten zijn, zodat
het inlevergemak voor de consument maximaal is.
Producenten zijn verantwoordelijk voor een landelijk dekkend inzamelsysteem met voldoende
innamepunten. De waarborg voor voldoende innamepunten is de 90% norm voor gescheiden
inzameling, waarvoor producenten moeten voorzien in een fijnmazig en effectief systeem
van inzamelpunten om deze norm te halen.
De leden van de D66-fractie vragen wat het effect is van een dergelijk systeem op
de onderhandelingspositie van de verkooppunten.
De onderhandelingspositie van verkooppunten wordt mijns inziens sterk verbeterd, t.o.v.
een systeem waarin er wel een innameplicht is voor verkooppunten. Bij een innameplicht
voor verkooppunten hebben verkooppunten een wettelijke verplichting om na te komen,
waarmee hun onderhandelingspositie nihil is. In het voorliggende voorstel is er geen
innameplicht voor verkooppunten. Indien producenten verkooppunten willen inschakelen
voor de inzameling, zullen ze daarvoor een voor verkooppunten aantrekkelijk aanbod
moeten doen. Het voorstel maakt expliciet dat de kosten bij producenten liggen.
De leden van de GroenLinks-fractie kunnen zich voorstellen dat voor kleine winkels
met weinig ruimte en omzet een uitzondering op de innameplicht wordt gemaakt. Maar
supermarkten, gespecialiseerde drankhandels en grote ketens, zouden in de ogen van
de GroenLinks-fractie verplicht moeten worden om innamesystemen in te richten. Gemeenten,
die er bijvoorbeeld in de praktijk mee worden geconfronteerd dat in een bepaald gebied
of verkooppunt de uitzondering tot veel zwerfafval leidt, zouden in de ogen van de
GroenLinks-fractie de mogelijkheid moeten krijgen om lokaal af te wijken van de uitzondering
van kleine winkels en ook daar met een eenvoudige aanwijzing de inname kunnen verplichten.
De keuzes die in deze regelgeving gemaakt zijn, zijn gebaseerd op uitgebreide analyses
en is mede gebaseerd op de analyse van CE Delft, waarbij ook gekeken is naar systemen
in het buitenland. De overwegingen hierbij zijn hierboven nogmaals uiteengezet. De
regelgeving en de ministeriële regeling die ik aan het opstellen ben, legt duidelijk
de verantwoordelijkheid bij één partij. Ik ben er geen voorstander van de verantwoordelijkheid
van het systeem bij gemeenten te beleggen, zij brengen geen flesjes op de markt. Ook
zet ik in op één landelijk systeem en wil ik voorkomen dat er per gemeente verschillende
systemen zijn en er een mogelijkheid is om af te wijken.
De leden van de PvdD-fractie en de GroenLinks-fractie vragen of ik bereid ben tot
het invoeren van een innameplicht voor verkooppunten. De leden van de D66-fractie
vragen of de verplichting tot inname niet bij zowel verkooppunten of producenten moet
worden belegd.
Er is, na uitgebreide analyses, expliciet voor gekozen de innameplicht te beleggen
bij alleen producenten. De redenen hiervoor zijn in de toelichting van de conceptregelgeving
en hierboven beschreven. Het beleggen van de verantwoordelijkheid bij zowel verkooppunten
als bij producenten, stuit zowel op praktische als juridische bezwaren. Het betekent
dat de verantwoordelijkheidsverdeling verwatert en in de praktijk de verplichting
tot inzameling bij verkooppunten komt te liggen. Tot slot is het op basis van de juridische
grondslag in de Wet milieubeheer niet mogelijk de verantwoordelijkheid te verdelen.
De leden van de D66-fractie vragen voorts om in te gaan op het gegeven dat producenten
en importeurs niet over innamepunten beschikken.
Producenten en importeurs dienen innamepunten te organiseren om hun wettelijke verplichtingen
na te kunnen komen voor statiegeld en het gescheiden inzamelen van 90% van alle plastic
flessen. Ik ben met producenten in gesprek over de wijze waarop zij hun netwerk van
innamepunten gaan vormgeven. Met het oog op een effectief systeem en kostenefficiëntie
zullen zij ervoor moeten zorgen dat er innamepunten zijn op locaties waar veel flessen
vrijkomen, dan wel waar de consument gewend is statiegeldflessen in te leveren. Naast
de bekende innamepunten bij supermarkten is het vanuit dat perspectief aannemelijk
dat ook gekeken zal worden naar treinstations, cateringlocaties, winkel- en stadscentra
en benzinestations. Met een innameplicht uitsluitend voor verkooppunten, zou niet
kunnen worden voorzien in een verplichte inname op deze genoemde plekken, omdat deze
plekken niet altijd een verkooppunt zijn of onder de uitzonderingscategorie zouden
vallen vanwege te kleine verkoopoppervlakte. De noodzaak voor producenten en importeurs
om flessen in te zamelen om de 90% norm voor gescheiden inzameling te realiseren,
zorgt voor een prikkel om in te zamelen op plekken waar plastic flessen vrijkomen
en biedt een waarborg dat het systeem effectief bijdraagt aan het tegengaan van zwerfafval.
