Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Westerveld en Van der Lee over het bericht ‘Scholen moeten vijf keer zo hard verduurzamen als ze nu doen’
Vragen van de leden Westerveld en Van der Lee (beiden GroenLinks) aan de Ministers van Economische Zaken en Klimaat en van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het bericht «Scholen moeten vijf keer zo hard verduurzamen als ze nu doen» (ingezonden 16 april 2019).
Antwoord van Minister Wiebes (Economische Zaken en Klimaat), mede namens de Minister
voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
(ontvangen 14 juni 2019). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019,
nr. 2592.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Scholen moeten vijf keer zo hard verduurzamen als ze
nu doen»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Klopt het dat slechts honderd scholen per jaar energiezuinig worden gemaakt en maar
liefst drieduizend schoolgebouwen energielabel G hebben? Deelt u de mening dat het
zowel in het belang is van de energierekening van de scholen als het klimaat is dat
scholen weinig energie verbruiken? Ziet u dit ook als een kans om leerlingen te onderwijzen
over energie?
Antwoord 2
Uit de databank energiecijfers blijkt dat 2500 onderwijsgebouwen in 2018 een geregistreerd
energielabel hebben, waarvan 1300 een groen label (A, B of C) en 500 een label G.
Ook blijkt daaruit dat in 2017 (de meest recent beschikbare gegevens) in bijna 20%
van de onderwijsgebouwen één of meerdere isolatiemaatregelen is genomen.
De gehele gebouwde omgeving staat voor de opgave om in 2050 CO2-arm te worden. Schoolgebouwen zijn een onderdeel van die gebouwde omgeving. In het
ontwerpKlimaatakkoord zijn hiertoe diverse afspraken gemaakt met onder andere de koepelorganisaties
PO-raad en VO-raad. Deze afspraken zijn in het antwoord op vraag 4 beschreven.
Minder energieverbruik van scholen leidt tot een lagere energierekening en is goed
voor het klimaat. Overigens zijn voor de verdergaande verduurzaming van schoolgebouwen
soms aanvullende maatregelen nodig, waardoor het positieve effect op de totale kosten
afneemt of zelfs teniet kan worden gedaan.
Kerndoelen geven aan wat leerlingen in een bepaald deel van hun opleiding moeten kennen
en kunnen. Deze doelen worden vastgesteld door de Minister van OCW en/of de Minister
van Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media. De scholen zijn zelf verantwoordelijk
voor de wijze waarop ze invulling geven aan de kerndoelen. In de kerndoelen is onder
andere opgenomen dat leerlingen leren met zorg om te gaan met het milieu, leren hoe
je weer en klimaat kunt beschrijven met behulp van temperatuur, neerslag en wind en
leren over de maatregelen die in Nederland genomen worden/werden om bewoning van door
water bedreigde gebieden mogelijk te maken.
Vraag 3
Op welke wijze voert u de motie-Van der Lee/Dik-Faber over de Schooldakrevolutie (Kamerstuk
34 902, nr. 5) uit?
Antwoord 3
De Minister van BZK is verantwoordelijk voor de uitvoering van de motie Van der Lee/Dik-Faber
over de Schooldakrevolutie. In de brief van 15 november 2018 (Kamerstuk 35 000 VII, nr. 72) heeft de Minister van BZK aangegeven op welke wijze deze motie wordt uitgevoerd.
Vraag 4
Bent u bereid om meer actie te ondernemen om scholen te stimuleren te verduurzamen?
Zo ja, welke acties gaat u ondernemen?
Antwoord 4
In het ontwerpKlimaatakkoord zijn afspraken gemaakt om tot een CO2-reductie in de gebouwde omgeving te komen. De afspraken omvatten onder meer:
– een additionele reductieopgave van 1 Mton CO2 in de bestaande utiliteitsbouw om de doelen voor 2030 te halen.
– een wettelijke eindnorm voor de energieprestatie van gebouwen in 2050, die leidt tot
CO2-arme utiliteitsbouw in 2050.
– dat twaalf sectoren in het maatschappelijk vastgoed, waaronder primair en voortgezet
onderwijs, een sectorale routekaart opstellen met betrekking tot het CO2-arm maken van hun vastgoed.