De leden van de D66-fractie en PvdD vragen voorts wat het risico is voor de recyclingdoelstelling
met deze beperkte innameplicht en of er voldoende garanties zijn dat de wettelijke
doelstellingen gehaald worden.
Ik heb er nadrukkelijk voor gekozen om een afrekenbare norm van 90% gescheiden inzameling
op te nemen in het voorstel en de regelgeving niet te beperken tot een statiegeldverplichting.
Daarmee gaat het voorstel verder dan reeds bestaande statiegeldartikelen, die een
dergelijke waarborg niet kennen. De wettelijke doelstellingen zijn helder en handhaafbaar.
Ook is helder dat producenten verantwoordelijk zijn om deze te halen.
De leden van de D66-fractie vragen in hoeverre producenten en importeurs alleen hun
eigen flessen gaan innemen en welke wijze wordt geborgd dat er geen «free riders»-gedrag
ontstaat bij betrokkenen in het statiegeld door het ontwerpbesluit.
Alle producenten die plastic flessen op de markt brengen zijn verplicht om statiegeld
te heffen op basis van deze regelgeving, daarmee is «free riding» niet mogelijk. Ik
kan als uitvloeisel van de producentenverantwoordelijkheid producenten in principe
alleen verantwoordelijk stellen voor de verpakkingen die zij zelf op de markt brengen.
Wel geef ik producenten in de conceptregelgeving de mogelijkheid om hun verplichtingen
gezamenlijk uit te voeren. Deze benadering van individuele producentenverantwoordelijkheid
die gezamenlijk kan worden uitgevoerd, is gelijk aan de benadering zoals die geldt
voor alle verplichtingen voor producenten in het Besluit beheer verpakkingen 2014.
Op dit moment worden deze verplichtingen ook door producenten gezamenlijk uitgevoerd
door Stichting Afvalfonds Verpakkingen. Als de conceptregelgeving in werking treedt
dan is Stichting Afvalfonds Verpakkingen als collectief verantwoordelijk voor het
realiseren van de 90% norm voor gescheiden inzameling. Dit is ook de partij waarmee
ik de afspraken m.b.t. statiegeld heb gemaakt. De gesprekken die ik met producenten
voer over de uitvoering van de statiegeldverplichtingen, zijn erop gericht dat producenten
ook gezamenlijk uitvoering geven aan deze verplichtingen. In het geval van een innameverplichting
bij verkooppunten zouden vele duizenden innamepunten moeten komen tot een gezamenlijk
systeem, zonder een waarborg van een 90% inzameldoelstelling. Ik acht het niet aannemelijk
dat dat binnen een acceptabele termijn gebeurt en resulteert in een operationeel systeem
in 2021.
De leden van de D66-fractie en PvdD vragen voorts hoe wordt gekomen tot één gebruiksvriendelijk
systeem dat consumenten begrijpen.
Door de verantwoordelijkheid te beleggen bij producenten en importeurs en met hen
afspraken te maken wordt gekomen tot één landelijk laagdrempelig en gebruiksvriendelijk
systeem dat consumenten begrijpen. Ik ben met producenten in gesprek over de wijze
waarop zij hun systeem gaan vormgeven en zal hier nadere afspraken over maken.
De leden van de SP-fractie vragen hoe wordt voorkomen dat flesjes die worden verkocht
op plekken waar inzameling moeilijk is, zoals attractieparken en festivals, alsnog
in de vuilnisbakken belanden.
Dit was een belangrijk aandachtspunt bij het opstellen de regelgeving. Met name kleine
flesjes worden op veel verschillende plekken verkocht en een conventionele innameverplichting
bij verkooppunten op basis van verkoopoppervlakte voorziet niet in inname op locaties
zoals festivals en attractieparken, waar veel flesjes worden geconsumeerd. In de toelichting
op de conceptregelgeving worden ook de volgende verkooppunten als voorbeelden genoemd
die met een conventionele innameverplichting niet onder de verplichting zouden vallen:
stations, kantines van scholen, kantoren en sportclubs, verkoop via drankautomaten
in bijvoorbeeld hotels, bioscopen of bouwmarkten, groothandels zonder fysieke verkoopoppervlakte
en online supermarkten en thuisbezorging. Dat wil echter niet zeggen dat inzameling
van de op deze locaties verkochte flesjes niet haalbaar is. Mijns inziens is inzameling
op locaties als festivals en attractieparken goed te organiseren en ik heb producenten
hiervoor verantwoordelijk gesteld. De 90% norm voor gescheiden inzameling die producenten
hierbij moeten halen is een effectieve waarborg dat ze dit ook daadwerkelijk gaan
doen en dat flessen niet in de vuilnisbak belanden.