Het kabinet heeft al een aantal maatregelen genomen die scholen stimuleren om te verduurzamen,
zoals:
– Het Activiteitenbesluit van de Wet Milieubeheer verplicht om nadelige gevolgen voor
het milieu zoveel mogelijk te voorkomen. Daarin is de verplichting vastgelegd om bij
een jaarlijks verbruik van ten minste 50.000 kWh elektriciteit of 25.000 m3 aardgasequivalent per inrichting alle energiebesparende maatregelen te realiseren
met een terugverdientijd van kleiner of gelijk aan 5 jaar. In de praktijk geldt deze
verplichting over het algemeen voor de scholen in het voortgezet onderwijs en de grotere
scholen in het primair onderwijs. Om instellingen en bedrijven te stimuleren met energiebesparing
aan de slag te laten gaan, zijn lijsten met maatregelen per sector opgesteld. Die
lijsten zijn er dus ook voor onderwijsinstellingen. Deze Erkende Maatregelenlijsten
(EML) zijn begin 2019 geactualiseerd en verduidelijken voor onderwijsinstellingen
hoe zij invulling kunnen geven aan hun energiebesparingsplicht.
Daarnaast moeten de onderwijsinstellingen die de reeds bestaande energiebesparingsverplichting
hebben, uiterlijk op 1 juli 2019 hun energiegebruik en getroffen energiebesparende
maatregelen rapporteren via het eLoket bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland
(RVO.nl).
Deze informatieplicht energiebesparing heeft als doel bedrijven en instellingen te
stimuleren aan de slag te gaan met energiebesparing. De informatieplicht maakt het
ook voor het bevoegde gezag mogelijk om informatiegestuurd toezicht te houden en aandacht
te besteden aan de bedrijven en instellingen waar energiebesparing te realiseren is.
– De Green Deal Scholen beoogt een gezonde leer- en werkomgeving voor leerlingen en
medewerkers te creëren, in een voor een in schoolbesturen betaalbaar gebouw. Deze
Green Deal heeft ruim tachtig praktijkervaringen verzameld. Vijftien daarvan zijn
als steekproef nader onderzocht om een onderlinge vergelijking mogelijk te maken van
het waargenomen elektraverbruik (voor en na het doorvoeren van de energiebesparende
maatregelen), de doorgevoerde kwaliteitsverbeteringen, de kostenverdeling, de toegepaste
financieringsvorm als ook de effecten op de exploitatie en klimaatdoelstellingen.
Deze informatie is beschikbaar op de website www.greendealscholen.nl.
– In 2018 is het Innovatieprogramma Aardgasvrije en Frisse basisscholen van start gegaan
(Kamerstuk 35 000 VII, nr. 72), gericht op de ontwikkeling van repeteerbare verduurzamingsconcepten voor de renovatie
van basisscholen tegen lagere kosten. In dit programma leren gemeenten en schoolbesturen
hoe een bestaand schoolgebouw succesvol van het aardgas af kan worden gehaald, hoe
het binnenklimaat verbeterd kan worden en hoe de energierekening omlaag kan gaan.
Uit de ingediende projectvoorstellen heeft de Minister van BZK 11 gemeenten geselecteerd
die een financiële stimulans van 350.000 euro ontvangen voor de aardgasvrije en frisse
renovatie van een basisschool. De niet-geselecteerde gemeenten en scholen blijven
betrokken bij het ondersteuningsprogramma, zodat de kennis en ervaring die bij de
geselecteerde gemeenten en schoolbesturen wordt opgedaan breed wordt gedeeld en toegepast.
– Daarnaast is op 16 april 2019 vanuit BZK het nieuwe programma «Scholen besparen energie»
gelanceerd. Dit programma ondersteunt schoolbesturen met kleine energiebesparende
maatregelen. Schoolbesturen kunnen hiervoor kosteloos gebruik maken van een «Energiebespaarder».
De focus ligt hierbij op maatregelen die weinig geld kosten en waarmee schoolbesturen
relatief veel geld kunnen besparen. Denk bijvoorbeeld aan het inzichtelijk maken van
het energieverbruik, het minimaliseren van sluimerverbruik en het energiezuinig inregelen
van de verwarming. Ook aan de slag gaan met energiebesparend gedrag samen met leerlingen
en leerkrachten hoort daarbij. Daarnaast worden in dit programma de maatregelen uit
de EML ook onder de aandacht gebracht van scholen die niet hoeven te voldoen aan het
Activiteitenbesluit van de Wet Milieubeheer.