Statiegeld grote flessen
De leden van de D66-fractie vragen wat het effect is van het «nieuwe» statiegeldsysteem
op het nu niet wettelijk vastgelegde systeem voor grote kunststofflessen. De leden
van de SP-fractie vragen waarom de bestaande statiegeldsystemen niet wettelijk zijn
geborgd.
Voor grote kunststofflessen en glazen flessen bestaat reeds een statiegeldsysteem.
Ik heb met het bedrijfsleven afgesproken dat zij dit systeem blijven continueren.
De praktische uitvoering van de systemen is de verantwoordelijkheid van het bedrijfsleven.
Met mijn ontwerpbesluit heb ik uitvoering gegeven aan mijn brief van 10 maart 2018.
Daarin had ik afspraken gemaakt over de kleine plastic flessen. In deze brief heb
ik ook uitgesproken dat ik open stond voor een integratie van beide systemen. Nu er
breed de behoefte bestaat om ook het systeem voor grote flessen te borgen ten behoeve
van een landelijk dekkend uniform systeem is het ontwerpbesluit aangepast zodat nu
alle flessen voor frisdranken en waters met een inhoud van 3 liter en minder onder
deze regelgeving vallen.
Blik en glas
De leden van de PvdD-fractie vragen of wordt erkend dat het ontwerpbesluit voorziet
in de invoering van statiegeld op plastic flesjes, maar niet op blikjes. De leden
van de SGP-fractie en de SP-fractie vragen of kan worden toegelicht waarom er niet
voor is gekozen om blikjes mee te nemen in het ontwerpbesluit en of ook hiervoor een
wettelijke basis vast kan worden gelegd. De leden van de GroenLinks-fractie vragen
of ik bereid ben om de inname en recycling van blikjes toe te voegen.
Met het voorliggende ontwerpbesluit geef ik uitvoering aan mijn brief van 10 maart
2018. Daarin heb ik afspraken gemaakt met het bedrijfsleven over de aanpak van kleine
plastic flessen. De problematiek van plastic soep vraagt immers om maatregelen. Hiermee
heb ik uitvoering gegeven aan de Plastic Soup Surfer motie die om maatregelen vraagt
voor kleine plastic flessen. Met het opnemen van een 90% norm voor gescheiden inzameling
voor alle plastic flessen en het toevoegen van grote flessen aan de bepalingen voor
statiegeld, ontstaat een integrale aanpak voor alle plastic flessen. Tijdens het Algemeen
Overleg en Voortgezet Algemeen Overleg met uw Kamer in maart 2018 is uitgebreid gesproken
over meenemen van blik in de afspraken over statiegeld. Over de aanpak van de blikjes
in het zwerfafval is een motie aangenomen van de leden Dik-Faber en Van Eijs.
De motie verzoekt de regering afspraken te maken met het bedrijfsleven en de gemeenten
over de vermindering van blikjes in het zwerfafval. Ik voer bestuurlijke overleggen
met bedrijfsleven, de gemeenten en Natuur en Milieu in het kader van de monitoring
van de kleine plastic flessen. In dit kader ben ik ook in gesprek met deze partijen
over een geïntegreerde brede aanpak voor zwerfafval waar blikjes onderdeel van zijn.
Ik zie daarbij de Single Use Plastics-richtlijn als een belangrijk instrument om hier
verder invulling aan te geven.
De leden van de 50PLUS-fractie vragen nader in te gaan op het ontbreken van de wettelijke
grondslag om later per ministeriële regeling statiegeld op andere drankverpakkingen
dan plastic flessen toe te voegen en onder welke omstandigheden mijn visie daarop
zou kunnen wijzigen. Tijdens het Algemeen Overleg Circulaire Economie van 11 april
2019 heeft Kamerlid Laçin (SP) gevraagd om in antwoord op de schriftelijke vragen
ook toe te lichten waarom het toevoegen van een grondslag voor blik aan de conceptregelgeving
tot vertraging zou leiden.
In het kader van de voorbereiding van dit wijzigingsbesluit is onderzocht of het mogelijk
is de statiegeldartikelen in het Besluit een meer algemeen karakter te geven en vervolgens
via een ministeriële regeling te specificeren op welke drankverpakkingen de artikelen
betrekking hebben. Indien er op een later moment de beleidsmatige wens of noodzaak
zou zijn om ook statiegeld op andere drankverpakkingen dan kunststof flessen te verplichten,
zouden in dat geval middels een ministeriële regeling verpakkingssoorten kunnen worden
toegevoegd. Daarmee zou relatief eenvoudig in de toekomst de statiegeldverplichting
kunnen worden verbreed tot andere drankverpakkingen. Het is echter gebleken dat dit
niet mogelijk is. Statiegeld heffen is een zwaarwegende verplichting en ons wetgevingsstelsel
schrijft voor dat het op het niveau van een AMvB geregeld moet worden en niet kan
met een ministeriële regeling. In de praktijk zou dat namelijk betekenen dat uw Kamer
in de toekomst niet meer gekend zou hoeven te worden bij het instellen, aanpassen
of afschaffen van statiegeld. Mocht er op een later moment een wens of noodzaak zijn
statiegeld op andere drankverpakkingen te verplichten dan dient hiervoor het Besluit
beheer verpakkingen 2014 te worden aangepast.
Zoals hierboven uiteengezet is met mijn brief van 10 maart 2018 (Kamerstukken 28 694 en 30 872, nr. 135) voor blik een andere aanpak gekozen. Dat heb ik ook op het AO van 11 april 2019
nogmaals benadrukt (Kamerstukken 32 852 en 33 043, nr. 92). Het in deze fase alsnog toevoegen van een grondslag voor blik zal tot vertraging
leiden. Het toevoegen van een grondslag voor blik is namelijk een wezenlijke wijziging
van de regelgeving. Dat betekent dat alle stappen die tot nu toe doorlopen zijn in
het proces, opnieuw moeten worden doorlopen: het onderzoeken van de maatschappelijke
gevolgen, het schrijven van de toelichting ter onderbouwing van de keuzes en de gevolgen
ervan voor bedrijfsleven, de juridische toetsen, tot aan de zienswijzeprocedure inclusief
ministerraadbehandeling.
Ik wil na de laatste meting in 2020 kunnen beslissen over invoering van statiegeld
op plastic flessen. Dit systeem moet dan uiterlijk in het voorjaar van 2021 operationeel
zijn. Hiervoor is het belangrijk dat de planning van dit wetgevingstraject voor plastic
flessen geen vertraging oploopt.
Het nu toevoegen van blik betekent dat de planning niet gehaald wordt. Dat vind ik
niet wenselijk. Mocht er op een later moment een wens of noodzaak zijn statiegeld
op blikjes te verplichten dan dient dat te worden gedaan door een nieuwe wijziging
van het Besluit beheer verpakkingen 2014.
Voorts vragen de leden van de SP-fractie en de PvdD-fractie hoe hoog het risico wordt
geschat dat er een verschuiving van gebruik van plastic flesjes naar blikjes optreedt?
Een grootschalige verschuiving is niet wenselijk. Een dergelijke verschuiving zou
zichtbaar moeten zijn in de hoeveelheden verpakkingen die op de markt komen en in
de monitoringsresultaten van het zwerfafval. Ik heb aan RWS gevraagd om beide aspecten
nauwlettend in de gaten te houden. Als dat het geval is, zal ik passende maatregelen
overwegen.
De leden van de SGP-fractie horen graag wat de stand van zaken is van het overleg
met het bedrijfsleven over de recycling van blikjes.
De Kamer heeft bij motie gevraagd om een specifieke aanpak voor blik in de vorm van
een actieplan blik. Ik ben in overleg met VNG, het bedrijfsleven en Natuur en Milieu
over de wijze waarop dit kan worden ingevuld. Over de voortgang van dit overleg heb
ik u geïnformeerd bij brief van 21 januari 2019 (Kamerstuk 30 872, nr. 224).
De leden van de PvdD-fractie vragen waarom naast blik ook andere drankverpakkingen
als glas niet in de regelgeving zijn opgenomen.
Zoals in mijn Kamerbrief van maart 2018 (Kamerstukken 28 694 en 30 872, nr. 135) verwoord, is de conceptregelgeving gericht op vermindering van de plastic soep via
statiegeld voor plastic flessen.
Water en Frisdrank
De leden van de SGP-fractie vragen of flessen met sappen en zuivel onderdeel zijn
van de recyclenorm van 90% voor kleine kunststof flessen en daarmee sowieso een groot
deel van de flessen voor het verpakken van sappen en zuivel gerecycled zal moeten
worden?
Dat is correct. Zoals aangegeven ben ik voornemens een norm van 90% voor gescheiden
inzameling voor alle flessen op te nemen. Deze norm geldt dan ook voor flessen van
sappen en zuivel. Indien het bedrijfsleven ervoor kiest deze flessen niet middels
statiegeld in te zamelen, zullen zij deze flessen op een andere manier gescheiden
moeten inzamelen, bijvoorbeeld middels het PMD.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen wanneer een fruitdrank sap is en hoeveel
melk een product moet bevatten om voor de uitzondering in aanmerking te komen.