Vraag 5
Bent u bereid om bij de nieuwbouw van scholen expliciete eisen te stellen aan duurzaamheid?
Antwoord 5
In het Bouwbesluit, dat ook van toepassing is op scholen, is rekening gehouden met
eisen ten aanzien van duurzaamheid. Het is vooralsnog niet nodig daarbovenop extra
maatregelen te nemen ten aanzien van de nieuwbouw van scholen.
Vraag 6
Bent u bereid om in overleg te treden met gemeenten en schoolbesturen over hoe zij
al op korte termijn meer duurzaamheidsmaatregelen kunnen nemen?
Antwoord 6
Zoals uit de antwoorden op vraag 2 en 4 blijkt, lopen er verschillende initiatieven,
wetten en regels op het gebied van energiebesparing, die zijn afgestemd of worden
ondersteund door gemeenten en schoolbesturen.
Vraag 7
Ziet u mogelijkheden om scholen, maar ook ziekenhuizen en andere maatschappelijke
organisaties, te ontzorgen zodat zij ook verduurzamen wanneer dit geen topprioriteit
heeft binnen de organisatie? Kunt u er bijvoorbeeld voor zorgen dat de warmte-installaties
van al deze gebouwen waterzijdig ingeregeld zijn, bijvoorbeeld bekostigd via de klimaatenveloppe?
Antwoord 7
Allereerst doet het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) onderzoek naar
de mogelijkheden om waterzijdig inregelen op de EML te zetten. Waterzijdig inregelen
houdt in dat de radiatoren van een cv-installatie dusdanig worden ingesteld dat door
alle radiatoren precies de hoeveelheid warm water stroomt die nodig is om die ruimte
optimaal te verwarmen. Gekeken wordt voor welke bedrijfstakken deze maatregel een
terugverdientijd van vijf jaar of minder heeft en welke randvoorwaarden relevant zijn.
Hiermee geeft de Minister van EZK invulling aan de motie van Van der Lee (Kamerstuk
35 000 XIII, nr. 26). Ten tweede wordt er door de Minister van BZK gekeken of er in het kader van de
implementatie van de herziening van de Europese richtlijn Energieprestatie van Gebouwen
(2018/844) eisen kunnen worden gesteld aan het installeren, dimensioneren, afstellen
en de regelbaarheid van verwarmingssystemen die nieuw worden geïnstalleerd, vervangen
of verbeterd. De herziening van deze richtlijn moet uiterlijk 10 maart 2020 zijn geïmplementeerd.
Ten derde is vanuit de klimaatenvelop geld beschikbaar gesteld om een kennis- en innovatieplatform
verduurzaming maatschappelijk vastgoed op te richten. Dit platform gaat maatschappelijke
sectoren ondersteunen bij de uitvoering van de sectorale routekaarten.
Vraag 8
Heeft u acties ondernomen naar aanleiding van de conclusie van het rapport «Schoolgebouwen,
de praktijk gecheckt» van de Algemene Rekenkamer2, die in 2016 stelde dat de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
er verstandig aan zou doen om ambities van het Rijk over onderwijshuisvesting helder
te formuleren en vast te leggen? Is dat gebeurd? Zo nee, ziet u nu redenen om dit
wel te doen?
Antwoord 8
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2 en 4 is er in het ontwerpKlimaatakkoord
gezamenlijk afgesproken om de gebouwde omgeving CO2-arm te maken in 2050 en dat er een norm komt voor de bestaande utiliteitsbouw. Verder
maken sectoren in het maatschappelijk vastgoed, zoals primair en voorgezet onderwijs
en de gemeenten, een sectorale routekaart om hun vastgoed richting 2050 CO2-arm te maken. Schoolbesturen en gemeenten geven op basis daarvan invulling aan hun
gezamenlijke verantwoordelijkheid door de schoolgebouwen aan te pakken.
Vraag 9
Is bekend wanneer het nieuwe onderzoek van Berenschot over onderwijshuisvesting naar
de Kamer wordt gestuurd?
Antwoord 9
Op 13 december 2017 heb ik u de Monitor onderwijshuisvesting gestuurd (Kamerstuk 34 775 VIII, nr. 115) die is uitgevoerd door Regioplan en Inspectrum. Het is mijn voornemen in 2022 opnieuw
een Monitor onderwijshuisvesting aan u aan te bieden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat -
Mede namens
A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media -
Mede namens
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.