De verplichting tot statiegeld geldt voor plastic flessen voor water en frisdrank.
In de conceptregelgeving is op basis van bestaande wettelijke definities een definitie
voor frisdrank opgenomen. Alle andere soorten drank vallen buiten de statiegeldverplichting.
In de praktijk komt dit neer op sappen en zuivel.
De leden van de D66-fractie vragen wat de ontwikkelingen zijn in het recyclen van
verpakkingen van sappen en zuivel en of er een perspectief is waarin de verpakkingen
van sappen en zuivel wel onder het statiegeldsysteem gebracht kunnen worden, bijvoorbeeld
wanneer blijkt dat door technische innovaties in recyclingsystemen de hygiëne beter
gegarandeerd kan worden.
Ik zal de ontwikkelingen nauwlettend volgen. Bij een evaluatie van het statiegeldsysteem
zullen de ontwikkelingen en de gevolgen op het gebied van de sap- en zuivelflessen
aan de orde komen. Als flessen van sappen en zuivel in de toekomst wel goed in het
systeem kunnen worden meegenomen, wil ik daarnaar kijken.
De leden van de SGP-fractie vragen wat het aandeel is van sap en zuivel type flessen
ten opzichte van de kleine kunststofflessen voor water en frisdrank?
In het rapport CE Delft (2017) is in tabel 24 een overzicht gegeven, cijfers betreffen
2016.
Aantallen verkochte kleine statiegeldverpakkingen bij uitbreiding (0,1–0,75 liter)
in 2016, mln
Bier en cider
Frisdrank
Sappen
Water
Zuivel
Totaal
Blik
900
900
10
10
20
1.840
Klein plastic
-
450
110
300
40
900
HDPE
-
20
20
PET
–
450
100
300
20
870
Polypropylene (PP)
10
10
Eenmalig glas
150
10
20
10
190
Totaal
1.050
1.360
140
320
60
2.930
Bron: Global Data (2017).
De leden van de D66-fractie vragen wat het gewichtsaandeel is van verpakkingen van
sappen en zuivel in zwerfafval?
Door RWS wordt bij het meten van het aantal plastic flessen in het zwerfafval uitsluitend
onderscheid aangebracht tussen «kleiner dan 1 liter» en «1 liter en groter», de oorspronkelijke
inhoud van de fles wordt niet vastgelegd. Het precieze aandeel van sappen en zuivel
in het zwerfafval is dus niet bekend. Met de 90% doelstelling voor gescheiden inzameling
zullen ook flessen voor sappen en zuivel door het bedrijfsleven moeten worden ingezameld.
De leden van de PvdD-fractie vragen of de Staatssecretaris bekend is met de statiegeldsystemen
in Kroatië, Estland, Finland, Litouwen, Noorwegen, Zweden, Hawaii, New York en Oregon,
waar sappen in plastic flessen zonder probleem via statiegeldsystemen worden ingezameld.
En vragen of de stelling wordt gedeeld dat sap- en zuivelverpakkingen niet op «technische
gronden» maar op «politieke gronden» worden uitgezonderd en vragen of de mening wordt
gedeeld dat daarmee onnodig geen eenduidige boodschap naar consumenten wordt gegeven.
Volgens CE Delft (2017) zijn sappen en zuivel wereldwijd in veel statiegeldsystemen
uitgezonderd (bv. in Estland, Zweden en Duitsland). Daar waar sappen of zuivel wel
zijn ingesloten betreft het een aandeel sap of zuivel beneden een zodanige waarde
dat het wordt beschouwd als frisdrank. In de brief van maart 2018 is dan ook uitgegaan
van een statiegeldsysteem zonder sappen en zuivel. De flessen van sappen en zuivel
zijn ook geen onderdeel van het bestaande statiegeldsysteem voor grote flessen. De
consument is hieraan gewend. De technische gronden voor de uitzondering zijn in de
toelichting op het ontwerpbesluit uitgebreid toegelicht. Hierboven heb ik aangegeven
in een evaluatie van het statiegeldsysteem opnieuw te willen kijken naar deze uitzondering.
Afstemming met belanghebbenden
De leden van de PvdD-fractie vragen wiens belang met dit wetsontwerp wordt gediend
en ook vragen deze leden in hoeverre het wetsontwerp beïnvloed is door lobbyisten.
Mijn aanpak is erop gericht om het milieu te dienen en de plasticsoep effectief terug
te dringen. Als dat niet gebeurt met de prestatieafspraken die ik met het bedrijfsleven
heb gemaakt, dan zal ik dat doen door statiegeld in te voeren. Hoofdinzet daarbij
is om te komen tot een systeem dat in 2021 operationeel werkt en effectief plastic
flessen inzamelt en zwerfafval terugdringt. Ik heb daarbij ervoor gekozen producenten
verantwoordelijk te maken voor het systeem, om daarmee de kosten en de verantwoordelijkheid
eenduidig te beleggen. Er zijn in voorbereiding op het voorstel drie bijeenkomsten
geweest met vertegenwoordigers van milieuorganisaties, producenten en verkooppunten.
Hierover is richting deze partijen openlijk gecommuniceerd. Deze bijeenkomsten waren
bedoeld om de belangrijkste aandachtspunten en zorgen die partijen hadden te inventariseren
en een aantal zaken te toetsen bij deze partijen.
De leden van de VVD-fractie vragen in hoeverre er contact is met de sector over het
behalen van de doelen en of er knelpunten zijn in het behalen van deze doelen of al
meer zicht is op de prestaties van het verpakkende bedrijfsleven en wanneer cijfers
kunnen worden verwacht die meer duidelijkheid verschaffen over de huidige hoeveelheid
kleine plastic flesjes in het zwerfafval.
Als het gaat om de prestatieafspraken, zijn er door de sector geen knelpunten bij
mij gemeld. Ik heb uw Kamer op 5 april 2019 de tweede halfjaarlijkse rapportage van
RWS over zwerfafval toegestuurd.
De leden van de CDA-fractie vragen of belanghebbenden, zoals het verpakkende bedrijfsleven,
gemeenten, enzovoort betrokken zijn bij het rapport van CE Delft waarnaar in de toelichting
bij het ontwerpbesluit wordt verwezen. Ook vernemen zij graag of die belanghebbenden
hebben ingestemd met het advies.
Het onderzoek van CE Delft is in opdracht van IenW gemaakt en betreft een analyse
van twee varianten voor het verankeren van statiegeld in de regelgeving met een vergelijking
met buitenlandse systemen, een feitelijke analyse van de verkooppunten, de effecten
op kosten en zwerfafval en een verdieping van de invoeringstermijn. De partijen die
hiervoor zijn geraadpleegd, staan in het rapport vermeld. Er is in het onderzoek geen
sprake van een advies.
Zwerfafvalreductie
De leden van de SP-fractie vragen waarom de doelstelling om kleine plastic flessen
in het zwerfafval terug te dringen is vastgesteld op 70 tot 90%.
Uit het onderzoek van CE Delft naar de kosten en effecten van een statiegeldsysteem,
blijkt dat met statiegeld 70% tot 90% zwerfafvalreductie kan worden bereikt. De afspraak
die ik met het bedrijfsleven heb gemaakt, heb ik hierop gebaseerd.
De leden van de 50PLUS-fractie vragen of de 70 tot 90% zwerfafvalreductie ook in de
jaren na 2020 worden gemonitord.
RWS monitort jaarlijks al het zwerfafval en dat zullen ze blijven doen. Op basis van
de huidige wijze van monitoren door RWS zal ook na 2020 het aandeel plastic flessen
in het zwerfafval inzichtelijk blijven.
Voorts vragen de leden van de SP-fractie of de Staatssecretaris kan toelichten waarom
zij er nu wel vertrouwen in heeft dat de doelstelling voor het najaar 2020 wordt gehaald
en wat er is bereikt sinds de overgenomen petitiemotie van de Plastic Soup Surfer
en of er een significante vermindering is waar te nemen.
De doelen die ik in het kader van mijn tweesporenbeleid heb afgesproken met het bedrijfsleven
zijn ambitieus. Het bedrijfsleven heeft zich aan deze doelen gecommitteerd en heeft
er alle belang bij om deze doelen te realiseren. Als dat niet gebeurt dan voer ik
statiegeld is. Het bedrijfsleven heeft een actieplan voor de aanpak van zwerfafval
opgesteld en voert momenteel pilots uit met een focus op vermindering van de kleine
plastic flessen in het zwerfafval. Op basis van de monitoring door RWS heeft iedereen
inzicht in de ontwikkelingen. De monitoring zal uitwijzen of het doel van 70 tot 90%
reductie wordt bereikt in 2020. RWS rapporteert halfjaarlijks over de meetresultaten.
Voorts vragen de leden van de SP-fractie naar het plan van aanpak van het bedrijfsleven
en of dit naar de Kamer kan worden gestuurd.
Het actieplan van het bedrijfsleven heb ik op 21 januari 2019 naar uw Kamer gestuurd
(Kamerstuk 30 872, nr. 224).
De leden van de PvdD fractie vragen of wordt erkend dat de focus van het ontwerpbesluit
op plasticsoep flesjes (circa 15% van het totale zwerfafval) te beperkt is om een
nieuwe maatschappelijke omgang met zwerfafval in brede zin te bewerkstelligen.
Met het voorliggende besluit geef ik uitvoering aan mijn brief van 10 maart 2018.
Daarin heb ik afspraken gemaakt met het bedrijfsleven over de aanpak van kleine plastic
flessen. De problematiek van plastic soep vraagt immers om maatregelen. Met de voorgestelde
maatregelen wordt er een belangrijke stap gezet in het terugdringen van plastic soep.
Dat betekent niet dat het een oplossing is voor 100% van het zwerfafval. Mijn inzet
blijft gericht op het terugdringen van al het zwerfafval middels een brede aanpak.
Ik zie daarbij de Single Use Plastics-richtlijn als een belangrijk instrument om hier
verder invulling aan te geven.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie constateren dat het belangrijk is om
niet alleen te reflecteren op het ontwerpbesluit, maar ook op het Actieplan. De leden
van de PvdD-fractie vragen of de mening wordt gedeeld dat het bedrijfsleven bezig
zou moeten zijn met het beëindigen van de wegwerpcultuur.
Deze mening deel ik.
De leden van de PvdD-fractie vragen of de mening wordt gedeeld dat de verpakkingsindustrie
onvoldoende inzet op het verhogen van recyclingpercentages en helemaal niet inzet
op het verminderen van het plasticgebruik.
Die mening deel ik niet. Ik constateer dat breed wordt ingezet om het gebruik van
eenmalig plastic tegen te gaan. Met het pakket aan maatregelen in het Uitvoeringsprogramma
CE, het Plastic Pact en de SUP-richtlijn zal het gebruik van plastic voor eenmalig
gebruik worden teruggedrongen.
Wat betreft de recycling van plastic verpakkingen benadruk ik dat het bedrijfsleven
al een hogere prestatie levert dan de Europese doelen voor recycling en dat Nederland
onverminderd ambitieus blijft om de recycling verder te verbeteren. Dit gebeurt ondermeer
door 90% gescheiden inzameling van plastic flessen voor te schrijven. Of de inzet
van het bedrijfsleven op de vermindering van kleine plastic flessen zoals verwoord
in hun actieplan voldoende is om het afgesproken doel te bereiken, zal blijken uit
de RWS-monitoring.
De leden van de PvdD-fractie merken op dat het Actieplan sterk leunt op de inzet van
gemeenten, terwijl juist het bedrijfsleven aan zet is om zijn verantwoordelijkheid
te nemen. De leden vragen wat er van het Actieplan overblijft als de inzet van gemeenten
buiten beschouwing wordt gelaten.
De leden vragen voorts welke maatregelen overblijven in het Actieplan als de inzet
van vrijwilligers buiten beschouwing wordt gelaten.
Het schoon houden van de openbare ruimte is de primaire verantwoordelijkheid van burgers
zelf. Gemeenten voeren een actief beleid ter vermindering van zwerfafval en hebben
aangegeven dit ook onverminderd voort te zetten. De openbare ruimte zal vervuilen
indien gemeenten het aldaar aanwezige zwerfafval niet meer opruimen. Naarmate de inspanningen
van vrijwilligers groter zijn, zal de inzet van gemeenten minder kunnen zijn. Met
de voorgestelde maatregelen wordt er een belangrijke stap gezet in het terugdringen
van plastic soep. Dat betekent niet dat het een oplossing is voor 100% van het zwerfafval.
Mijn inzet blijft gericht op het terugdringen van al het zwerfafval middels een brede
aanpak.
De leden van de PvdD-fractie steunen bepaalde voorstellen in het Actieplan, zoals
handhavingsacties die toegesneden zijn op opruimacties en de plaatsing van toegankelijke
afvalbakken. Daarbij merken deze leden op dat deze maatregelen slechts vormen van
symptoombestrijding zijn. Zij dragen bij tot het (tijdelijk) tegengaan van zwerfaval,
maar niet tot hogere recyclingpercentages. De leden van de PvdD-fractie vragen of
hier kansen blijven liggen om plasticgebruik werkelijk tegen te gaan.
Het plaatsen van toegankelijke afvalbakken is een maatregel om zwerfafval tegen te
gaan en onderdeel van een goed beheer van de openbare ruimte. Het onderweg nuttigen
van consumpties is een maatschappelijk gegeven, maar het onnodig gebruik van plastic
moet zoveel mogelijk worden voorkomen en het plasticafval dat wel voortkomt moet worden
ingezameld en gerecycled. Met de maatregelen uit het Uitvoeringsprogramma CE, het
Plastic Pact en de SUP-richtlijn zal het aandeel plastic daarin gereduceerd worden.
De leden van de PvdD-fractie constateren dat het Actieplan een verdere grootschalige
plaatsing van flesjesbakken, waar een aparte ophaalstructuur voor wordt ontwikkeld,
behelst. De PvdD-fractie vraagt wat de extra milieubelasting daarvan is.
Iedere vorm van inzameling, ook statiegeld, vraagt om inzamelinfrastructuur, voorlichting
en logistiek. Deze onderdelen hebben per definitie een milieudruk.
Een verantwoorde uitspraak over de milieubelasting van extra inspanningen ten opzichte
van het daarmee bereikte milieueffect, is alleen mogelijk op basis van een zorgvuldige
analyse. Het uitdelen van gratis producten draagt in ieder geval niet bij aan het
verminderen van de milieubelasting en is mijns inziens in iedere situatie onwenselijk.
De leden van de SGP-fractie constateren dat in zwerfafval niet alleen veel kleine
kunststof flessen zitten, maar ook veel blikjes, met alle gevolgen van dien.
Ook het aanpakken van de blikjes is van belang. Uw Kamer heeft hiervoor ook een motie
aangenomen van de leden Dik-Faber en Van Eijs. Ik voer hierover het gesprek met de
VNG, Natuur & Milieu en het bedrijfsleven in een halfjaarlijks bestuurlijk overleg
waarover ik de Kamer op 21 januari 2019 per brief heb geïnformeerd.
Gevolgen
De leden van de SP-fractie merken op dat er een enorme bandbreedte is in de kosten
van een statiegeldsysteem. Deze ligt tussen de 2 en 27 miljoen euro en vragen of deze
kan worden toegelicht.
In het CE Delft rapport wordt op de bandbreedte ingegaan. Volgens CE Delft is de grootste
onzekerheid in de kosten het aantal benodigde statiegeldmachines en de invulling van
het systeem door de verantwoordelijke partijen, bijvoorbeeld hoeveel nieuwe innameapparatuur
wordt aangeschaft. Ook de materiaalopbrengsten zijn onzeker. Een systeem met meer
handmatige inzameling zal tot hogere kosten leiden.
De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat in een circulaire economie producenten
verantwoordelijk blijven voor hun product. Deze leden betreuren dat dit uitgangspunt
niet het uitgangspunt van het ontwerpbesluit is geworden. Voor de handhaving en controle
van de afspraken is het volgens deze leden nodig dat er een sluitende administratie
komt van alle drankverpakkingen die worden verkocht en weer worden ingenomen. Alleen
zo kan worden nagegaan of het systeem voldoende werkt en waar extra controle of aanscherping
van regels nodig is. Het ontwerpbesluit moet in de ogen van de GroenLinks-fractie
ook de mogelijkheid bevatten om een ongewenste verschuiving naar drankkartons of andere
«innovatieve» verpakkingen die zijn ontworpen om buiten het systeem te vallen, aan
te pakken. Deze leden willen graag weten welke mogelijkheden er zijn op dit ook op
te nemen.
Uitgangspunt bij het formuleren van de conceptregelgeving is nadrukkelijk wel geweest
om producenten verantwoordelijk te houden voor de flessen die zij op de markt brengen.
In de voorliggende conceptregelgeving dragen producenten alle verantwoordelijkheid
en is er nadrukkelijk voor gekozen deze verantwoordelijkheid niet bij andere partijen
neer te leggen. Producenten dienen verslag te doen van de hoeveelheid verpakkingen
die zij op de markt brengen en van de hoeveelheden die zij recyclen. Dit gebeurt al
met betrekking tot de bestaande verplichtingen in het Besluit beheer verpakkingen
2014 en deze verslagleggingsverplichtingen worden uitgebreid met de verslagleggingsverplichtingen
voor de 90% norm voor gescheiden inzameling voor alle plastic flessen en – bij invoering –
verslagleggingverplichtingen m.b.t. statiegeld. Hierin wordt onder meer gevraagd om
onafhankelijke accountantsverklaringen die de gegevens van het bedrijfsleven bevestigen.
De rapportages van het bedrijfsleven worden door de ILT ieder jaar geverifieerd. Ik
zal een nieuwe ministeriële regeling verslagging t.a.v. verplichtingen uit het verpakkingenbesluit
opstellen. Deze geeft ook invulling aan de aangescherpte Europese verplichtingen t.a.v.
verslaglegging. Deze regeling dient voor het eind van 2019 te worden afgerond. Hiermee
wordt gekomen tot de door GroenLinks benoemde sluitende administratie van op de markt
gebrachte en ingezamelde plastic flessen.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen om de gebundelde ingediende zienswijzen
en de reactie van de Staatssecretaris hierop en hoe de in de zienswijze gedane vragen
en suggesties worden betrokken bij de verdere behandeling, van de conceptregelgeving.
Ik heb een nieuwe versie van het concept wijzigingsbesluit bijgevoegd. Hierin wordt
vanaf hoofdstuk 5 een overzicht gegeven van de ontvangen zienswijzen en hoe deze in
het concept wijzigingsbesluit zijn verwerkt.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.H. (Agnes) Mulder, voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat -
Mede ondertekenaar
B. Schuurkamp, adjunct-griffier